donderdag 30 juli 2009
Trap
TWEE PLUS TWEE
We weten allemaal hoeveel stappen het zijn,
compañero, van de cel
tot die ene kamer.
Als het er twintig zijn,
brengen ze je al niet meer naar de wc.
Als het er vijfenveertig zijn,
kan het al niet meer zijn
om je te luchten.
Als je boven de tachtig zit,
en je begint
struikelend en blind
een trap op te gaan,
ai, als je boven de tachtig zit,
is er geen andere plaats
waar ze je heen kunnen brengen,
is er geen andere plaats,
is er geen andere plaats,
is er al geen andere plaats meer.
© Ariel Dorfman
Uit: Ariel Dorfman Verdwijnen - vertaling Eric Gerzon - Amsterdam, De Populier, 1985
Ook opgenomen in: Zo'n gelukkige dag - Dichters voor Amnesty International (samenst. Daan Bronkhorst), Breda, De Geus, 2007.
Ariel Dorfman (1942, Chili) ontvluchtte in 1973 na een bloedige militaire staatsgreep zijn land. Hij woonde in ballingschap in o.a. Argentinië, Frankrijk, de VS en Nederland. Zijn toneelstuk De dood en het meisje is verfilmd door Roman Polánski. Veel van zijn werk, met name zijn poëzie waaronder dit gedicht, gaat over gevangenen en politieke tegenstanders die de militaire dictatuur liet 'verdwijnen'.
dinsdag 28 juli 2009
Luchtbelletjes
ROZENMOND
Rozenmond ligt languit in haar bad
en wil er niet uit. Zij rekt zich uit
en maakt met haar handen van die
schokkende beweginkjes boven haar hoofd.
De wind is intussen gaan liggen.
Het riet beweegt niet meer en op
de plavuizen vloer is ook
mijn schaduw vervluchtigd.
Rozenmond in haar denken is leeg.
Gedachtenloos strijkt zij de kleine
luchtbelletjes uit haar schaamhaar,
van haar dijen. Rozenmond ligt
in bad, wil niet uit bad, komt ook
niet uit bad. Zij draait de mengkranen
open, duwt het hefboompje omhoog
en laat het nog uren en uren
regenen op haar schouders,
op haar zo mooie hoofd.
© Hans Faverey
Uit: Hans Faverey Het ontbrokene, Amsterdam, De Bezige Bij, 1990
maandag 27 juli 2009
Schrik van de Tafelberg
HEIMWEE NAAR KAAPSTAD
Zij beschermt me in de veelvuldigheid van haar schoot
Zij zegt dat mijn keel niet wordt afgesneden
Zij zegt dat ik niet onder huisarrrest wordt geplaatst
Zij zegt dat ik niet sterf aan de vliegende tering van de liefde
Zij weet niet dat ik honger heb
Zij weet niet dat ik bang ben
Zij weet niet dat hanengekraai en huisarrest een paar zijn
Zij is mijn moeder
Met kopjes thee jaagt ze Tafelberg schrik aan
En haar handen zijn koel als lepels
Ingrid Jonker
Uit: Ingrid Jonker Ik herhaal je - vert. uit het Zuid-Afrikaans: Gerrit Komrij, met een nawoord door Henk van Woerden. Amsterdam, Podium, 2000.
Slijpsteen
SCHATPLICHTIG
Ze slaapt en dat is stil. Dan sneeuwt het in de kamers
Van het huis waarin ik slaap met mijn vriendin.
Ze ligt er naakt en wit, een ademende steen,
Een groot en lastig beeld waaraan ik mij moet stoten,
Een scherp gewicht dat ik moet dragen alle dagen,
Alle nachten dat haar slaap me uit de slaap houdt.
Ik ben met haar alleen. Alleen met haar kom ik
De jaren afgewandeld want haar naam wijst me de weg
En in haar blik zie ik mijn blinde tijd weerspiegeld.
Ze ligt er naakt en wit, een ademende steen
Waaraan ik heel mijn bot bestaan geslepen heb
En slijp, ook als ik slaap en roepend van haar droom.
Leonard Nolens
Uit: Leonard Nolens Geboortebewijs, Amsterdam, Em.Querido, 1988
zondag 26 juli 2009
Aan een vinger
zaterdag 25 juli 2009
Appels
4.00
Kom, wij gaan wachten op de dood. Ik hou
je hand goed vast, ik laat je niet meer los
zolang je leeft. Nu kijk. Zie je de kleine
vlekjes wel op het behang, de zon gaat schijnen
tegen het raam; kijk aan de rand van het bos
staat Goossens paard tot aan zijn buik in goud.
En zoveel rijpe appels aan de bomen.
Notaris mag wel met twee emmers komen.
EVA GERLACH
uit de reeks De Uren in:
Eva Gerlach Voorlopig verblijf, gedichten 1979-1990, Amsterdam/Antwerpen, Arbeiderspers, 1999.
vrijdag 24 juli 2009
Dooi
BEVROREN WOORDEN
In de strenge winter van '96
Was het zo koud
Zelfs de woorden bevroren
Zodra zij werden uitgesproken.
Ze lagen bij handenvol op straat
Als gekleurde kralen,
Sommige rood, sommige goud,
De meeste grauw als zand.
En toen het begon te dooien
Was het een onvoorstelbaar kabaal,
Hulpgeroep, gelach, ruzies, gefluister.
Jouw naam zat er ook nog ergens tussen,
Tezamen met de woorden: ik hou van je!
Dat was in de strenge winter van '96.
Rudy Kousbroek
Uit: Rudy Kousbroek Dierentalen en andere gedichten, Amsterdam, Augustus, 2009
donderdag 23 juli 2009
Wachtend gras
IN MEMORIAM
Ik droomde dat je naast me lag vannacht.
Je was al ziek. Je zei: tot in mijn merg
ben ik van dood. Vind je het erg
dat je niet in me kunt? Hou me maar zacht
tegen je aan. Ik zei: je was zo wit
en moe toen ik je zag – en dan onzicht-
baar in een kist waar ik het pad af ging,
de regen en het dorp in.Wachtend gras
lag naast de kuil in zoden opgetast.
Hoe ben je dan weer hier. Je zei: ik wou
nog doen wat ik waarom had nagelaten:
praten met je in bed hoe levens praten.
Maar wat ik nu ben heeft geen taal bij jou.
Er was geen lamp. Hoe ik je dan toch zag.
'k Viel in de droom in slaap. Je hield me vast.
Koud bleef de kamer tot ver in de dag.
Willem van Toorn
Uit: Willem van Toorn Gulliver en andere gedichten. Amsterdam, Querido, 1985
Zonder oorlog
WIJ WAREN ZESTIEN
Wij waren zestien jaar en spelden traag Aeneas'
avonturen. Over hoe winden plots opstaken
en schepen uit hun koers raakten,
over velden aan de overkant van een rivier
waar men een levend mens maar zelden toelaat,
over verlaten vrouwen, oorlogen en tweegevechten.
Wij waren zestien jaar en door de vensters
van het hoge klaslokaal scheen zon.
En om vier uur stond aan de schoolpoort
de jongen die gedurfd had je te kussen.
En alles over winden die plots opstaken,
schepen die uit hun koers raakten
werd in een boekentas gestoken weggeschoven
om de armen vrij te hebben en lichthartig
om hem heen te slaan.
Wij zouden elkaar nooit verlaten,
wij hadden geen oorlog om naartoe te gaan.
© Jo Govaerts
Uit: Jo Govaerts Apenjaren, Leuven (B.), Van Halewyck, 1998
woensdag 22 juli 2009
Weg
Slapen is een andere vorm van denken.
Denken is een andere vorm van dromen.
Dromen is een andere vorm van niet zijn.
Niet zijn is een andere vorm van bestaan.
Het wiel draait en draait.
De wegen rollen zich op
rond het wiel
en het wiel neemt ze mee
als stoffige linten.
Het wiel draait en draait,
maar er is geen weg meer.
(voor Roger Meunier)
© Roberto Juarroz
Uit: Roberto Juarroz Verticale poëzie - uit het Spaans vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu - Sliedrecht, Wagner & Van Santen, 2003
dinsdag 21 juli 2009
Schalen viooltjes
VERANDA'S VOORAL
Geef ons huizen die zich te buiten gaan
aan erkers en serres en soms een veranda.
Ze halen de bomen naar binnen
en stulpen een kamer de tuin in.
Erkers van toen je de weelde nog kende
van middagen vol verveling. Serres met
schalen viooltjes, hun bruin wel zo diep
als dat van lang met was bewerkt mahonie.
En buiten bloeit de nooit door luizen aangevreten
volmaakte roos van het verleden.
Ja, geef ons veranda's vooral,
het lang gekoesterde gif van de weemoed.
J. Eijkelboom
Uit: J. Eijkelboom Het arsenaal, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2000.
Ook in: Tot zo ver - De meeste gedichten, Amsterdam, Arbeiderspers, 2002.
maandag 20 juli 2009
Blond, warm
IK HEB JE LIEVER
Ik heb je liever dan brood,
al zegt men ook dat het niet kan
en al kan het ook niet.
Ik heb je liever dan vrolijkheid of regen,
liever dan de stilte van drie uur
in de rustig in- en uitademende nacht.
De meeuwen scheren overdag met hun vleugels
langs de blonde warme lucht.
De wilde bloemen staan te lachen
in het warme bad van de zon.
De zon danst zijn toch maar kleine rol
met zoveel overgave dat het heel
stil wordt, hier, in dit deel van het heelal.
Ik heb je liever dan brood,
al zegt men ook dat het niet kan
en al kan het ook niet.
Liever dan vrolijkheid of regen,
liever nog dan ik heb je lief.
Hans Andreus
Uit: Hans Andreus Vertel hoeveel ik van je hou - vijfendertig liefdesgedichten, gekozen door Menno Wigman.
Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 1998
De zee leest (1)
we konden niet lezen
van geluk, achter elk woord
was er eeuwigheid
eerder dan anders kwam
de maan, scheen op
de pagina
we lazen ernaast
*
zo verschrikkelijk naakt
is het paard dat mij
nadert
naast de schemering staande
roept het god, dood en
duivel aan
het hinnikt mijn naam
*
één dichtregel heeft de
wereld overleefd
de wind heeft hem in
de lucht geschreven
de wolk heeft hem op
de akker geregend
gespiegeld staat hij in
water, de zee
leest hem
op de tong is hij
van die hem
naspreken
© Leo Herberghs
De stilste dichter van Nederland, Leo Herberghs (1924), wordt morgen 21 juli as. 85 jaar.
Uit: Leo Herberghs Dit. Gedichten. Leiden, Plantage, 2009 i.s.m. Huis Clos, Amsterdam-Rimburg, 2009.
Ter gelegenheid van de 85ste verjaardag van de auteur verscheen de gezamenlijke cassette Dit (gedichten)/Dat (proza). De grafische verzorging van de twee bundels, een co-productie van beide uitgevers, is van vormgever Piet Gerards.
* Vrienden, bekenden, familie, lezers, collega-schrijvers en boekliefhebbers tracteerden de verbouwereerde letterkundige - die wars is van aandacht en eerbetoon - zaterdag jl. op een literair verantwoord feestje.
De zee leest (2)
een paar dingen noem ik
van mij: struik,
brandnetel, kei
een paar dingen noem
ik met naam: graszode
kikker, wandelmaan
van de rest
weet ik niet
*
dat ik daar ooit
geweest was, dat ik er
weggegaan was, altijd
opnieuw was weggegaan en
er niet was gebleven, mijn voet
niet vastgezet had tussen
wortels, eeuwig en
onbewegelijk
Leo Herberghs
Uit: Leo Herberghs Dit. Gedichten. Leiden, Plantage, 2009 i.s.m. Huis Clos, Amsterdam-Rimburg, 2009.
De zee leest (3)
ik ben geschilderd door een mus, door
een twijg, ik ben gezien door
een struik, maar zo goed als
de wolk ziet niemand mij, behalve
misschien de steen als
hij omhoog kijkt
*
waar wil je gaan zitten
onder de tak van die
overhangende vlierstruik
of wil je liever op het gras
liggen gaan? heb je gezien
hoe groen het gras is en hoe
licht er als op wieltjes
overheen schuift? of zullen
we weg gaan om te zien
hoe aarde en hemel aan ons
voorbij gaan
Leo Herberghs
Uit: Leo Herberghs Dit. Gedichten. Leiden, Plantage, i.s.m. Huis Clos, Amsterdam-Rimburg, 2009
Drijvend ijs
WINTER OP ZEE
De kim wordt wreed, de golven tuimlen wild,
Van mild en groen, spoorslags hardgrijs en grauw;
Eén nacht waarin de wind door 't luchtruim rilt,
Dan, als een plotselinge dood, de kou.
Om rotseilanden zonder boom en gras,
Liggend verlaten in het oeroud ruim,
Bloeit slechts 't onstuimig en verward gewas
Van 't snel opschietend, snel verwelkend schuim.
Op 't schip waarin geen vuren troostend branden,
Nestelt de kou zich voor een lange reis;
Tegen de 's nachts wakkergekraakte wanden
Kruit en verbrijzelt zich het drijvend ijs.
J. Slauerhoff
Uit: J. Slauerhoff Een eerlijk zeemansgraf, Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1937 (2e dr.).
Herdruk van de laatste dichtbundel van de door vijandschappen in geneeskundige kring noodgedwongen scheepsarts van beroep geworden J. J.Slauerhoff (1898-1936).
Een eerlijk zeemansgraf werd nog gepubliceerd in 1936, het jaar van Slauerhoff's dood.
De schrijver-medicus was de laatste jaren door zijn vele scheepsreizen ernstig ziek, hij leed tenslotte aan malaria door verwaarloosde longziekten en een tuberculose. Herstelpogingen in de bergen rond het Italiaanse Merano mochten niet meer baten.
Slauerhoff keerde terug naar Nederland en werd opgenomen in rusthuis 'Villa Carla' in Hilversum. Daar overleed hij op 5 oktober 1936, kort na zijn 38e verjaardag.
zondag 19 juli 2009
Proef
EEN KLEIN MEISJE TREKT HET KLEED VAN TAFEL
Je bent sinds ruim een jaar op deze wereld,
en op deze wereld is niet alles onderzocht en
onder controle gekregen.
Nu worden er dingen beproefd
die niet zelf kunnen bewegen.
Je moet ze daarbij helpen,
verschuiven, duwen,
wegnemen en verplaatsen.
Ze willen niet allemaal, de kast bijvoorbeeld,
het buffet, de onverbiddelijke muur, de tafel.
Maar neem het kleed op de koppige tafel
— als je de randen goed beetpakt,
lijkt het niet wars van een ritje.
En op het kleed glazen en bordjes,
een kannetje melk, schoteltje, lepeltjes —
ze staan te popelen.
Heel interessant:
wat voor beweging zullen ze kiezen
wanneer ze eenmaal op de rand zullen wankelen:
een tochtje langs het plafond?
een vlucht rond de lamp?
een sprong op de vensterbank en vandaar in de boom?
Meneer Newton heeft hier nog niets te zoeken.
Laat hij maar toekijken uit de hemel en zwaaien.
Die proef moet worden genomen.
En zal.
© Wíslawa Szymborska
Uit: Wíslawa Szymborska Het moment (Chwila), Amsterdam, Meulenhoff, 2003.
- vertaling uit het Pools: Gerard Rasch -
donderdag 16 juli 2009
Ander adres
LESSEN VAN EEN PARADIJSMAAGD
Ik dacht aan weggaan toen een goudvink op haar hand neerstreek
en sliep. Omdat ik even met een wijntak
speelde, wist zij dat mijn glas was volgeschonken
Omdat ik vroeg ging slapen, zag zij duidelijk
mijn droom die zij die nacht bewaakte
Een brief van mij liet haar weten
dat mijn adres in de gevangenissenstraat veranderd was
en dat zij de spil was van mijn dagen
Mahmoud Darwish
- vert. Kees Nijland en Asad Jaber -
Uit: Mahmoud Darwish (1942-2008) Waarom heb je het paard alleen gelaten. Maassluis, Uitgeverij de Brouwerij, 2009
zondag 12 juli 2009
Quick quick blow
Aan Simon
(kleine ode aan S.V.)
Vink… vinken… Vinkenoog…
Geen echte hoogvlieger
Deze koning van de blow
Quick quick blow, quick quick blow.
Gevlogen het jaren-zestigzonnekind.
Hij leefde het leven, sprak, sprak en sprak…
Zijn met cannabis doordrenkte woorden,
Attaqueerden decennia lang stijgbeugels
en aambeelden,
Om zich vervolgens vast te lopen
In die verdraaide slakkenhuizen.
Vaarwel zeldzaam geworden icoon, vaarwel.
In schrale tijden van grijze eenheid,
Zal het wegvallen van jouw resonantie
eens te meer gaan schrijnen.
© Toine Vreuls
A.M.Vreuls (1952) is auteur van de verhalenbundel Stille kogels, verschenen in de serie
Heerlense Lente 2009 - red. Hennie Jetzes/ LexNelissen
Voor Simon (1928-2009)
BLOEDGANG
er is het onderhuids verraad
dat elk verweer aan stukken slaat
mijn verweer - het geweer
op mijzelf gericht
de eigen klap
in het eigen gezicht
de opgebroken straat
het huis dat aan het water staat
herinnering
aan het foetus-zijn:
de deur intrappen met ogen dicht
en reeds het bankroet van de laatste snik
de laatste adem
het laatste gedicht
© Simon Vinkenoog
Uit: Wondkoorts, debuut van Simon Vinkenoog als dichter, in de poëziereeks
De Windroos van uitg. mij. Holland (Amsterdam, 1950).
Zie ook:
http://rotterdampoetrylakes2.blogspot.com/2009/01/ja-we-gaan-het-kunnen.html
zaterdag 11 juli 2009
Meten hoe hoog
DE JONGEN WACHTTE OP DE DINGEN DIE KOMEN ZOUDEN
De jongen wachtte op de dingen die komen zouden.
Zijn vader zette de kachel op tafel, zijn moeder
bracht huisraad naar boven. Toen begon het wachten.
Het wachten op het water. Het kwam als een groot grijs
monster dat zich breed uitrolde over het bouwterrein
over het braakland naar het huis waar hij woonde.
Hij hoorde de kelder vollopen, de deuren kraakten
het monster steeg hoger en hoger, kwam de trap op.
Hij was bang. Zijn vader mat hoe hoog het kwam.
© Rien Vroegindeweij
Uit de cyclus Toen de dijken braken
- in: Rien Vroegindeweij Gemengde berichten. Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2006.
vrijdag 10 juli 2009
Handig
Ik sta op en ga naar het vliegveld,
verlies mezelf in een massa bij Aankomst.
Seattle: 9:30, Hanoi: 9:20. Ik kies.
En praat met een arrivé. Over het noodweer
boven zee, de uiteindelijk voorspoedige
vlucht.
Ik ben vrolijk als het moet, klaag
desgewenst mee.
Na een half uur ga ik terug en sta
op tijd aan het bed.
Waar kom je vandaan?
Ik heb boodschappen gedaan.
Kijk, een vingerhoed en een zoutvaatje.
Handig als we gaan.
© Wim Brands
Uit: Wim Brands De schoenen van de buurman Amsterdam, Podium, 1999
donderdag 9 juli 2009
Zoet
ZONDER MIJ
Wat kan ik voor je doen, ik heb alleen maar woorden.
Met die muziek heb ik ons huis gebouwd, mijn leven
Vernield om toe te zien of dood de moeite waard is,
Of ik daar weg mee kan zonder te moeten sterven.
Wat kan ik voor je doen, ik moet toch van je blijven.
Ik heb je toch op mij genomen zonder je te nemen,
Zonder me te geven want ik ben alleen maar jij.
Ik ben alleen maar jij geweest om niet te moeten zijn.
Ik ben alleen maar jij geworden om niet ik te zijn.
Dat is een laffe liefde, Zoet, vergeef het mij.
Wat kan ik voor je doen, ik ben alleen maar woorden,
Wou je worden, wou ons worden zonder mij.
© Leonard Nolens
Uit: Leonard Nolens Liefdes verklaringen Amsterdam, Em. Querido, 1990
woensdag 8 juli 2009
Te kort
EEN NIEUWE JURK
Vandaag voor de eerste keer
na zeven lange jaren
trok ik
een nieuwe jurk aan.
Maar hij is te kort voor mijn verdriet
te nauw voor mijn pijn,
en elke wit-glazen knoop
glijdt als een traan langs de plooien naar beneden
zwaar als een steen.
© Rachel Korn
Uit: Vrijheid hoe maak je het? - Gedichten voor Amnesty International (samenst. Daan Bronkhorst), Geuzenpocket 109, Breda, De Geus, 1997.
Rachel Korn (1898-1982, Polen), geboren in Oost-Silicië, debuteerde met gedichten in het Jiddisch. In 1941 vluchtte ze naar Canada waar ze tot haar dood woonde.
dinsdag 7 juli 2009
Voor later
GEDICHT DAT GOED AFLOOPT
Wanneer je 's avonds laat in bed,
boek in je rechterhand, lul
in je linker de dingen op een rijtje zet
en constateert: nulkomma nul
heb ik bereikt: 't is godverdomme net
alsof mijn huis is scheef gezet.
Of als je wakker wordt als een insect
en gele stroop uit al je wonden lekt
maar iedereen gewoon doet
en je groet en het goed
met je meent.
Als je verdroogd op zee drijft
en er is geen hoop meer maar slechts dorst
je laatste beker heb je trillende vermorst
en barsten schieten in de plank
wiens hoofd duikt er dan lachend uit het water
wie zegt er dan: zorgen zijn voor later?
Je vrolijke vriend Frank.
© Frank Koenegracht
Uit: Frank Koenegracht Vroege sneeuw, Amsterdam, Bezige Bij, 2003
zaterdag 4 juli 2009
Niet bedoeld om er te zijn
ENVELOP MET FOTO'S I
Dit zijn dus de foto's die ze
om ik weet niet welke reden
niet meer in een boek liet.
De meeste hebben de kwaliteit van industrieterrein -
niet bedoeld om er te zijn, als je er niet hoeft te zijn,
niet bedoeld om er te wandelen op zondag.
Juist daarom kom ik er zo graag.
Ik neem het kind dat ik niet heb
ermee naartoe.
Hier is de tijd die per ongeluk overbleef.
Hier is de onbedoelde ruimte.
Mijn broer leerde me er bochtjes achteruit.
© Tjitske Jansen
Uit: Tjitske Jansen Het moest maar eens gaan sneeuwen, Amsterdam, Podium, 2003
vrijdag 3 juli 2009
Sigarettengeur
ZOEN
De naaldhakken zijn uitgevonden door een meisje
dat altijd op haar voorhoofd werd gekust.
Sindsdien glimt het voorhoofd als schoensmeer
en de wenkbrauwenborstel poetst voortdurend
de elektriciteit van het oog, na de explosie
op de mijnen van de lippen.
Ik herinner me de eerste zoen, naast een citroenboom zonder
bladeren. Iemand had ons gezegd dat als we onze tanden met het blad
zouden inwrijven de geur
van de sigaretten zou verdwijnen. De mist had toen dunne vingers.
De hals van de stad was breed,
niet te wurgen en het meisje dat ik wilde wist niet dat de citroengeur
tussen de tanden
en de tong in mijn verbeelding langs de rand van haar gezicht
werd uitgesmeerd.
Ronny Someck
- op het Maastricht International Poetry Nights festival in 2006,
vertaling: Hilde Pach -
Later ook opgenomen in: Ronny Someck Blues van de derde zoen (bloemlezing), Maastricht, Azul Press, 2010
- illustratie uit betrokken bloemlezing © beeldend werk Ronny Someck -
Niets daarna
ONEINDIG VEEL PROBLEMEN
Men zou het woord probleem moeten vermijden
om twee simpele redenen:
er zijn oneindig veel voorbeelden van problemen
die er niet zijn—ik kom hier op terug
er zijn even oneindig veel voorbeelden van problemen
die er wel zijn, maar niet zo worden genoemd—
ook hierop kom ik terug.
Alle gebeurtenissen bijvoorbeeld, ja alle,
om ons heen en in ons, ze zijn gebeurd
en men vraagt waarom.
Vergeef mij mijn enige antwoord: waarom niet?
Want alle gebeurtenissen zijn uitzonderingen op
al die regels volgens welke ze niet gebeuren.
Het is dus beter het woord probleem niet te gebruiken
want de problemen die er zijn en er niet zijn
zijn dezelfde.
Zo zou ik kunnen doorgaan tot ik ophoud.
Daar is veel voor te zeggen, niets daarna.
Rutger Kopland
Uit: Rutger Kopland Tot het ons loslaat, Amsterdam, Van Oorschot, 1997
Afgewaaid
DE SCHIL WAAROP WIJ LEVEN
1.
Het onderliggende het zich tonende,
het zich tonende het zich tonende. Op voormalige
zeebodem een vinexvesting, met zo natuurlijk
mogelijk bos omgeven, recreatiepaden,
en met kunstwerk binnenkort. Alma Mater
heet het beeld van Johan IJzerman
en wordt gebouwd van gras,
de schil waarop wij leven.
Hier zijn pionieren klootjes of crimineel
en wie niet te categoriseren valt
in een aparte doos – woonkamers wemelen
van geruchten over een pedofiele buur
en asielkampen moeten het liefst
aan de horizon staan, zo scheidt men
het goede van het zwarte.
Transcendentie schenkt een machtige eik misschien,
een afgewaaid takje staat goed in een vaas
chrysanten, weet Klazien.
Mustafa Stitou
Uit: Mustafa Stitou Varkensroze ansichten, Amsterdam, De Bezige Bij,2003
donderdag 2 juli 2009
Klein (vakantie)gekriebel
EEN BEETJE NATUUR
Een beetje natuur
soms voel ik daar wel voor
en plukje gras tussen de stoepstenen
of een zwieperige vlier
Lieveheersbeestjes
klein gekriebel op je arm
strandenvol een keer
toen je me aardig vond
In de achtertuin
bloeit een magnolia
en voor de kamerplanten
zorg ik steeds beter
Maar door Tarzan verkracht
naakt in een oerwoud
daar uitgerekend
ga jij nu dromen
Remco Campert
Uit: Remco Campert Betere tijden, Amsterdam, De Bezige Bij, 1970
Oevers
XX
De Taag is mooier dan de rivier die stroomt door mijn dorp,
Maar de Taag is niet mooier dan de rivier die stroomt door mijn dorp.
Want de Taag is niet de rivier die stroomt door mijn dorp.
De Taag heeft grote schepen
En op haar water vaart nog steeds,
Voor degenen die in alles zien wat er niet is
De herinnering aan de galjoenen.
De Taag ontspringt in Spanje
En de Taag mondt uit in zee in Portugal.
Dat weet iedereen.
Weinigen echter weten welke de rivier is van mijn dorp
En waarheen zij gaat
En vanwaar zij komt.
En daarom, omdat zij minder mensen toebehoort
Is vrijer en groter de rivier van mijn dorp.
De Taag is weg naar de Wereld.
Voorbij de Taag ligt Amerika
En het fortuin van hen die het vinden.
Niemand heeft ooit gedacht aan wat er ligt voorbij
De rivier van mijn dorp.
De rivier van mijn dorp doet denken aan niets.
Wie aan haar oever staat staat enkel aan haar oever.
© Fernando Pessoa (1914)
- uit het Portugees vertaald door August Willemsen -
Uit: Alberto Caeiro (Fernando Pessoa) De hoeder van de kudden, onverzamelde gedichten, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2003
Thuis bladeren
ZONDER OMWEG
Buiten vliegt alles zonder naam.
Wie beter kijkt, herkent de tekening,
die blijft vast punt. Nu ik mijn ogen
in geen bos meer goed de kost geef,
zit ik dikwijls thuis te bladeren
in oude vogelboekjes.
© Tom van Deel
Uit: T. van Deel Gedichten 1969-1986. Amsterdam, Querido, 1988
Oorspr. in T. van Deel Recht onder de merels (1971)
woensdag 1 juli 2009
Met z'n allen op de racefiets
ALS GOD IN FRANKRIJK
we zijn een vrolijk volk
we laten graag een ballonnetje op
we laten het wetboek van strafrecht herschrijven
door een bouwvakker en een huisvrouw
waarom niet door een bakker en een kleermaker
of door drie verpleegsters en een hondentrimster
zou de sharia-rechtbank om de hoek
een huisvrouw en een bouwvakker toelaten als rechters
het moet niet veel gekker worden
als het zo doorgaat
ontvluchten we dit land
stappen straks met z’n allen
op de racefiets
en rijden in een rechte streep
naar de finish in parijs
ze hebben 56 kerncentrales
in la douce france
maar volgens veel nederlanders
is het een paradijs
en leven ze daar één maand per jaar
als god in frankrijk
Hans Wap Uit: Dichter bij de dag, snelvers over de actualiteit,
geschreven voor programma Dit Is De Dag, Radio 1, 1 juli 2009.
Zonder lakens
ZE SCHRIJFT EEN BRIEF
Ze is niet het huis waarin
hij slapend ligt.
Ze is niet zijn geliefde.
Ze schrijft hem deze brief,
maar zijn geliefde is ze niet.
Niet zijn moeder, zijn hoer,
zijn zuster, zijn broer.
Zij is niet.
Ze is een lachende vrouwenjurk
met een vrouw erin.
Ze is een oog, een oor, een mond
met een giftig blad ervoor.
Ze is een bed zonder lakens
waarin hij slaapt
οp het ritme van vertrek.
Zijn hoofd is al weg.
© Gerry van der Linden
Uit: Gerry van der Linden Lila en de Tekens (Het Meisje Lila en de Tekens van de Tijd, een vertelling) - met illustraties van Sandra Derks, inclus. muziek-cd m.m.v. Dirk Polak e.a. Rotterdam, uitg. Bèta Imaginations, 1999.
Met dank voor zijn ondersteuning aan Theo van Gogh.
ill. uit binnenwerk (boven): Sandra Derks