zaterdag 31 juli 2010

Zaagselhoofd


LIED VAN DE LAPJESPOP




Ik ben de lapjespop die niet praat
en zich alleen op je liefde verlaat

's Avonds lig ik blind en stil en doof
en slap is dan mijn zaagselhoofd

Mijn handen rusten en mijn lijf
wordt na je heengaan koud en stijf

Zonder je hulp kan ik niet lopen:
je hebt me zomaar kunnen kopen

en zult me nog op een oudejaarsnacht
domweg verbranden terwijl je lacht.

Ik ben de lapjespop zonder geest
Mijn pijn jouw luidruchtig gevierde feest.



© Ingrid Jonker



Uit: Ontvlugting, debuutbundel van Ingrid Jonker, 1956. 

- uit het Zuid-Afrikaans vertaald door Gerrit Komrij -

Blond



DUEL TUSSEN DE ROZEN


We waren het eens over de keuze der wapens:
de schaterlach.

Op dertig centimeter van elkaar
en spijts de vroege ochtend het bovenlijf ontbloot
en in aanwezigheid van arts en getuigen
schoot ik het eerst in een lach.

Ik kon mij echter vlug beheersen
en mijn tegenstrever, een adelborst
beet zijn prachtige bovenlip stuk,
zodat zijn kus op de mond van de blonde
nooit meer dezelfde zou zijn,
daar was ik zeker van.
O wat gaf deze gedachte mij moed.

Toen ook een dikke druppel van zijn kin rolde
en aan de horizon een koets verscheen,
waarin zich zonder twijfel, maar in zwarte zijde
en fijn ondergoed, de blonde bevond,
was zijn laatste uur geslagen.

Ik gaf een aanstekelijk lachje
zodat hij kreunend tussen de rozen stortte,
gele winterharde dwergrozen dan nog,
en aan zijn lachbui kwam geen eind.
Zelfs toen de arts hem onderzocht
lag hij te krullen, onbeschrijfelijk.

De getuigen leidden hem omzichtig weg.

De prachtige blonde zat heerlijk te snikken
en in een grasperk, mals en dauwvochtig,
een eindje voorbij de vertrappelde rozen,
maakte ik haar vlug tot de mijne.
Ach mensen.

© Paul Snoek


Uit: Paul Snoek Gedichten, Brussel, Manteau, 1971

vrijdag 30 juli 2010

Knerpend grind



WOORDEN OVER HET HEK
(Ord over grind)



Jij loopt tot mijn binnenste hek
en ik loop tot aan dat van jou.
Daarbinnen is elk van ons eenzaam.
en zal dat ook altijd zijn.

Nooit verder dan tot aan het hek,
was de wet die ons tweeën gold.
Of het zelden of vaak was, dat samenzijn
gaf ons rust en vertrouwen.

En als jij er eens een dag niet zou staan
maak ik makkelijk rechtsomkeert
als ik even naar je huis heb staan kijken
en heb gedacht: daar woon jij.

Zolang ik weet dat je af en toe komt
zoals nu over het knerpende grind
blij glimlachend als je mij hier ziet staan,
heb ik een thuis in mijn huis.


© Halldis Moren Vesaas *


- uit het Noors vertaald door Janke Klok -


Oorspr. in: I ein annan skog (In een ander bos, 1955).
Hier overgenomen uit Kruispunt, internationaal poëzienummer, juni 2001.

* Halldis Moren Vesaas (1907-1995) was een van de eerste vernieuwende, vrouwelijke, Noorse dichters van de twintigste eeuw.

- met dank aan De Contrabas/stanza

Dag





- Schone regels, Rotterdams vuilniswagengedicht -

maandag 26 juli 2010

Anderen


Er zullen anderen komen of niet.
De aarde zal altijd wel bijna rond zijn.
En ieder mens heeft een open wond, pijn
aan wat er niet meer is of bijna niet.

Ik heb de vlammen op het ijs zien dansen,
hoorde de klokken die onder de grond zijn.
En wáár ik ben staan de schimmen nog rond mijn
wereld - of schimmen? ik zie hun huid glanzen

en ieder gebaar watervalt van licht.
(Zij galopperen te paard op het licht
en hun lichaam buigt als een boog van licht.)

Genoeg daarvan. Ik kan in een mens leven
en uit de ruimte. Ik noem alles leven.
Er komen anderen om mee te leven.

© Hans Andreus



Uit: Hans Andreus De sonnetten van de kleine waanzin, 's-Gravenhage, Stols, 1957

woensdag 21 juli 2010

Tikmasjiene




DAN, LANGZAMERHAND DRONKEN WORDEND

van pop, powezie en pils
staat hij uit zijn stoel op

zijn tikmasjiene duvelt op
de grond;
hij weet de rand van de taal bereikt

voorzichtig naar een oude
boekenkast schuifelend
(soms wordt hij eeuwen stof)
negeert hij het dode grijze oog

bij een aantal tijdschriften en bundels
blijft hij staan en probeert zijn leven
in gestrekte sentimeters te schatten
het loont nauwelijks de moeite.



© Hans van de Waarsenburg
schrijver


Uit: Hans van de Waarsenburg Eenenzestig-negenenzestig powezie ('61-'69), met een inleiding van Kees Simhoffer. 's-Gravenhage/Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1972

dinsdag 20 juli 2010

Rookkolommen



BARBARY COAST




De zee heeft stompe voetjes. Daar
zijn kaaiwerkers voor, ze slijpen
het welgestelde deel tot doorgang.
Maar eerst een zadeldak, want wie
bewoont wil oefeningen op een lange
zit. Strekt de hand en de boothals
gaat over zwik. Dat levert een ander
verschiet dat heter is. Getrappel
van rookkolommen. Het water is weg.



Hakkel je, hakkel je

© Marc Kregting






Uit: Marc Kregting Hakkel je, hakkel je. Brieven.
Amsterdam, Prometheus, 2000

zondag 18 juli 2010

Bewaking



Heden is gebleken men heeft mij in de war

gekregen, geen plaats mij aan het raam, meters
van het kerkhof uitgeklapt mijn kermisbed.

Hoe in schemerduister geen klok meer slaat,
een wormpje aan mijn deurkast klopt en vindt
wat hier geschiedt. Over dokters nooit te klagen,
ook geen kamerhuur, ze treden binnen, zeggen:

'U laat u bewaken, daarom geen bezoek vandaag.

Schrijf een brief dat men u komt halen.'


© FRANS BUDÉ


Uit de afdeling Opname, in:
Frans Budé Bestendig verblijf, Amsterdam, Meulenhoff, 2009

vrijdag 16 juli 2010

Behelpen


BEKNOPTE BESCHOUWING OVER EXACTHEID


Vissen
trekken altijd exact daarheen en exact dan,
zo hebben ook
vogels een ingebouwd exact tijdsbesef en
plaatsbesef.

Maar mensen,
beroofd van hun instinct, behelpen zich
met wetenschappelijk onderzoek. Dat is de kern
van dit verhaal.

Een zekere soldaat
moest een kanon afvuren elke avond klokslag zes.
Dat deed hij zoals ’t een soldaat betaamt. Toen zijn
exactheid werd getest, meldde hij:

Ik richt me
naar de volstrekt exacte chronometer in de etalage
van de klokkenmaker in de stad. Elke dag om zeventien
vijfenveertig zet ik mijn horloge ermee gelijk en
klim de heuvel op waar het kanon klaarstaat.
Om zeventien negenenvijftig exact bereik ik het kanon
en om achttien uur exact vuur ik af.

Gebleken is
dat deze wijze van afvuren volstrekt exact is.
Alleen de chronometer moest nog worden onderzocht. Dus
vroeg men de klokkenmaker in de stad naar de exactheid
van dat uurwerk.

O, zei de klokkenmaker,
dit uurwerk is het allerexactst. Stel u voor,
al jaren wordt hier exact om zes uur een kanon afgevuurd.
En elke dag kijk ik naar de chronometer
en die wijst altijd exact op zes.

Tot zover over exactheid.
En vissen trekken door het water en uit de hemel klinkt
geruis van vleugels, terwijl

Chronometers tikken en kanonnen bulderen.


© Miroslav Holub


Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008

woensdag 14 juli 2010

Ze zwaait


NACHTBUS



Met de nachtbus in de file
der helazen.

Ik moet mee tot het eindpunt,
daar wacht mijn lief vergeefs.

Ik kerf met mijn stiletto
een haiku in een damesdij.

Weinig letters dus want pijn
is niets voor mij.

Ze zwaait, ze lacht, ze sopt
ze laat me waaien.

Mijn lieve lief
ik moet terug met de eerste bus.


© Harry Vaandrager


Uit: Harry Vaandrager Wat telt is van niets gemaakt, Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2010

dinsdag 13 juli 2010

Lekkende kraan


UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE HEILIGSCHENNIS


voor de derde maal zei ik
ik aanvaard dit leven niet
en gooi mij οp het aardse werk
waarvan er meer is
dan ooit ik schuifel door het huis
sla hier en daar een spijker in de muur
draai een lekkende kraan aan
trek de gοrdijnen 's avonds toe
mijn vrienden van een ander gilde
bellen me voortdurend zeggen er is iets aan de hand
misschien moeten we eens praten bij een glaasje rode wijn
je stond dit leven zο na je hebt zoveel gezien
je bent tot in jeruzalem geweest
was thuis bij de νikingen bekoorde de slaven
eerst nam ik de telefoon 's ochtends niet meer οp
daarna betaalde ik mijn telefοοnaansluiting niet meer
ik probeerde standvastig te zijn als een rots
verbrandde het telefoonboek
zodra het lente is en het zomerwerk begint
verlaat ik de stad
ik zal deze kerk niet bouwen


Eugenijus Ališanka



In: Eugenijus Ališanka Uit het archief van ongeschreven brieven, Leuven (B.), Uitgeverij P, 2010
- bloemlezing, uit het Litouws vertaald door Jo Govaerts

Teruggetrokken


HET GELUK WEET NIETS VAN MIJ


Het geluk weet niets van mij:
het woont, denk ik, teruggetrokken op het land.
Niemand vertelt het geluk ooit over
het nut van telefoonboeken. Of over regenjassen,
het lover van geboomte, of de liefde.
Niets weet het, helemaal niets. (Het meisje
tegenover me in de trein slaapt
zonder te hebben gezegd waar ze er uit moet.)

Kent het geluk de reeën met gespitst oor
die ik gezien heb langs het spoor?


© Hanz Mirck



Uit: Hanz Mirck Het geluk weet niets van mij Amsterdam, Vassallucci, 2002

zondag 11 juli 2010

Uw kameraad


CONCREET VOORSTEL!



Ik ben,
zoals u weet,
in ambtelijke zaken geen licht.

Administratieve kwaliteiten heb ik niet,
ik dicht.
Maar als je het mij vraagt,
zou je de hele kudde
ambtenaren, kantoorklerken,
gewoon bij de kraag moeten vatten

en door elkaar schudden.
Goed schudden, er even bij blijven,

eentje apart nemen
en zeggen:
'Schrijven!'
'Hoor eens, kameraad, schrijf gerust een rapport,
maar hou het in godsnaam kort!'



Vladimir Majakovski



Gedicht van Majakovski (1893-1930) uit 1922, in:
De meisjes van Zanzibar - Zesentwintig Russische gedichten vertaald door Leidse slavisten met Karel van het Reve. Maastricht, Gerards & Schreurs, 1988

vrijdag 9 juli 2010

In luchtdicht glas



HIËROGLYFEN


Laat dit geen strand zijn
als de tijd moet waaien; dan tot piramide

met ruim verborgen sterrenschachten
achter alle dichte deuren zwijgend zand.

Laat wat geschreven staat gebeiteld zijn
in tekens van putten en steen.
En waar geen gang naar leidt; wij twee

tot eerste mensen gewikkeld.

Laat tot het laatste water wegdampt
ons het tikken van de kevers tellen

Onvindbaar νoor wοrmen en rovers
veen en vloed.

Laat ze ons vinden zwart van dorst
het zout van de wimpers blazen het gewicht
van onze pekelharten niet exact kunnen bepalen
maar weten:
dit is uniek νοοr tοen en daar.

Laat ons dan door kronen en munten omringd
in luchtdicht glas de tijd ontglipt
in linnen en lamplicht
bewaard blijven.

© Marjolijn van Heemstra


Uit: Marjolijn van Heemstra Als Mozes had doorgevraagd, Amsterdam, Thomas Rap, 2010

donderdag 8 juli 2010

Chocolade-ogen





ALGERIJE


Als ik nog een dochter had
noemde ik haar Algerije,
en dan ontdeden jullie je van je koloniale pijnen
en noemden mij 'Abοe Aldjir'.
's Ochtends, bij het opslaan van haar chocoladeogen
zei ik dan: 'Kijk, Afrika wordt wakker',
en ze streelde het blond οp het hoofd van haar zusje
en wist zeker dat ze het goud οpnieuw had ontdekt.
De korrels οp het strand waren haar zandbak,
en in de voetafdruk van de Fransen die daarvandaan waren gevlucht
verstopte ze de dadels die uit de bomen vielen.
'Algerije,' zou ik haar toeroepen met mijn handen οm de balkonrand geklemd,
'Algerije, kom naar huis, en kijk hoe ik de muur van het oosten verf
met de kwast van de zon.'



Ronny Someck


Uit: Ronny Someck Blues van de derde zoen (bloemlezing), Maastricht, Azul Press, 2010.
Uit het Hebreeuws vertaald door Hilde Pach.

- illustratie uit betrokken bloemlezing © beeldend werk: Ronny Someck -

Dagwaarde


MEETINSTRUMENTEN


Personenweegschaal


de weegschaal op het roze kleed
de schildpad die je wereld draagt

je wacht tot de wijzer stilstaat

getallenleer vult haarlaknevellicht je gedachten
ΒMI = het gewicht in kilogram/het kwadraat van de lengte

in meters

je leest de waarde van de dag af


*

het idee dat je werkelijk gelukkig zult zijn wanneer je
lichter bent
het idee dat het nastreven van schoonheid een morele
plicht is
het idee dat succes een keuze is
het idee dat voor 'goed in je vel zitten' een bepaalde

maximumvelgrootte geldt
deze ideeën drinken samen thee op een terras,
ze schikken hun slanke glanzende gladde lange bruine

blote benen
volmaakt tevreden achteroverleunend
heffen ze hun gezichten naar de morgenzon


*


je voeten droomden vannacht
over gras en pootjebaden
meten hieraan de weegschaal af

stappen afgemeten οp het kleed



Floor Buschenhenke



Uit: Floor Buschenhenke Eiland op sterk water, Amsterdam, Atlas, 2009

woensdag 7 juli 2010

Aanmelding


DIERENWINKELS

(SKLEPY ZOOLOGICZNE)


Interneringskamp
uit mijn kindertijd.

Cavia's. Papegaaien. Kanaries.
Ziekelijke geur van onvrijheid.
Zaagsel van gebeurtenissen.

Thuis spuugde ik de depressie uit.
De poes Antigone liet zich niet meer zien.
Muizenvallen onder Verdun
en daarna het vervolg helemaal tot aan
Auschwitz.

Ik wist niet waarmee dat zou eindigen
toen ik me aanmeldde bij het leven.
Als vrijwilliger.


Ewa Lipska


- vertaald uit het Pools door Ad van Rijsewijk, voor Poetry International juni 2010 -

Sklepy Zoologiczne oorspr. gepublic. in 2001 (Krakow, Wydawnictwo Literackie)

Fanfare


Er was mijn oma, de moeder van mijn moeder, die me vertelde dat mijn
vader, toen hij de eerste keer op bezoek kwam, een boek onder zijn arm
had. Nadat hij zich had voorgesteld, ging hij op de bank zitten lezen.

Er was mijn vader die me leerde duiken en onder water zwemmen.
Na het duiken en zwemmen kreeg ik nootjes met chocola erom,
waar ik een beetje bibberend, natte haren, handdoek omgeslagen,
van at. Ik zag hoe hij keek naar de duikplank, de lucht, naar de grond
en naar mij. Ik merkte hoe hij zocht naar iets om te zeggen.
'Zijn de snoepjes lekker?' vroeg hij. Door zijn onhandigheid heen
voelde ik wie hij was.

Er was een man die op de begrafenis van mijn vader vertelde dat toen
mijn vader en hij zestien waren, ze op hun rug waren gaan liggen.
Het was mijn vaders idee. Alle lichten moesten uit en ze spraken,
in het geluid van een ruisende kachel, over het heelal.

Er was mijn vader die, toen ik in een weekend bij hem was, aanbood
om voor te lezen. Ik wist dat dit erop zou neerkomen dat hij doorging
met waar hij de hele dag al mee bezig was geweest maar dan hardop,
zodat het leek of het voor mij was. Ik wilde dat niet. Het zou eruitzien
alsof wij samen waren en daar kon ik niet tegen, dat het er dan wel
zo uitzag maar dat het niet zo was.

Er was mijn vader die als kind een keer met zijn trommel achter de fanfare
aanliep. Hij marcheerde en trommelde vol overgave mee. Opeens zag
hij zichzelf lopen, zag dat mensen hem zagen, schaamde zich, en bleef in
schaamte staan terwijl de fanfare verder liep.


© Tjitske Jansen



Uit: Tjitske Jansen Koerikoeloem, Amsterdam, Podium, 2007

Schaduw


TWEE MANNEN IN EEN LANDSCHAP



Voor een goeie vriend maak ik hier
een weg tussen twee rijen bomen,
zo te zien populieren. Er komen
twee mannen aan. Het is zomer-
avond op dit papier.

De vraag is: hoe waar kan dit zijn.
Je twijfelt al of je daar loopt.
Maar wat niet bestaanbaar zou zijn
kan niet gedacht worden ook.
Neem aan dat jullie het zijn,
vader en zoon.

Vullen we verder aan:
Brabants land van toen,
paarden, een oude schuur,
wollig van mos, een geur
van warm rijp gras; daar gaan
ze samen doorheen, langzaam
pratend met elkaar.
Misschien kun jij ze verstaan.

Twintig jaar geleden,
ze hebben dus alle tijd:
niets gaat meer voorbij
in dat verplaatste heden.
Loop achter ze en luister
naar hun bedachtzaam spreken.
In hun andere dimensie
is er misschien een teken
voor jou dat ik hier niet zie.

Maar vergeef ze als het niet komt,
als ze niet uit kunnen spreken
de woorden die ontbreken
aan jouw veertig jaar leven.
(Vader.
Hoor je.
Waarom.)

Mannen praten niet zo,
niet zo vaak althans.
Misschien gaat het over de krant
of iets op de radio
van geen enkel belang.
Maar luister, tussen de woorden
zeggen de norse stiltes
wat jij al zo lang wil horen.
Luister dan.

De rode zon hangt laag
waar ze vandaan kwamen.
Tussen de lage huizen
vallen hun schaduwen samen.



Willem van Toorn



Uit: Willem van Toorn Gedichten 1960-1997, Amsterdam, Querido, 2001

Leeggegeten tafel



WAAROVER IK SCHRIJF



Over het eten, de nasmaak.
Achteraf over gasten die ongevraagd
of een kleine eeuw te laat kwamen.
Over de wens van de makreel: uitgeknepen citroen.
Van alle vissen schrijf ik vooral over de bot,

Ik schrijf over de overvloed.
Over het vasten en waarom de brassers het uitgevonden hebben.
Over de voedingswaarde van de korsten van de tafel van de rijken.
Over het vet en de drek en het zout en het gebrek.
Hoe de geest galbitter werd
en de buik krankzinnig
zal ik – midden in de rijstebrijberg –
leerrijk beschrijven.

Ik schrijf over de borst.
Over Ilsebell zwanger (de trek in augurken)
zal ik schrijven zolang het duurt.
Over de laatste hap gedeeld,
het uur met een vriend
bij brood, kaas, noten en wijn.
(We praatten met keelgeluiden over jan en alleman
en over het gevreet, dat niets anders is dan angst.)

Ik schrijf over de honger, zoals hij beschreven
werd en op schrift verspreid.
Over kruid (toen Vasco da Gama en ik
de peper goedkoper maakten)
wil ik onderweg naar Calcutta schrijven.

Vlees: rauw en gekookt,
wordt slap, vezelt, krimpt en vergaat.
De dagelijkse brij,
wat er verder nog werd voorgekauwd: gedateerde geschiedenis,
de slachtpartijen bij Tannenberg Wittstock Kolin,
wat overblijft schrijf ik op:
botten, hulzen, ingewanden, worst.

Over de walging bij het zien van een vol bord,
over de goede smaak,
over de melk (hoe ze kwarkig wordt),
over de raap, de kool, de overwinning van de aardappel
schrijf ik morgen
of nadat de resten van gisteren
versteend van vandaag zijn.

Waarover ik schrijf: over het ei.
Verdriet en vet, verterende liefde, spijker en strik,
ruzie om het haar en het woord in de soep te veel.
Diepvrieskisten, wat er met ze gebeurde
toen de stroom wegbleef.
Over ons allemaal rond de leeggegeten tafel
zal ik schrijven;
ook over jou en mij en de graat in de keel.


© Günter Grass


- uit het Duits vertaald door Jan Gielkens -

Uit: Günter Grass Oogst, Gedichten 1954-2004, bloemlezing. Amsterdam, J.M.Meulenhoff, 2007.


Ook in: 500 Gedichten die iedereen gelezen moet hebben - de canon van de Europese poëzie, samenst. Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, Amsterdam, Meulenhoff, 2008

dinsdag 6 juli 2010

Bij de dood van Jan Blokker (1927-2010)



'Geluk is

een ramp.
Je wordt
er zo lui
van.'



- Tom Lanoye in Kartonnen Dozen (roman, 1991, Bert Bakker/Prometheus)

Ook verkrijgbaar als free card van Leesmij.nu,
"dé hangplek voor jongeren en hun boeken"

De breuk


ONDER DE ROTSPUNT

(Under Bergfallet)




Je woont onder een rotspunt.
En dat weet je.
Maar je zaait je akker in
en loopt rustig over je erf
en laat je kinderen spelen
en gaat slapen
alsof het niets is.

Het komt voor,
dat je op een zomeravond,
leunend op je zeis
even je ogen langs
de rotswand laat gaan
daar waar men zegt
dat de breuk
moet zitten,
en het komt voor
dat je wakker ligt
luisterend naar
vallend gesteente
in de nacht.

En komt de lawine,
komt hij niet onverwachts.
Maar je gaat aan de slag en ruimt
dat groene lapje
onder de rots
- bij leven en welzijn.



©
Olav H. Hauge


Uit: Olav H. Hauge Het blauwe land, bloemlezing (samenst. en vertal. uit het Noors: Erica Weeda), Tetralex, 2002

maandag 5 juli 2010

Waterraam




Leidse Muurgedichten: Gerrit Achterberg Kleine ode aan het water
(pand Rijnkade 8, Leiden)


- klik op beeld voor leesbare tekst -

Tas


TOEN ZWEGEN DE BIJEN


Een oude man
stierf onverwachts
alleen in de tuin bij een koningskaars.
Daar lag hij tot in het donker,
toen zwegen
de bijen.

Een mooie dood, nietwaar
dokter, zegt
de vrouw in het zwart
die net als vroeger
iedere zaterdag
naar de tuin komt
met in haar tas
eten voor twee.


©
Miroslav Holub


Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch
vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008

Inkt van niks



TOT BESLUIT


Ik ken de droefenis van copyrettes,
van holle mannen met vergeelde kranten,
bebrilde moeders met verhuisberichten,
de geur van briefpapieren, bankafschriften,
belastingformulieren, huurcontracten,
die inkt van niks die zegt dat we bestaan.

En ik zag Vinexwijken, pril en doods,
waar mensen roemloos mensen willen lijken,
de straat haast vlekkeloos een straat nabootst.

Wie kopiëren ze? Wie kopieer
ikzelf? Vader, moeder, wereld, dna,
daar sta je met je stralend eigen naam,

je hoofd vol snugger afgekeken hoop
op rust, promotie, kroost en bankbiljetten.
En ik, die keffend in mijn canto's woon,

had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen.
Licht. Hemel. Liefde. Ziekte. Dood.
Ik ken de droefenis van copyrettes.


©
Menno Wigman


Uit: Menno Wigman Dit is mijn dag, Amsterdam, Prometheus, 2004

zondag 4 juli 2010

Aan een punaise



DAGELIJKSE VOORVALLEN



Ze zei hem: «Neem de sleutel mee - en als je
thuiskomt, eender wanneer,
doe open en kom binnen. Je vindt me hier.» Vele jaren
gingen voorbij. Toen hij opendeed:
het eerste dat hij aankeek, in de spiegel aan de kleerkast,
daar, vlak voor de voordeur,
was hij zélf, merkbaar verouderd, met z'n grauwe plunjezak.
Zo dus ook hier
alleen híj zelf aan het wachten op zichzelf? Daarnaast,
aan de muur,
met een punaise vastgeprikt, een blaadje: «Wacht op mij.
Ben voor een tijdje in de tuin.»
Hij nam z'n pet,
stak het briefje in z'n zak
en ging weer weg.
De duimspijker bleef achter aan de wand, hij glinsterde
als een insect,
versloten in zijn eigen leven, op een gouden,
warme middag.


Yánnis Rítsos


- vertaling: Guido Demoen -


Uit: Yánnis Rítsos Romiosýni en andere gedichten, moderne Griekse poëzie.
Kortrijk (B.)/Ithaca-Altea (Sp.), Point Editions Int. nr. 69, tweetalige uitgave Grieks-Nederlands, 2005

Ik oefen je voet


ZOLANG GERUSTHEID DUURT



Het is vol in dat donker en warm.
Een ragfijn gedoe van botjes en spieren.
Jij bent het, terwijl je niet denkt daar.
Je bent het vanzelf. Daar denk ik steeds aan.

Ik denk altijd aan jou. En dat mijn vingers
hier in de zon om je gebruikte huid
steeds weer moeten leren wat ze weten, het vanzelf
sprekende leven tussen je voetzool en je wreef.

Ik heb een hoofd dat gerust is zolang gerustheid duurt.
Ik oefen hebben waar de tijd tussen komt.
Ik oefen je voet en hoe die na zijn verdwijning
de tweede maal verloren zal raken

in details deze keer, algemeenheden, al die gedachten
die ik de werkelijkheid zal aandoen
als een jas omdat het stervenskoud is
en waaruit geen grond is af te leiden en te maken.


Esther Jansma


Uit: Esther Jansma Alles is nieuw, Amsterdam, de Arbeiderpers, 2005

Halve prijs (Rotterdam, Le Grand Départ 2)




Het lijkt een modern gedicht van Paul van Ostaijen (1896-1928), maar "EDDY MERCKX" - een groot kampioen - is slechts een collage van willekeurige krantenkoppen uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Gerangschikt door Daniël van Ryssel, lange tijd redactielid van het onvolprezen letterentijdschrift Yang.


Uit: "Koerszakboekje" - wielergedichten, een uitgave van Curieus, niet in de handel verkrijgbaar, drukwerk dat enige jaren geleden circuleerde onder publiek bij de Ronde van Vlaanderen en andere Belgische wielerwedstrijden.
In de omgeving van de stad Gent voor een habbekrats ook nog steeds verkrijgbaar als koers-affiche.

Vandaag - na de start in Rotterdam - bereikt de Tourkaravaan Brussel, niet ver van de omgeving waar held-in-ruste Merckx woont.


Met dank aan
www.2cycle.be

Afdruk


OPEN DAG RUIMTEVAARTCENTRUM


Broeikasgas laat een vingerafdruk
achter op het licht.

De ijle toppen zachtjes tikkend

op een spons van zon
de sterrennagel, witgloeiende knokkel
heb ik er later bij bedacht

en geschrapt. Met licht,
gas, de afdruk van onzichtbaar
op onzichtbaar was alles gezegd.


Marjolijn van Heemstra



Bron: Marjolijn van Heemstra Als Mozes had doorgevraagd, Amsterdam, Thomas Rap, 2010

Vals


VADERS INTERLAND


Mijn vader heeft het voetballen uitgevonden -
de televisie kan er nog van leren -
maar ze luisteren nooit.

En wat erger is: de andere landen spelen vals.
Pas als Nederland heeft gewonnen
zegt vader dat het mooi en eerlijk was.

Ik vind het zoenen leuk, al kussen ze
alleen spelers van de eigen ploeg.
Of kun je maar maximaal met zijn elven vrijen?



© Ted van Lieshout


Uit: Ted van Lieshout Van, Als & Och Amsterdam,Leopold, 1995

zaterdag 3 juli 2010

Kilo's uren


TELEFUNKEN



Na jaren zwoegen werd ik kleurenblind,
sloeg vonken uit, kreeg klappen, gaf de geest.
Nu sta ik vaal en uitgepraat op straat
en moet steeds denken aan dat lege masker

dat mij zo schaamteloos heeft aangestaard.
Nagepraat. Aanbeden. Stukgemaakt.

De zak. Dat hij niet zag hoe levensecht
ik de tijd uit zijn ogen at. De zak.

Ik gaf hem Hitchcock, borsten, rampen, sikhs.
Ik gaf hem ogen. Oorlog. Noorderlicht.

Maar ik kon gaan. En hij kijkt weer tv.
Straks word ik opgehaald en sterven kilo’s

dode uren op de stortplaats met mij mee.



©
Menno Wigman


Uit: Menno Wigman Dit is mijn dag, Amsterdam, Prometheus, 2004

Ook bijna een gedicht

De drie Dixie Chicks: Not Ready (To Make Nice)




Voor andere versie, originele clip, zie ook Down South:

http://rotterdampoetrylakes2.blogspot.com/2010/07/down-south.html

Wreed schoon - over geelzucht & de rondemiss, Le Grand Départ



Opnieuw actueel in de Tour-2010: Rotterdam, Boompjes, tussen
Willemsbrug en Erasmusbrug -
gevleugelde uitspraak van oud-Raleighploegleider Post, jaren tachtig


COUREUR
(Fin de Siècle)


Ik ben niet gekomen om aan te komen,
ik ben allene maar gekomen om te starten.
En voor de gladiolen en de kussen
van de Druivenkoninginne.
Tenminste: als ik winne.
Maar als ik winne, 't is per toeval
of misschien omdat ze mij laten gaan
als 't onder mijne kerktoren is.
En 't is per toeval als ze mij gaarne zien.

'k Ben zelfs niet gekomen om te starten
want 'k ware vele liever niet gestart
en 'k ware liever niet gekomen.
't Probleem met 't starten is
- en vraagt ge 't mij, een groot probleem -
dat ge van kilometers verre aan moet komen
desnoods op uwen veló,
voordat ge eindelijk moogt starten.
't Is altijd were dezelfde miserie:
't is even verre naar den départ
als dat het is naar den arrivée.
En 'k heb, als één van d'enigste,
nog nooit een chique voiture gehad.
Maar 'k wille zo gaarne dat ze mij gaarne zien.

't Is waar dat 't hier wreed schone is.
De boerenhoven, den blauweregen,
en al die merries met dien damp rond hun konte.
Ik ben van den buiten, ik ben van den boer,
en niet van den disco lijk mijn maten.
Ik ben van de frieten, niet van de grieten.
Maar 'k zie zo gaarne de kuiten van de meiskes,
surtout wanneer ik naar beneden kijke
en 'k kijke heel dikwijls naar beneden.

Daar staan ze dan, langs de greppels van de weg,
madelieven tussen madelieven, al mijn lieven,
en ge koerst maar en ge koerst maar
totdat ge bijkans genen asem meer hebt,
ge perst u verdorie de kloten van 't lijf
en ge weet: ge kunt ze toch niet krijgen.
En 'k kijke omhoge tot in hun kruis,
en 'k hapere en mijnen asem stokt.
Ik zie dat liever, vele liever,
dan de billen van mijn maten,
die 'k -à propos- ben beu gezien,
doordat ik meestal vanachteren zitte.

Demarreren? 't Is van 't beste war da 'k kanne,
weg, rap weg van al die stomme konten,
maar 'k doen het niet: voilà!
Misschien omdat ik daar te slim voor benne
of te lui, te leeg lijk dat ze hier soms zeggen,
lijk dat dat niet hetzelfden is:
slim en lui en leeg.

Als tante Fientje aan de kant staat,
tantje Fientje, die maar vijf jaar ouder is,
tantje Fientje met haren drapeau
en met haar proper fraksken an,
en als ze dan allez, Gruwee roept,
dan steek ik d'r dikwijls weer een tandeke bij.
Ze zeggen wel dat 'k fin de carrière benne,
maar 'k hebbe niet eens een carrière gehad.
En 'k hebbe nooit, dat durf ik zweren,
ik hebbe nooit iets willen winnen.
Maar 'k wille zo gaarne dat ze mij gaarne zien.

't Is tegenwoordig overal fin de carrière,
lijk dat de wereld in de solden
en 't heelder dagen avond is.
Ze spreken toch ook van 't fin de siècle?
En siècle of carrière: dat is 't zelfde,
want dat is Frans en Frans dat is de tale
waarin ze iemand gaarne zien.
Gruwee zeggen ze, Gruwee toch
Ge moogt u niet zo laten doen
Ge moogt u niet zo laten gaan
Gij zijt niet fin de carrière.
Dat zit allene maar in uwen kop.

En tegen de avond - leeggereden
en eindelijk, eindelijk gearriveerd -
dan gaan ik onder de douche staan,
met mijnen smoel vol taches de beauté:
't is Frans en 't klinkt veel schoner dan slijk.
Maar 't moet er, Frans of niet, altijd weer af.

Ze mogen morsen, allemale, ikke niet.
En morsen is van 't liefste wat ik doe.
Modder morsen, want ik ben een zwijn.
Maar 't ligt in mijn nature en in heel mijn wezen
het zwijn te zijn van de druivekoninginne
en 't zwijn, vooral, van tante Fientje.


't Is waar dat 't hier wreed schone is,
maar 'k hebbe soms enorm veel goestinge
met al de modder van de wereld
koleirig naar den hemel te smijten.
Hoe doet ge dat, vertel het mij:
niet winnen en d'r toch voor zorgen
dat z'u verdomme gaarne ziet?



LUUK GRUWEZ


(Met dank aan Hugo Claus, Eriek Verpale, Rik van Steenbergen, Briek Schotte, Rik van Looy, Jef Planckaert, Ward Sels en mijn twaalfjarige zelf)


- voor Peter Ouwerkerk -


Uit: Luuk Gruwez Dieven en geliefden, Amsterdam/Antwerpen, de Arbeiderspers, 2000.
Recent ook opgenomen in de bloemlezing Garderobe, een keuze uit Gruwez' gedichten (Amsterdam/ Antwerpen, juni 2010).

Rotterdam-Parijs, dit weekeinde breekt de jaarlijkse geelzucht onder wielrenners weer uit met de start van de 94ste editie van de Tour de France. Le Grand Départ dus - vandaag te beginnen met een amuse, het voorafje: de proloog, een korte tijdrit. Morgen, met start vanaf de Rotterdamse Erasmusbrug, brengt de eerste officiële etappe van het grootste wielerspektakel ter wereld het peloton via de winderige Zeeuwse Deltawerken naar het zondagse Brussel. Vandaar gaat de koers verder zuidwaarts, over vlakten en bergtoppen, tot de eindmeet over drie weken op de Avenue des Champs-Élysées waar het winnaarsgeel en anderen klassementstruien klaar liggen. Hoewel: Parijs is nog ver... wist Joop Zoetemelk indertijd al.
De Tour met het Nederlandse aanvangsrandje wordt dinsdag over de Waals-Franse grens in elk geval definitief weer een Ronde van Gallië, zoals het ook hoort in een stripalbum van Asterix en Obelix.

Weg


Je komt niet aan.
Was jij op weg naar mij?

Je komt niet aan.
Was jij wel weg van mij?

Je komt niet aan.
Was dat de weg naar míj?

Je komt niet aan.
Kén jij de weg naar mij?

Je komt niet aan.
Wilde jij weg van mij?


MARK INSINGEL



Uit: Mark Insingel Iets & Niets, Gent (B.), PoëzieCentrum, 2010

donderdag 1 juli 2010

Feestelijk (toen)


NEDERLAND - BRAZILIË

- kwartfinale - *


Net nu een uitzending op de tv
nog nooit met zo'n kijkdichtheid werd aanschouwd,
gaven mijn ouders, vijftig jaar getrouwd,
een feestelijke borrel en diner.

Het Gouden Paar kreeg flarden wel en wee
in toespraken en liederen ontvouwd.
Soms klonk discreet, niet verder onderbouwd:
'0-0 bij rust.' '2-1 voor hen.' '2-2.'

Daarna, op het gras van Groenendaal,
tijdens de koffie, klonk een luidkeels 'Ach!'
vanuit de kamer van het personeel.

Toen deze leegliep na het eindsignaal
vertoonde 't beeldscherm één en al gevlag.
Het werd me voor de ogen groen en geel.


Jan Kal


* Sonnet geschreven naar aanleiding van de voetbalwedstrijd tegen de onoverwinnelijk geachte, 'goddelijke blauw-geel-groene kanaries' van Latijns-Amerika, tijdens het toernooi om het wereldkampioenschap van 1994. Nederland, dat volgens een Belgische commentator "de meubelen niet kon redden", verloor het beladen duel van de latere wereldkampioen met 2-3. De kenners oordeelden destijds dat het roemruchte Braziliaanse samba-spel "allang niet meer te zien is op het veld, maar nog slechts op de dansende tribunes".
Hoop op een wonder: morgen speelt Nederland opnieuw tegen - alweer titelfavoriet - Brazilië.
Eveneens in een kwartfinale, nu om het WK 2010 in Zuid-Afrika.

Uit: Jan Kal 1000 Sonnetten 1966-1996. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1997.

Ook opgenomen in: Zeg eens bal - poëzie voor hart en knie, bloemlezing van 'voetbalgedichten' [samenst. en red. Ben Herbergs – met tien illustraties van Len Munnik], Rotterdam, uitg. Bèta Imaginations, 2000

Op de vloer plakken




- klik op beeld voor grotere tekst -

Wiel Kusters Geheim - geïllustreerd door Georgien Overwater - in:

Tikken tegen de maan - 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen,
verzameld door Joke van Leeuwen.
Rekkem (B.)/Raamsdonksveer, stichting-vzw Ons Erfdeel, 2010




Gedicht oorspr. gepublic. in:
Wiel Kusters Salamanders vangen,
met tekeningen van Joep Bertrams.
Amsterdam, Querido, 1985

Richting Arcadië



WETEN



Niets wordt nooit
verklaard
niets goedgemaakt
niets beloond


niets nooit

de tijd heelt niets
wonden worden nooit een litteken
nooit neemt een woord
de plaats in van een ander woord

geen gras overwoekert de graven
gestorvenen gaan dood
en herrijzen niet

de wereld gaat niet ten einde

de poëzie zal zich voortslepen
verder
richting Arcadië
of de andere kant op



© Tadeusz Różewicz


- uit het Pools vertaald door Karol Lesman -

Uit: Tadeusz Różewicz De rest is zwijgen, een keuze uit de gedichten 1946-2002 - geselecteerd, uit het Pools vertaald en van een nawoord voorzien door Karol Lesman. Breda, De Geus, 2003