zaterdag 26 april 2008
Waar ik zat
Onder de appelboom
Ik kwam thuis, het was
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom
ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten was,
de nacht kwam uit de aarde
een blauwer wordend licht hing
in de appelboom
toen werd het langzaam weer te mooi
om waar te zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
in het gras en verweg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom
en later hoorde ik de vleugels
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was
gelukkig kwam er iemand naast mij
zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd.
RUTGER KOPLAND
[uit: Rutger Kopland Onder het vee, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1966 - debuutbundel]
Kopland werd verkozen tot de eerste Dichter des Vaderlands maar liet die eer aan zich voorbijgaan. Gerrit Komrij nam het van hem over, op de eerste Gedichtendag, in 2000.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten