zaterdag 28 februari 2009

In 1942

DE WET VAN BEHOUD VAN ENERGIE


de dag ging open en de kamer was een slagveld
glazen versplinterd en een omgevallen wijnfles
de spiegel duizendvoud, de vaas met rozen
een voltreffer die bloedend tussen kranten
gordijnen losgescheurd, en de tv nog aan
mijn bril in stukken naast de glazen tafel
die, vreemd genoeg, nog heel was

zwarte zwanen, groene zwanen
wie gaat er mee naar elfenland varen
elfenland is gesloten
de sleutel is
oh kijk, het werkwoord schreeuwen is gebroken, halve zinnen
zijn diep in het tapijt getrapt
of met een vinger op de ruit geschreven

ik ga weg, hoor je me, en ik kom nooit meer terug
als je niet opzij gaat, ga ik slaan, sla dan, je sloeg
een gat
ik zag ver door de opening de nacht
in 1942, toen mijn vader fietste
van Den Haag naar Eindhoven, ontweek de Duitse linies
om zijn vrouw te kunnen zien
een liefde voor een leven dat te kort was
hij zat een kwarteeuw later aan haar bed, zij was nog jong, en stierf
ik zie hun handen, in de dood verstrengeld
haar ogen brekend onder zijn gezicht
maar hoe hij thuiskwam in die winternacht
in de bezetting, gevangen en geslagen
en ondervraagd, we wisten later nooit
of hij verrader of verraden was
bijna zijn hele knokploeg werd gefusilleerd
hij droeg het in zijn lichaam met zich mee
in ruggenwervels, stukgebeukt, dezelfde diepe breuk

die jij sloeg, die nacht

de zilveren ketting viel tussen mijn kleren uit
in een hoek van de gang lag de zilveren hanger
die je bij Taurum speciaal had laten maken

de relatie is stuk maar de liefde niet, zei mijn kind nuchter
mijn liefde is nooit stuk, want
“de criticus houdt van het gedicht over de rode beuk
maar de dichter houdt van de rode beuk”

vraag me wat je wilt, had ik gezegd
ik kan alles weggeven, mijn halve hele koninkrijk, mijn lichaam
alleen niet mijn talent, want dat heb ik te leen

toen vroeg ik je, waar was je, en je schreeuwde urenlang
toen vroeg ik, maar jij was er niet, jij was die nacht
afwezig, maar de nacht was overal
zoals bloed en zweet en braaksel en snot, en meer bloed

als de situatie onhoudbaar wordt
vallen de meeste mannen in slaap

in de ochtend lag je in de kamer op de grond
alsof de wereld draaide en in onschuld
je de nieuwe dag dromend wou afwachten
maar je droomde niet, je sliep
toen wekte ik je, en zei, ga uit mij weg
als ik niet veilig in mijn lichaam ben
wordt de grammatica onsamenhangend
verdwijnt het voegwoord tussen aarde, taal en bloed

ga weg
geef mij de sleutels terug van liefde en van angst
wanneer ik zelf de breuk ben, ben ik heel

en zo
is mijn geschiedenis
ook jouw geschiedenis

ik ben in elkaar geslagen toen je boos was
ik heb drie dagen met een hersenschudding op de grond gelegen, en Erzulie heeft voor mij gezorgd
ik heb stil gewacht toen je schreeuwde, en ik moest angst en angst en angst
ik brak twee ribben en ik ben verkracht
en toen ik gisteren in Sarajevo was
zag ik mijn bloed in spetters op het marmer
dat men heeft aangebracht om helden te herdenken
ik ben gemerkt, geslagen en gegeten
en verbrand op elke plek waar hout groeit

mijn woorden hield ik vast, ik zei je niets
zulke mannen weten van lengte, niet van ruimte

toen zei ik: een oud Haitiaans spreekwoord zegt
Bay kou, bliye. Pote mak, sonje.
wie slaat, vergeet, wie het merkteken draagt, onthoudt

wie geweld toebrengt, verliest
wie van geweldpleging de ontvanger is
wordt niet geofferd, maar ontvangt de kracht van woede
en behoudt die in het lichaam, draagt die mee

dit is de wet van behoud van energie
dit zijn de werkelijke wetenschappen

ik ben een onuitputtelijke bron
ik ben een lichaam, een reservoir van woede
ik heb woede in ontvangst genomen
omdat ik vrij ben en een vrouw en ruimte
al die woede, dat is energie, dat wist je niet
ik, dank je, ik heb energie voor eeuwen
ik kan de wereld helemaal herschrijven
in termen van liefde en van adem
mijn stem reikt van Diotima tot heden
en ik
spreek hier
“de criticus houdt van het gedicht over de rode beuk
maar de dichter houdt van de rode beuk”

en toen
kwam Natasja binnen

dezelfde, die de bronzen beelden
van verkrachtingen gemaakt heeft en gedragen
zij zegt, als er in Groningen een vrouw verkracht wordt
laad ik een van mijn beelden in mijn busje
en ga het ’s nachts neerleggen op die plek
dan zal ik er die nacht bij waken, zei ik terug
en voorlezen hardop, de hele nacht

Natasja droeg een van haar beelden binnen
en zette dat voorzichtig op mijn werkblad
een Venus van Antwerpen, brons, bekleed met kracht
als de Nikè van Samothrace
die van Athena’s hand naar voren vliegt
het Louvre in en uit

en toen

er zat een man op de Pont des Arts met een fles Moët&Chandon en twee kristallen glazen
er zat een man voor de tempel te Kuala Lumpur, met kralensnoeren van geurende jasmijnbloesem, en stijve stelen roze lotus
er liep een nachtzwarte man naar mij toe in Iowa Mall, de baby op de arm, zijn zoon van twee rende voor hem uit, zag mij, en riep Superman! Superman!
er lag een man te slapen naast de highway op het asfalt, het hoofd op zijn versleten grijze rugzak, hij wist de weg niet, hij heette Dionysos
soms stuurt hij nog een e-mail uit Egypte
er zit een man te zingen in Montréal, hij ziet mij niet, hij zingt voor de godin
er staat een man op de Leidsegracht, in 1968, die zijn hoofd geheimzinnig glimlachend naar mij toedraait
we gaan wat drinken als hij met de boot in Heeg ligt
er staat een scherpschutter bij Dupont Circle op de uitkijk
maar waar ik ook ben, ik kom niet terug

veel plekken ben ik de-godin-zij-dank vergeten
maar de sneeuw ligt hoog in Boston
en de kastanjes vallen hoorbaar in Dreuzy
maar er zit een man op de Vismarkt met het hoofd in de handen, lang nadat ik daar voorbij gelopen ben

en als Natasja terugkeert
en mij hetzelfde beeld in chocolade brengt
ditmaal levensgroot
de borsten in de hand, biedt deze chocolade Venus
de wereld chocolade lafenis

en als Athena terugkeert
- maar godinnen zijn altijd aanwezig, roep mij en ik ben er (ik ben er)

en als ik terugkom en weer woon in dit gedicht

landt de sonde op Titan en zendt haar stormen uit door de ether
wiegen de meerminnen in de golf van Atjeh totdat de dalende zwevende lichamen oplossen in parels en eencelligen
branden de vuren van de oorlog in Baghdad tot as en verstuiven
en bloeit er één enkele bloem
een madeliefje
op de plek waar ik straks begraven word
dit is mijn grootste geluk
pushing up daisies


© Maria van Daalen


Uit: Maria van Daalen De wet van behoud van energie, Amsterdam, Querido, 2007

Geen opmerkingen:

Een reactie posten