woensdag 27 juli 2011

Een vin


De kastanje eet uit mijn handpalm;

ik zit met mijn gezicht
naar de muur waaruit ik bloed.
Zodra ik maar een vin verroer
moet ik toegeven dat ik

een vis ben. Ik wapper

met mijn vleugels tot ze droog zijn,
tot ze zijn verdampt. Het gevreesde
nadert: het valsspelen begint.
Te weinig heb ik verworpen.



© Hans Faverey



Uit: Hans Faverey (1933-1990) Verzamelde Gedichten, ed. Marita Mathijsen, Amsterdam,
De Bezige Bij, 2000

Geen opmerkingen:

Een reactie posten