maandag 22 augustus 2011
Tussen schrijfmachines
NU DAN
Nooit was het stiller
dan toen ik werkte op die zaal
waar schoorsteen- en wereldbrand
opgingen in de rook van zware sigaretten,
waar telefoons en schrijfmachines
als rinkelende troffels een muur opbouwden
en het rumoer zichzelve buitensloot.
Liever geen lees- en studiezaal
waar het zo oorverdovend kucht,
waar dunne pagina's zich zuchtend omslaan
en waar de man die lacht om wat hij leest
sissend wordt neergestoken.
Nu dan een kleine kamer,
een deur op schragen als tafel,
huistempel van het onbewaakt moment
waarin het ongehoorde
zich soms zo duidelijk laat horen
dat wie daar zit en luistert
raar opkijkt van het nooit gewetene
dat hij herkent.
© J. Eijkelboom
Uit: J. Eijkelboom Kippevleugels, Amsterdam/Antwerpen, de Arbeiderspers, 1991
Jan Eijkelboom (1926-2008), voormalig adjunct-hoofdredacteur van Vrij Nederland, werkte in de jaren zeventig en tachtig o.a. als chef opiniepagina op de redactie van Het Vrije Volk aan de Rotterdamse Witte de Withstraat.
Op de vierde en vijfde verdieping van dat gebouw, tegenwoordig een politiebureau, waren niet ver van de NRC-drukkerij zo'n 150 redacteuren ondergebracht in een open, lawaaiige kantoortuin. Wie als verslaggever de hectiek van het dagelijks maken van een krant bij het schrijven van zijn of haar verhaal wilde ontvluchten was aangewezen op enkele - overbezette - 'stiltekamertjes' of op een hoek tussen de knipselmappen van het wat bedaagdere redactiearchief beneden.
Eijkelboom stoorde het lawaai op de open redactiezaal nauwelijks, ook niet overdag.
Bij voorkeur werkte hij 's avonds of 's nachts, pal achter ratelende telexen en piepende ontvangstapparatuur van internationale fotopersbureaus.
In een schamel hoekje bij de buitenlandredactie - met in de vensterbank twee eeuwig verdorde potplanten - maakte hij vanaf een roestig metalen bureau in enkele uren een volle pagina kopij persklaar: achtergrondartikelen, opiniestukken, hoofdredactionele commentaren en columns die hij met zijn potloodje nog even fijnzinnig had bijgepunt, voordat de papiermassa voorzien van koppen per ondergrondse buizenpost werd 'doorgeschoten' naar de zetterij. Als de buizenpost weer eens defect was moest een speciale loper of koerier uitkomst bieden voor transport van het laatste nieuws naar de drukkerij.
Jan Eijkelboom, altijd al de stilte en innemendheid zelve, klaagde nooit over zijn onalledaagse werkomgeving. Ook niet als het er tijdens avonduren in volume nog heftig aan toe ging - met een weliswaar grotendeels ontvolkte redactieverdieping, maar met enige tientallen zojuist hijgend binnengevallen reportageredacteuren en fotografen die met de al aanwezige colonne opgewonden sportverslaggevers op zaal in moordtempo nog aan de slag togen voordat de krant van de komende dag weer zou 'zakken'.
De werkomstandigheden met prettige geluidshinder op de moderne redactiezaal van het Rotterdamse restant van wat ooit de grootste krant was van Nederland beschreef hij, eenmalig, in bovenstaand gedicht.
In een column in het blad Pictura van april 1996 over het geluid van dit tekengenootschap in Dordrecht, waar hij een eigen werkkamertje had waar hij dichtte en vertaalde, meldde Eijkelboom jaren later een vreemde gewaarwording. Dat we vooral niet moesten denken dat het hem ooit gestoord had, integendeel, dat lawaai al die jaren op zijn redactie "waar ik moest werken op een zaal met zo'n dertig collega's, met dertig schrijfmachines en dertig telefoons en ook nog eens elkaar voordurend toeroepende collega's".
De dichter: "Ik moest eerder wennen aan de stilte toen ik voor mezelf ging werken."
- met dank aan Gert van Engelen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten