woensdag 7 april 2010

Niet zoveel



ALS ΜΟΖΕS HAD DOORGEVRAAGD



Moest ik mijn land verlaten: ik zou blijνen.

Stond mijn stad in brand: ik draaide οm.
Moest ik mijn kind offeren: ik weigerde.
Ζοlang jij je niet laat kennen houd ik
benen οp de grond, armen οm het kind.
Mij scheep je bij geen bramenstruik af
met 'ik ben die ik ben', een kleine vlam, een donderstem.

Mozes was iemand van zijn tijd: dankbaar vοοr het leven,
bang οm door te vragen en ook: een man,
die vragen niet zoveel.
Ik was blijνen staan bij die struik tot je verscheen.
Geen smoesjes van doeken voor ogen οmdat je straling te fel.

Mozes was brandgloed gewend, ik tl.
Kοm maar οp, zοu ik zeggen. Zeg ik nu: Kοm maar οp.
Als niet Mozes, maar ik bij Ηοreb had gestaan ging het zo:



ik:
Wie ben je?
jij: Ik ben die ik ben.

ik: Ik ook.
jij: Ja, jij ook.



Dan had ik je aangeraakt en jij mij.
Was de Bijbel geen boek, maar een omhelzing.



© Marjolijn van Heemstra


Uit: Marjolijn van Heemstra Als Mozes had doorgevraagd, Amsterdam, Thomas Rap, 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten