maandag 14 april 2008

Wachten op de barbaren



IN AFWACHTING VAN DE BARBAREN *



- Waar wachten wij op bijeengekomen op de agora?
Op de barbaren die vandaag komen.

- Waarom wordt in de Senaat niets gedaan?
Zitten de Senatoren daar zonder wetten te maken?

Omdat de barbaren vandaag zullen komen.
Waarom zouden de Senatoren dan nog wetgeven?
Dat zullen de barbaren doen wanneer ze zijn gekomen.

- Waarom is onze keizer zo vroeg opgestaan
en zit hij bij de grootste poort van de stad
op zijn troon, plechtig, de kroon op het hoofd?

Omdat de barbaren vandaag zullen komen.
De keizer wacht om hun aanvoerder te ontvangen.
Houdt zelfs een oorkonde klaar
Die hij hem geven wil. Daarop schreef hij
veel titels, erenamen voor hem neer.

- Waarom verschenen onze twee consuls vandaag
en de praetoren in hun rode, geborduurde toga’s;
waarom dragen ze armbanden met al die amethisten
en ringen met prachtige, vonkende smaragden;
waarom torsen ze vandaag kostbare staven
met zilver en goud fraai geciseleerd?

Omdat de barbaren vandaag zullen komen
en zulke dingen verblinden de barbaren.

- Waarom komen niet als altijd de waardige retoren
om redevoeringen te houden, het hunne te zeggen?

Omdat de barbaren vandaag zullen komen,
hun mishaagt woordomhaal, welsprekendheid.

- Waarom begint er nu opeens die onrust
en die verwarring (Wat werden de gezichten ernstig).
Waarom lopen snel straten en pleinen leeg,
en keert ieder naar huis, verzonken in gedachten?

Omdat de nacht viel en de barbaren niet kwamen.
Enkele lieden, net binnen uit de grensstreek,
zeiden dat er geen barbaren meer zijn.

Wat moet er nu van ons worden, zonder barbaren.
Die mensen waren tenminste een oplossing.



KONSTANTÍNOS KAVÁFIS
(29 april 1863 - 29 april 1933)



[Uit: K. P. Kaváfis Gedichten. Amsterdam, 1984, 1e ed.,
uitg. Bert Bakker, vert. Hans Warren en Mario Molegraaf]

* Het woord barbaar, dat tegenwoordig ruw/onbeschaafd/onderontwikkeld betekent, is afkomstig van het Griekse Barbaros, Barbarikon - het als grappig opgevatte geluid dat de barbaroi (
βαρβαροι) maakten als ze in Griekse oren 'beschaafd' wilden spreken.
De Grieken, en in navolging van hen met de aanduiding barbarus de Romeinen, noemden ieder volk barbaren als ze het niet konden verstaan of als een cultuur vreemd overkwam. Daarmee werd in de oudheid niét bedoeld dat deze volkeren onbeschaafd waren, integendeel. Een volk kon ‘vreemd’ resp. onverstaanbaar zijn voor Grieken, maar toch beschaafd.

Geen opmerkingen: