II
Licht en dag versmelten
Hier als blinde geliefden, bloot
Als de zee, wild als de golven strandend
In ogen die ogen het denken benemen.
En van ver, wind in de wol, grasvretend, winterschapen
Onder stormachtige
Sterns, meeuwen boven de vloedlijn -
Het kimstrakke tweespoor van armoe en
Verlatenheid (gezicht dat het weten ontgaat),
Eenzame jacht van de zeevalk tegen windvlagen in.
Tussen de blauwe kust
Van het westen en de grijze
Zeehoek van het grimmige noorden loopt,
Uit het lood hangend door de gesel van de wind,
Een vrouw met zeegroene ogen die vergat om te zien.
Op de zwarte hakken
Van het lot (dat wijst naar een deur
Met een mat van 'en maar wachten' ervoor),
Worstelt ze, nacht voor noch na, in het middelpunt
Van de leegte, naar niets dat haar haar naam zal toezeggen.
© Tsjêbbe Hettinga
Uit: Tsjêbbe Hettinga Aan schor en Stad Niks voorbij (Oan leech en Stêd Niks foarby) - in het Nederlands vertaald door Benno Barnard en Tsjêbbe Hettinga - Leeuwarden / Rotterdam,
Friese Pers Boekerij / Poetry International, 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten