DE KOGELS ZIJN OP
Zoveel jaren hebben ze allen honger, hebben ze
allen dorst, sneuvelen ze allemaal
belegerd vanuit vasteland en zee,
de hitte vrat aan hun velden
en het zilt drenkte hun huizen
de wind rukte hun deuren uit en
de schaarse paaslelies op het plein.
Door de gaten in hun overjas
komt en gaat de dood
hun tong is bitter als de pijnappel
hun honden zijn gestorven opgerold in hun schaduw
de regen geselt hun gebeente.
Bovenop hun uitkijkpost versteend
roken ze de mest en de nacht
starend naar de razende zee waar die de gebroken
mast van de maan heeft opgeslokt.
Het brood is op, de kogels zijn op,
nu laden ze hun geweren
alleen nog met hun hart.
Zoveel jaren belegerd vanuit vasteland en zee
hebben ze allen honger, sneuvelen ze allemaal
maar er is niemand dood -
bovenop hun uitkijkpost schitteren hun ogen,
een grote vlag, een groot en dieprood vuur
en iedere morgen vliegen duizend duiven
uit hun handen naar de vier deuren
van de horizon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten