maandag 31 mei 2010
Warm zand
À DEUX
's Nachts de warme waanzin van je lichaam,
borst en borst en buik en klein zwart woud,
wat ben je onder mij, een mooie gekgeworden slang?
nee want je huid is zo zacht zo zacht als
warm zand - maar zachter nog: ik lig in dichte vaste wolken,
waar komt de wind vandaan? de wind is wild vandaag,
er waait vannacht een blinde hete wilde wind.
Hans Andreus
Uit: Hans Andreus Vertel hoeveel ik van je hou - vijfendertig liefdesgedichten, gekozen door Menno Wigman.
Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 1998
zaterdag 29 mei 2010
Viool in bad
HOTEL
In de ochtend lig je niet naast me. Iemand is van de
wereldranglijst geschrapt wegens dopinggebruik
en op het station in H. is een kind dat geen
enkele taal sprak gevonden. Harde wind tot
kracht tien aan zee. Iemand begon vannacht
zomaar viool te spelen, ik kan dat niet horen,
het doet me denken aan mijn tijd bij het circus
waar alles snel passeert, sneller dan jij,
sneller dan de haas bij handgeklap. Echt,
we moeten hier weg, iemand vliegt langs het raam,
het wordt hier precies als die keer in Oostende toen het
zo stormde dat alles losschoot, hoefijzers, helmen,
wij woeien pas 's avonds, toen we ons enkel nog
aan elkaar konden vasthouden, platgedrukt terug in het jaar,
rechtdoor naar de lift. Iemand zong op de trap, een kraan liep
en piepte, iemand speelde viool in het bad
en een kind dat geen enkele taal sprak
stond naast de deur bij de kapstok en nam, armen hoog,
onze gekwetterde zinnen aan, je ligt niet
naast me, files op de A9, het went niet.
© Eva Gerlach
Uit: Eva Gerlach Situaties. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2006
Zonder golven
MAMA
Niets dan kracht ontglipt mij bij het dragen van jouw haar.
Een Albert Heijntas dient als doodskist voor jouw krullen.
Toen het uitviel zei je soms: "Geen haar op mijn hoofd
dat denkt aan blijven." Nu lig je daar broos en kaal.
Je wilde altijd al weg. Je wilde naar de dierentuin.
Naar een andere stad. Of gewoon een blokje om.
En als je was waar je was wilde je daar vandaan.
Jij kon nergens zijn. Alleen maar naar ergens anders onderweg.
Maar weg willen is wat anders dan weg moeten.
Ik bedek met mijn handen je hoofd. Ze worden een pruik.
Ik houd een spiegel bij. Je glimlacht nog een laatste maal.
Je zwakke blik is nog een vragende. Je wilt dat ik het zeg.
Dan buk ik me en fluister in jouw oor:
"Geen haar op jouw hoofd wil nu nog weg."
Jelmer van Lenteren*
* Van Lenteren (Gouda) won onlangs een van de voorronden van WriteNow!, schrijfwedstrijd voor jong talent in Nederland en België.
KALME ZEE
Zo is het ons uiteindelijk vergaan:
als schepen zonder lading reizen wij.
Niet doelloos, neen, de sterren en de maan
zijn onze gids, zoals weleer toen zij
het trekken langs een vaste hemelbaan
aan ons als voorbeeld stelden. Ieder tij
bracht wrakhout mee uit onze oceaan.
Toch ging de dreiging, leek het, ons voorbij
toen wij voor anker lagen op de ree.
We deelden in de haven nog een kade
maar dan is elk een eigen koers gaan varen
alsof de trossen nooit verstrengeld waren.
Nu mijden we elkanders breedtegraden
en schrijven in ons logboek: kalme zee.
Vera De Brauwer
Twee gedichten, gepubliceerd in de nieuwste aflevering nr. 390/30 mei 2010/ISSN 1871-1820 van Meander e-zine,
http://ezine.meandermagazine.net/
Zie voor meer (literair) nieuws en interviews ook:
http://meandermagazine.net/
Tijd
DE DRIE MOGELIJKHEDEN VAN HET MENSELIJK DENKEN
Op de fiets gaat alles wel langaam
maar toch nog behoorlijk hard.
Wie heel goed luistert aan een stilstaand
horloge hoort een zacht tikken.
Waar blijft de tijd: Om daar over na
te denken hebben wij het zwerk.
© Rutger Kopland
Uit: Rutger Kopland Alles op de fiets, Amsterdam, Van Oorschot, 1969
vrijdag 28 mei 2010
Nieuwe reis
DE VROLIJKHEID VAN SCHIPBREUKEN
En onmiddellijk hervat hij
de reis
als
na de schipbreuk
een overlevende zeerot
Giuseppe Ungaretti (1888-1970)
Oorspr. in G. Ungaretti Allegria di Naufragi, "De vrolijkheid - of vreugde - van schipbreuken" (1919).
Hier uit: De mooiste van Ungaretti - met vertalingen van Salvatore Cantore, Ike Cialona, Peter Versteegen en Frans Denissen.
Red. en samenst. Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Tielt (B.)/Amsterdam, Lannoo-Atlas, 2002
Zelden
Het gebeurt maar zelden
dat een van ons de ander werkelijk ziet
Tomas Tranströmer
- Schone regels, Rotterdams vuilniswagengedicht -
donderdag 27 mei 2010
Misschien is het niets
LICHAAM
Handen zoeken langs de bedrand
houvast, herkenning, een andere hand.
Of kent haar hand geen opzet?
Lippen bewegen. Een klank, een woord,
wil ze iets eten? Misschien is het niets,
reflex van cellen die niet anders.
Ogen dicht van slaap. Eens per uur
gaan ze open. Ze staren, draaien rond,
maar zien ze de kamer, mijn gezicht?
Het hart slaat, pompt zuurstof rond,
vergeet de hersenen. De afstand
te groot, de wegen verstopt.
*
GEBED
Kijk haar aan en wil niets liever
dan zien wat zich niet laat zien,
horen wat ik niet kan horen.
Pak haar hand en smeek: keer
terug, doe open, geef antwoord,
hou me voor de gek, doe alsof.
Maar wie zwijgt, geeft niet op.
Ze tilt haar arm, opent een oog.
Alles is daar. Ik kan er niet bij.
© Peter Swanborn
Twee gedichten uit:
Peter Swanborn Tot ook ik verwaai, Amsterdam, Podium, 2009
Dievenhanden
HOOP
(Nadzieja)
Hopen dat doe je, wanneer je gelooft
Dat de aarde levend lichaam, geen droom is.
Dat ogen, oren en handen je niet beliegen.
Dat alle dingen die je hier leerde kennen
Als een tuin zijn, en jij staat aan de poort.
Binnengaan kan niet. Maar hij is er zeker.
Konden we hem beter en wijzer zien,
We zouden nog, in de tuin van de wereld,
Een nieuwe bloem ontwaren, menige ster misschien.
Sommigen zeggen, dat het oog ons bedriegt
En dat niets bestaat, alleen maar in schijn.
Maar juist deze mensen kennen de hoop niet.
Ze denken: het volstaat hem de rug toe te keren,
En de wereld houdt plots οp te bestaan,
Als in dievenhanden verdwenen.
Czeslaw Milosz (1945)
- vertaald uit het Pools door Jeannine Vereecken -
Uit: Het mooiste van Czeslaw Milosz, Tielt (B.)/Utrecht, Lannoo-Het Spectrum, 2008
Vlinderuur
en toch, ofschoon
de wind nu is gaan
liggen, en het bos wuift
en knikkebolt,
nu dat de slaap als
een harp klinkt en
de kinderen zingen
leg ik mijn elleboog op de
donkere middag en huil
muziek vallend door het bos
als herfstbladeren een lied
gezongen door de sopraan der eiken
vang de lange buit
maar om weg te gaan
voordat het uur een vlinder is
die opvliegt en verdwijnt.
Hans Lodeizen
Oorspr.in: Het innerlijk behang en andere gedichten (1949).
Later opgenomen in: Hans Lodeizen Verzamelde gedichten - bezorgd door Wiljan van den Akker, Redbad Fokkema en Mirjam van Hengel. Amsterdam, Van Oorschot, 1996.
Uit zee
EEN VERSJE
Zij keek naar mij.
Waar heb je dát uit, vroeg ik.
Uit zee, zei zij.
En streelde mij.
Zij streelde mij.
Hoe wist je dít, vroeg ik.
Ineens, zei zij.
En kuste mij.
Zij kuste mij.
Hoe kom je dáár aan, vroeg ik.
Vanzelf, zei zij.
En lachte om mij.
Zij lachte om mij.
Mijn God, zei ik.
Niet waar, zei zij.
En keek naar mij.
© Toon Tellegen
Uit: Toon Tellegen Alleen liefde, Amsterdam, Querido, 2002
maandag 24 mei 2010
De magazijnen van de mond
WRAAK VAN HET STOTTERENDE KIND
Vandaag spreek ik ter herinnering aan de woorden die ooit bleven steken in
mijn mond,
ter herinnering aan de tandwielen die lettergrepen vergruisden
onder mijn tong en de geur van het slagveld verspreidden
in de ruimte tussen keelholte en duistere lippen.
Ik droomde ervan de woorden te smokkelen die verpakt stonden als
gestolen goed
in de magazijnen van de mond,
de kartonnen dozen open te scheuren en
de abc-speeltjes eruit te rukken.
De lerares legde een hand op mijn schouder en vertelde dat Mozes
ook stotterde en toch de berg Sinaï had bereikt.
Mijn berg was een meisje dat
naast me zat in de klas, en ik had geen vuur in het braambos van mijn mond
om, voor haar ogen,
de woorden te ontsteken die brandden van mijn liefde voor haar.
Ronny Someck
Uit: Ronny Someck Blues van de derde zoen, gedichten – vertaald uit het Hebreeuws door Hilde Pach. Maastricht, Azul Press, 2010
Aankomst
OEVER
De aanzet tot het niet-zijn. Straks
geen kleren meer als men meereist
met de sterren boven het ijs de over-
zijde tegemoet, de allerverste winter in
waarin men aanlegt naast een veld
van sneeuw. Het helder wordend
licht dat invliegt, dat men spelt,
onafgebroken lezend in de palm
van zijn hand. Men verstaat wat wij
wilden toen nog geen ruis van overkant
de schelp streelde, het woord niet ving
dat zong: Oever! Aankomst! Weelde!
© Frans Budé
Uit: Frans Budé In Remersdaal, Amsterdam, Meulenhoff, 1997.
Ook opgenomen in Lang leve de dood - een bloemlezing in honderd en enige gedichten
door Gerrit Komrij, Amsterdam, De Bezige Bij, 2003
zondag 23 mei 2010
Morgen droog
BAROMETER
hij ijsbeert door de warme kamer,
tikt weer op het glas
het metertje zegt morgen droog
net ook al, net ook al
daar buiten rijdt een tank,
een tank met rode woorden
hij strooit ze uit als snoepjes
Poldercollies van het avondland!
Kom allen in opstand!
Houd deuren en ramen open,
verbrand uw weersverwachting,
begraaf stekkers en zie wat opkomt.
© Floor Buschenhenke
Uit: Floor Buschenhenke Eiland op sterk water, Amsterdam, Atlas, 2009
zaterdag 22 mei 2010
Inwendige kleuren
HOE ONZE VROUW TE VERLEIDEN
Een belofte. Dat haar nooit uitgesproken wens
een nacht lang in vervulling gaat. Belofte
dat zij tijdens het vrijen de inwendige kleuren
zal bereiken. Belofte dat zij achteraf
de talen zal spreken, de sterren kan tellen,
de horizon kan verplaatsen, de tijd kan verbuigen.
Om te beginnen zul je haar moeten verbazen.
Je legt je hand precies op de plek
waar zij het contact wil; je kunt de getallen
die zij in haar level wil verbergen, raden;
je hebt de avonturen die zij vroeger beleefde
allemaal gelezen; haar fruit kun je
van een afstand aan de geur herkennen;
je bent in staat te balanceren, over het water
te lopen, in het lichaam van een ander te vloeien.
Je zult aan ons gelijk moeten zijn,
de vertrouwde gestalte van onszelf moeten aannemen.
Maar dan zonder de achteloos verborgen scheur
in de bekleding, zonder het mechaniek dat om ons hart
te beschermen bij ons is ingeplant, zonder
de zichtbare en slecht aansluitende naad
waardoor iedereen ziet dat het oor aangelijmd is,
voorzien is van een geluidenvervormer, of
te knarsig is en vol gele traan uit een poetsblik.
En met de moed van een berggeit,
met de geur van een zomerse weide.
© Tomas Lieske
Uit: Tomas Lieske Hoe je geliefde te herkennen - Amsterdam, Querido, 2006
Luciferhoutje
VΑΝ VERLANGEN NAAR JOU HEB IK MIJN KETENEN VERSLETEN
Over jou te kunnen vertellen, over jou.
Aan de goede kinderen, aan de helden.
Over jou te kunnen vertellen, over jou,
Aan de eerloze, aan de zot,
Aan de achterbakse leugenaar.
Hoeveel strenge winters achter elkaar,
Sliep de worm, de vogel, de kerker, sliepen zij
Bij het lawaai buiten van een haastige wereld...
Alleen ik sliep niet,
Hoeveel nachten, lentes,
Heb ik uit verlangen naar jou mijn ketenen versleten.
Laat ik bloedrozen in jouw haar steken,
Eentje aan die kant,
Eentje aan deze kant...
Zou ik maar οm jou kunnen schreeuwen, οm jou,
In bodemloze putten.
Naar een vallende ster.
Naar een luciferhoutje.
Naar een luciferhoutje dat in de eenzaamste
Gοlf viel van de oceaan.
Zou ik maar over jou kunnen vertellen, over jou,
Over de verloren betovering van eerste liefdes,
Over verloren kussen,
Aan hem, aan wie de onverwacht dalende avond voorbijgaat,
Die in gedachten verzinkt, een borrel, een sigaret...
Jouw afwezigheid is een andere naam voor Hel
Ik heb het koud, doe je ogen niet dicht...
© Ahmed Arif (Dyarbakir, 1927 - Ankara, 1991)
- vertaling uit het Turks: Sytske Sötemann -
Uit: Moderne Turkse Poëzie - Mehmet Emin Yildirim, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin (samenstelling). Amsterdam, Atlas, 2010.
HASRETIΝDEN PRANGALAR ESKITTIM
Seni anlatabilmek seni.
Iyi çocuklara, kahramanlara.
Seni anlatabilmek seni,
Namussuza, haldan bilmez,
Kahpe yalana.
Ard-arda kaç zemheri,
Kurt uyur, kuş uyur, zindan uyurdu
Dişarda gürül-gürül akan bir dünya
Bir ben uyumadım,
Kaç leylim bahar,
Hasretinden prangalar eskittim.
Saçlarına kan gülleri tαkayım,
Bir ο yana
Br bu yana...
Seni bağırabílsem seni,
Dipsiz kuyulara.
Akan yıldıza.
Bir kibrit çöpüne varana.
Okyanusun en ıssız dalgasina
Düşmüş bir kibrit çöpüne.
Yitirmiş tılsımını ilk sevmelerin,
Yitirmiş öpüctikleri,
Payi yok, apansiz inen akşamdan,
Bir kadeh, bir cigara, dalip gidene,
Seni anlatabilsem seni...
Yokluğun, Cehennemin öbür adıdır
Üşüyοrum, kapama gözlerini...
Ahmed Arif
Bovenzintuiglijk
kleiner dan 2, en terug, en nooit staat hij stil,
zo'n getal heet transcendent.
*
Niet de vlag, maar het wapperen.
Niet de staat, maar het begin.
Niet het paard, maar zijn loop.
Niet de naald, maar het oog.
GERRIT KROL
Twee fragmenten uit:
Gerrit Krol Wie in de leegte van de middag zweeft, Amsterdam, Querido, 1980
Muziek door het huis
JE KAT
Vanmiddag gaf je je kat een kopje en likte haar
Staart schoon, toen ze plotseling naar je opkeek
Zoals je daar op je knieën zat, en merkbaar
Aangedaan zei ze: 'Jongen, wat zie je bleek.'
Ze merkte niet meer hoe je naar haar terugkeek.
Ze kneep haar ogen toe en legde haar kop
Plat over haar voorpoten heen. Even streek
Je haar huid nog glad en hield toen verslagen op.
Tuberculeuze muziek dreef door het huis en
Je voelde je kleiner worden - onverwacht
Werden haar poten zo groot als leidingbuizen
En lag je verschrompeld tegen haar vacht.
© Gerrit Komrij
Uit: Gerrit Komrij Alle gedichten tot gisteren. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1999
Al het stof
DOOD IN LISSABON
wat konden wij doen, beginnen
als alles een einde kon nemen -
een ogenblik, wisten we, maar wanneer
dat wisten we niet, daarom
schreven we toch
en waren alleen
er waren musea, straten en pleinen
wind van de zee, van de verte
je weet wel van angst en verlangen
van wachten, van ooit
stel je dan voor hoe verloren
we liepen, altijd uitkomend
bij de rivier, we vroegen ons af
wie de lichten ontstak op de brug,
wie de vrachtwagens nieuwe
opschriften gaf en waarvandaan
al het stof in de wereld bleef komen.
© Miriam Van hee
uit: Nieuw Wereld Tijdschrift, Antwerpen, 1997 (dubbelnummer 5/6)
Gedicht naar aanleiding van de dood van Herman de Conink, die op 22 mei 1997 in Lissabon tijdens een congres op straat temidden van collega's overleed aan een hartstilstand. De Coninck werd 53 jaar oud.
Meegenomen
DE LAATSTE ROKER
Hier zit ik in mijn stamcafé en paf
Nog vrolijk witte kringen in het rond
En weer steek ik mijn bolknak in mijn mond,
Want wie vandaag met roken stopt, is laf.
Mij nemen ze mijn levensvreugd niet af:
In weerwil van het antirookverbond
Blijf ik gewoon gezellig ongezond
En wacht als straffe roker op mijn straf.
Wanneer de klok straks twaalf uur heeft geslagen
Belt vast een fan van het gezond regime
Onmiddellijk "Meld misdaad anoniem"
Om zich over mijn houding te beklagen,
Waarna ik door een arrestatieteam
Word meegenomen in de boevenwagen.
Driek van Wissen
Nr. 16 - en laatste - van zijn Gedichten des Vaderlands.
Bron: Dichter op het scherm/Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Driek van Wissen(1943-2010) was - naar Engels voorbeeld - van 2005 tot 2009 de derde nationale Dichter des Vaderlands, als opvolger van Gerrit Komrij en ad-interim Simon Vinkenoog. Voor zijn oeuvre op het gebied van het light verse won hij in 1987 de Kees Stip Prijs van het tijdschrift De Tweede Ronde.
Van Wissen overleed gisteren door een hersenbloeding op het vliegveld van Istanbul.
vrijdag 21 mei 2010
Twee punten
GEZEL
De nacht komt
En dan de duisternis
En na de duisternis
Ogen
Handen
En zuchten en zuchten en zuchten...
En het geluid van het water
Dat druppel voor druppel uit de kraan stroomt;
Dan twee rode punten
Van twee aangestoken sigaretten;
Tik tak van de klok
En twee harten
En twee eenzaamheden
© Forugh Farrokhzâd
Uit: Forugh Farrokhzâd Ik voel deernis met de tuin, moderne Perzische poëzie - vertaald door Asghar Seyed-Gohrab. Leidschendam, Quist, 2009
Forugh az-Zamân, beter bekend als Forough Farrokzahd of ook wel Forugh Farrokhzâd (1935-1967), is een van de belangrijkste vernieuwers van de moderne Perzische poëzie. Ze geldt als de grootste vrouwelijke dichter van de twintigste eeuw in Iran: ze heeft een blijvende invloed gehad op de volgende generatie schrijvers in het farsi.
Ze groeide op lang voor de religieuze dictatuur van de ayatollah's, die begon met de omwenteling van 1979 en de indertijd door politiek links in de hele wereld toegejuichte val van de 'westerse' sjah.
Als persoon werd Farrokhzâd symbool voor de onafhankelijke Iraanse vrouw: een rebel, doorbreekster van taboes, die zich losmaakt van de traditionele rol van de vrouw. Een vertegenwoordigster van een deel van de bevolking die, hoewel geëmancipeerd en intellectueel ontwikkeld, een gevangene blijft van de traditionele normen van de maatschappij waarin zij leeft maar er niet in slaagt zich daaruit volledig te bevrijden.
Farrokhzâd heeft zich ook lange tijd beziggehouden met film. In 1962 maakte ze een documentaire over een leprakolonie, getiteld 'Het huis is zwart', waarmee ze verschillende internationale prijzen won.
De Italiaanse cineast Bernardo Bertolucci heeft een korte film aan haar bewogen leven gewijd.
Farrokhzâd leed psychisch en financieel ernstig onder de langdurige scheiding van man en vooral haar zoon, die ze lange tijd niet mocht zien. Ze kwam op 32-jarige leeftijd om bij een auto-ongeluk.
Ze ligt begraven aan de voet van een berg met eeuwige sneeuw in Iran, in het noorden van Teheran, zoals ze twee jaar eerder al min of meer voorspellend had beschreven in Laten we geloven in het begin van het koude seizoen (Imân beyâwarim be âghâz-e fasl-e sard, 1965). De poëziebundel met deze titel, met gedichten geschreven tussen 1964 en 1967, werd pas zeven jaar na haar dood gepubliceerd.
Veel werk van Farrokhzâd is vertaald in het Duits, Italiaans, Frans, Grieks en later vooral het Engels.
In het Nederlands kwam tot voor kort een aantal van haar gedichten voor in bloemlezingen, waaronder Stegen van stilte - een keuze uit 100 jaar moderne Perzische poëzie [Amsterdam, Bulaaq, 2007 - samenst. en vert. Nafiss Nia en Ronald Bos].
De website
http://www.forughfarrokhzad.org/index1.htm
is volledig gewijd aan haar werk.
Een andere interessante link voor de liefhebbers van haar dichtkunst:
http://www.farhangsara.com/farrokhzad.htm
Op beide sites is - in het Engels - een vertaling te vinden van Farrokhzâd's beroemde gedicht De Zonde (The Sin),
met de openingsstrofe:
I sinned a sin full of pleasure
In an embrace which was warm and fiery
I sinned surrounded by arms
that were hot, vibrant, virile and violent.
Oma & Moeder
- klik op beeld voor grotere tekst -
Sjoerd Kuyper Als - met illustratie van Joep Bertrams -
uit: Tikken tegen de maan - 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen, verzameld door Joke van Leeuwen, met 50 tekeningen.
Rekkem (B.)/Raamsdonksveer, stichting-vzw Ons Erfdeel, mei 2010.
Tekst oorspr. verschenen in: Sjoerd Kuyper Jouw hand in mijn hand, Amsterdam, Leopold, 2006
donderdag 20 mei 2010
Zachte stenen
IK HEB NOOIT
Ik heb nooit naar iets anders getracht dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst
ondertussen beet de kou mij
was de zon een dag vol wespen
was het brood zout of zoet
en de nacht zwart naar behoren
of wit van onwetendheid
soms verwarde ik mij met mijn schaduw
zoals men het woord met het woord kan verwarren
het karkas met het lichaam
vaak waren de dag en de nacht eender gekleurd
en zonder tranen, en doof
maar nooit iets anders dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst
het regent ik drink ik heb dorst.
© Gerrit Kouwenaar
Uit: Gerrit Kouwenaar Gedichten 1948-1978. Amsterdam, Em. Querido, 1982
woensdag 19 mei 2010
Onzichtbaar transparant
DE NOODZAKELIJKHEID VAN EEN VOGELBOEK
Vogels horen de dingen die over hen worden gezegd.
Ze vliegen heen en weer en vangen transparante woorden.
Vogels houden van woorden die ze niet kunnen verstaan.
Over zulke woorden spreken ze met andere vogels.
De veren van vogels zijn gemaakt van die gesprekken.
Vogels houden van de dingen die over hen worden gezegd.
Ze willen niet weten wat transparante woorden betekenen.
Over hun veren weigeren ze een gesprek te voeren.
Ze houden van transparante dingen die ze niet kunnen zien.
Vogels vliegen heen en weer en vangen zichzelf.
© Arjen Duinker
Uit: Arjen Duinker Buurtkinderen Amsterdam, Querido, 2009
Rijkdom
ZIJN ER WOLKEN IN EEN TUNNEL?
Toen ik in mijn land was
was ik de voering,
nooit de buitenkant geweest.
Dat dwong mij ertoe
niet de eigenaar van mijn hart te worden.
Ik moest ernaar immigreren,
terwijl anderen voogd van mijn taal waren
omdat ik een ondergronds mens was.
Het puin van mijn land voegde ik toe aan mijn rijkdom.
Ik had net zo goed een mol kunnen zijn.
Ik meet mijn vreugde
met een liniaal.
Een stapje vooruit,
dan keer ik om.
Mijn land is nu een volle vijver
met vissen, bijna giftig.
Ik vraag mij af
of er wolken zijn in een tunnel.
© Ali Albazzaz
Uit: Ali Albazzaz De ober van mijn dromen, Rotterdam, Bèta Imaginations (2003), met een voorwoord door Jana Beranová.
In gewijz. versie later ook opgenomen in: A. Albazzaz Een landschap van kalmte, Leidschendam, Quist, 2008, uitgave met illustraties van Nasir Mounes.
dinsdag 18 mei 2010
Ga met ons mee
KIND
Ik was een klein kind
en speelde bij het strand.
Twee zwartgeklede mannen
gingen voorbij
en groetten mij:
goedendag, klein kind,
goedendag.
Ik was een klein kind
en speelde bij het strand.
Twee bleekharige meisjes
gingen voorbij
en fluisterden:
ga met ons mee, jongeman,
ga met ons mee.
Ik was een klein kind
en speelde bij het strand.
Twee lachende kinderen
gingen voorbij
en riepen:
goedenavond, oude man,
goedenavond.
Steinn Steinarr
Gedicht 'Barn' van S. Steinarr [1908-1958, IJsland],
oorspr. gepublic. in Letters (1995) - vertaling Claude Van De Berge -
hier uit:
Van Dante Tot Neruda - 123 wereldgedichten om uit het hoofd te kennen,
samenst. Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Tielt (B.), Lannoo, 2009
Dat altijd maar je ogen
LAMENTO
Hier nu langs het lange diepe water
dat ik dacht ik dacht dat je altijd maar
dat je altijd maar
hier nu langs het lange diepe water
waar achter oeverriet achter oeverriet de zon
dat ik dacht dat je altijd maar altijd
dat altijd maar je ogen je ogen en de lucht
altijd maar je ogen en de lucht
altijd maar rimpelend in het water rimpelend
dat altijd in levende stilte
dat ik altijd zou leven in levende stilte
dat je altijd maar dat wuivende oeverriet altijd maar
Langs het lange diepe water dat altijd maar je huid
dat altijd maar in de middag je huid
altijd maar in de zomer in de middag je huid
dat altijd maar je ogen zouden breken
dat altijd van geluk je ogen zouden breken
altijd maar in de roerloze middag
langs het lange diepe water dat ik dacht
dat ik dacht dat je altijd maar
dat ik dacht dat geluk altijd maar
dat altijd maar het licht roerloos in de middag
dat altijd maar het middaglicht je okeren schouder
je okeren schouder altijd in het middaglicht
dat altijd maar je kreet hangend
altijd maar je vogelkreet hangend
in de middag in de zomer in de lucht
dat altijd maar de levende lucht dat altijd maar
altijd maar het rimpelende water de middag je huid
ik dacht dat alles altijd maar ik dacht dat nooit
hier nu langs het lange diepe water dat nooit
ik dacht dat altijd dat nooit dat je nooit
dat nooit vorst dat geen ijs ooit het water
hier nu langs het lange diepe water dacht ik nooit
dat sneeuw ooit de cipres dacht ik nooit
dat sneeuw nooit de cipres dat je nooit meer
© Remco Campert
Uit: Remco Campert Rechterschoenen, Amsterdam, De Bezige Bij, 1992
Voor de liefhebbers van Camperts kalmerende stem,
hier leest de dichter zelf bovenstaand vers voor:
http://www.safetygallery.com/mp3s/Lamento.mp3
Geler dan citroen
IJS
Als ik groot ben, zeg je
wil ik ijsjesverkoopster en dichteres worden.
Hier zijn de ijsbolletjes die tussen je vingers door zullen glijden.
Geler dan citroen, oranje als een sinaasappelboomgaard
en het rood is afgetapt van het bloed van de watermeloen. Hier woont
de poëzie. Waar heb je dan nog woorden voor nodig?
*
DRUMSOLO
De hele nacht werd je geslagen
door je gedachten.
Je huid gespannen op de drum van het lichaam.
De stokken nam je mee naar de Chinees
en stak je in het vlees van de leviatan die in je hersens zwom.
's Ochtends grijp ik je vast
als een spijker tussen de lippen van de schoenmaker.
Je hoofd nat, wachtend op de klap van de hamer.
De hak die naar de schoen glijdt zal het moment verhogen
waarop je dichter bij me komt.
© Ronny Someck
Twee gedichten uit:
Ronny Someck Blues van de derde zoen, gedichten – vertaald uit het Hebreeuws door Hilde Pach. Maastricht, Azul Press, 2010
maandag 17 mei 2010
Ondergronds
GROND
οp bevel van mijn voorgeslacht was jij bezit
had ik taal kon ik schrijven want jij was grond mijn grond
maar mij wilde je nοοit
hoe ik me ook uitstrekte οm me neer te leggen
in ruisende blauwe eucalyptusbοmen
in runderen die hun hoorns laten zakken in Diepvlei
rimpelend drinkt het trillende vel aan hun keel
in tafzijden tressen in druipend gom
in doornbomen afgegleden naar de leegten
mij wilde je nooit
mij verduren kon je nooit
keer op keer schudde je me af
duwde je me weg
grond, ik word langzaam naamloos in de mond
nu wordt om je gevochten
wordt bedongen verdeeld verkaveld verkocht verstolen verpand
ik wil ondergronds gaan met je grond
grond die mij niet wilde hebben
grond die nooit aan mij heeft toebehoord
grond die ik vergeefser dan vroeger liefheb
© Antjie Krog
Uit: Antjie Krog Om te kan asemhaal - uit het Zuid-Afrikaans vertaald door Robert Dorsman - bloemlezing, Amsterdam, Atlas, 1999
Iedereen druk
VERJAARDAG
Familie compleet, bloemen in plastic,
soep met kroket, hard praten,
cadeautjes bedoeld οm goed te maken,
vers kleinkind οnhandig οp schoot gelegd.
Ze ziet niets, hoort alles, keert zich af.
Die mensen, wat willen ze toch?
Iedereen druk met elkaar οf zichzelf.
Het weer, het werk, vakantie, hypotheek.
Ze luistert en zwijgt, zegt niet:
wacht maar, ook jullie zijn alleen.
*
BADKAMER
Bibberend, smekend, doe ik het goed zο?
Ζij, naakt na tachtig jaar, in een warme wolk
water. Ik, vol ongemak, zoekend naar een
antwoord, een houding, een handdoek.
Doe ik het goed zο? Hou je maar vast
aan die beugels. Die hebben we niet voor niets.
Hier heb je zeep. Nee, dat mag je zelf doen.
Kan je best οf wil je dat een zuster?
En ik denk aan de keren dat zij, vroeger,
mij moest wassen, de badzaal, de zinken
bak, de ruwe doek langs mijn natte benen.
En de schrik bij eerste schaamharen,
nu moet je maar zelf. De οngrijpbare afstand
eindelijk verdwenen. Doe ik het goed zο?
© Peter Swanborn
Twee gedichten uit:
Peter Swanborn Tot ook ik verwaai, Amsterdam, Podium, 2009
zondag 16 mei 2010
Tussen de bomen
ZONDAG
Zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen.
Maar het regende.
© Remco Campert
Uit: Remco Campert Bij hoog en bij laag, Amsterdam, De Bezige Bij, 1959
vrijdag 14 mei 2010
Herinneringen van een standbeeld
DE OORLOG
Er zijn standbeelden die een oorlog ingaan
zoals wij een droom ingaan
die we ons nooit zullen herinneren
ze leefden voordat wij leefden
maar in de droom kunnen we sterven
en elk draagt
een vleugel als in het leven
we kunnen alle treden van het hart aflopen
tot in het moeras
en onze handen achter ons aan slepen
uit de namen naar buiten
en we kunnen een voor een onze trekken verliezen
de steen kan ons vaarwel zeggen
we kunnen de steen vaarwel zeggen
voor immer
en ons inschepen
als een enkele linkervoet in de lucht
en eindelijk stemmen horen als klokjes
en op de kust worden geworpen
en wakker worden met de oorlog in volle gang
© W. S. Merwin
- vertaling uit het Engels: Daan Bronkhorst -
in: W.S.Merwin Selected Poems, New York, Atheneum, 1988 - met dank aan fan Ludo Pieters
Hier uit:
Zo'n gelukkige dag - Dichters voor Amnesty International (samenst. D. Bronkhorst),
Breda, De Geus, 2007.
De Amerikaanse dichter William Stanley Merwin (1927) raakte in de jaren zestig van de twintigste eeuw vooral bekend als een van de boegbeelden van de anti-war movement.
donderdag 13 mei 2010
Hinkstappen
Morgen is het zeventig jaar geleden dat Duitse oorlogsbommen vielen op de oude binnenstad van Rotterdam. Nederland capituleerde na vier dagen, overrompeld en overweldigd door de binnengevallen buren, het begin van de bezetting door een vijandelijke mogendheid die nog vijf jaar zou duren.
Een eenentwintigste-eeuwse videoverbeelding van deze verschrikking als modern stadsgedicht:
Hinkstap op de brandgrens, een indringende clip van De WoordDansers.
- klik hieronder op driehoekje linksbeneden -
De Woorddansers Stadsgedicht, Rotterdam mei 2007
Category: Music
Tags: WoordDansers hinkstap brandgrens gedicht Rotterdam oorlog war poëzie stad city bombardement 40-45 bombing antifascisme
- met dank aan videowebsite YouTube -
De volledige tekst van dit Rotterdams stadsgedicht van Jeroen Naaktgeboren van de Woorddansers is te lezen op:
http://plugin.bibliotheek.rotterdam.nl/stadsdichter/showgedicht.aspx?id=3
In plaats van
ERRATA *
Voor 'kussen' lees: 'kussens',
Voor 'vliegen' lees: 'liegen',
Voor 'van jou' lees: 'van niemand',
Voor 'nood' lees: 'wet'.
Voor 'nu' lees: 'later',
Voor 'later' lees: 'nooit',
Voor 'weten' lees: 'vergeten',
Voor 'waarom' lees: 'daarom'.
Voor 'stenen' lees: 'brood',
Voor 'trouwen' lees: 'branden',
Voor 'jong' lees: 'oud',
Voor 'zwijgen' lees: 'goud'.
'Twee' moet zijn: 'een',
En geen vraagteken achter 'meer'.
*) In de geest van Paul Muldoon (Noord-Iers dichter en journalist)
Rudy Kousbroek
Uit: Rudy Kousbroek Dierentalen en andere gedichten, Amsterdam, Augustus, 2009
Schuilplaats
Gedicht van Jana Beranová in de Rotterdamse Proveniersstraat,
op de plek waar een vliegtuigbom werd gevonden.
- met dank aan Wikepedia.nl
Hemelvaart, op een koude meimorgen
ICARUS
Je weet niet van tevoren hoe iets breekt,
op welke dag, hoe laat, om welke reden
het zijden draadje knapt. Toevalligheden?
Of kun je weten wat erachter steekt?
De scheidslijn is maar dun: het scheelt een haar,
een hartinfarct, een vliegtuigstoel, seconden
waarin iets hapert. Dan word je gevonden
en hulpverleners zwijgen naar elkaar.
Als Icarus, de vleugels hoog geheven,
zo zou je willen zweven als je kon,
gewichtloos en in louter licht te leven.
Het fijne stof waaruit we zijn geweven
keert terug tot stof waarmee het ooit begon.
Wat blijft is ons verlangen naar de zon.
Rikkert Zuiderveld *
* Gedicht op Radio 1 vanochtend, geschreven voor het programma Dit is de dag
Vaders rug
WILLEMSBRUG, mei '40
Smeulend puin. Een graflucht. Meeuwen krijsen.
Maar ik ben achter vaders rug niet bang. Hij wijst.
- De jongenslijken die de Willemsbrug bevolken.
Weer zie ik het zwarte water om de pijlers kolken.
*
VERGETELHEID
Dresden is van de vergetelheid gered;
Rotterdam viel onder slopershamers.
- Duivelswerk was 't. Zelfverminking.
De vuilste was blijft binnenskamers.
© Hans Sleutelaar
Twee gedichten uit:
Hans Sleutelaar Vermiste stad - Rotterdamse kwatrijnen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2004.
"Tijdens de slag om Rotterdam in mei 1940 hielden mariniers en zeemiliciens met verouderde
wapens vijf dagen lang stand tegen Duitse stoottroepen die over de Willemsbrug wilden oprukken naar Den Haag. Zij opereerden praktisch zonder commando. 'Ieder vocht voor wat hij waard was,' getuigde een van hen na de oorlog.
Bij de gevechten om de Willemsbrug sneuvelden enige tientallen jeugdige Nederlanders en Duitse militairen; de schattingen van hun aantal lopen uiteen." (Aantekening van de auteur)
woensdag 12 mei 2010
Atelier
HIJ SPRONG NIET VAN DE DERDE VERDIEPING
(Nie wyskoczyl z trzeciego piętra)
De Tweede Wereldoorlog.
Warschau.
Vannacht hebben ze bommen gegooid
op het Theaterplein.
Op het Theaterplein
heeft mijn vader zijn atelier.
Al zijn doeken, het werk
van veertig jaar.
Vanmorgen is vader gaan kijken
op het Theaterplein.
Hij heeft alles gezien.
Zijn atelier
heeft geen plafond meer,
geen wanden,
geen vloer.
Vader sprong niet
van de derde verdieping.
Vader is helemaal
opnieuw begonnen.
© Anna Świrszczyńska
Uit: Heb medelijden, tijd - Poolse poëzie van de twintigste eeuw. Samengesteld en vertaald door Karol Lesman. Leiden, Plantage, 2003
Hevig voorjaar
VROEG DAALT DE AVOND OVER DE GEVANGENIS
Vroeg daalt de avond over de gevangenis.
Zelfs als draak begin je daar niets tegen.
Noch je kundigheid in de strijd,
Noch je dappere heldenhart,
Wapent je tegen weemoed
Die zich zachtjes in je nestelt, je verteert.
Vroeg daalt de avond over de gevangenis.
Zeven stalen bomen worden neergelaten,
Sluiten zeven poorten af.
En dan plotseling treurt de tuin
Daar aan de voet van de muur.
Drie takken nachtelijke rust,
Drie wortels driekleurige viooltjes...
In dezelfde vreselijke liefde
Hangt de wolk in de lucht, de abrikoos aan de tak.
De gevangenschap begint zwaar te vallen.
De duisternis is beklemmend...
Oρ het eiland zingt iemand de 'Koerdenbruid'
Terwijl ik op en neer loop langs de kooien
En aldoor onmogelijke dingen verzin,
Lachwekkende, onhandige, kinderlijke...
Werd ik maar neergeschoten, verslagen, zeg ik,
Spiernaakt, in een gevecht.
Waren vriendschap en vijandschap
Maar even manhaftig.
Maar dat kun je vergeten,
Bajonetten worden oρ lopen gezet.
De nachtronde van de bewakers begint...
Gretig strijk ik een lucifer af..
Met de eerste trek rook ik mijn sigaret tot de helft op,
Ik inhaleer diep, heel diep, een teug zal mijn laatste zijn.
Ik weet het, 'jij ook al?' zul je zeggen.
Maar vroeg daalt de avond over de gevangenis.
En buiten is het hevig lente,
Ik ben gek op je,
Stapelgek...
Ahmed Arif
- vertaling uit het Turks: Sytske Sötemann -
Gedicht Αkşam erken iner mahpushâneye, in:
Moderne Turkse Poëzie - Mehmet Emin Yildirim, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin (samenstelling). Amsterdam, Atlas, 2010
dinsdag 11 mei 2010
Aan, uit
ZOMAAR, ZOMER
Deel van me,
klop maar, ik laatje
toch niet buite.
Ik kan niet zegge
dat je veel zon krijg.
Gaat verandere.
Doen we wat aan,
uit, bedoel ik.
Deel van me, jij moet.
C.B. Vaandrager
Uit: Zij het gehavend, stad-cyclus in:
Vaandrager Made in Rotterdam - verzamelde gedichten, samenst. Martin Bril & Hans Sleutelaar. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008
maandag 10 mei 2010
Gewatteerde jasjes
EN WIJ MAAR RENNEN
(A myśmy biegli)
En wij maar rennen over het gras
terwijl werd beschikt over het lot van de geschiedenis.
Wij hoorden geen schoten.
In plaats van geschiedenis hadden we gym.
En wij maar rennen over het gras
terwijl schoenen voor ons werden genaaid.
Korte gewatteerde jasjes
waren ons een steun in de rug.
Ewa Lipska
- uit het Pools vertaald door Karol Lesman -
Uit: Karol Lesman (samenst. en vert.) Heb medelijden, tijd. Poolse poëzie van de twintigste eeuw. Leiden, Plantage, 2003
Opperbevel
DAT
Dat de hersenen de opperbevelhebber van het lichaam zijn
dat het lichaam begeerte verbergt in de grot van het schaamdeel
dat het schaamdeel de lippen van de gevangene bevochtigt
dat de gevangene een gebroken tand is in de mond die het bevel schreeuwde
dat het bevel geen grens kent
dat de grens gespannen is als een kous
dat de kous zwijgt
dat het zwijgen draden lostrekt uit de kluwens van woorden
dat in de hersenen de woorden vastzitten als een hek
en erachter niets meer te bespreken valt.
© Ronny Someck
Uit: Ronny Someck Blues van de derde zoen, gedichten – uit het Hebreeuws vertaald door Hilde Pach. Maastricht, Azul Press, 2010
Degene van toen
U BEGRIJPT MIJ NIET
u begrijpt mij niet wij vochten tegen
een vijand een vijand begrijp mij toch
ons werd verteld dat er een vijand was
ja we hadden een vijand nodig
u begrijpt mij niet u begrijpt niet
dat er oorlog was ik was degene van toen
© Armando
Uit: Armando Verzamelde gedichten Amsterdam, Bezige Bij, 1999
Andere tijd
10 MEI 1994
Vanavond gehoord van je dood op een uur
dat de dag haast stilstond van vrede
maar onder een andere hemel verstreek een andere tijd
ontplofte het licht en je was verdwenen
hier in mijn schemer vonkt nog het oude volledige leven
en bekvecht het uitgesteld vlees met de geest
een verwonderde muze wacht op het donker en vlecht
nog een kraai en een nachtegaal tussen de regels
niets is voor niets geweest nu niets meer beweegt
voorgoed lig je vast in je taal en je tekens
in wat je steeds luider totaler verzwijgt -
© Gerrit Kouwenaar
Uit: Gerrit Kouwenaar Helder maar grijzer, gedichten 1978-1996. Amsterdam, Em. Querido, 1998.
Gedicht naar aanleiding van het overlijden van zijn collega en vriend Lubertus Jacobus Swaanswijk: kunstschilder, dichter, tekenaar en lithograaf Lucebert (Amsterdam, 15 september 1924 – Alkmaar, 10 mei 1994).
De uitspraak van het pseudoniem Lucebert is Loetsje-bert, van het Italiaanse 'luce' (=licht) en het Germaanse 'bert' (=licht), eigenlijk dus dubbel of twee maal licht.
Lucebert (foto rechts)
zondag 9 mei 2010
Kier
VERZOENDAG
Het heilige gebeurt. Ik heb geraakt
grenzen van God en mens en dier.
Voorhangsel scheurt. Het heilige is hier.
Het heilige der heiligen ontwaakt.
Ik word geheel met u gelijk gemaakt.
Leven en dood staan niet meer op een kier.
De wanden draaien open van de vier
hemelgewesten. Gij zijt losgehaakt
van het papier, dat u gebonden hield
aan lettertekens, die tesamen stonden
om wat zij wisselend van u bevonden;
spel door zichzelve ritselend bezield
tot zoveel vuur, dat er geen vezel blijft
tussen wat is en wat er over schrijft.
Gerrit Achterberg
Uit: Gerrit Achterberg [1905-1962] Verzamelde Gedichten, Amsterdam, Querido (1964)
zaterdag 8 mei 2010
Rode teil
KORTE GESCHIEDENIS VAN DE WODKA
Ik weet niet meer hoe de bar heette, achter in
de Cultuurzaal van de metaalarbeiders in Tsjiljabinsk.
Ik herinner me alleen nog het meisje dat om het kwartier
achter de toonbank vandaan kwam om de glazen te verzamelen in
een rode plastic teil.
Ze sprong van tafel naar tafel haar hoge schoenen
klosten de geur van een flinke buit,
een bontmuts smeerde oorlogssneeuw op haar voorhoofd
en de alcoholdampen vervaagden het gezicht dat wapperde als een witte vlag.
Er bestaan, zei de man die naast me zat, geen lelijke vrouwen
er is te weinig wodka.
Ronny Someck
- vertaling uit het Hebreeuws: Hilde Pach -
Ronny Someck (1951, Baghdad) verhuisde op jonge leeftijd naar Israël. In Tel Aviv studeerde hij literatuur en filosofie. Tot heden zijn er negen dichtbundels van hem verschenen. Zijn poëzie is vertaald in 39 talen; werk van hem is opgenomen in diverse bloemlezingen, onder andere in het Frans, Engels en Italiaans.
Straaltje
EN SNEL VALT DE AVOND
Ieder staat alleen op het hart van de aarde
doorboord door een straaltje zon:
en snel valt de avond.
Salvatore Quasimodo (1901-1968)
Uit: De mooiste van Quasimodo - vertaling uit het Italiaans: Erik Derycke en Bart van den Bossche - Tielt (B.) / Amsterdam, Lannoo/Atlas, 2004.
Ook in: Van Dante Tot Neruda - 123 wereldgedichten om uit het hoofd te kennen,
samenst. Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Tielt, Lannoo (2009)
ED È SUBITO SERA
Ognuno sta solo sul cuor della terra
trafitto da un raggio di sole:
ed è subito sera.
Salvatore Quasimodo
vrijdag 7 mei 2010
Postzegels & Pedalen: de Giro d'Italia begint in Nederland
Noord-Italië, wielerbedevaartskerk Madonna del Ghisallo op ruim duizend meter hoogte in de Alpen boven het Lago di Como: maglia rosa, de roze leiderstrui van Fiorenzo Magni, alias "De Witte Wolf", die de Giro won in 1948, 1951 en 1955 . Links naast Magni's trofee aan dezelfde kerkmuur de regenboogtrui van wereldkampioen en vijfvoudig Girowinnaar Alfredo Binda. Binda's record van 41 Giro-etappeoverwinningen in één wielerleven hield meer dan zeventig jaar stand, totdat sprinter Cipollini - ook wel Il Re Leone of "Mooie Mario"- begin deze eeuw zijn totaal aantal ritzeges in de Ronde van Italië op 42 bracht (in 2003).
FIETSTOCHT
Het verre postkantoor was de magneet.
Niet om de luchtpostzegels of de taal
van overzeese stempels - nee, het deed
op tweehoog 's middags dienst als jeugdleeszaal.
Tweemaal, op dinsdag en op donderdag,
verdween ik in het ruime trapportaal
en kwam weer buiten met een brede lach.
Ik had mijn voorraad boeken andermaal.
Met in mijn hoofd een eerste regel die
ik vluchtig had gezien bij een verhaal
werd, fietsend, al naar het vervolg gegist.
Toch geselde ik vervaarlijk het pedaal
om sneller thuis te zijn, omdat ik wist:
het boek is beter dan de fantasie.
Gerrit Komrij
Uit: Gerrit Komrij Luchtspiegelingen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2001
Aan het kerkplafond, links: de groene Bianchi-fiets waarmee Felice Gimondi in 1976 de Giro d'Italia won. Onderop: gezegende en vervolgens weggeschonken olympische en wereldkampioenstruien van Italiaanse wielerhelden, op het altaar van de Madonna del Ghisallo. [fotoarchief 2005]
Méér over het wielerbedevaartsoord Madonna del Ghisallo bij Como (It.) op:
Iedereen vogelvrij
EEN MOOIE DAG OM STILTE TE VERSCHEUREN
Een mooie dag om stilte te verscheuren.
Oud-strijders staan te beven aan de kant
de blikken op zwartwit - en het gebeurt.
Gewoon, omdat het kan. Omdat één man.
Het is de wet van Nederland. Bij ons
moet alles vroeg of laat een keer gebeuren
dus dan ook dit. Elkeen zoekt naar het licht
als hamsters in een bak met open deuren.
Ik heb vandaag mijn oorlogsland herdacht
en struikel voort in ongeremdheid
zozeer bevrijd dat ik een kind vertrap.
Vlak voor mijn voeten valt een hoogbejaarde
in zijn soldatenpak. Hij huilt. Ik kijk.
Waar alles mag, is ieder vogelvrij.
© Ramsey Nasr
Nationaal gedicht nummer 11 van Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr, mei 2010.
Bron: Dichter op het scherm/Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Nasr was 4 mei jl. 's avonds op de Amsterdamse Dam tijdens de jaarlijkse Dodenherdenking bij het nationaal monument voor de gevallenen aanwezig toen bij een plotselinge verstoring aan het eind van de twee minuten stilte honderden mensen in de menigte in paniek wegvluchtten. Bij de eenmansactie van de - verslaafde - 'Damschreeuwer' raakten tientallen deelnemers door omvallende dranghekken vertrapt en gewond.
donderdag 6 mei 2010
Dichter tussen mes en vork
Voor wie nog wil aanschuiven: servetten en papieren tafellakens - in damastpatroon - uit de reeks Poëten Aan Tafel van de onvolprezen stichting Plint. Vijfenzeventig servetten bedrukt met één gedicht, zoals hierboven Bert Schierbeek,
plus een papierrol van tien meter met teksten van acht - wisselende - dichters (onder).
Maaltijdpoëzie, altijd vers!
En goed voor het milieu, voor wie daar in tijden van loze verkoopargumenten nog gevoelig voor is.
De papieren gebruikspoëzie kan na het diner in de prullenmand, vaatwasser volkomen overbodig.
- klik voor groter beeld -
woensdag 5 mei 2010
Minnaar
LIEFDESLIED(Love Song)
Als jij zou verdrinken, kwam ik je redden,
Wikkelde je in mijn deken en schonk je hete thee.
Als ik een sheriff was, plaatste ik je onder arrest en
Sleepte ik je voortaan overal gevankelijk mee.
Als je een vogel was, dan maakte ik een plaat
Om de hele nacht te luisteren naar je hoge trillen.
Als ik een sergeant was, was jij mijn jansοldaat,
Εn je zou niks anders meer dan drillen willen.
Als je Chinees was, leerde ik de talen,
Ik brandde een boel wierook, kleedde me curieus.
Als je een spiegel was, bestormde ik de Dames,
Ik gaf je mijn rode lipstick en poederde je neus.
Als je van vulkanen hield, was ik lava,
Onstuitbaar stromend uit mijn verborgen bron.
En als je mijn echtgenote was, was ik je minnaar,
Omdat je voor de kerk niet scheiden kon.
Joseph Brodsky
- uit het Engels vertaald door Robbert-Jan Henkes -
in: 500 Gedichten die iedereen gelezen moet hebben - de canon van de Europese poëzie, samenst. Ilja Leonard Pfeijffer en
Gert Jan de Vries, Amsterdam, Meulenhoff, 2008
LOVE SONG
If you were drowning, I'd come to the rescue,
wrap you in my blanket and pour hot tea.
If I were a sheriff, I'd arrest you and keep you
in a cell under lock and key.
If you were a bird, I'd cut a record
and listen all night long to your high-pitched trill.
If I were a sergeant, you'd be my recruit,
and boy, I can assure you, you'd love the drill.
If you were Chinese, I'd learn the language,
burn a lot of incense, wear funny clothes.
If you were a mirror, I'd storm the Ladies',
give you my red lipstick, and puff your nose.
If you loved volcanoes, I'd be lava,
relentlessly erupting from my hidden source.
And if you were my wife, I'd be your lover,
because the Church is firmly against divorce.
Joseph Brodsky
Graf van de Amerikaans-Russische schrijver Joseph Brodsky op het dodeneiland San Michele,
in de lagune van Venetië (herfst 2009)
Aan land
HET KIND UIT VIJFENVEERTIG
Mijn vader had twee levens. Eén
kort en vlammend, zonder mij. En één
daarna. Mijn vrijheid was een plicht.
Ik speelde in een pasgeboren luwte;
wat ik voor vol aanzag was innerlijk
ontwricht. Verhalen gingen onvoorspelbaar
dicht en vragen ketsten terug. Ik zweeg.
Als ik aan tafel zat stond er een horde
hol van honger in mijn rug. Ik at.
Hij nam een boot. Geen vijand kan
op open water schuilen. Mijn vader
klemde in zijn vuisten schoot en roer.
Gevangen in een cel van hout dwong
hij de vrede af. Hij vocht met storm.
Opluchting dreigde als een tweede dood.
Mijn vader had twee levens: één
sloeg zijn brandmerk in het ander
en het ander joeg een schaduw over mij.
Ik ging aan land, ik voel de wind
en in die schaduw ben ik vrij.
© Anna Enquist
Gedicht uit 1995, met dank aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei, in:
De verleden tijd van vrede, dichters over 4 en 5 mei. Amsterdam, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) & Nationaal Comité 4 en 5 mei (2005)
Het geluk van de binnenplaats
MIJN UITVAART
(Cenaze Merasimim)
Zal mijn begrafenis van onze binnenplaats vertrekken?
Hoe krijgen jullie mij van de derde verdieping beneden?
In de lift past de kist niet,
en het trappenhuis is te smal.
Misschien ligt de binnenplaats in de volle zon en scharrelen er duiven,
misschien sneeuwt het wel en is de lucht vol kinderkreten,
of misschien is het asfalt nat van de regen.
En staan op de binnenplaats, net als altijd, de vuilnistonnen.
En als ik, volgens plaatselijk gebruik, in een open kist op de vrachtwagen
wordt geladen,
kan er wel eens iets op mijn voorhoofd druppelen van een duif: dat heet
geluk!
Of de muziek nu wel of niet komt, de kinderen komen zeker naar me kijken,
kinderen zijn altijd nieuwsgierig naar de doden.
Ons keukenvenster zal me nakijken.
Ons balkon, met al z'n wasgoed, zal me doorlaten.
Ik heb op deze binnenplaats gelukkig geleefd, daar hebben jullie geen weet van.
Buren, ik wens jullie allen een lang leven toe...
Moskou, april 1963
© Nâzim Hikmet
- vertaling uit het Turks: Gerjan van Schaaik -Uit: Moderne Turkse Poëzie - Mehmet Emin Yildirim, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin (samenstelling). Amsterdam, Atlas, 2010.
Rechts: Nâzım Hikmet, gefotografeerd in de gevangenis van Bursa, in 1948.
'Gevangen zitten is niet het probleem
Het probleem is hoe je voorkomt dat je je overgeeft…'
Hikmet (1902-1963) was anti-Atatürk en tegen de staat.
Zijn werk is wereldwijd vertaald, maar in eigen land werd hij verbannen. Zeventien jaar van zijn leven bracht hij door in gevangenissen. Bij zijn honderste geboortejaar, in 2002, was rehabilitatie door Turkije eindelijk in zicht. Al zou het nog zeven jaren duren voordat hij - posthuum - in 2009 zijn staatsburgerschap terugkreeg.
dinsdag 4 mei 2010
Hek
EEN REBÉTIKO VOOR FRANS VAN HASSELT*
vanmorgen stond ik in de lege keuken
en ruimde alles op voor ik vertrok
er was nog een halve fles olijfolie en 1 citroen
dat is teveel citroen
yorgos de kat sprong op het kozijn
en keek me aan met amberkleurige ogen
een geurende vissenkop is de liefste
de kleuren van de hemel zijn de kleuren van de zee
en de regen verdampt voor ze de straat raakt
ik dronk niet het retsina-flesje leeg
ik waste niet het mes uit Kreta af
de bouzoukispeler zong: waar gaat de liefde naartoe als die verdwijnt
en ik neuriede het melodietje mee
misschien is Kim vannacht gaan dansen met die jongen uit de bar
misschien bij volle maan al geeft geen Griek daarom
er was nog een halve fles virgin olijfolie en 1 citroen
dat is teveel citroen
waar gaat de liefde naartoe als ze verdwijnt
het hek sluit wel de poort maar niet de blik
Maria van Daalen
- voor het eerst gepubliceerd op Poetry International Web, 2008 -
* Frans van Hasselt (1927) is een Nederlands journalist die al decennia werkzaam en woonachtig is in Athene; hij geldt als kenner van de rebétiko, de Griekse 'blues', een recent herontdekt, terugkomend genre volksmuziek met liederen die oorspronkelijk veel te horen waren in de achterafbuurten van de havenstad Pireas (Piraeus).
Tussen München en Stuttgart
TRACTOREN
De zonen van dr. Mengele verkopen tractoren
op de weg tussen München en Stuttgart.
Wie ze koopt zal de aarde ploegen,
zal een boom water geven,
zal de dakpannen van het huis rood verven
en ziet op het bierfestival het hoempaorkest
op het plein staan als tinnen soldaatjes in een etalage.
In de schoonheidssalon van de geschiedenis weten ze nog een kuifje te
kammen
in het haar van
een monster.
Ronny Someck
Uit: Ronny Someck Blues van de derde zoen, gedichten – uit het Hebreeuws vertaald door Hilde Pach. Maastricht, Azul Press, 2010