dinsdag 31 juli 2012

Streling


ODE AAN EEN BEJAARDE KWAL




In het smerige water van de haven
leeft nog een kwal.
                                 Amechtig,
met haar trage, kwabbige lijf,
dat zijn blauwe kleur heeft verloren en overdekt is
met de verschrikkelijke tekenen van het onafwendbare,
vervloekte vlekken van haar geslacht,
beweegt ze zich langzaam voort tussen uitwerpselen,
tussen condooms en olievlekken.

Hier werd ze geboren, hier groeide ze op, hier maakte ze
de magische reizen van haar jeugd
naar het eind van de wereld: naar de golfbreker.
Hier werd ze verliefd en voedde ze mettertijd
kinderen en kleinkinderen op om, uiteindelijk,
al haar illusies stuk voor stuk te verliezen,
over zogenaamd schone zeeën die ergens
- dat kan niet anders - móeten bestaan.

Elke ochtend zie ik haar huilen,
ik kniel voor haar neer
en streel haar met mijn blik.

Ze is oud, lelijk en alleen,
met haar kwabbige lijf: maar ze geeft niet op.
In het grote riool van de wereld
houdt zij de soort in stand.


© Anéstis Evangélou


- uit het Grieks vertaald door Kirsti de Hek -


in: Verslag van een balling, Kruispunt #179, literair kwartaalschrift, Brugge 1999.


Anéstis Evangélou [1937-1994], pseudoniem van Anéstis Papadopoulos, was na een studie rechten zijn hele leven werkzaam bij de douane in de havenstad Thessaloniki. Hij behoort tot de zogeheten tweede generatie naoorlogse dichters in Griekenland (1950-1970). Over deze tijdgenoten maakte hij een lijvige bloemlezing, een standaardwerk waaraan hij vlak voor zijn dood de laatste hand legde.
Evangélou publiceerde naast korte verhalen acht gedichtenbundels; werk van hem is vertaald in diverse landen.


- met dank aan Kees Klok en Meander-63 van 14 november 1999 -

maandag 30 juli 2012

Iets verschillends


Als haat maar

haat was, niet zo
hardvochtig ontdaan
van elk gevoel van

haat en liefde
werkelijk liefde, geen
hoopvol vermomde
hunkering naar troost.

Als weggaan weg
gaan was voor
goed naar iets
verschillends.


© Jo Govaerts



Uit: Jo Govaerts De twijfelaar, Leuven (B.), Kritak, 1989

woensdag 25 juli 2012

Zeelicht, maandagavond


IJMUIDEN



Komen samen deze cellen met een vorm van ambitie
glijden slanggelijk een buis door die ons klemt
hier moeten we wennen zoveel keren willen we vluchten! In plaats daarvan spreken
we ons moed in, een oor wordt gevormd, we zullen horen! We dragen ogen we zullen
zien, we knipperen plichtsgewijs, de vingers groeien we zullen tasten. Vreugdevol
worden we en vol verwachting.
We komen naar buiten, slaan een kreet nog schriller dan het licht. We zijn blind, doof,
stom en lam tegelijk. Horrific thoughts enter dan zijn we een van hen. Ze vieren onze
komst uitbundig. Noemen ons baby. Het zit ons niet mee trekken ons terug ergens
ver in de hersens zo veel humptiedumptie kunnen we niet aan.
We laten ons volgieten met al hun gedachten, ze hijsen ons in broekpakken, luiers,
we kirren en het is slechts bij flitsen ineens voor de zee van IJmuiden, dat we ons
vaaglijk herinneren waren wij niet eens zo'n zee die
opspringt aan rotsen, die fonkelt


© Marije Langelaar



Marije Langelaar in Onvoltooid - festivalboek van Poetry International, Rotterdam juni 2012.


- met dank aan A. en haar blote voeten, tussen watervonken bij de Langevelderslag

zaterdag 21 juli 2012

Ik onderschrijf alles



























Dubbelzijdige harmonica van twee langere verzen, verpakt als fraai vouwblad: 
Document / Ik ben van Leo Herberghs. Bibliofiele uitgave, verschenen ter gelegenheid van 
de 88ste verjaardag van de dichter vandaag.  
Naar een vormgevingsidee van Piet Gerards Ontwerpers (Iris van Kleinwee), 
Amsterdam/Heerlen juli 2012.


Nummer 40 uit de oplage

donderdag 19 juli 2012

De vrouw



Achter de vuilniswagen port de vrouw

in het gezicht van de middag




Thanh Thao (Vietnam) op Poetry International 2004






- Schone regels, rondrijdend Rotterdams vuilniswagengedicht -

woensdag 18 juli 2012

Dageraad






De witte sjamaan een initiatie



Aanvliegen over de sont,

over donkere kommen van finse meren

scheepgaan in de kajak
der gestorvenen

drijven op de wateren
tussen taiga en toendra

oog en oor zuiveren
aan leegte en verte

zich voeden met bessen, met hoed
en geur van de goddelijke paddestoel

dromen de droom
van het eeuwige heden

als arktiese beer
weer tot sneeuwblinde dronkenschap in te keren

Op de tong zeven vlokken
in dovend middaglicht smelten

zijn tent gebukt naar binnen gaan
als de zon slaapziek wegzakt achter de wouden

liggend op zijn bladerbed
het smeulend vuur van berkebast aanblazen

door het rookgat
de witblauwe poolster bespieden

in heldere blijdschap de hemelse spijker
en stralende navel van zijn heelal gadeslaan

als viervoeter zijn tent verlaten
om de verre suizing van een vleugelslag

oog in oog staan met de witte wolven
van een korte dageraad


titelpagina
© H. C. ten Berge



Uit: H.C. ten Berge De witte sjamaan Amsterdam, 
Meulenhoff, 1973/1988


dinsdag 17 juli 2012

Misschien



Het regent altijd

in dit
Land.

Misschien omdat ik buitenlander ben.




© Gëzim Hajdari

- uit het Italiaans vertaald door Sander de Vaan -





Piove sempre
in questo
Paese.

Forse perché sono straniero.


- Gëzim Hajdari



Gëzim Hajdari (Albanië) leeft als balling in Zuid-Italië.

Meer van zijn werk plus een interview staat op:
http://meandermagazine.net/wp/2012/04/1872/?offset=0

maandag 16 juli 2012

Teruggevonden



- met dank aan Het Mooiste Gedicht

zondag 15 juli 2012

Scheepje: In memoriam Rutger Kopland (1934-2012)


JUFFROUW A



Op 19 september, een nevelige
negentiende, stapte juffrouw A
aan de verkeerde kant van
haar scheepje Steeds Tevreeden
in het Meppelerdiep.


Het was al koud, zij had
de kachel niet aan kunnen krijgen,
haar oude moeder was gestorven,
alles roestte en knarste, vanuit
haar kombuis leken god en
sociale zaken niet te bereiken.
Zij ging van boord.



© Rutger Kopland


Uit: Lang leve de dood - een bloemlezing in honderd en enige gedichten door Gerrit Komrij,
Amsterdam, De Bezige Bij, 2003.
Oorspr. in: Rutger Kopland Gedichten 1966-1999, Amsterdam, Van Oorschot, 1999.



* *
Opnieuw binnen enkele dagen een groot verlies voor de Nederlandse letteren: psychiater, oud-hoogleraar en dichter Rutger Kopland is woensdag jl. na een langdurig ziekbed overleden, zo hebben zijn familie en uitgever vanmorgen bekend gemaakt. 
Kopland was een geliefd en veelvuldig gelauwerd schrijver: in 1988 ontving hij de P.C. Hooftprijs voor zijn hele oeuvre, maar een koninlijke onderscheiding weigerde hij. Hij vond zijn werk "geen bijzondere verdienste". Eind twintigste eeuw leek Kopland de gedroomde, ideale eerste Dichter des Vaderlands. Maar de dichter-medicus liet ook dit aanzoek aan zich voorbij gaan; Gerrit Komrij nam die rol van 2000 tot 2004 van hem over.
Rutger Kopland, geboren als Rudi van den Hoofdakker (Goor, 4 augustus 1934), geldt als een van de belangrijkste naoorlogse auteurs in het Nederlands taalgebied. Hij is - met afstand - de meest gelezen dichter van de laatste vijftig jaar. 

Luisteren aan de borst


DE DOKTER




De dokter keek op mij neer
ik zag zijn gezicht boven het mijne

ik zag wat hij dacht
dat ik dood kon gaan - zo keek hij
terwijl hij luisterde aan mijn borst

hij keek mij aan met een blik
- hoe kan ik dat zeggen - een blik
voorbij mijn gezicht, een blik naar iets
achter mij naar iets verwegs
alsof hij iets in de toekomst
probeerde te zien

hij keek mij aan en hij zei

hier mag u niet blijven
ze komen u halen



© Rutger Kopland



Openingsgedicht uit de cyclus Aan het grensland,
in: Rutger Kopland Toen ik dit zag, Amsterdam, Van Oorschot 2008

Landschap, ter nagedachtenis


Een van de laatste beelden van Rutger Kopland, enkele jaren na het ongeluk met een auto 
dat de dichter overkwam in 2005.

- screenshot van Facebookpagina van Bas Kwakman, directeur van Poetry International, 
op zondag, kort na Koplands overlijdensbericht -


Kopland vertelde naderhand in een NPS-documentaire dat hij na zijn ongeluk - waarbij hij, vermoedelijk door een plotselinge hartstilstand, tegen een boom reed -  voor behandeling werd opgenomen in het Gronings academisch ziekenhuis, zijn vroegere werkterrein. Daar had hij enige tijd moeten doorbrengen op een gesloten - psychiatrische - afdeling, wat hem een gevoel van isolement opleverde. "Je wilt weer naar buiten: door een deur. Een deur waarvan ik vroeger zélf de sleutel had. Maar die deur blijft telkens dicht."

Herinnering aan ex-tabaksliefhebber Kopland


BIJ HET AFKLOPPEN VAN DE AS VAN MIJN SIGARET




Indertijd liet ik mijn sigaret een hele poos branden
en wanneer ik opzij keek
bewoog in de asbak op sterven na dood
een lange grijze worm:
peuken die ik nauwlettend verzameld
en in cassettes van houtsnijwerk bewaard heb
om hun delicate lichaampjes
voor breken en uiteenvallen te behoeden.
Om de zoveel tijd open ik ze
en zie wat ik verloren heb.


(...)


© Yannis Varvéris


- uit het Grieks vertaald door Hero Hokwerda -




Fragment uit  de afdeling 'Nacht en nicotine'  in de bundel Oorlogsinvaliden (Anapiron polémou, Athene 1982). In deze vertaling [1]  hier uit het eerste van drie gedichten van Varvéris in 
het Roken-is-dodelijk-nummer van De Tweede Ronde, tijdschrift voor literatuur, herfst 2006 - Amsterdam, uitg. Mouria.





- Het zijn de dagen van de dode dichters (verzuchting op Facebook, zondag)

vrijdag 13 juli 2012

Museum



EEN LIED VOOR DE WASVROUW




In het gunstigste geval lopen de hazen
vandaag langs de wasmand. Of gaat zij
onder massagetafel en kicksenrek de vodden
lezen, de geursporen volgen?


Maakt niet uit, even lief zijn ze haar,
de bange bewoners van het mannenmuseum,
nerveus en snel als kleine knagers. Ze tekenen
glorie en verlies in vlekken, een geschenk,


een geschiedenisboek. Bloed is het minste.
Zij vernielt het krijgskundig relict achteloos
en plichtmatig. Zij strijdt nooit. Geen moeite lieverd,
geef maar. Verdrinking, vuur, hete lucht.


Zorgvuldig vouwt ze haar prooi. Wanneer
geeft ze op? Als fluweel, met die nieuwe
wasverzachter. Als nieuw. Als verse sneeuw.



© Anna Enquist



Uit: Anna Enquist Nieuws van nergens Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2010

vrijdag 6 juli 2012

Maskers - bij de dood van Gerrit Komrij (1944-2012)


SCHRIKBEELD



Neem me de poëzie af
En ik ben een brievenbesteller
Een defecte toerenteller
Een man zonder toverstaf
Trek me mijn maskers af
En ik ben een gesteven minister
Een gediplomeerd redetwister
Op weg naar mijn marmeren graf 
Een sukkel in sukkeldraf 
Op weg naar het avondrood 
Op mensenliefde staat straf 
En de sukkels moeten dood



© Gerrit Komrij



Uit: Gerrit Komrij Spaans benauwd Amsterdam, De Bezige Bij, 2005.




tekening: G. Komrij door Theo Daamen






Bericht van vannacht: polemist, criticus, columnist, vertaler, schrijver, dichter en bloemlezer Gerrit Komrij is 
op 68-jarige leeftijd overleden in een Amsterdams ziekenhuis.
Komrij was een letterkundig omnivoor en een soms eenvoudig, maar vilein waarnemer. Menigeen vreesde zijn kleurrijke, dikwijls virtuoze en in ieder geval scherpe pen.
Voor duizenden was hij een gids en wegwijzer in de poëzie, onder meer door zijn bloemlezing - inmiddels een heus standaardwerk - van  meer dan 4.000 pagina's over de Nederlandse dichtkunst in de afgelopen zeven eeuwen.
Gerrit Komrij werd in 1993 onderscheiden met de P.C. Hooftprijs voor zijn beschouwend proza. Van 2000 tot 2004 was hij de eerste Nederlandse poet laureate  resp. Dichter des VaderlandsIn 1970 vormde hij de 'openingsact' van het eerste Poetry Internationalfestival in de Rotterdamse Doelen.
Komrij was niet altijd onomstreden; bij leven had hij gaandeweg ook diverse vijanden om zich heen verzameld. Wat door velen geroemd werd als "sublieme scheldstukken" beschouwden anderen als "krenkende uitvoering van allerlei privéoorlogjes". De kwaliteit van zijn dichtkunst lag soms eveneens onder vuur met kwalificaties als "niet buitengewoon, een soort rijmelarij". De brede lof in veel herdenkingsstukken na Komrij's overlijden wordt door een aantal van zijn tijdgenoten juist opgevat als "weinig kritisch, moedig en voorspelbaar" resp. "cultureel-politiek correct".  

donderdag 5 juli 2012

Buitenbad


Liet me argeloos vallen die dag in andermans leven, andermans

autorijles, boodschappenlijstjes, college, in andermans
aarzelingen, beginnende benen op dansles.

En overal wist ik de weg, ik wandelde talloze wezen
naar propere ouders en leerde een drinkende man
op de duur van zijn glas te vertrouwen,

ik stormde bont en blauw geslagen vrouwen huizen uit,
schuifelde bedelaars kastelen in, liet een kille moeder
tijdig knielen bij een kind dat viel,
was het kind dat viel.

Ik leerde een voetballer in God te geloven als in de klap
tegen de lat, een blinde alles wat hij miste
zonder vragen terug te vinden, ik was
het talent dat de schilder bezat
aan zijn licht te ontkomen.

Alleen het echt vanzelfsprekende te water gaan
van een magere zwemster, 's ochtends vroeg,
in het buitenbad tussen de bomen,
verliep uiterst krampachtig.

Boven het water bleef ze machteloos zweven terwijl ik
teruggleed, opnieuw in beweging, haar huivering
uit, de moed opgegeven, het badpak
al bijna verdwenen.




© Ester Naomi Perquin




Openingsgedicht uit Ester Naomi Perquin Celinspecties Amsterdam, Van Oorschot, 2012

dinsdag 3 juli 2012

Vlieger


In de bedding

van je heupen wil ik slapen
door de hemel van je
ogen bedekt

je voeten zijn ver en toch
behoren ze bij je als een
vlieger zijn ze opgelaten
in een zomerdag

ik woon
in een ander huis; soms
komen we elkander tegen
ik slaap altijd zonder jou
en wij zijn altijd samen.



© Hans Lodeizen



Uit: Hans Lodeizen Het innerlijk behang en andere gedichten Amsterdam, G.A.van Oorschot, 1966

maandag 2 juli 2012

In het gras


middenin de vlakte van juli

kwam ik je tegen. ik woon hier, zei je.
ik keek naar de bloemen. ja, dat zie ik, zei ik.

je was lenig; en je woorden waren zo
doorschijnend, ik kon je er helemaal
door zien.
en daar lag ik al in het gras
en wat hield ik in mijn hand?
een oortje, waarin ik het lange woord
'Lieveling' uitgoot, zonder morsen.




© Herman de Coninck


Uit: Herman de Coninck Onbegonnen werk Antwerpen, Manteau, 1984