dinsdag 13 mei 2008

Verre vermoedens

BRIEF AAN MIJN VROUW
II-II-33, Gevangenis Bursa

Mijn liefste!
In je laatste brief
schrijf je:
‘Mijn hoofd barst
mijn hart bezwijkt!’

Je schrijft:
‘Als ze je hangen,
als ik je verlies,
dan kan ik niet meer leven!’

Je zal leven, mijn lieve vrouw,
je herinnering aan mij zal als een zwarte rookwolk verdwijnen in de wind:
je zal leven, roodharige zuster van mijn hart,
in de twintigste eeuw
is de smart om de dood
na een jaar verdwenen.

De dood,
een dode die aan een touw hangt.
Aan zo’n dood
kan mijn hart zich niet onderwerpen.

Maar,
je zal zien, mijn liefste,
als een arme zigeuner
met handen als een zwarte, harige spin
het touw rond mijn hals
zal leggen

dan zullen ze tevergeefs
naar Nâzim kijken
om de angst in mijn blauwe ogen te bespeuren!

In de schemering van mijn laatste ochtend
zal ik
mijn vrienden en jou zien
en ik zal
alleen de pijn om het lied dat ik niet tot het einde kon zingen
meenemen in mijn graf…

Mijn vrouw,
goedhartig,
goudkleurig,
mijn bij met ogen heerlijker dan honing,
waarom heb ik je geschreven
dat men mij wil hangen,
het proces is nog maar net begonnen,
en ze rukken een mensenhoofd toch niet uit
als een knol.

Zet die nare gedachten uit je hoofd.
Het zijn maar verre vermoedens.
Als je geld hebt
koop me dan een lange wollen onderbroek,
ik heb opnieuw jicht in mijn benen.
En vergeet niet
dat de vrouw van een gevangene
altijd aan leuke dingen moet denken.

NÂZIM HIKMET

[uit: De mooiste van Hikmet, vert. Perihan Eydemir en Joris Iven, Tielt/Amsterdam, Lannoo-Atlas, 2003]

Geen opmerkingen: