maandag 29 november 2010

Palmen in een ijszee



WINTER



in het blauw gekorven

grist de kraai gouden
spangen weg van zee
bedolven onder winterweer
krimpen letsels van ijs


geworpen speren, het kleed
bespat en de engelenveer


eindeloos uitzicht ruimt
kruiende werelden op
zwarte woestijnen tuimelen
in open hondemuilen
mijn hart ligt op koud ijzer
iemand verplettert het


palmen ver weg ruisen
in noordelijke ijszeeën


mateloos naar het noorden
kijk ik uit, mijn ooggaten
walmen van dor pijnhout
onder broeiende heuvels
slingeren hoge zuilen zich
naar de brokaten hemel


op de ontvolkte spiegels
zitten pestvlekken


koningsogen, de adelaar
heeft het overschouwbare
tot hemel rond gebogen
en draagt hem als buit
weg naar het onbewogene
sneeuwleeuwen en stralende
duiven zijn daar thuis


haren verloren hun kammen
oorhangers weggehangen


doodgeslagen kraaien
klagen de hemel nog aan
daglicht dol van zwaluwen
slaat bomen tot ze naakt zijn,
tot takken de verglaasde
vingers van kou zijn


palen boven het water
rusten op visgraten


winter, geheim zeer
dat glanst in oogkoren,
onder beglaasde haren
resten van stof opspoort
in verkrampte muizenpoten:
schitter en word leeg


ijs slaat in mondholen
uiteen tot blauwe kreten


meubels worden vijandig
de straat slaat met onmacht
het gangpad tussen koffers
is besmeurd met grondwater
dat sijpelt uit de modderen
mond van een aardgolf


doodval, in nabuurschappen
verschijnen engelen al


dwars over vastgespijkerde
dagen gaan de balken
van de lucht schuiven, gekraak
op zolders verjaagt
poppen uit hun laatste
schuilplaats, kelders
tonen hun zwarte gaten


onder de gewelven
sterft het laat sterlicht


de schreeuwende kanarie
tuimelt wild door zijn kooi
de hond, staart tussen de poten,
kruipt achter de schuurpoort.
het gramstorige landschap
toont zijn gekorst voorhoofd


daarboven vogels. vlogen
donsveren vol vlieglood?


wasvrouwen hebben hun sieraden
gelegd op het water en weldra
wappert was aan de draden
boven het wintergras. een eekhoorn
klimt uit een boom, schaduwen
krijgen een warme naam


zo was het nooit: dromen
zijn het, nooit was dit waar



© Leo Herberghs



Gedicht verschenen in de winter van 2010/2011,
bibliofiel uitgegeven door Azul Press, Maastricht, november 2010.

Geen opmerkingen: