maandag 29 september 2008

Bed met gele lakens



DE STRANDJURK OPLICHTEN


Voorzichtig. Omzeil de verrukking, dat zinkt toch maar als reumatiek
het gebeente in. We heffen aanvankelijk de jurk tot op de heupen slechts.
De maan fonkelt maanlicht op je naakte dijen. ‘Een waarheid,’ fluister ik
‘herhaalt zich niet’ & ‘je trekt mij als het trekken van de maan.’ Stilte.


Het droge zand schelpt je nog omstandig haar nee maar de weerstand
in de scène is een kronkeling van eerdere acteurs, het ritmische breken
van de bruisende golfslag wil al dat springtij van ons, een hoogwit ruisen,
het kabaal, namelijk, van de stilte beukend op het witte, mensvreemde strand.


“De verbeelding zet zich door het vel heen aan het vlees.”
Een verstrengeling van lichaam vindt plaats meestal 's nachts,
de verstilde klomp van het rozige hunkeren, het sensuele
verrimpelt delicaat het strakke dagkleed van de verwensing.


Ik giet je huid & lippen in de kom met ontbijtgranen. Dat bed, dat daar
met de gele lakens, dat lees ik je in als de lopende code van ons verlangen.


© Dirk Vekemans

in: De Gids, augustus 2008.

zaterdag 20 september 2008

Opzien


Biechten aan de muis van zijn hand.
Hij sputtert broodpap. Wat hem voedt
wordt geklauter langs de boordknoop.
Verdonkeremaant de guppen van deze
week. De vilder is ouder en meer moe
dan menig hoornvlies op zijn plank.
Dat wil hij ook. Niet als kluizenaar,
dat zou onvoldoende zijn. Hij zoekt
een diepere slaap. Thesaurus in het
onderdek. Opzien tegen magere jaren.


© Marc Kregting



Uit: Marc Kregting Kopstem/Stopnaald - gedichten, verhalen. Amsterdam, Prometheus, 1997

donderdag 11 september 2008

Hoe machteloos lief




STERFBED


Mijn vader sterft; als ik zijn hand vasthoud,
voel ik de botten door zijn huid heen steken.
Ik zoek naar woorden, maar hij kan niet spreken
en is bij elke ademtocht benauwd.

Dus schud ik kussens en verschik de deken,
waar hij met krachteloze hand in klauwt;
ik blijf zijn kind, al word ik eeuwen oud,
en blijf als kind voor eeuwig in gebreke.

Wij volgen één voor één hetzelfde pad,
en worden met dezelfde maat gemeten;
ik zie mijzelf nu bij zijn bed gezeten

zoals hij bij zijn eigen vader zat:
straks is hij weg, en heeft hij nooit geweten
hoe machteloos ik hem heb liefgehad.


Jean Pierre Rawie

Uit: Jean Pierre Rawie Verzamelde Verzen, Amsterdam, uitgeverij Bert Bakker, 2004.
Oorspr. in: Onmogelijk geluk (1992).

maandag 1 september 2008

Waar het kwaad niet kan komen


KLEINE PASTORALE




In D. heerst de rust van een nacht op het land.
De inwoners slapen. De schoorstenen stomen
hun zweetlucht naar buiten, het blaffen der honden
verstomt. De lijven draaien zich nog eens om,
hun kleine lusten steken de kop in dromen.

In dit dorp, waar het kwaad niet kan komen,
rust zacht de hand, luiert de pols op de rand van
het bed, sluipt de weemoedige wesp langs
het laken omhoog, bevuilen de luizen
de eens zo blanke agenda.

Lazarus lepelt de wacht zijn eieren uit,
totdat hij zich wakker zal braken.
Aan de muur een verouderde kaart van Europa.





© Juliën Holtrigter



Uit: Juliën Holtrigter Omwegen Zoetermeer, Mozaïek/Boekencentrum, 2001