dinsdag 31 maart 2009

Nog een keer



EIGHT DAYS A WEEK



als mijn vrouw met de bus naar de stad gaat
hoop ik altijd dat ze halte ziekenhuis instapt:
dan kan ik haar net zo lang nakijken
als wanneer ze halte vogelplein neemt
en zie ik haar bovendien nog een keer
voorbijkomen in de bus


C. Buddingh'



In: C. Buddingh' Gedichten 1938-1970, Amsterdam, De Bezige Bij, 1979

Vliegers




LANGS DE HIGHWAY



Als ik je nu de oceaan liet zien, verdwaald
en buiten adem, één groot geratel.
Sommigen erlangs in dunne kleren,
geliefden, glimmend, argeloos

in de ijle lucht een weg op die zij kennen.
En keren terug naar het ogenblik,
de vrouwen boven de sturen - alles wat
zich afspeelt, het hele leven door, have en
goed één richting uit, godvergeten oorden.

Ergens laat men vliegers op, vraag mij niet,
wit en groen - het gaat om de belofte,
de milde bries die tot uitzien dwingt.

© Frans Budé


Uit: Frans Budé De trein loopt prachtig binnen, Amsterdam, Meulenhoff, 2003

Bijstand


DAT IS ALLES


Er is geen mens
er zijn mensen
er is poëzie geen gedicht
poëzie over langzaam voorbijgaan
geen gedicht over onbekenden

er zijn mensen en als ik zeg
ik bemin ze dan lieg ik
en als ik lieg ik bemin ze
dan spreek ik de waarheid
over één mens

en ik zeg zij alleen
maken steen steen
zij alleen maken water water

ik bedoel zij maken een wereld
die hun werd onthouden
door hem te bevolken
en dat is dubbel gezegd

zo leggen de feiten zich neer
dubbelzinnig en links
als de mensen

ik heb hen niet lief maar
ik sta hen bij als mijzelf
dat is alles.



© Gerrit Kouwenaar


Uit: Gerrit Kouwenaar Gedichten 1948-1978. Amsterdam, Em. Querido, 1982

zondag 29 maart 2009

Silhouet



je hebt me alleen gelaten
maar ik heb het je al vergeven

want ik weet dat je nog ergens bent
vannacht nog, toen ik door de stad
dwaalde, zag ik je silhouet in het glas
van een badkamer

en gisteren hoorde ik je in het bos lachen
zie je, ik weet dat je er nog bent

laatst reed je me voorbij met vier
andere mensen in een oude auto
en ofschoon jij de enige was die
niet omkeek, wist ik toch dat jij
de enige was die mij herkende de enige die
zonder mij niet kan leven

en ik heb geglimlacht

ik was zeker dat je me niet verlaten zou
morgen misschien zul je terugkomen
of anders overmorgen of wie weet wel nooit

maar je kunt me niet verlaten


© Hans Lodeizen


Uit: Hans Lodeizen Het innerlijk behang en andere gedichten. Amsterdam, Van Oorschot, 1949.

Naderhand opgenomen in Verzamelde gedichten; bezorgd door Wiljan van den Akker, Redbad Fokkema en Mirjam van Hengel. Amsterdam, Van Oorschot, 1996.

Glanzend van water



DE RODE KRUIWAGEN





Er hangt zoveel af
van

een rode krui-
wagen

glanzend van regen-
water

naast de witte
kippen





© William Carlos Williams





The Red-Wheel-Barrow, vertaald uit het Engels door Huub Beurskens.
In: Even dit, Amsterdam, Meulenhoff, 2006

Geloof



DE GOD VAN DE KINDEREN


voor Elena Gascon-Vera



Zij kleedden haar uit en bonden haar vast
en sprekend met de precisie van diplomaten en chirurgen
vroegen zij haar
in welke God ze geloofde
die van de moren of die van de joden
haar hoofd hangend en zo ver weg
bleef ze zeggen
Ik geloof in de God van de kinderen


Marjorie Agosín


Uit: Liefde kon maar beter naamloos zijn – 150 dichteressen voor Amnesty International. Bloemlezing, samenst. Daan Bronkhorst. Breda, De Geus, 2000.

Marjorie Agosín (1954, Chili), tegenwoordig werkzaam als hoogleraar Latijns-Amerikaanse letterkunde in de Verenigde Staten, heeft in haar proza en poëzie vaak geschreven over de moeders van 'verdwenen' politieke gevangenen.


(Voor emeritus-pastoor W.V. van Simpelveld, die gisteren overleed - een verdraagzame geestelijke en 'heeroom', met wie ook niet-gelovigen tenminste nog konden lachen)

Niet thuis


CONTRAGEWICHT



Er is een land dat ik met pijn verliet,
Er is een land dat ik met pijn bewoon.
Een derde land daartussen is er niet.
Mijn leven volgt een zonderling patroon:

Want waar ik heenga voel ik me niet thuis
En waar ik thuis ben wil ik telkens weg.
De grens wordt smal tussen geluk en kruis,
Steeds minder denk ik wat ik hardop zeg.

Ik heb, om aan dit noodlot te ontkomen,
Een derde land verzonnen in mijn hoofd,
Een land vertrouwd met leugens en fantomen.

Aan diepgewortelde en zware bomen
Hangen honkvast de loden trossen ooft
Van al mijn vederlicht geworden dromen.

Gerrit Komrij

Uit: Gerrit Komrij Luchtspiegelingen - gedichten, voornamelijk elegisch. Amsterdam, De Bezige Bij, 2001

Achter mijn oog



ik onderschrijf niks

ik schrijf een naam achter mijn
oog, in mijn mond eet
ik hem op

ik onderschrijf het
gedicht, het enige dat
altijd het mijne
geweest is



© LEO HERBERGHS


[ongepubliceerd]

zaterdag 28 maart 2009

Troon


MIJN KLEINE IK


Toen ik mijn kleine Ik had ingebouwd
en tegen mezelf zei: Dit is van mij
groeide het op
uitgroeiend tot een dictator
vol charme en hebzucht.
Opstanden, valstrikken
en subversieve acties
beraam ik tegen hem
samenzweerders en huurmoordenaars
zet ik tegen hem in
maar toch
kruip ik als de nederigste hielenlikker
aan zijn voeten,
kwijlend voor zijn troon.



©
Zoran Ančevski


- vertaling: Roel Schuyt -


Met dank aan de Maastricht International Poetry Nights - editie 2002.


Zoran Ančevski (1954) woont en werkt in Skopje (Macedonië)

vrijdag 27 maart 2009

Teken


LENTE IN DE SCHILDERSSTRAAT




ik zag je aan de overkant
als was je uit een schuilkelder
gekomen: voorzichtig en verbaasd
over het licht dat op de huizen scheen
je had je lange winterjas nog aan
ik had een teken kunnen geven
ik had je vragen kunnen stellen
de straat lag tussen ons als water


achter mij zaten moeders in het park
rond het museum, hun kinderen
kregen klappen tot ze huilden
mij heeft de tijd gered,
de afstand, dit gedicht


©
Miriam Van hee


Uit: Miriam Van Hee Het verband tussen de dagen Amsterdam, De Bezige Bij, 1998

Schokbreker


FABEL VAN DE BLOEDTRANSFUSIE



Ik word overreden riep de oude vrouw
de schokbreker wist van toeten noch blazen
ze liep in de weg zei de man achter 't stuur
ze heeft rood bloed zei het zwarte asfalt
haar bloed is weg zei de witte chirurg
ze is voor mij zei grijs de dood.


Hier is mijn bloed zei de man in de deur
ik ben haar zoon zei het bloed in de man.

Ben ik al koud vroeg de vrouw aan haar droom
waar is de hemel de hel met goud vuur ?

De chirurg tot de spuit tot de huid tot de prik tot het bloed.

Blijft dat zo tot in der eeuwigheid
ze bederven mijn stiel zei de dood tot de tijd.

Ik ben het zei de zoon tot de moeder
ik ben het zei het bloed van de zoon tot de moeder
d.w.z. tot het bloed van de koelende moeder.

Dag bloed zei dit bloed 't is lang geleden
om u weer te zien zou men geld besteden.
'k Zou haar hart willen zien zei het bloed van de zoon.
Kom dan mee, jong bloed, zei het bloed van de moeder
wacht op het tij en verschuw haar niet
de tropen de meisjes zijt gij niet ziek?

Benauwd heb ik het zei het bloed van de zoon
benauwd en koud in deze oude woon.
Houd mij maar vast zei het bloed van de moeder.

Kent gij de weg ik ken hem wel.
Door het rechter hart dat hem herkende
door de twee longen die hem herkenden
door het linker hart dat hem herkende
door het hoofd dat hem niet herkende.

Ik heb mijn tijd, zei de dood tot de tijd.

Ten tweeden male door hart en longen
en weer naar het hoofd
en weer door het hoofd.

Ik voel me al beter zei 't bloed van de zoon
ik heb u verwarmd zei 't bloed van de moeder.

Ze tracht te spreken zei de chirurg tot de zoon
leg uw oor aan haar mond haar leven zal spreken.

Toen heeft de mond van de moeder gezegd
en alleen het oor van de zoon kon het horen:
ik droomde dat mijn zoon werd geboren.


©
Karel Jonckheere


Uit: Karel Jonckheere Poëtische inventaris, Amsterdam/Brussel, Paris-Manteau, 1972

donderdag 26 maart 2009

Vlinder



DIT IS MIJN DAG


Vanochtend werd ik wakker in een droom
van iemand die een huid van vlees bewoont.

Ik kon niet vluchten, ik was geen Tsjwang Tse
die had gedroomd dat hij een vlinder was

en zich bij ochtendlicht afvroeg of hij,
Tsjwang Tse, gedroomd had een vlinder te zijn

of dat de vlinder droomde als Tsjwang Tse
te ontwaken, nee, ik was een mens,

een taai skelet met tweeëndertig tanden,
twee handen en een tragisch intellect

dat met een angst voor klokken was behept.
Maar langzaam, bijna heilig, stond ik op,

gaf mijn gezicht een hand en ritste mijn
gedachten dicht. Dit is mijn dag, wist ik.

Hier lonkt een spiegel naar verwonderd licht.
Daar breekt een vlinder uit. En dat ben ik.


© Menno Wigman


Uit: Menno Wigman Dit is mijn dag, Amsterdam, Prometheus, 2004

Een eenzame begeerte


DE ONTDEKKING




Een man ontdekte dat de liefde niet bestond.
Het was een schitterende ontdekking.
Hij werd beroemd.
Hij hield lezingen, gaf interviews,
lichtte zijn bevindingen uitvoerig toe,

en alle mensen schudden hun hoofd van verbazing -
maar ze haalden ook opgelucht adem,
want zíj bestonden nog wel,

en achter hun deuren, tussen hun jassen, in hun kelders,
omhelsden zij elkaar,
in het donker, prooien
van een eenzame begeerte,

want de liefde was een verzinsel.


Toon Tellegen


Uit: Toon Tellegen Daar zijn woorden voor - een keuze uit de gedichten. Amsterdam, Muntinga, Rainbow Essentials, 2007

Brief


SPION

Slap elastiek ligt voor mijn deur. De postbode is
vertrokken. Steeds schijnt een rode gloed langs
het gordijn. Saaie enveloppen smijt hij meters ver
de gang in. Andere dagen grazen zijn mouwen
gulzig door mijn papier, maar krijg ik niets. Komt
er een brief dat hij mij dagen terug niet thuis trof.
Blaast hij rook door de brievenbus heen.
Het bordje met mijn naam erop is al verdwenen.


© Vrouwkje Tuinman


Uit: Vrouwkje Tuinman Receptie Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2007

woensdag 25 maart 2009

Dor


HERFST


1000 dorre bladeren voor mijn deur
brengen mij op niet 1 gedachte.


J. Bernlef


In: J. Bernlef Achter de rug, Gedichten 1960-1990, Amsterdam, Querido, 1997

Langs de touwen


HOND OP DE AKROPOLIS


1

Gekeurd en kaarten
gescheurd mogen we door.

Voor ons de weg glad
van benieuwdheid, van grote
grage voeten, trage kleine die mee

moesten. Het is als vroeger
een ongedurig duwen en dringen en weer
glipt die schaduw

honds mee naar binnen.




2.

De schutkleur heeft hij van het oude,
van marmer zoals hij zich voegt
naar het marmer. Tot je

over hem struikelt kijk je
nog aan hem voorbij, tot hij blaft, gromt
zijn tanden laat zien. Versteende

slaper lijkt hij, maar zijn derde oog
houdt je steeds in de gaten, staat naar je

open, onafgebroken.




3.

Het is anders. Handlanger des duivels
de wachter, elke liefkozende hand op een zuil

fluit hij af, laat staan dat je de tempel in mag
om een beetje te knielen. Hetzelfde is

anders. Er zat een vrouw
met een kind, maar ze zit er niet meer
en het kind zit er niet meer. Er loopt

een vrouw langs de touwen
een blaffende hond op haar hielen.


©
Hester Knibbe


Uit: Hester Knibbe Bedrieglijke dagen, Amsterdam/Antwerpen, Arbeiderspers, 2008

Hartstocht


Er ligt een vel papier op mijn bureau waarop een lijst met vragen staat.
Waarom?
Was het passie?
Was het wellust?
Was het wraak?
Was het verveling?
Was ze dronken?
Was ze boos?
Waar was ze?
Was ze buiten?
Was ze binnen?
Wat had ze aan?
Wat deed ze uit?
Was het licht aan?
Was het donker?
Was er voorspel?
Was er naspel?
Kwam ze klaar?

Soms merk ik dat ik opgewonden word als ik over die vragen nadenk.

Dan haat ik mezelf.


© Karel Glastra van Loon


Uit: Karel Glastra van Loon De passievrucht, Contact, Amsterdam, 1999

Schoonheid


LUNA



Alsof het was bedekt met hevig licht
bleef haar lichaam mij weerkaatsen,
even zinloos dreigend
zoals de glans aan messen hangt.

Ik bedroog haar met geweld:
mijn lichaam liet haar voor de liefde leven,
haren werden touw toen ik ze opbond,
een verwonding opsmuk, een gevlamde tatoeage.

Voor mijn schoonheid moest zij dood.
Uit haar schreeuwden tegenstrijdige bevelen.
Vuistgroot trilde ik boven haar uit.
Vallen was genade.



© Peter Verhelst



Uit: Peter Verhelst Otto. De juwelen het geweld, het geweld de juwelen. Antwerpen/Amsterdam, Manteau, 1989.

dinsdag 24 maart 2009

Helicopter



VERHAAL VAN EEN OOGGETUIGE



Zowat driehonderd mannen zitten in een kring.
Het is ijskoud en ze zijn naakt.
Ze beschermen hun blote vrouwen en kinderen
tegen de scherpe zuidpoolwind.
Soms mag een oudere man de kring verlaten
om wat warmte op te doen tussen de vrouwen.
Vaak krijgt hij dan een stukje rauwe vis.
Daarna neemt hij opnieuw zijn plaats in,
want bij de mensen blijven mannen altijd mannen.

Er nadert een helikopter door zeehonden bemand.
Het zijn geleerden, technici en godsgezanten.
Ze maken films en droppen helgekleurde zakken
met voedsel. Er staan goede woorden op de zakken.

Op zeker ogenblik schoudert een zeehond zijn geweer
en hoewel hij wet dat op het doden van mensen
zware straffen staan,
gaande van 500 dollar tot een jaar hechtenis,
legt hij een rechtstaande man,
de mooiste van allen,
neer.


© Paul Snoek


Uit: Paul Snoek Gedichten, Brussel, Manteau, 1971

Maanloze vlagen



IK BEN AL BIJNA BIJ JE



Hoe nabij ik ook toesla, na een tijdje
lijk ik weer verdwenen als altijd.

Maar hoe ver ik ook wegtrek uit je veilige
heden, altijd ben ik naar je onderweg

en blijf ik in je aan het woord, net
niet verstaan door je schichtige oren

die van geen stilte mij onderscheiden.
En voor je het weet ga ik weer in je

tekeer en flakkert je denken als kaarslicht
onder mijn maanloze vlagen. Hoor maar.

Kom ik als ziekte dan snoep ik al aan je.
Kom ik als diepte, dan zul je mijn bodem

nooit raken. Kom ik als water dan lijken
mijn oevers in niets op een kade.

Ik ben al bijna bij je. Als een zuigeling
een wereldoorlog zul je mij smaken.

Erik Menkveld


Uit: Erik Menkveld Schapen nu! Amsterdam, Bezige Bij, 2001

Op een dag


Het oog van mijn vader


Mijn vader had een glazen oog.
's Zondags als hij thuis was haalde hij nog meer ogen uit z'n zak,

hij poetste ze οp met de rand van z'n mouw en riep mijn moeder οm
er een uit te kiezen. Dan lachte mijn moeder.

's Ochtends was mijn vader goedgehumeurd. Hij speelde met het
oog in z'n hand voor hij het indeed en zei dat het een goed oog was.
Ik echter wilde hem niet geloven.

Ik sloeg een donkere sjaal οm mijn schouders alsof ik het koud had,
maar eigenlijk deed ik het οm hem te bespieden. Ten slotte zag ik
hem οp een dag huilen. Εr was geen enkel verschil met een echt oog.

Dit gedicht
Is niet bedoeld
Voor hen die niet van me houden
Ook niet
Voor hen
Die me niet zullen kennen
Als ze niet geloven dat ik heb bestaan
Net
Als zij

Na die geschiedenis met mijn vader wantrouwde ik ook al diegenen

die echte ogen hadden.


ELENI VAKALO


- vert. uit het Grieks Jenneke Quast -


Eleni Vakaló (1921-2001), archeologe, vertaalster en vooraanstaand kunstcritica, is auteur van onder andere Het concept van de blinde (1962), Hoe een gevaar opleveren voor onszelf (1966), De betekenis van formulieren (1975) en De palavers van mevrouw Rodalina (1984).
In 1991 kreeg ze in Athene de eerste Staatsprijs voor Poëzie. Zes jaar daarna werd haar de prestigieuze Academy Prize toegekend.
Haar tien dichtbundels zijn opgenomen in een verzameld werk onder de titel To allo tou pragmatos: Poiisi 1954-1994 (The Other Side of Things: Poetry 1954-1994, Engelstalige ed.).
Het gedicht Het oog van mijn vader is in vele talen vertaald.

Nederlandse versie afkomstig uit:
Hans Warren & Mario Molegraaf Spiegel van de Griekse poëzie, Amsterdam, Meulenhoff, 1988.

O Heer!


GEBED


Maak toch o Heer
dat de Zeeuwen dit keer tijdens mijn optreden
hardop lachen en niet na een stilte van
anderhalf uur verklappen dat zij in een deuk hebben
gelegen.

Maak ook o Heer
dat zij daadwerkelijk overgaan tot de aanschaf van
mijn liedbundels en LP's.

Wij smeken U o Heer
anders moeten wij ons hele leven
naar zulke uithoeken van het land
om in ons onderhoud te voorzien.


© Hans Dorrestijn


Uit: Hans Dorrestijn De liedjes voor volwassenen, Amsterdam, Bert Bakker, 1992

Roomse kaas




Rommedou


Kaas
uit het Land van de Herfst
naar Oud-Trojaans recept

geurend, volgens de Ilias
naar het zweet van de helden
Hector & Achilles

O, als het kussen van de blonde geilheid
van Helena…
zó was het smaken van een Rommedou

alsof de langgerekte extase van Helena’s omarming
plots Homerisch
op je tong!

Een hap Rommedou kon een kranke genezen
in het Zuid-Limburg van mijn jeugd

Helaas, Rome is al dit soort Maaslandse Wonderen moe:



Niks Geur van Heiligheid!

Alle macht aan de Formaggio!

Aan de Mafia
van de Parmezano, de Mozzarella & de Bel Paese!



Nooit, nooit
zullen wij mogen bidden

van de kardinalen Gorgonzola & Mascarpone:


Heilige, heilige Rommedou
dank voor de stank

uit onze Roomse billen



Wél


contra de (protestante) dwaasheid van de Edammer
Gods bolle kouwe-
tenenkaas uit het Holland van Calvijn…


Doodskop-
kaas - van voor de val van Troje!


MANUEL KNEEPKENS



(ongepubliceerd)



Foto rechts: Edammer, verpakt in klassieke rode paraffine.
Boven: Amandeltaart met rommedou. Maastrichtse rommedou, een kaastaart in bladerdeeg, geldt als een exquise tractatie. Rommedou of rommedoe - ook wel Hervekaas of Herfse (stink)kaas, in de VS beroemd geworden als Limburger Cheese - is een naam voor een vierkant, hartig oud kaasje ontstaan uit samenvoeging van het Maastrichtse “roum” (=room) en het Franse “doux” (=zacht).

maandag 23 maart 2009

Vanonder de dakrand


HET BLOZEND BEEST


Kon ik dan leven zonder hem?
Vulde mijn lichaam zich niet telkens als hij kwam
met trotse koppigheid die paarden dampen doet,
met boterdikke vreugde? Stroomde als ik hem zag
mijn bed niet vol; sprongen mijn kasten dan niet open;
vloeide mijn zand niet in patronen op de vloer;
sneed mijn brood zich niet hunkerend in schrijven;
lekte mijn honing niet de trillende lepels af?
Ik rende als eekhoorn over dunne twijgen,
spiegelde me als een metalen vat in de vaart,
vouwde me als het linnengoed vierkant op de planken,
gloeide als het blozend beest in de haard. Wakend
sta ik als een stoel in de kamer. Als het zijn tijd is,
vlieg ik krijsend uit met de zwaluwen vanonder
de dakrand. Hoe sterf ik als hij er niet meer is?


© Tomas Lieske



Uit: Tomas Lieske Hoe je geliefde te herkennen - Amsterdam, Querido, 2006

Hoe iets niets


Je vraagt je af
hoe machines werken.

Seizoenen samenvloeien
en je zonder moeite

een ander straft.
Hoe er werkers staken

en de dieren doen.
Hoe iets zonder meer

niets betekent.
Hoe mensen eten en slapen

kinderen van huis gaan.
Hoe rozen verwelken.

Je vraagt je af
hoe machines werken.


© Gerry van der Linden



Tweede gedicht (II.) uit de cyclus Ochtenden,
in: Gerry van der Linden Zandloper, Amsterdam, L. J. Veen, 1997.

zondag 22 maart 2009

Als hij lacht



LIEFDESLIED



Als hij lacht dan sneeuwt het rozen
zijn wenkbrauw is een dennenbos
of brandnetels, wuivend in de wind.
Als hij lacht dan sneeuwt het rozen,
ik heb hem lief, ik ben zijn kind.

Zijn oor een vat vol fluistering,
het fluistert er vol rozen
en honinggeur hangt in zijn haar,
zijn hand, een korenaar.
Het sneeuwt, als hij lacht, vol rozen.

In een zwerm vlinders wandelt hij
aan mijn zij, tussen berken.
De vlinders aaien de rozen,
ik aai zijn korenaar
als een vlinder sneeuwt hij rozen.


© Anneke Brassinga



Uit: Anneke Brassinga Aurora. Amsterdam, De Bezige Bij, 1987

Als je wilt vergeten



LUISTER NAAR ME



Als je wilt spreken
is je straf de dood.
Als je wilt ademen
is je plaats in de gevangenis.
Als je wilt lopen

hak dan je benen af
en draag ze in je armen.
Als je wilt lachen
hang op je kop in een put.
Als je wilt denken
doe dan alle deuren dicht
en gooi de sleutel weg.

Als je wilt huilen
zink dan in de rivier.
Als je wilt leven
word dan een spinnenweb in de grot
van je dromen.
En als je alles wilt vergeten
houd dan even stil en denk:
aan het eerste woord dat je leerde.



© Kishwar Naheed


Uit: Liefde kon maar beter naamloos zijn – 150 dichteressen voor Amnesty International.
Bloemlezing, samenst. Daan Bronkhorst. Breda, De Geus, 2000.

zaterdag 21 maart 2009

Vlug!



Liefdesduel



Breng water, breng wijn!
Breng bloemrijke kransen!
Vlug dan toch, jongen!
Want liefde en ik,
Wij gaan op de vuist!



ANAKREON

(fragment, ca. 500 v.C. - vert. J. Kleisen)

in: Tweeëndertig Griekse verzen. Gedichten uit het oude Griekenland, geïll. bloemlezing. Kampen, Agora, 2000

De terugkeer


STILLEVEN MET BALLONNETJE



Niet mijn herinneringen
wens ik in mijn stervensuur,
ik wens de terugkeer
van zoekgeraakte dingen.

Laat die paraplu's maar komen,

die koffer, handschoenen en jas,
zodat ik zeggen kan:
waar had ik ze voor nodig.

Die spelden, één kam, twee,

een kunstroos, touwtje, mes,
zodat ik zeggen kan:
ik zal niet οm jullie rouwen

Waar je nu ook bent, sleutel,

probeer terug te zijn οp tijd,
zodat ik zeggen kan:
roest, m'n beste, roest.

Er zal een wolk van briefjes,

pasjes, formulieren vallen,
zodat ik zeggen kan:
het zonnetje gaat onder.

Horloge, kom uit de rivier,

laat me je in de hand nemen,
zodat ik zeggen kan:
je veinst de tijd alleen.

Ook dat ballonnetje komt weer,
dat de wind wegrukte,
zodat ik zeggen kan:
er zijn geen kinderen hier.


Vlieg door het open raam,
vlieg de wijde wereld in,
laat iemand roepen: Ach!
zodat ik huilen kan.


© Wíslawa Szymborska

- uit het Pools vertaald door Gerard Rasch -



Uit: Wíslawa Szymborska Einde en begin - gedichten 1957-1997, Amsterdam, Meulenhoff, 1999

vrijdag 20 maart 2009

Tenzij


POËZIE


Van mooie poëzie heb ik nooit zo erg gehouden
tenzij je niet merkte dat ze mooi was
zoals snel het licht
dat schampt langs een spoorrail
of de sneeuwvlok die smelt op de straatsteen
maar verder
heb ik van mooie poëzie nooit zo erg gehouden
tenzij ze heel mooi was
zoals toen je op de tramhalte stond
en ik je zag in het voorbijgaan


© Remco Campert


Uit: Remco Campert Nieuwe herinneringen. Amsterdam, De Bezige Bij, 2007

Bordje


DE DEUR



Ik loop door de lange gang
op zoek naar de deur met mijn naam
tot ik er ben;
ik open hem en trap
hem aan de binnenkant weer toe.

O, de vreugde een deur te hebben
met Krol erop,
de vreugde dat mijn bestaan
wat dit betreft volledig klopt.



© Gerrit Krol



Uit: Gerrit Krol Polaroid, Amsterdam, Querido, 1976

donderdag 19 maart 2009

Een soort van blijven


WEGGAAN



Weggaan is iets anders
dan het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren. Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.

Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.

Rutger Kopland


Uit: Rutger Kopland Het orgeltje van yesterday. Amsterdam, Van Oorschot, (oorspr. 1968), hier: 19e druk, 2000

Tuin, zonder huis


DE REIS VOORGOED

(El viaje definitivo)


...En ik zal gaan. Maar de vogels zullen toch zingen blijven
en mijn tuin met zijn groene boom zal blijven,
en met zijn blanke put.

Alle avonde' in blauwe en stille lucht,
zullen ze kleppen, zoals ze thans kleppen,
de torenklokken.

Sterven zullen zij, die mij minden,
en 't dorp zal nieuw zijn met ieder jaar.
In die bloeiende, broeiende hoek van mijn tuin
zal mijn geest verlangende dwalen.

En ik zal gaan; eenzaam zijn, zonder huis,
zonder groene boom, zonder blanke put,
zonder blauwe en stille lucht...
En de vogels zullen toch zingen blijven.

© Juan Ramón Jiménez


Uit: Juan Ramón Jiménez (1881-1958) - vertaald uit het Spaans door Albert Helman.
Oorspr. in De put der zuchten - oude en nieuwe Spaanse dichtkunst, Arnhem/Amsterdam, Van Loghum Slaterus-Plus Ultra (1941).

Hier uit: 500 Gedichten die iedereen gelezen moet hebben - de canon van de Europese poëzie, samenst. Ilja Leonard Pfeijffer & Gert Jan de Vries. Amsterdam, Meulenhoff, 2008

maandag 16 maart 2009

Minder dan afscheid



EEN ZWARTE STADSKAART



torenkraaien ten slotte aaneen worden
nacht: een zwarte stadskaart
ik ben terug—de weg naar huis
is altijd langer dan het dwaalspoor

langer dan een leven
neem een hart van winter mee

als bronwater en vergulde pillen
worden tot woorden van de nacht
als herinnering wild blaft
verschijnt en verdwijnt op de zwarte markt een regenboog

vaders levensvuur brandt nog maar laag
ik ben zijn weerklank
neem afslagen om afspraken te halen
geliefden van vroeger verscholen in de wind
wervelen samen met brieven in de rondte

peking, laat me
al je lichten toedrinken
laat mijn grijze haren voorgaan
de zwarte stadskaart doorkruisen
als een storm je voorgaan, opvliegen

ik sta in de rij voor het klein loket
dat dichtgaat: o maan
ik ben terug—weerzien
is er altijd minder dan afscheid
maar één keer minder

© Bei Dao

- vertaling uit het Chinees: Maghiel van Crevel -

Bei Dao was in 1978 de medestichter van het eerste onofficiële literaire tijdschrift in China sinds 1949, Jingtian (Vandaag). Sinds 1987 woonde en werkte hij in diverse West-Europese landen, waaronder Nederland, en de Verenigde Staten. Zijn werk is in dertig talen vertaald, waaronder vijf poëziebundels in het Engels. In deze taal verschenen van hem ook een verhalenbundel en twee essaybundels.

Bei Dao nam oktober 2008 deel aan het zevende Maastricht International Poetry Nights-festival.

Kraaiepootjes



VOOR MEKAAR



Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast.
Zoals er in een oud woord als meedogen
meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast

om te hebben wat je had, elke keer weer.
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen.
Er is meer om van te houden.
Er zijn meer manieren om dat te doen.

Zelfs niets doen is er daar één van.
Gewoon bij mekaar zitten met een boek.
Of niet bij mekaar, in 't café om de hoek.

Of mekaar een paar dagen niet zien
en mekaar missen. Maar altijd mekaar,
nu toch al bijna zeven jaar.



Herman de Coninck


Uit: Herman de Coninck (1944-1997) De gedichten, 6e dr. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2000

Zo vele keren zo dichtbij



September 1903



Laat ik mezelf tenminste nu bedriegen met illusies,
dan merk ik de leegte van mijn leven niet.

Zo vele keren ben ik zo dichtbij geweest.
En hoe verlamd, hoe schuchter was ik,
waarom hield ik mijn lippen op elkaar
terwijl mijn lege leven in mij weende
en mijn begeerte zwarte kleren droeg.

Zo vele keren zo dichtbij te zijn geweest,
bij de ogen, bij de zinnelijke lippen,
bij het gedroomde, geliefde lichaam.
Zo vele keren zo dichtbij te zijn geweest.


KONSTANTÍNOS KAVÁFIS


Uit: K. P. Kaváfis Gedichten. Amsterdam, Bert Bakker, 1984, 1e dr., vert. uit het Grieks van Hans Warren en Mario Molegraaf

zondag 15 maart 2009

Een prachtige onverschilligheid



WANDELING



Onze gesprekken werden langzaam
onze vragen beantwoordden we met kijken
naar de langzame wereld om ons heen

de dorpen en landerijen in de diepte
de vogels bijna verdwijnend in de hemel

we gingen zitten kijken naar deze prachtige
onverschilligheid van de wereld
naar de overbodigheid van onze vragen


© Rutger Kopland


Uit: Rutger Kopland Toen ik dit zag, Amsterdam, Van Oorschot, 2008

Boodschappen



NOACH



Op de dag dat de zee verdronk

koopt Noach goedkope tickets van easyJet op.
Airbus A380. Vier Rolls-Royce-motoren.

Het regent. De mensheid doet boodschappen bij Metro.
Blaffende honden met een handzame waldhoorn.
Piccolofluiten van vogels in netten van verwarring.

Gebrek aan discipline tucht orde.
Gewoon aardse anarchie.
Donkere chaos van wolken
boven de plek van de luchthaven,

Er is zeker een pogrom van de wind op komst
denkt Noach.


© Ewa Lipska


Uit: Ewa Lipska Splinter - uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk - Breda, De Geus, 2007

zaterdag 14 maart 2009

Spiegelei



DE TAAL

is een ei. de
poëzie:

het
kuiken. (proza:
spiegelei.)



©
Harry Mulisch



Uit: Harry Mulisch De Gedichten 1974-1983, Amsterdam, De Bezige Bij, 1987.

Daken van inktpapier



HET LUCHTKASTEEL


Ik wil, voor ik verander
in een kei, een mier
of een papaverbloem,
de schepper worden
van een luchtkasteel.

Ik zal de daken knippen
uit inktpapier,
de kamers vouwen
uit vochtige kranten
en op de muren van muziekpapier
zal ik lachgezichten
voor de ramen schilderen
met metaalinkt.
In mijn slot zullen wonen
duiven van oud zilver.

Ik zal, voor ik verander
in een steen, een dier
of in een slingerplant,
de schepper worden van
een luchtkasteel,
want ik beschik
over de zachte handen
van een uitvinder.


© Paul Snoek
(1933-1981)


Uit: Paul Snoek Gedichten 1954-1968, Brussel, Manteau, 1969

vrijdag 13 maart 2009

Kijken of het lijkt



PHOTOMATON



Zo'n foto is nooit weg,
en ze kosten maar vier voor een gulden
Kijk, het lijkt (na drie minuten)
en we staan er nog op, ook.

Omgekeerd natuurlijk, ik zat links
en op de foto's zit ik rechts.

We zijn bruiner
dan in werkelijkheid,
en de schaafwond op mijn neus
blitst overdreven.

Links voorop, dat ben jij.
Ik kan nog niet zo goed wijs uit wat ik zie,
o.a. een blikkerbril met donker glas
en een baard met een snor boven regenjas.
We kijken voorop, jij bovendien opzij-
jij hebt de twee andere.

Ik lach, jij kijkt.
Zo'n foto is nooit weg, tenslotte
en wat is de moeilijkheid? Kleingeld,
ooghoogte, de keuze uit witte achtergrond
of donker gordijn. Kijken of het lijkt.


© Simon Vinkenoog


Uit: Simon Vinkenoog Eerste gedichten, 1949-1965. Amsterdam, De Bezige Bij, 1966.

Antibiotica



SCHRAM OP DE ELLEBOOG VAN DE POËZIE


Sommige dichters zijn oogartsen
die druppeltjes toedienen om de pupil van de hemel te verwijden en een veer
valt van de buik van een gewonde vogel, gevangen aan het eind van de regel.

Sommige dichters zijn orthopeden
die de ruggengraat van de vogel ontleden en hun vinger
klimt, als een dief, langs de regenpijp van de wervels
in de muur van de rug.

Sommige dichters zijn kwakzalvers die
een woord zoeken dat de geluiden van de vogels reduceert
tot een fluitsolo.

Sommige dichters zijn tandartsen
en dit woord bijt in hun lippen.

Sommige dichters zijn altijd verband
en de woorden zijn een antibioticum dat daaronder wordt gesmeerd
als metaforische vogels op de eeuwige schram
op de elleboog van de poëzie.



© Ronny Someck


- met dank aan het Maastricht International Poetry Nights festival, juni 2006,
vertaling: Hilde Pach -



Naderhand ook in: Ronny Someck Blues van de derde zoen, Maastricht, Azul Press, 2010

Blauwe kinderwanten


WINTER



Laat het na deze winter nog eens winter zijn.
Geen statig broeden meer. Geen kievitsei.
Geen welbedreven paring of zorgvuldig nest.
Ik hoop dat kou de grond voorgoed verpest
met alles dat nog kiemen zou daarbij.

Laat straten grauw zoals ze ’s winters zijn.
De moddersneeuw van uitgebeende dagen,
twee blauwe kinderwanten naast een wak.
Ik kan geen lammetjes verdragen.

Niets erger dan dat woekerend gemak
waarmee de lente aan het groeien slaat.
Daaronder houdt het ijs een zoontje stil.

Voor al dat leven maakt hij geen verschil.
Er is geen zonlicht dat hem bovenbrengt.

Geen voorjaar dat hem kennen wil.



Ester Naomi Perquin




Uit: Ester Naomi Perquin Servetten halfstok, Amsterdam, Van Oorschot, 2007

Zonder wegwijzers



ΜIJN ADRES



Vandaag
heb ik mijn huisnummer verwijderd
en de naam van mijn straat aan beide uiteinden

ik heb alle wegwijzers weggedaan
Als u mij ondanks alles toch wilt vinden

moet u aan de deur bellen
van ieder huis van iedere straat, stad of land


Het is een gesel of een weldaad
want als u een bevrijde ziel tegenkomt

beschouw die dan als de mijne


Amrita Pritam


Uit: Daan Bronkhorst (samenst.) Liefde kon maar beter naamloos zijn – 150 dichteressen voor Amnesty International. Breda, De Geus, 2000.

Amrita Pritam - geboren in 1919 in de Punjab - is de meest vertaalde schrijfster van India. Ze kreeg als eerste vrouw de belangrijke Sahitya Academy-prijs.

donderdag 12 maart 2009

Vuur - Boekenweek (slot)



kom niet dichterbij, hier
is diep water, hier
is groot vuur

kom dichterbij
warm is het vuur, blauw
het water

kom dichterbij, hier
is het gedicht, het
ademend gedicht is
hier


LEO HERBERGHS



(ongepubliceerd)

woensdag 11 maart 2009

Jampot met water



OMGEVING



Zoals dat iedere dag gebeurt, valt de avond binnen
in de onvanzelfsprekendheid van je omgeving

en zoals dat iedere nacht gebeurt, breekt de dag aan
buiten, achter de gordijnen

en het licht strijkt weer langs het stof in de lucht en langs
het stof in de lucht en bereikt de oude plant

nu beweeg je je wijsvinger voorzichtig naar het kozijn van
een onzichtbaar raam dat hier ergens moet zijn

de telefoon gaat
moet misschien iemand die telefoon even opnemen?
dus ik zeg: ja hoe is dat hier precies georganiseerd en
is daar überhaupt over nagedacht?

de doos met de lege ordners op het dressoir
de jampot met het water en de luidspreker van de intercom

de mededelingen, de portretten en het landschap die nu nog
om je heen zijn, zoals dat iedere dag gebeurt,


wachten op hun verdwijning.


© Martin Reints


Uit: Martin Reints Tussen de gebeurtenissen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2000

Versleten


BOEK


Toen ik nog geen boeken had
hadden wij één boek.
Het boek der boeken heette dat,
het was geen pocketboek.

Het was een heel dik boek,
dat in een zwarte omslag
als een baksteen op de hoek
van de schoorsteenmantel lag.

Het bindwerk was versleten,
de rug van leesgenot gekromd,
de bladen vet van 't vette eten.

Het las daar als een dam,
hoe hoog de kachel ook stond,
het vatte nooit eens vlam.


© Rien Vroegindeweij



Uit: Rien Vroegindeweij Statig landschap achter glas, Amsterdam, Bert Bakker, 1982

Gedicht over het gedicht (2 x, Boekenweek)



Ik schuil in mijn kamer in
verborgenheid en prijs
het tafelblad dat mij op zijn
rug verder dragen wil
naar het gedicht.


*

ik kom, fluister ik,
ik kom waar ik ben,
voor altijd ben, tussen
mijn woorden in

dichterbij komen
wil ik niet



LEO HERBERGHS

(ongepubliceerd)

Op straat de zee


Slaap maar moeder, het is nacht.
Je werd wakker.
Je ogen-oren horen
zien de donkere deur waar
een droom doorkomt
of een kind.

Je betoverde zoon
die op straat de zee bevoer.

Slaap maar
ik doe even het licht aan
zoek lepel, vork, mes met bloed.

MARCO NIJMEIJER


Uit: Marco Nijmeijer Een bed van boomkruinen en vogels - (nieuwe) Windroosreeks. Haarlem, uitg. mij. Holland, 2007

Bloemen lezen - Boekenweek (2)


vlinders zijn de stillen in den lande:
het gras waarover zij wieken
hoort hen niet

op iedere bloem schrijven zij
een gedicht

ik lees het na


LEO HERBERGHS

(ongepubliceerd)

dinsdag 10 maart 2009

Geintje



U zult er de komende week van het boek, tijdens "de koninginnedagen van de Nederlandse letteren", nog danig last van krijgen. Van Tjielp Tjielp, ofwel het gedicht De Mus, van wijlen Jan Hanlo (Bandung, 1912 - Maastricht, 1969). Het is het motto van de naderende Boekenweek, over het dier.

De Mus uit 1954 en Oote Oote Boe zijn (klank)gedichten waarmee de zo tragisch op zijn motor nabij Valkenburg (L.) om het leven gekomen Hanlo bekend raakte bij een groter publiek. Oote, ook al niet meer dan 'kinderbrabbeltaal' volgens Hanlo zelf, veroorzaakte in 1952 nog een Haagse politieke rel door vragen in de Eerste Kamer.
Eigenlijk waren het misschien niet meer dan geintjes die klankdichten vol woordherhalingen, Hanlo nam wel meer ernstige zaken van het leven op de hak. Hanlo schreef bovendien véél meer dan deze regels die hem - postuum - beroemd maakten, maar daarover wellicht een andere keer.

Zijn tot Boekenweekthema-2009 gebombardeerde vers is sinds de jaren '90 in volle omvang te zien op de zijmuur van het pand Nieuwe Rijn 107 in Leiden - als onderdeel van een reeks van inmiddels ruim honderd met poëzie beschilderde huizen (volledige gedichten).

Wie geluid wenst bij het lezen van De Mus, klik rechtstreeks naar de Muurgedichten van Leiden:
http://www.muurgedichten.nl/hanlo.html

Voor wie er dan nog niet genoeg van heeft: er bestaat ook nog het lied Tielp Tjielp, een van Hanlo's experimentele verzen die in 1997 op muziek zijn gezet door componist Tom America.

maandag 9 maart 2009

Het noodzakelijk overbodige (Boekenweek-3)


hoor, ik zeg je iets overbodigs
dat ik niet kan verzwijgen

als ik er niet over zou spreken
zou niemand weten hoe
noodzakelijk het is, het
overbodige

(zoals een gedicht)

LEO HERBERGHS

[ongepubliceerd]

vrijdag 6 maart 2009

Korstmossen



AFSCHEID



Het is laat geworden, lieve vrienden;
Laat ik dus geen brood of wijn meer van jullie aannemen,

Maar nog slechts een enkel uur van stilte,
De verhalen van Petrus de visser,
De muskusgeur van dit meer,
De aloude lucht van verbrande twijgen,

Het babbelziek gejank der meeuwen,
Het gratis goud van korstmossen op de kruiken,
En een bed, om er alleen in te slapen.
In ruil laat ik jullie mijn nebbisj gedichten zoals deze,

Gemaakt om te worden gelezen door vijf of zeven lezers:
Daarna gaan wij, elk achter onze eigen zorg aan,
Want, zoals ik zei, het is laat geworden.

Anguillara, 28 december 1974


© Primo Levi

Uit: Primo Levi Op een onzeker uur (Ad ora incerta). Gedichten,
vertaald door Maarten Asscher en Reinier Speelman. Amsterdam, Meulenhoff, 1984.

donderdag 5 maart 2009

De K-hommel




HOMMEL


Wie verleidt de Papaver
met zijn paarsfluwelen lid
op roodfluwelen lip?

Jij, goudbedonsde
Angel-
engel

Zonnedanser, nectar-
dronken

Stuifmeeldichter boven Kandahar

Wederopbouw! Wederopbouw!

Oud-
Rotterdammer in Uruzgan

Wijk-
Maastrichtenaar in Tara Kowth

(((Berm-

!!!BANG!!!

bom )))

Luitenant Servatius: met de schrik vrij
licht gewond

sergeant Veldeke:
zonder / arm / been /

lid …/

En dan ook nog die arme drommel


dode soldaat Kloothommel

(kl)Oote (kl)Oote (kl)Oote) Boe…

/ in de grotten van Tora Bora

in de grotten van Han Lo!


Manuel Kneepkens


Uit: Manuel Kneepkens Een vrolijk dierenalfabet, gedichten en illustraties. Rotterdam, Douane, maart 2009.

Op vrijdag 13 maart as. om 16.00 uur, in de zojuist begonnen jaarlijkse Boekenweek, vindt de presentatie van deze nieuwe uitgave plaats in Theater in de Kelder van boekhandel Selexyz DONNER, Lijnbaan 150 te Rotterdam.


De geportretteerde dieren in het vrolijke alfabet van dichter Manuel Kneepkens zijn:

A Axolotl, B Beer, C Caracole, D Dodo
E Eekhoorn, F Flamingo’s , G Gazelle, H Hommel,

I Inktvissen, J Jaguar, K Koeien, L Leeuw, M Mandril,
N Nijlpaard, O Oester, P Pauw, Q Q-vlieg, R Roodmaanvogel
S Spons, T Terriër, U Uilen, V Vroedmeesterpad, W Wolf,

X Xorotón IJ IJsvogel, Z Zwanen.

Het alfabet wordt opgesierd door een omslag en dertien dierenportretten-in-kleur in het binnenwerk van de hand van de dichter zelf.
Alle 26 dierenportretten worden in het Theater in de Kelder van de Rotterdamse boekhandel tentoongesteld.

Programma vrijdagmiddag:

Auteur Manuel Kneepkens overhandigt het eerste exemplaar van “Een Vrolijk Dierenalfabet” aan prof. Jelle Reumer, directeur van het Natuurhistorisch Museum te Rotterdam.
Jazzmusicus Ruud Bergamin ♫ heeft een aantal van Kneepkens' gedichten omgezet in muziek, hij brengt die ten gehore samen met zijn collega ♫ Erwin Beijersbergen.


Hierna signeert de dichter én wordt het glas geheven.
De tentoonstelling bij Selexyz Donner in Rotterdam duurt tot 12 april 2009.

De illustraties uit het boek zijn ook te koop als zg. 150-europrenten.

Wie de presentatie vrijdag mist, kan ze een dag later op zaterdagnamiddag nog inhalen in een andere Maasstad, in Maastricht, bij boekhandel De Tribune aan de Kapoenstraat.

Een slak in tomeloze vaart


TIJD IS



Je wilt het heden betrappen
terwijl het al niet meer bestaat.
Tijd is een passage, een gesloten
loket waar je steevast te laat –

Tijd is de vereffenaar.
Tijd heelt niets, want slaat weer
nieuwe wonden. Wat tot bloei komt
wordt door hem ontbonden.
Tijd is diep geaard, hij ruikt naar de seizoenen.
Een geur dunt uit, een maand verglijdt.
Hij nestelt zich in mest en fruit, een rozelaar, kastanjebladeren.
Tijd huist in een voorbije zomer, zeelucht en herinnerd meisjeshaar.
Hij schuilt in babyzalf, gedane liefde, een vervallen huid.

Tijd is een slak in tomeloze vaart. Voor kinderen
traag verlopend wordt zijn gang door niets gestuit
totdat je aan de zoom van bitterzoete wateren ligt opgebaard.


© H. C. TEN BERGE


Uit: H.C. ten Berge Het vertrapte mysterie. Amsterdam, Meulenhoff, 2004

dinsdag 3 maart 2009

Wat ik nog ben


NU


nu moeten wij aan veel meer traagheid wennen,
aan liefde die verdween en aan wat nog resteert
aan teerheid in wat najaarslucht en geur van dennen
en aan hoe-het-kon-zijn-gedachten die je nooit verleert.

aan bijna-niets, en aan voortdurend vier dezelfde muren
en aan een belsignaal dat nooit weerklinkt,
aan twintig keer per dag door ramen naar de verte turen
en altijd jezelf met wie je 's avonds drinkt.

en wat ik overhou is niets om weg te geven:
wat ik nog ben, ben ik alleen voor mij.


Herman de Coninck


In: Herman de Coninck De gedichten. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 6e dr. 2000

maandag 2 maart 2009

Jurk


[klik voor groter beeld]

Het gedicht Showen en trippen van Anne Vegter is afkomstig uit haar bundel Spamfighter (Amsterdam, Querido, 2007).

De bundel was een van de drie genomineerden voor de Ida Gerhardtprijs 2008 - die dat jaar uiteindelijk gewonnen werd door Nachoem Wijnberg met zijn dichtbundel "Liedjes".
Het schilderij Regenjurk is gemaakt door Esther Zitman.

Poster-van-de-maand van Poëzieplein, Schiedam

Afgunst zo diep


ALS JE ZOVEEL OM IEMAND GAF



Als je zoveel om iemand gaf
Dat je alles wat je had
Je huis en je hele boel
Daarvoor zou willen geven
Dan werd je alleen maar veracht.

Toch is het een gevoel
Dat inslaat als een flits
Een brand vlamt door je heen
En er is geen rivier
Geen water in de wereld
Dat zulke vlammen blust

Houd me dicht tegen je aan
Als een band om je arm
Als een hanger op je hart
Want sterk als de dood
Is de liefde, en afgunst
Zo diep als het graf



Judith Herzberg


Uit: Judith Herzberg 27 Liefdesliedjes, Amsterdam, De Harmonie, 1971

Avondzon



In der abendlichen Sonne

sitzen wir gebeugten Rückens
auf den Bänken in dem Grünen.
Unsere Arme hängen nieder,
unsere Augen blinzeln traurig.

Und die Menschen gehn in Kleidern
schwankend auf dem Kies spazieren
unter diesem großen Himmel,
der von Hügeln in der Ferne
sich zu fernen Hügeln breitet.


Franz Kafka (1883-1924)


Met dank aan Projekt Gutenberg.de, 2000



Kafka en Milena - ill. Manuel Kneepkens

Het verlangen naar een lekkend dak


HET OUDE HUIS *


Daar zijn we in ’t nieuwe huis!
’t Is deftig, dubbel breed.
Hier door mijn wand dringt geen gedruis,
Geen tocht, door raam of reet.

’k Heb tien vertrekken vol gemak,
Een badvertrekje inkluis;
We zijn, heusch! aardig onder dak,
En ’k prijs dit nieuwe huis...

Doch ik verlang naar ’t oude weer
Daar ’t lekte door het dak,
En daar, o zegen! steeds al meer
Geen lucht, maar ruimte ontbrak.

Het oude, dat daar aan de vest
Zoo witjes lacht in ’t groen!
Zoet nestje, voor den zomer best
Doch niet in elk saizoen.

Het oude, daar voor ’t eerst mijn hart
Gesmaakt heef, wat niet al!
Een liefde, een zaligheid, een smart,
Die ’k nooit meer smaken zal!

Daar in een bange, heilge nacht
Uw eerste levenskreet,
O eerste wicht, zoo blij verwacht,
Mijn ziele siddren deed;

Het oude, daar het leven, nog
Zoo nieuw voor mijn gemoed,
Vol frisschen glans en schoon bedrog,
Mij toeblonk rijk en zoet!

Het oude, met zijn woonvertrek
Zoo vol gezelligheên,
Zijn hof, met menig dierbre plek,
En ’t spoor met dierbre schreên!

Het oude, dat van menigeen
De erinring had bewaard,
Die nimmer hier zal binnentreên,
Vreemd aan des vreemden haard...

Ja, keeren wou ik, zoo het mocht,
Naar de eerste lieve kluis,
Met halfsteens muur, vol tocht en vocht
En knabbelend gespuis!

’k Voel me in dit mooie huis – niet thuis;
Dees wanden spreken niet,
’k Sleep langs de breede trap mijn kruis,
En stootrig klinkt mijn lied!

En toch misschien – ’t is wel, ’t is wijs,
Schoon nu mij ’t harte bloedt,
Dat ik mijn needrig paradijs
Maar moedig heb gegroet!

Het is niet goed, dat we op deze aard
Ons hechten al te zeer
Aan huis en hof, aan haard en gaard
En dingen van ’t Weleer.

Verstandig is ’t van tijd tot tijd,
Een teedren, sterken band,
Die ’t arme harte bindt en vleit,
Te schudden aan de hand:

Te scheiden van een dierbre plek,
Vol weemoed en genot,
Te wennen maar aan elk vertrek –
Verhuizen is ons lot.


P. A. de Génestet (1829 – 1861)




Uit: P. A. de Génestet: Complete gedichten [inl. en aantek. door H.L. Oort], 8e herz. dr. Amsterdam, Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, 1930.

De eerste verzen van de dichtende Delftse dominee Petrus Augustus de Génestet verschenen bij Kraay, Amsterdam ca. 1860.
Een vakgroep aan de Universiteit van Amsterdam heeft een site gewijd aan het werk van de populaire negentiende-eeuwse vrijzinnig predikant, dichter en theoloog.
Zie:
http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/genestet

(* Voor Niels & Marjolijne)