zaterdag 28 februari 2009

Onderwijs


KEEP TALKING



nooit heb ik in india willen wonen
omdat je daar
na eindelijk te zijn overleden
nog een keer
en nog een keer
en eindeloos veel keren
opnieuw en opnieuw
geboren wordt

slachtoffer van tunnelvrees

zoekt eeuwige rust

bij ons in holland

is het ook niet alles
je wordt
uit je moeder getrokken
hebt geen zin
in het buitenleven
zet het op een brullen
krijgt een klap
op je kont
gaat nog harder gillen

verboden

te stoppen of te keren
of achteruit te rijden

van mijn vader

moest ik
naar godsdienstonderwijs
zodat je leert
waar je tegen bent
zei hij

over reïncarnatie
hebben we het daar
nooit gehad

je zal terug moeten komen
als dominee, pastoor
misdienaar of koorknaap

liever doe ik mijn ogen weer open
als een vogel reislustig en opgejaagd



© Hans Wap


Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, uitgeverij De Weideblik, 2008.


Hans Wap woont en werkt als beeldend kunstenaar/dichter in Rotterdam. Hij debuteerde in 1967 met Schoten en Filtersigaretten bij de Arbeiderspers. Zijn vorige bundel Ze zeggen dat lopen de voeten slijt verscheen eveneens bij De Weideblik (2003).

Het met het water houden



BRIEVEN OP ZEE


Gelezen worden ze ontelbre malen,
Al was de inhoud haast vooruit geweten,
Van 't zelfde levensstof in alle talen
En op den duur tot op het woord versleten.

Toch weer ontvouwd, na 't eenzaam avondeten,
Des nachts op wacht, te kooi en na 't verhalen;
Voor hen die zooveel eenzaamheid verbeten
Is uit die letters leeftocht nog te halen.

Tusschen lieve en liefhebbende steeds staat er
Van kroost, huis, dorp en eiland weer 't alleen
Bij trouw, geboorte en dood gevarieerd relaas.

Na tal van reizen is het of een waas
't Bekende aan land omhult, men is alleen
En hoort bij 't schip en houdt het met het water.


© J. Slauerhoff



Uit: J. Slauerhoff Een eerlijk zeemansgraf, Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1936

Mutanten


DE OPLOSSING VAN LUGOL

(Plyn Lugola)


Zuurstof waterstof stikstof steenkool en ijzer
liggen onbedreigd op hun posities
Een koekoek heeft een grote klok azuur uitgehakt
Geelsnavelige spreeuwen sprongen over het grasveld

Het moeilijkst is het beschrijven van wat het belangrijkste is
De invalshoek van zonnestralen Een vleugje
wind Een hogedrukgebied boven de stad Een halve graad
Celsius
Een kwart millibar Donderdag Aspergesoep

Eind april begin mei Wat ook pijn deed
Ze waren gelukkig Van de Rozenheuvel
keken ze 's avonds naar bruggen en lichtjes

Rode wijn dronken ze bij gele kaas
Mutanten van jodium cesium strontium dreven in de lucht
en krekels krekelden als een Geigerteller


Bohdan Zadura


- vertaling uit het Pools: Karol Lesman -
met dank aan Maastricht International Poetry Nights (2004)

Taai oneetbaar hart



AANZOEK



Ik ben al vaak door mijzelf op straat gezet,
heengezonden, onbewoonbaar verklaard,
uitgerookt, door ploffende kachels beroet.
En nu hier, het lekt er en tocht. Te moe
voor ander onderdak. Maar ruimte is er
te over voor wie ik bij me heb, in armen sluit
als liefste doorluchte, als kroonluchter
ontvlammen laat, in rust voel aan 't geraamte.

Een klein maar taai oneetbaar hart blijft fier
zich weren tegen binnenschuivend donker. Blijf.
Blijf met mij hokken in die schrale ribbenkast
in het innig bed van geest, bij het weerlicht
getemperd door weemoed, van ons verstand.


Anneke Brassinga


Uit: Anneke Brassinga Verschiet, Amsterdam, Bezige Bij, 2001.

Langs de druiven



BACCHUS


de stenen zeeschelp
omwikkelt een granieten
vensterruit
de marmeren Bacchus
tilt omhoog de massieve beker
geaderde arm strijkt langs de druiven
ogen omwinden
cirkelvormige insnijdingen
gemaakt van binnen
De heilige Anna beschouwt
weefsels en ledematen
losmaken volgt
geleegde vormen
vacuüms vullen de poriën
lekkage is onvermijdelijk


©
John Hejduk


Uit: John Hejduk Dutch grey / Hollands grijs - vertaald door
Leo Herberghs, met een nawoord van Peter Schobben.
Oude Tonge, Huis Clos, 2001.

In 1942

DE WET VAN BEHOUD VAN ENERGIE


de dag ging open en de kamer was een slagveld
glazen versplinterd en een omgevallen wijnfles
de spiegel duizendvoud, de vaas met rozen
een voltreffer die bloedend tussen kranten
gordijnen losgescheurd, en de tv nog aan
mijn bril in stukken naast de glazen tafel
die, vreemd genoeg, nog heel was

zwarte zwanen, groene zwanen
wie gaat er mee naar elfenland varen
elfenland is gesloten
de sleutel is
oh kijk, het werkwoord schreeuwen is gebroken, halve zinnen
zijn diep in het tapijt getrapt
of met een vinger op de ruit geschreven

ik ga weg, hoor je me, en ik kom nooit meer terug
als je niet opzij gaat, ga ik slaan, sla dan, je sloeg
een gat
ik zag ver door de opening de nacht
in 1942, toen mijn vader fietste
van Den Haag naar Eindhoven, ontweek de Duitse linies
om zijn vrouw te kunnen zien
een liefde voor een leven dat te kort was
hij zat een kwarteeuw later aan haar bed, zij was nog jong, en stierf
ik zie hun handen, in de dood verstrengeld
haar ogen brekend onder zijn gezicht
maar hoe hij thuiskwam in die winternacht
in de bezetting, gevangen en geslagen
en ondervraagd, we wisten later nooit
of hij verrader of verraden was
bijna zijn hele knokploeg werd gefusilleerd
hij droeg het in zijn lichaam met zich mee
in ruggenwervels, stukgebeukt, dezelfde diepe breuk

die jij sloeg, die nacht

de zilveren ketting viel tussen mijn kleren uit
in een hoek van de gang lag de zilveren hanger
die je bij Taurum speciaal had laten maken

de relatie is stuk maar de liefde niet, zei mijn kind nuchter
mijn liefde is nooit stuk, want
“de criticus houdt van het gedicht over de rode beuk
maar de dichter houdt van de rode beuk”

vraag me wat je wilt, had ik gezegd
ik kan alles weggeven, mijn halve hele koninkrijk, mijn lichaam
alleen niet mijn talent, want dat heb ik te leen

toen vroeg ik je, waar was je, en je schreeuwde urenlang
toen vroeg ik, maar jij was er niet, jij was die nacht
afwezig, maar de nacht was overal
zoals bloed en zweet en braaksel en snot, en meer bloed

als de situatie onhoudbaar wordt
vallen de meeste mannen in slaap

in de ochtend lag je in de kamer op de grond
alsof de wereld draaide en in onschuld
je de nieuwe dag dromend wou afwachten
maar je droomde niet, je sliep
toen wekte ik je, en zei, ga uit mij weg
als ik niet veilig in mijn lichaam ben
wordt de grammatica onsamenhangend
verdwijnt het voegwoord tussen aarde, taal en bloed

ga weg
geef mij de sleutels terug van liefde en van angst
wanneer ik zelf de breuk ben, ben ik heel

en zo
is mijn geschiedenis
ook jouw geschiedenis

ik ben in elkaar geslagen toen je boos was
ik heb drie dagen met een hersenschudding op de grond gelegen, en Erzulie heeft voor mij gezorgd
ik heb stil gewacht toen je schreeuwde, en ik moest angst en angst en angst
ik brak twee ribben en ik ben verkracht
en toen ik gisteren in Sarajevo was
zag ik mijn bloed in spetters op het marmer
dat men heeft aangebracht om helden te herdenken
ik ben gemerkt, geslagen en gegeten
en verbrand op elke plek waar hout groeit

mijn woorden hield ik vast, ik zei je niets
zulke mannen weten van lengte, niet van ruimte

toen zei ik: een oud Haitiaans spreekwoord zegt
Bay kou, bliye. Pote mak, sonje.
wie slaat, vergeet, wie het merkteken draagt, onthoudt

wie geweld toebrengt, verliest
wie van geweldpleging de ontvanger is
wordt niet geofferd, maar ontvangt de kracht van woede
en behoudt die in het lichaam, draagt die mee

dit is de wet van behoud van energie
dit zijn de werkelijke wetenschappen

ik ben een onuitputtelijke bron
ik ben een lichaam, een reservoir van woede
ik heb woede in ontvangst genomen
omdat ik vrij ben en een vrouw en ruimte
al die woede, dat is energie, dat wist je niet
ik, dank je, ik heb energie voor eeuwen
ik kan de wereld helemaal herschrijven
in termen van liefde en van adem
mijn stem reikt van Diotima tot heden
en ik
spreek hier
“de criticus houdt van het gedicht over de rode beuk
maar de dichter houdt van de rode beuk”

en toen
kwam Natasja binnen

dezelfde, die de bronzen beelden
van verkrachtingen gemaakt heeft en gedragen
zij zegt, als er in Groningen een vrouw verkracht wordt
laad ik een van mijn beelden in mijn busje
en ga het ’s nachts neerleggen op die plek
dan zal ik er die nacht bij waken, zei ik terug
en voorlezen hardop, de hele nacht

Natasja droeg een van haar beelden binnen
en zette dat voorzichtig op mijn werkblad
een Venus van Antwerpen, brons, bekleed met kracht
als de Nikè van Samothrace
die van Athena’s hand naar voren vliegt
het Louvre in en uit

en toen

er zat een man op de Pont des Arts met een fles Moët&Chandon en twee kristallen glazen
er zat een man voor de tempel te Kuala Lumpur, met kralensnoeren van geurende jasmijnbloesem, en stijve stelen roze lotus
er liep een nachtzwarte man naar mij toe in Iowa Mall, de baby op de arm, zijn zoon van twee rende voor hem uit, zag mij, en riep Superman! Superman!
er lag een man te slapen naast de highway op het asfalt, het hoofd op zijn versleten grijze rugzak, hij wist de weg niet, hij heette Dionysos
soms stuurt hij nog een e-mail uit Egypte
er zit een man te zingen in Montréal, hij ziet mij niet, hij zingt voor de godin
er staat een man op de Leidsegracht, in 1968, die zijn hoofd geheimzinnig glimlachend naar mij toedraait
we gaan wat drinken als hij met de boot in Heeg ligt
er staat een scherpschutter bij Dupont Circle op de uitkijk
maar waar ik ook ben, ik kom niet terug

veel plekken ben ik de-godin-zij-dank vergeten
maar de sneeuw ligt hoog in Boston
en de kastanjes vallen hoorbaar in Dreuzy
maar er zit een man op de Vismarkt met het hoofd in de handen, lang nadat ik daar voorbij gelopen ben

en als Natasja terugkeert
en mij hetzelfde beeld in chocolade brengt
ditmaal levensgroot
de borsten in de hand, biedt deze chocolade Venus
de wereld chocolade lafenis

en als Athena terugkeert
- maar godinnen zijn altijd aanwezig, roep mij en ik ben er (ik ben er)

en als ik terugkom en weer woon in dit gedicht

landt de sonde op Titan en zendt haar stormen uit door de ether
wiegen de meerminnen in de golf van Atjeh totdat de dalende zwevende lichamen oplossen in parels en eencelligen
branden de vuren van de oorlog in Baghdad tot as en verstuiven
en bloeit er één enkele bloem
een madeliefje
op de plek waar ik straks begraven word
dit is mijn grootste geluk
pushing up daisies


© Maria van Daalen


Uit: Maria van Daalen De wet van behoud van energie, Amsterdam, Querido, 2007

vrijdag 27 februari 2009

Kruip & Kriebel



Alle wriemeldiertjes
alle wiebeldiertjes
alle kruip- en kriebeldiertjes
zitten verstopt in het hoge gras.

Ik zou maar op mijn tenen lopen
als ik jou was.


JOKE VAN LEEUWEN

Sterker dan het ei



ROODBORSTJE



Een roodborstje dat tegen het raam tikt.
Niet tegen het raam, maar tegen het ei waarin het zit en het ei breekt in tweeën.
Niet het ei, maar het ijs dat scheurt van Groenland naar beneden.

Een zwarte zee, waarin witte vlakten drijven.
Geen vlakten, maar bergen.
Geen ijs, maar graniet.
Nodig voor het roodborstje om zijn snavel te scherpen.

Zijn snaveltje sterker dan het ei.

Sterker dan Groenland.



© Gerrit Krol


Uit: Gerrit Krol Geen man want geen vrouw. Amsterdam, Querido, 2001.

Roodborstje is ook een van de inmiddels ruim honderd "klassieken" op de poëziesite van Meander, zie:
http://klassiekegedichten.net/index.php?id=74

Niet schieten op rood



Allerliefste, ek stuur vir jou 'n rooiborsduif

(Allerliefste, ik stuur je een duif met een rode borst)


Ik stuur je een duif met een rode borst
want niemand zal op een boodschap die rood is schieten.
Ik gooi mijn duif hoog in de lucht en
alle jagers zullen denken, dat het de zon is.
Kijk, mijn duif komt op en mijn duif gaat onder
en waar hij vliegt schitteren oceanen
en bomen worden groen
en hij kleurt mijn boodschap bruin op jouw huid.

Want mijn liefde reist met je mee,
mijn liefde moet als een engel bij je blijven,
met vleugels, wit als van een engel.
Je moet van mijn liefde blijven weten
net zoals van die vleugels waarmee je niet kunt vliegen.


© BREYTEN BREYTENBACH


ALLERLIEFSTE, EK STUUR VIR JOU 'N ROOIBORSDUIF

Allerliefste, ek stuur vir jou 'n rooiborsduif
want niemand sal 'n boodskap wat rooi is skiet nie.
Ek gooi my rooiborsduif hoof in die lug en ek
weet al die jagters sal dink dis die son.
Kyk, my duif kom op en my duif gaan onder
en waar hy vlieg daar skitter oseane
en bome word groen
en hy kleur my boodskap so bruin op jou vel

Want my liefde reis met jou mee,
my liefde moet soos 'n engel by jou bly
soos vlerke, wit soos 'n engel.
Jy moet van my liefde bly weet
soos van die vlerke waarmee jy nie kan vlieg nie.


'Vrije' vertaling van Breytenbach's vers uit het Zuid-Afrikaans
ontleend aan Afra (Afi) Seikler op
http://www.volkskrantblog.nl/bericht/216161

Zie op hetzelfde weblog o.a. ook het gedicht Tuinvoëls (Tuinvogels).

Geheime liedjes



GEDICHT VOOR EEN KAMEEL



Morgen is de dag van de kleine dingen,
Van de speld en de gele verf.
Je zult je blij voelen.


Morgen is de dag van de heel kleine dingen,
Van de druppeltjes en het koord.
Je zult vriendschap voelen.


Morgen is de dag van geslenter
Langs de vrucht van schaduwen.
Kom er niet aan.


Morgen is de dag van de liedjes
Die in het geheim worden gezongen.
Je zult zingen met de juwelier.


Morgen is de dag van de kleine jongens
En hun abstracte lawaai in de straten.
Spits je oren.


Ze roepen: ‘Leve de mooiste markt van de wereld!’
Ze roepen: ‘Zo eeuwig zijn de rotsen van trouw!’
Ze roepen: ‘Als je ijdel bent, ga dwalen!’

Arjen Duinker

Uit: Arjen Duinker Het uur van de droom. Amsterdam, J.M. Meulenhoff, 1996

donderdag 26 februari 2009

Zee land


MAASVLAKTE


Waar zee was
heerst land
Water verdronken
in zand

Langs uiterste rand
serene rust van
tankopslag

Door draden kracht
centrale knetterend
boomloze verte
in knalt

brandt Eeuwige Vlam
boven buitenaards
landschap

Van God verlaten
helicopter-
plat



©
Jules Deelder


Uit: J. A. Deelder Interbellum, gedichten. Amsterdam, De Bezige Bij, 1987.

dinsdag 24 februari 2009

Twee overzijden


DE MOEDER DE VROUW



Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap, wijd en zijd -
laat mij daar midden uit oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer,

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.

Martinus Nijhoff


Uit: M. Nijhoff Verzamelde Gedichten, Amsterdam, Bert Bakker (1990).

Dit sonnet, wellicht een van Nijhoffs bekendste verzen, beschrijft de (oude) metalen brug over de Waal bij Zaltbommel die in 1996 is vervangen door een nieuwe oeveroverspanning, die de naam MartinusNijhoffbrug kreeg.

maandag 23 februari 2009

Watervlekken




SPECIALIST OP HET GEBIED VAN KOZIJNEN



het regent en de specialist op het gebied van kozijnen zegt
dat het aan het werk van zijn mannen niet kan liggen

ik zit aan tafel met mijn onderbuurman die na vijf jaar
heeft besloten over de watervlekken heen te verven

vroeger schreef ik gedichten over mijn vader en moeder
over opa's en oma's met een rustiek en pijnlijk verleden

nu luister ik naar mijn buurman

in uw huis zullen mensen wonen
die te lui zijn om op te staan

mensen die u niet kent
die werken en weer naar huis gaan

ze worden ouder
ze worden ronder

ze proberen de kilo's eraf te lopen

ze zwaaien een kind uit
en hangen voor het slapen gaan
hun kleren over de stoel

hun leven is een koelkast
waaruit je na een nacht zwaar drinken
een goed belegde boterham
vandaan tovert

ik weet het

er liggen betekenissen op de loer
die dit gedicht kunnen bederven

ergens zingt iemand

kom niet samen
kom niet samen

drijf een wig

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat

we bespreken hoe het moet met de werkkamer
hoe en waar we zelf dan moeten gaan slapen

een zucht en het kind verdwijnt uit onze gedachten
we slaan een hoek om en zoeken een goed restaurant

stiekem terwijl we al lang over iets anders praten
kijk ik naar het kindje dat niet in haar armen ligt

het ademt en het beweegt
het is er bijna

© Tsead Bruinja


Uit: Tsead Bruinja Bang voor de bal, Amsterdam, Cossee, 2007

zondag 22 februari 2009

Regels voegen



ALLES STAAT NOG


Alles staat nog op zijn plaats en de storm
Wacht. Het haardvuur van jong laurierhout
Is eindelijk gaan branden en de stad zwijgt.

Nu zou hij moeten opstaan uit zijn zetel om
Regels te voegen, dicht bij de dodentroon,
Waar kruipdier taal aanslagen beraamt.

Alles staat nog op zijn plaats en de storm
Wacht en ik - windoog - prevel gebeden.
Om haar te behoeden, die zo dierbaar is.


*


Alles staat nog op zijn plaats en de hitte
Van deze april schoffeert de huig, stoort
Opstijgend koolzuur. De boeren komen,

Terwijl de nacht, onrustige vrouwenrots, van
Zijn voetstuk tuimelt. Hij wil geen koude
Meer. Of dof geklop tegen de slapen.

Alles staat nog op zijn plaats, maar de
Storm wacht niet meer. Zwijgen is een
Euvele daad, terwijl zij tuinblad veegt.

Hans van de Waarsenburg


Uit: Hans van de Waarsenburg Wie hier nog komt.
Amsterdam, Wereldbibliotheek, februari 2009.

Verdronken handen



L'art poétique



Om mezelf op te bergen als een geheim
in een slaap van lammeren en stekjes
Om mezelf op te bergen
in het saluutschot van een immens schip
Op te bergen
in het geweld van een eenvoudige herinnering

in je verdronken handen
om mezelf op te bergen in mijn woord

INGRID JONKER


L'ART POETIQUE

Om myself weg te bêre soos 'n geheim

in 'n slaap van lammers en van steggies
Om myself te bêre
in die saluut van 'n groot skip
Weg te bêre
in die geweld van 'n eenvoudige herinnering
in jou verdrinkte hande
om myself weg te bêre in my woord


Uit: Liefde kon maar beter naamloos zijn – 150 dichteressen voor Amnesty International. Samenst. Daan Bronkhorst, 2000, Breda, De Geus.
Ook in: Ingrid Jonker Ik herhaal je - vert. Gerrit Komrij, met een nawoord door Henk van Woerden - Amsterdam, Podium, 2000.

Geen bloemen, geen bezoek



Ik kwam een zondagochtend tegen.

'Hoe gaat het met jou,' vroeg ik.
Zij schudde haar hoofd.
Er was weinig van haar over.
Haar lichtvoetigheid, haar zachtmoedigheid en zelfs
haar regenachtigheid,
het was allemaal weg.

'Waar ga je heen?' vroeg ik.
Zij zei dat zij ging sterven op een doordeweekse dag -
niet ver van daar.
'O zondagochtend!' riep ik haar na.
'Ik zal wat paardebloemen op je leggen!'

Een maandagochtend hield mij tegen.
Geen bloemen. Geen bezoek. En zeker geen gevoelens.
'Wees blij,' zei zij.
Het was een mooie maandagochtend -
zonnige lippen, een strakblauwe rok
en ongeduldig als een hond.


TOON TELLEGEN


Uit: Toon Tellegen Daar zijn woorden voor - een keuze uit de gedichten. Amsterdam, Muntinga, Rainbow Essentials, 2007

Bankje aan zee


EDELSTENEN ONDER DE BLOTE HEMEL

Ik luister, noorden, naar jouw stem

en ik breek stuk op
een bankje aan de zee
... hier begon het geluid
en hier ging het stromen
voor eeuwig de steden in

ik luister naar je zoals een man
luistert naar zichzelf
het wezen van de leegte telt
en de edelstenen die zich ophopen
in zijn hoofd
ik luister naar jouw waanzin
die wegsluipt en
slaap vindt onder de blote hemel
slaap vindt in de open lucht


Abderazak Sbaïti


Uit: Abderazak Sbaïti Spiegelingen van Tingis*, Amsterdam, El Hizjra, 2000. Tweetalige dichtbundel (Nederlands-Arabisch).

* Tingis = Tanger

zaterdag 21 februari 2009

Alles is te koop



[klik voor groter beeld]

Gedicht van Ron Elshout, op poster-van-de-maand van Poëzieplein.
Het motto boven "Emblema voor Mia" is een citaat van Martin Walser.

Van Ron Elshout verscheen eind 2006 de bundel NAGLANS, bij uitgeverij Wagner en Van Santen, Sliedrecht.
De aquarel bij het gedicht werd gemaakt door Jaap Reyer Meerdink.

Terwijl



ZOALS DE PAGINA'S VAN EEN KRANT



Zoals de pagina's van een krant
in het gras langzaam om
slaan in de wind, en het is de wind
niet die dit doet,


zoals wanneer een deken in de avond,
buiten, ligt alsof hij ligt
te slapen, en het is de deken
niet, zo


niets is het, niets dan de verdrietige
beweging van een hand, de weerloze
houding van een lichaam,


en er is geen hand, er is
geen lichaam, terwijl ik toch
zo dichtbij ben.



© Rutger Kopland


Uit: Rutger Kopland Al die mooie beloften, Amsterdam,
Van Oorschot, 1978/1993.

'Ik ben niets.

Ik zal nooit iets zijn.
Ik kan ook niet iets willen zijn.
Afgezien daarvan koester ik alle dromen van de wereld.'


- Fernando Pessoa (1888-1935, Lissabon)

Negatief



FOTOGRAFIE


Hedennacht heb ik bij je verwijld.
Maar de plaats is alweer vereelt.
Je lag op de vloer, languit.
We hebben samen gespeeld
in een diepte, door niets gedeeld.
M'n armen pasten nog om je heen
en mijn hand gleed over het origineel,
waar de foto van is vergeeld.
Het heeft weinig gescheeld
of ik ging nimmermeer heen,
zo in het gebeuren vastgehaakt;
tot eenzelfde negatief gemaakt,
onder het droomlicht dat ons bescheen.


Gerrit Achterberg


Uit: Gerrit Achterberg (1905-1962) Verzamelde Gedichten. Amsterdam, Querido, 1985.

Ook die van mij



ZELFPORTRET



Je ziet een man in de tuin
hij lijkt verzonken in zichzelf

die man ben ik,
ik weet het
maar als je lang kijkt naar een foto
van jezelf verval je in gepeins –
wie je bent en wie je bedoelt
als je ik zegt, enzovoort

ik kijk en kijk in dat gezicht
en inderdaad – ben ik dat?

over het ik is veel nagedacht
ook door mij, maar de meningen
lopen nog steeds ver uiteen
ook die van mij – zoals dat gaat
met woorden die niet kunnen
worden begrepen, door niemand

niemand heeft ooit zichzelf gezien
maar het verlangen blijft
naar het onzichtbare ik

je zoekt in wat er van je
overbleef een man in de tuin


Rutger Kopland


Uit: Rutger Kopland Een man in de tuin, Amsterdam, Van Oorschot, 2004

Onbezorgd



Op reis met M.


In de auto samen

onderweg door vergeten straten
gebroken wespen op het ruitglas
neerplenzende regen
zon en duisternis
en weer zon: weinig
woorden wisselen. Afwezig
bij elkaar zijn. Zorgeloos.
Geluk.


Günter Kunert




UNTERWEGS MIT M.


Im Auto gemeinsam

unterwegs auf vergessenen Straszen
geborstene Wespen am Glas
platzender Regen
Sonne und Dunkelheit
und wieder Sonne: Wechsel
weniger Worte. Abwesendes
Beieinandersein. Sorglos.
Glück.


Uit: Günter Kunert Warnung vor Spiegeln/Unterwegs nach Utopia/Abtötungsverfahren, Gedichte 1970-1980. DTV/Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 1982. Oorspr. public. in: Warnung voor Spiegeln, Carl Hanser Verlag, München-Wien.

- vertaling uit het Duits: Ben Herbergs -

Water dat zich verspreekt



ZO HELDER IS HET WERKELIJK ZELDEN



Zo helder is het werkelijk zelden, men ziet
het riet wit voor de verte staan

iemand klopt aan, vraagt water, het is
een verdwaalde jager

het antwoord is drinkbaar, zijn kromme weg
uitlegbaar in taal

in zijn weitas een bloedplas, het water
verspreekt zich al pratend in wijn

kijk, zegt hij, omstreeks het riet wijzend bij wijze
van afscheid, dit is een rouwmantel

later staat zijn glas daar nog, men ziet
het riet en eet wat -

© Gerrit Kouwenaar


Uit: Gerrit Kouwenaar Helder maar grijzer, gedichten 1978-1996. Amsterdam, Querido, 1998

vrijdag 20 februari 2009

Zware stof van rok



EEN KAMER IN OSLO
(Oslo room)*


Krachteloze vlees-arm
en zwart haar
reiken naar de vloer
Misschien bloedt de pols
in de palm
οf is het
het rood van verf
erin geborsteld
Zij ligt twee graden neer
vanaf een exact horizontaal vlak
haar witte bloes open
zoete borsten tonend
Het dek van de matras
zwelt
van de plοοiing
Een verzwaarde zwarte kous
maakt holrond de turkοοisblauwe
zijden deken
De zware stof van rok
gebogen onder knieën
drukt als een pyramίde
Het οkeren bed
schuift ver
Hoewel dronken οf dood
mond neus ogen
zouden gekust kunnen worden


© John Hejduk


Uit: John Hejduk Dutch grey / Hollands grijs - vertaald door
Leo Herberghs, met een nawoord van Peter Schobben.
Oude Tonge, Huis Clos, 2001.

* Hommage aan schilder Edvard Munch (1863-1944)


Munch De Kus (1897)

donderdag 19 februari 2009

Hese elektronen



BEWAAKTE OVERWEG



De wit en rode zuurstangen van het verbodene
Kantelen, terwijl ze breder worden.
- Aldoor bellen die waanzinnig worden
Aangehitst door omgekochte seinen
Tot eerbetoon aan dolgeworden treinen.

Als ik op 't hek leun: plotseling bedaren.
Een overrompeld, in ontzetting, staren.
Palen houden eindeloze snaren
Omhoog in bundels die ertussen dalen.

Hun kandelabers kammen het geruis
Van hese en veeltonige elektronen.
Nergens een huis. Alleen de weg. Geen bomen.

Ik haat de snelheid die de mijne kruist
Tomeloos, als slaap de vaart der dromen.

De trein ijlt in een mantel van gefluit.
Zijn haar een witte, overzware stroom.
Zijn hart tikt haperend op de stalen sporen.
- Moeder! – Mijn woorden smoren in geluid.
Haar wuiven gaat verloren onder stoom.


© W.F. Hermans


Uit: Willem Frederik Hermans Overgebleven gedichten. Amsterdam, De Bezige Bij, 1982

Koning


Heb niets in je handen, noch
Een herinnering in de ziel,

Dan zal, wanneer de laatste obool
Men je in de handen legt,

En men je handen openvouwt
Niets je ontvallen.

Welke troon wil men je geven
Die Atropos je niet ontneemt?

Welke lauweren die niet welken
Onder Minos' oordeel?

Welke uren die ook jou niet
Maken tot de schaduw

Die je zijn zult als je gaat
De nacht in en naar 't einde van de weg.

Pluk de bloemen maar laat ze
Los eer je ze hebt bezien.

Ga zitten in de zon. Doe afstand
En wees koning van jezelf.




© Fernando Pessoa
(1914)

- vertaling uit het Portugees: August Willemsen -

Uit: Ricardo Reis (Fernando Pessoa) Odes/Oden, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2002

woensdag 18 februari 2009

Wij waren de woorden



Wie komt nog hier?

Je stem is raspgoed.
Oor, sigarettendamp.
Mond, tijd teloor.
Ogen, lege diaramen.

De dagen, de nachten
Waarin we zo veel
Talen spraken. Dronken
En nog aardig waren.

Wij waren alle vlaggen
Van de wereld en het
Waaide niet. Wij waren
De woorden van onze
Zinnen. Wij waren

De veeltalige woorden,
De rollende woorden,
De vloeiende woorden,
De spraak makende woorden.

De nacht een zompige
Peulenschil. De ochtend
Een acceptabel excuus
Voor ontbijt in Hotel Biser.

Aldaar ook gelaten de
Tranen van Biljana, het
Meer dat zich zeewaardig
In het hoofd nestelde.

De liefdesnachten tegen
Roze rotsen en je jonge
Haren, aanminnig over mijn
Lijf verspreid. Zo zwart.


© HANS VAN DE WAARSENBURG



Fragment uit Ohrid - dichter op verlaten terras, in:
Hans van de Waarsenburg Wie hier nog komt, Amsterdam, Wereldbibliotheek, februari 2009.

Lompe manier



12 juli 1980



Heb geduld, mijn vermoeide vrouw,
Heb geduld met de dingen van de wereld,

Met jouw reisgenoten, mijzelf inbegrepen,
Nu ik jou eenmaal ten deel ben gevallen.
Aanvaard, na zoveel jaren, een paar scheurbuikige verzen

Bij de vervulling van je kroonjaar.
Heb geduld, mijn ongeduldige vrouw,
Jij vermorzelde, gegeselde, ontvelde,
Jij die jezelf elke dag een schram bezorgt
Opdat je naakte vlees nog pijnlijker zal zijn.
De tijd is er niet meer naar om op onszelf te leven.
Aanvaard, alsjeblieft, deze 14 verzen,
Mijn lompe manier van zeggen dat jij me dierbaar bent,
En dat ik zonder jou niet op de wereld zou blijven.


© Primo Levi


Uit: Primo Levi Op een onzeker uur (Ad ora incerta). Gedichten, vertaald door Maarten Asscher en Reinier Speelman, Amsterdam, Meulenhoff, 1984.

Grote mond



Toch worden hier in Calcutta
de kinderen op normale wijze geboren,


dwz. golvend
uit een lichaam vol pijn,
uit een vrouw
die tussen haar benen een grote mond opzet.





RIEKUS WASKOWSKY


Oorspr. in: Tant pis pour le clown, Amsterdam, Bezige Bij (1966).
Later opgenomen in Riekus Waskowsky Verzamelde Gedichten -samenst. Rien Vroegindeweij en Erik van Muiswinkel. Met Riekus Waskowsky 1932-1977, een introductie door Gerrit Komrij. Amsterdam, Bert Bakker, 1985.

Optocht



BEGRAFENISSTOET



Scheren! Nagels knippen! Deodorant op!

Deze aanmaningen vervuilden
zijn agenda
tot aan zijn stervensdag.


Gelukkig overleefde hij zelf wel.

Hij bestelde een prachtige doodkist
voor zijn kortverbandgenoot,
waar hij als grafgiften nagelschaartjes,

scheergerei en een selectie van body

sprays in deponeerde. Toen verwierp
hij de suggestie van de doodgraver
die zwarte Mercedessen aanraadde,

hij organiseerde een plechtige optocht.

Bierbrouwerspaarden met zwartspoeling
trekken een zwarte
pendule-νormige katafalk.


Een enorme speeldoos binnenin
tinkelt de 'Marche Funèbre',
terwijl langs de gehele weg honden janken

naar het voorbij gaan van de tijd.


© Henk van Kerkwijk

Uit: Henk van Kerkwijk Lof der Onschuld, gedichten / Praise of innocence, poems. Engels-Nederlandse uitgave, Maastricht International Poetry Nights Series i.s.m. Verlag Ralf Liebe, Weilerswist (D.), 2008

De omheining over



JE HEBT MIJ UITGEBEEND


Je hebt me uitgebeend
heel zοrgvuldig
me bijgeschreven.
in je universum
als een wond
een perfecte prothese
een vervloekte noodzaak
je hebt mijn aderen οmgeleid
zodat ze zich zouden legen
in de jouwe
zonder terugweg
in jou ademt een enkele long
de andere, voorzover ik weet
bestaat nauwelijks
Vandaag ben ik vroeg opgestaan
heb met zacht poeder en koud water
mijn glοeiend lichaam gekoesterd
de boter zal ik niet slaan
de ceintuur zal ik niet omdoen

IK GA WEG
naar het zuiden, de omheining over


Paula Tavares


Uit: Liefde kon maar beter naamloos zijn – 150 dichteressen voor Amnesty International. Samenst. Daan Bronkhorst, 2000, Breda, De Geus.

Paula Tavares (1952) is een schrijfster en dichter uit Angola.

Laagste toetsen



ADIEU
I

Aan mijzelf


Dit zijn, ’t zij zo, de laatste noten
die ik ga,
wil,
kan
spelen
in ’t laatste leven dat ik leef,
op de laagste toetsen van mijn ribbenkast.
Een kast hard als een safe,
waaruit ik de gekste centen heb verbrast,
waarin ik de duurste spinnewebben heb verpulverd.
Het stof is aan mijn knekels blijven hangen.
Het zal met mij begraven worden.
De wormen zullen het niet eten,
’t gif is alleen voor mij bestemd.
Ik kan, ik kon het weten
dat elk mooi lied zich met een einde tooit,
zoals elk eind zich tooit met een gebed na ’t eten,
en dat dit einde, nu of nooit,
begin moet heten.


Gaston Burssens


Uit: Gaston Burssens Alles is mogelijk in een gedicht - Verzamelde verzen 1914-1965.
Antwerpen-Amsterdam, Meulenhoff/Manteau, 2005.

Poem of the Week in de Engelse vertaling van John Stevens Wade
(uit: Anthology, 1982) op:

www.poetryinternationalweb.org

Schommel


BREEDUIT IN DE SPEELTUIN LIGT DE TIJD




Breeduit in de speeltuin ligt de tijd
onzichtbaar als een wolk waaruit
het angelus van kinderstemmen klinkt.

Handen slaan op onbestaande ballen,
monden happen in doorzichtig vlees.
De tijd, geduldig, laat zich sarren

als wolk van een hond
in wiens grijs een oude wijze
wrede godheid woont.

Hij likt het bloed van knieën en kiezels.
Tussen de tanden kraakt zijn zand.

Ik neem het meisje bij de hand
en leer haar schommelen
boven zijn afgrond.



© Johan de Boose



Uit: Johan de Boose De moed om te falen, gedichten. Gent (B.), PoëzieCentrum, 2001

dinsdag 17 februari 2009

Veel gedaan



RAFELS



Toen ving een roodbruine stam nog
de ochtendzon op, puur cederhout
van caran d'ache.

Later fladderden er raven
tussen de al even gerafelde takken
van de lariks.

Een schicht: de schaduw
van één zwaluw schoot
door de zomer.

En in het sprookjesbos
is plotseling de stinkzwam
dwingend aanwezig.

Doodgaan behoort tot het zeer weinige
dat niet zou mogen. Toch
wordt het veel gedaan.

© Jan Eijkelboom


'Rafels' werd in 2001 door Poetry International onderscheiden met de Gedichtendagprijs.

Uit: J. Eijkelboom Het arsenaal, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2000.
Ook in: Tot zo ver - De meeste gedichten, Amsterdam, Arbeiderspers, 2002.

Waar de rookbergen staan




DE TERUGKEER




Mijn vaderstad, hoe zal ik ze vinden?
De zwermen bommenwerpers achterna
Kom ik naar huis.
Waar ligt ze toch? Waar de ontzettende
Rookbergen staan.
Daar in de vuurgloed,
Dat is ze.
Mijn vaderstad, hoe zal ze me ontvangen?
Voor mij komen de bommenwerpers. Dodelijke zwermen
Melden u mijn terugkeer. Vuurzeeën
Lopen voor de zoon uit.



© Bertolt Brecht


Uit: De mooiste van Brecht - samengebracht door Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Tielt/ Amsterdam, Lannoo-Atlas, 1998.

Augsburg, hoofdstad van Schwaben (Beieren) en geboortestad van Brecht, werd na 1942 tenminste tien keer door de geallieerden gebombardeerd. De stad was een van de belangrijkste plaatsen van de nazi-bewapeningsindustrie, met vliegtuigproducent Messerschmitt AG en de Maschinenfabrik Augsburg-Nürnberg (MAN), die de motoren voor o.a. de Duitse duikboten leverde. De oorlogsindustrie rond Augsburg werd draaiend gehouden door dwangarbeid van duizenden gevangenen uit Dachau, als tewerkgestelden in een zogeheten 'buitenkamp' (Außenlager).

Voor wat ze nog bezit


MATROESJKA IN DE ARBAT


Oud is ze en mijn moeder niet.
Geknield op straat, maar slordiger
en ziek bidt ze voor wat ze nog bezit. Ze heeft

geen man meer en haar zoon is
dood, schrik ik: hij had zijn moeder wel
voorzien van brood, een dochter

kreeg ze niet. Nu ligt ze hier en
schokt en snikt en buigt zich vuil
voor waar ze in gelooft: een prentje
dat van doen heeft met een kind, een kruis, een beter

thuis voor straks. Onder de vodden woont
de moeder die ze is, die koestert
wat ze niet bezit en daarin schuilt

het kind dat ze eens was, dat naar
de liefde van haar vader dingt; het wil
geknuffeld en op schoot. Dat mag

al binnenkort, dat zie je zo.



© Hester Knibbe


Uit: Hester Knibbe De buigzaamheid van steen, Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2005.

Viervoeter



GELEGENHEIDSGEDICHT

(Prigodnica)


In de namiddag werd het duidelijk
Dat hij zijn benen ging afsnijden.

Lachend en een beetje zenuwachtig,
Met een mes - alleen voor hem - stomp.

Hij sneed door merg en been -
Rechts.

Al niet meer lachend, zenuwachtig -
Links.

Zij verlamd, hij een viervoeter
Met lamme benen.
Wat dan nog, als we er allebei
Om kunnen lachen.




© Maja Vidmar




- vertaling: Robert Stallaerts -

- met dank aan Maastricht International Poetry Nights (editie 2004)


Maja Vidmar (1961, Slovenië) debuteerde in 1984 met Razdalje telesa (Vervreemding van het lichaam). Een keuze uit haar poëzie werd in 1999 in Oostenrijk gepubliceerd als Liebhaftige Gedichte en in Kroatië onder de titel Akt.

Even eeuwig



AFFAIRE



1


Weet je nog
hoe we allemaal dansten en lachten
op dat grote feest in die tuin
die geurde naar pas gewassen gras
het was een heldere sterrennacht
simpel, zoals je het zegt
we waren jong als de muziek
even bestonden we voor eeuwig


2


De shawl die ik voor je kocht
van roze en groene shantoeng
de shawl die je zo mooi vond
en die je altijd zou dragen
die liet je later, gekust door een ander
in een hotelkamer achter


© Remco Campert


Uit: Remco Campert Nieuwe herinneringen (gedichten). Amsterdam, Bezige Bij, 2007.

Onder een dun, wit laken


MONROE's LOUNGE
— Augustus, 1962



"Ah Life, they've cheated you!"
- Marilyn Monroe


Stills in sober zwart-wit
laten nog iets van haar befaamde pose zien

als Kennedy's
Birthday‑
present
Maar zij zingt dan eigenlijk al over de Dood


Plaatsvervangend
voor al die andere Grote Liefdesparen

in de Geschiedenis

Orpheus & Eurídice
Abelard & Helοïse
Mrs Simpsοn & de Prins van Wales...


(O, non-stop-Nachtvoorstelling

in Plato's
Cinema...)


En toen dan monteerde ik
mijn eigen doodsschreeuw
οp haar

een naakt
onder een dun, wit laken

in een mοrtuarium
in LA

Some Like It Hot!


Manuel Kneepkens


Uit: Manuel Kneepkens Het Dolfijnenkostuum, Rotterdam, Donker, 2003.


"De Lezeres" - ill. M. Kneepkens (2010)

Begin



De ware geboorteplaats is die
waar men voor het eerst een
begrijpende blik op zichzelf
sloeg: mijn eerste vaderland
zijn de boeken geweest.


Marguerite Yourcenar

Reusachtig



DAT ONSTUITBARE



Houden ze zich aan elkaar overeind?
Hoe dan dat onstuitbare te duiden
van hoe zij voortgaan, voetje voor voetje
weliswaar, maar vastberaden.

Al wordt dat weer gelogenstraft
door haar verdwaalde halve lach
waarnaast zijn fonkelnieuw gebit
het zonlicht evenaart.

Hij heeft nog alles voor haar over:
haar tasje bungelt
aan zijn reusachtige hand.


© J.Eijkelboom


Uit: J. Eijkelboom Heden voelen mijn voeten zich goed, Amsterdam, Arbeiderspers, 2002.

maandag 16 februari 2009

Kerf


ALLES BLIJFT



Daar stond een muur die ik heb aangeraakt.

De muur werd afgebroken. Van het puin


werd verderop een fundament gemaakt.


Ik plantte een fruitboom in mijn oude tuin.


Die werd geasfalteerd. Vijf meter diep


Houdt zich een wortelstronk nog grommend koest.


Vijf eeuwen lang desnoods. De Spaanse griep


Landt ooit op Mars omdat ik heb gehoest.


Er was een vriend aan wie ik heb geschreven,


Een rots waar ik mijn naam in heb gekerfd.


Je bent een deel van alles bij je leven


En alles blijft bestaan wanneer je sterft.




© Gerrit Komrij


Uit: Gerrit Komrij Alle gedichten tot gisteren Amsterdam, De Arbeiderspers, 1999

Alles smelt



NOOD



Moeder had een bevroren god
in haar geërfde ijskast,
bewaarde hem daar
voor de dagen van nood,
de snikhete zomerdagen.
Wie zomaar van hem at, wachtte
vreselijke straf. Het was
aangrijpend te horen hoe Vader
hem in zijn vloeken ontzag:
Nu is het tijd, de hoogste tijd,
de tijd van nood is aangebroken hier.
Het is snikheet. Het is zo warm geworden,
alles smelt. Ook
de ijskast.


© Amir Afrassiabi


Uit: Voetsporen, nieuw werk van zes dichters. Met een introductie door Remco Ekkers en Astrid Roemer. Rotterdam, Dunya, 2000.

A. Afrassiabi (1934, Isfahan, Iran) woont sinds 1986 in Nederland. In Teheran was hij architect. Hij heeft vier dichtbundels (in het Perzisch) op zijn naam staan. In 2005 verscheen bij uitgeverij Bornmeer zijn eerste volledige bundel gedichten in het Nederlands, Ballingschaap.

Roeibootje


DE SLAAPWANDELAAR



's Nachts werd hij wakker
midden op een ophaalbrug
die bezig was omhoog te gaan.
Dan rolde hij vanzelf zijn bed weer in.

Of hij bevond zich op zijn kop
in een karretje op de achtbaan
waaruit hij zich liet vallen
om tussen de veren te belanden.

Eén keer viel hij
in een roeibootje in slaap
dat losraakte van de wal.
Het bleek zijn eigen bed
dat terugdreef naar zijn kamer.

Eenmaal in het graf
wentelde hij zich tevreden om:
's morgens zou alles toch weer
bij het oude zijn.



© Hagar Peeters



Uit: Hagar Peeters Genoeg gedicht over de liefde vandaag. Amsterdam, Podium, 1999

zondag 15 februari 2009

Briket in zilverpapier



SLIKKERVEER




Hier hoorde mijn moeder in negentien vijf
het drinkwater aan komen ruisen
door de net aangelegde buizen.

Hier zag ik tegen de ochtendzon
mijn grootvader thuiskomen van de Noord
die hij heen-en-terug was overgezwommen
om zijn zestigste verjaardag te vieren.

Hier hoorde ik als jongen
een uiteenvallende briket ritselen
in het fornuis en dacht:
het klinkt als zilverpapier
dat terug tracht te komen
uit zijn verfrommeling.

Ik borg dat op voor later -
voor nu.



© Jan Eijkelboom

Uit: J. Eijkelboom Hora incerta, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1993.

Ik was een ander



NIEMAND WEET WIE IK ZAL ZIJN WIE IK WAS



niemand weet wie ik zal zijn wie ik was

u overschat mij
ik ben radeloos ik was een ander

geef mij touwen bind mij vast
dood mij niet
ik ben onschuldig ik ben de vijand


© Armando


Uit: Armando Verzamelde gedichten. Bezorging en nawoord Trudie Favié.
Amsterdam, Bezige Bij, 1999.

Alsof ik


ELKE DAG



Elke dag begint opnieuw,
met zon en regen, dauw en dag,
en die trilling aan mijn kieuw,
alsof ik nog in water lag.


- Hubert Van Herreweghen -

zaterdag 14 februari 2009

Zonder lamp



DE LEZER


Ik zat de hele nacht en las een boek,
Ik zat en las alsof ik in een boek was
Vol neerslachtige pagina’s.

Het was herfst en vallende sterren
Bedekten de verschrompelde vormen
Gehurkt in het maanlicht.

Geen lamp brandde er toen ik las,
Een stem mompelde, “Alles
Valt terug tot kou,

Zelfs de naar muskus ruikende muscadines,
De meloenen, de vermiljoenen peren
In de bladerloze tuin.”

De neerslachtige pagina’s kenden geen opdruk
Dan het spoor van brandende sterren
In de bevroren hemel.

Wallace Stevens


- vertaling Joris Lenstra -


The Reader/De lezer uit: Wallace Stevens Collected Poetry and Prose, sel. and ed. Frank Kermode and Joan Richardson.
New York, Library of America, 1997.

Koel



LAMPASAS SQUARE *



stilte van hitte
blauw dat niet beweegt
wolken die niet echoën
duisternis die vasthoudt
eindeloos ventilator-gedraai

(* Texas)


© John Hejduk


Uit: John Hejduk Dutch grey / Hollands grijs - vertaald door Leo Herberghs, met een nawoord van Peter Schobben. Oude Tonge, Huis Clos, 2001

vrijdag 13 februari 2009

Wie hier nog komt



Alles staat nog op zijn plaats en de storm
Wacht. Het haardvuur van jong laurierhout
Is eindelijk gaan branden en de stad zwijgt.

Nu zou hij moeten opstaan uit zijn zetel om
Regels te voegen, dicht bij de dodentroon,
Waar kruipdier taal aanslagen beraamt.

Alles staat nog op zijn plaats en de storm
Wacht en ik – windoog – prevel gebeden.
Om haar te behoeden, die zo dierbaar is.


Hans van de Waarsenburg





Zojuist verschenen:

Hans van de Waarsenburg Wie hier nog komt, Amsterdam, Wereldbibliotheek, februari 2009.



Hans van de Waarsenburg (Helmond, 1943) debuteerde in 1965 als dichter. Sindsdien bouwde hij aan een zeer omvangrijk oeuvre van meer dan vijftig titels. Zijn bundel De vergrijzing (1972) werd bekroond met de Jan Campertprijs voor poëzie.

In Wie hier nog komt verdiept Van de Waarsenburg, aldus zijn uitgever Wereldbibliotheek, "de vaste thema’s en motieven die zijn werk kenmerken: Herinneringen aan gedroomde landschappen uit zijn jeugd en een toenemend besef van vergankelijkheid".

Van de Waarsenburg schrijft naast poëzie ook kinderboeken. Verder maakte hij radioprogramma's over literatuur en beeldende kunst en werkte hij als literair recensent. Sinds 1997 is hij tevens voorzitter van het tweejaarlijkse festival The Maastricht International Poetry Nights.

Werk van hem is vertaald in o.a. het Duits, Engels, Spaans/Mexicaans en enkele Slavische talen. Van zijn gedichten zijn er ook vele bibliofiel uitgegeven.