zondag 27 september 2009

Zonder schroeven


DE GEDICHTENMACHINE



In mijn hoofd ligt een gedichtenmachine
onophoudelijk op de loer.

Met zijn onzichtbare grijparm
pakt hij steeds en overal dingen weg.

De machine houdt niet van lawaai,
van ophakkers en acteurs al helemaal niet.

De machine houdt eigenlijk nergens van,
ja, van het stiekeme wegplukken zelf!

Van de oogwimper die knippert zonder benul,
van de lege toiletrol half in een vuilnisbak,
van de modderspatten op een verwaarloosde auto,
van alles wat blijft liggen in alle verhalen.

De machine is trots dat hij geen geluid geeft
en geen schroeven of bouten bevat.

Luidkeels ontkent hij dan ook machine te zijn.

Zolang hij niet wegvliegt en ik 'm oliën blijven mag,
sta ik die ontkenning liefdevol toe.

Hans van Willigenburg

Uit: Hans van Willigenburg Dichter aan de Maas Rotterdam, Uitgeverij Douane, 2009

donderdag 24 september 2009

Zwaai



AAN DE VOGEL



Ik zeg tegen de vogel:

ik vlieg ervandoor.

De vogel zwaait naar me
met de gebruiksaanwijzing.


© Ewa Lipska


Uit: Ewa Lipska Splinter - uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk - Breda, De Geus, 2007

woensdag 23 september 2009

Roest



BOERIN IN IVIERS



Elke dag nog praat ze
met zijn grafsteen
op het kleine kerkhof aan de overkant
uitzicht over het dal
met het dunne riviertje
glinsterend als een spinnendraad in het Noord-Franse licht

sinds hij dood is
doet ze minder aan de tuin
eens haar trots

ze kreeg er nog een prijs voor
de senator kwam er voor over
helemaal uit Parijs
waar hij een appartement had
en een vriendin
het was vlak voor de verkiezingen
die hij won

de koeien zijn verkocht
de tractor staat te roesten in het hoge gras
het erf is netjes aan kant
en er is nog hout voor één winter

Remco Campert



Uit: Remco Campert Nieuwe herinneringen, Amsterdam, Bezige Bij, 2007

Voor de spiegel


VIII




Jij leest de krant. Het laatste nieuws stokoud. Je stem

Vult de kamer met grond. Εn niemand die uitkomst

brengt.

De dag van ijzer. Vierkant. Met stof in de hoeken. Je
lacht.

Εn zet je voor de spiegel οm je ogen οp te maken.


Ik strijk de aarde uit mijn haren.



© Násos Vayenás


Uit: Násos Vayenás Biografie en andere gedichten – vertal. uit het Grieks: Marko Fondse en Hero Hokwerda.
Amsterdam, Het Griekse Eiland, 1990.



VIII


Διαβάζεις έφημερίδα. Οί τελευταίες είδήσεις είναι πανάρ­-
χαιες. `Η φωνή σου

Γεμίζει χώμα τό δωμάτιο. Δiν ύnάρχει νά βοηθήσει
xavείς.

'Η μέρα είναι σιδερένια. Τετράγωνη. Μi σxόνη στίς äxρες.
Γελάς

Καί xάθεσαι στόν καθρέφτη νά βάcΠεις τά μάτια σου.

'Εγώ βγάζω τό χώμα άπ' τά μαλλιά.

dinsdag 22 september 2009

Haltes


UIT DE TIJD


 


Ik rijd naar huis in de bellende leegte
Van de laatste tram. Het wordt mijn tijd.

Verlaten straten komen samen, gaan uiteen
Op steeds dezelfde, stroevende punten.

Ik zit in mijn ijzer, lees de haltes, steeds
Dezelfde, door het raam dat wie weerkaatst.

Ik zoen de koude naam op de achterkant
Van mijn adres, verscheur de enige brief.

Het maanwit heeft weer niets verklaard.
De nacht bezit geen grond om op te rusten.

Het is vroeg in de slapende stad.
Het is laat in mijn slapeloos leven.




© Leonard Nolens




Uit: Leonard Nolens Hart tegen hart. Gedichten 1975-1990. Amsterdam, Querido, 1994

maandag 21 september 2009

Schepnet




Vannacht reed je de kamer in, je droeg

een gele jurk, die liet je boezem bloot.
Ik zei 'Je bent verdomme twee jaar dood,
ga maar weer weg'; je stapte af en vroeg

'Ben ik je moeder niet, op wie je joeg
met je schepnet, je mond vol woorden, vroeg
en spade? Kom maar gauw op schoot.'
Ik klom en klom maar god, wat was je groot.


EVA GERLACH


Uit: Eva Gerlach Verder geen leed. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1979.

Later ook opgenomen in: Eva Gerlach Voorlopig verblijf, gedichten 1979-1990, Amsterdam/Antwerpen, Arbeiderspers, 1999.

zondag 20 september 2009

Vierduizend



OP VERZOEK



Dat ik van je hou, dat wil ik dan
ook wel eens schrijven, nu je dat
zo vraagt. Want ik hou van je en
niet eens zo zelden, gezien de
vierduizend dagen en nachten.
Dat het lijkt of je nauwelijks
ouder geworden bent, dat
je soms nog ver weg kijkt als
was je verliefd, dat
je handen nog mooi zijn, verder
zou ik toch niet willen gaan.

Dat ik je wang soms zoek en niet
je mond.


©
Anton Korteweg


Uit: Anton Korteweg Tussen twee stilten, Amsterdam, Meulenhoff, 1982

Uitgekookt


Het water begon zich te schamen
voor wat het was en altijd gedaan had.
Namens iedereen kwam een vis aan land
om een regeling te treffen.

De vis rechtte zijn rug:
"Mensen: drie wensen."

Het strand was leeg, alleen de schelpen
hadden de vorm van mutsen met oren eronder.
Het uitgekookte dier moest zijn lachen inhouden.

Ik kan beloven wat ik wil, dacht het.
Dit kost me geen stuiver. De geschiedenis is ja nog niet begonnen.
Ik moest maar eens gaan teruglopen door de branding.

Of zal ik hier nog wat blijven? Droog ben ik nu toch.
Het is wel heerlijk, die zeewind.


© Tonnus Oosterhoff


Uit: Tonnus Oosterhoff  De ingeland, Amsterdam, De Bezige Bij, 1993

donderdag 17 september 2009

Hoe ze zat


ALLEEN



Hoe ze had gebladerd, uitgezocht,
de kast nagekeken, een lijstje gemaakt,
het haar achter haar oor
gestreken, in winkels in rijen wachtte

Hoe ze straks de tafel zou dekken, twee plaatsen,
de tijd opstookte met haar fornuis, haar handen
afveegde, haar schort aflegde, het zou later worden,
later dan ze wilde,

terwijl ze niets at maar zat
en zatter werd van wachten, nog altijd
En al is er nu iemand die wel komt

en wel eet, die haar glazen droogt
en terugzet waar ze horen
Stil zit ze daar – gebarsten



© Hanz Mirck



Uit: Hanz Mirck Wegsleepregeling van kracht, Amsterdam, Prometheus, 2006

- bundel bekroond met J.C. Bloem-poëzieprijs 2007 -

dinsdag 15 september 2009

Nooit een bericht


ZOUTKARAVAAN



Er is een zoutkaravaan verdwenen. Zoals een meisje
van veertien kan verdwijnen. Eeuwig
zijn ze doorgelopen, zijn de kamelen door het oog
gekropen. De berijders van de dieren waren
in hun verlangen naar zuiverheid verkleind
tot onmogelijk weerzien en tussen de zandkorrels
verloren geraakt. Dat althans in het oog
van de kamelen, want die voelden zich uitvergroot,
vergroeid tot schommelende sterrenschepen, tot hemel
vullende proporties; doorzichtig zijn ze opgestegen.
Hun adem van fluitgras bevroor tot melkwegen.
Een karavaan verdween, alleen het zout
stoof naar alle kanten, werd overal gevonden.

Zoals een meisje van veertien. Sokjes
met ronde-oren-beren, maar geboren
om te verdwijnen naar een nachtelijke hemel.
Nog nooit ongesteld, maar wel zwanger
van een wonder: zout, al dat zout.
Een kamer die nooit zal worden afgebouwd;
een weg naar school met afstapmogelijkheid;
een laatste trein, een onbedoeld station, het zout
van een oud shirt dat bij de schoenpoets lag.
Iedere dag komt de post, nooit een bericht;
een plots gezicht tussen de massa in een vreemde stad:
al die wonden, het fluitend ademen in een telefoon,
haar sterrenschip dat tegen de muren hangt.


©
Tomas Lieske


Uit: Tomas Lieske Stripping en andere sterke verhalen - Amsterdam, Querido, 2002

zondag 13 september 2009

Weg met het kompas! (Kemp & Dickinson)



NACHTVERLANGEN



De heren torens hebben mij vannacht gegroet!
De maan vloog blank en breed. De lucht was goed,
als groen likeur groot over 't dal verzaamd.
Er klonk een ruime klank, ook klok genaamd.

De blauwe dijen van de huizen blonken.
De ronde borsten van de bruggen zonken.
Er zwol een naam uit iedere stratenvouw
mijn zoekende ogen langs. Die naam was: Vrouw!


Pierre Kemp





Wild Nights - Wild Nights!
Were I with thee
Wild nights should be
Our luxury!

Futile - the winds -
To a Heart in port -
Done with the Compass -
Done with the Chart!

Rowing in Eden -
Ah - the Sea!
Might I but moor - tonight -
In thee!

Emily Dickinson



Wilde nachten - wilde nachten!
Als ik met jou zou zijn -
Wilde nachten zouden zijn
Onze weelde!

Zinloos - de winden -
Aan een hart in de haven -
Weg met het kompas -
Weg met de kaart!

Op drift in het paradijs -
Ach, de zee!
Mocht ik maar ankeren -
vannacht -
Aan U!

EMILY DICKINSON

- vertaling Ellen de Zwart -


Uit: Henny Vrienten Zwaan kleef aan, Amsterdam, De Harmonie, 2009.
pp. 22-23, de combinatie Kemp/Dickinson

In deze bloemlezing zijn door Vrienten dichters uit verschillende tijden en landen bijelkaar gebracht. Hij verbindt de zwaan van García Lorca met die van Eva Gerlach, vergelijkt de steen van Drummond de Andrade en die van J.A. Dèr Mouw en de bommen van Paul Rodenko lijken te vallen bij Miroslav Holub.

Kemp (1886-1967), Nachtverlangen, oorspr. in P. Kemp Verzameld werk, deel I. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1976.
Dickinson (1830-1886, VS), Wild Nights!/Wilde nachten!, oorspr. in ... om voor jou te breken. Een keuze uit haar gedichten. Amsterdam,
Van der Velden, 1981.

Het laatste proeflokaal




EEN LEVER NA DE DOOD




als er een hiernamaals is hoe zal het heten


hemel, hel οf grand café en wat kan je er eten
paling, zalm οf kaviaar drank die helpt vergeten
dat de schroefdop de kurk vervangen heeft

geef mij een lever na de dood
vergeet het vage vuur en de fletse hemel

laat het hiernamaals een slijterij zijn
een proeflokaal waar 's morgens
nog voor het ontbijt in een plechtige stilte

de glazen tοt aan de rand worden afgevuld

Hans Wap

Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008.

- ill. van beeldend kunstenaar-dichter Hans Wap, afkomstig uit bovenstaande bundel.

Aan de rand van een glas



FOTO


Voor Jan Eijkelboom


Op de foto de man.
Op de arm van de man zijn kind.
Misschien bomen. Een schaduw van wind

in het woelige haar van de man.

Het kind proeft aan de rand
van een glas waar het leven begint.
De man weet er alles al van:

het leven is niet onderin,
je moet omhoog ernaar toe.

En omdat in liefde geluk
niet geheel ondenkbaar is, moet

het glas nog lang niet stuk,
de man nog lang niet moe.

En dat is hij ook niet, hoor. Hoe
veel licht ook de rimpels aanraakt
in zijn gezicht - je vindt
in zijn ogen oneindig het kind.


© Willem van Toorn



Uit: Willem van Toorn Gulliver en andere gedichten. Amsterdam, Querido, 1985.

Balkje


TETONA




'De vrouw die met deze last door het leven moet
trad wel op, maar wenste niet herkend te worden.'
(een zwart balkje voor de ogen)

Maar hoe zou je haar na een voorstelling, ook al
verbergt ze zich lezend achter een boek,
niet herkennen uit duizenden?

Een zwart balkje voor wat
wel gezien, maar niet getoond mag worden?

Hoe zou je haar schier onmogelijke last
niet herkennen, zelfs als je
haar nog nooit had ontmoet?

Het balkje als symbool?

Waar trad ze op?


© Gerrit Krol

Tetona is Spaans voor 'vrouw met grote borsten'.


Uit: Gerrit Krol De industrie geneest alle leed - Verzamelde gedichten. Amsterdam/Antwerpen, Em. Querido, 2009.
- oorspr. uit de cyclus De Nieuwe Natuur in: 't Komt allemaal goed (Querido, 2005).

zaterdag 12 september 2009

Niet met hartstocht


VLUCHT



Onze liefde was niet anders
ze vluchtte keerde weer en bracht ons
een neergeslagen ooglid heel ver weg
een versteende glimlach, verloren
in het ochtendgras
een vreemde schelp die onze ziel
hardnekkig trachtte te verklaren.

Niets anders was onze liefde zij tastte
voorzichtig tussen de dingen rond ons
om te verklaren waarom we niet willen sterven
met zoveel hartstocht.

Als wij door lendenen omklemd werden, andere nekken
met alle kracht omhelsden,
onze adem mengden met de adem
van die mens,
als wij de ogen sloten, was zij niet anders
alleen dat grondeloos verlangen vast te houden
bij de vlucht.


© Yórgos Seféris


Uit: Yórgos Seféris Op de wijze van Y.S. en andere gedichten - vert. Hans Warren & Mario Molegraaf, Amsterdam, Bert Bakker, 1992.

Seféris (1900-1971, Griekenland) ontving in 1963 de Nobelprijs voor Literatuur

vrijdag 11 september 2009

Onthouden dat hij ademhaalde


CASSETTE



Ik vond cassettebandjes in een doos op zolder
en wilde weten of er nog iets moois op stond.
Toen hoorde ik ineens de stem van mijn vader,
alsof de woorden kwamen uit zijn mond.

Hij zong een liedje over edelweiss en alpen;
ik denk dat hij het zomaar zelf verzonnen heeft.
Ik zat verstard en luisterde geschrokken
omdat mijn vader al sinds jaren niet meer leeft.

Tot nu toe had ik enkel maar een boek met foto's
en ook een envelop waarop zijn handschrift staat.
Ik ben verbaasd dat een cassette heeft onthouden
dat hij ademhaalde, zong en heeft gepraat.

Zijn stem was het eerste dat ik ben vergeten
en toch herken ik hem bij elk gezongen woord.
Het valt me op dat hij een heel klein beetje sliste.
Toch gek, dat heb ik toen hij leefde nooit gehoord.



©
Ted van Lieshout


Uit: Zij vonden de naam die zou blijven - Nederlandstalige gedichten over familie
(samenst. Henk van Zuiden). Utrecht, Kwadraat, 1996

Geheim


DODE VISSEN



De voetstappen van de nacht
op de veranda van de vergeten lente
zijn ongetwijfeld het neuriën voor het onvindbare.

Verspreid
de verloren dagen
over de gouden golven van de zon.

De nacht is berouwvol dichtbij,
de blikken van mijn zusters
zijn nog altijd in afwachting
en het zout dat de gedachten van de zee
bezig houdt, grijnst
pronkend de dode vissen toe:
"Jullie geheim is veilig bij mij."

Verspreid
de verloren dagen
over de gouden golven van de zon.

De nacht is zo berouwvol dichtbij.



© Nafiss Nia


Uit: Nafiss Nia Esfahan, mijn hoopstee, Leeuwarden, Bornmeer, 2005.



Nafiss Nia, geboren in Esfahan [Iran], woont sinds 1992 in Nederland. Ze is werkzaam als (scenario)schrijver, filmmaker en vertaler. Bovenstaand gedicht is afkomstig uit haar debuutbundel.

Andermans mouwen



ZIJN JAS





Mijn vader J was nog maar net
gestorven toen mijn moeder A
zijn nieuwe regenjas voorzichtig
van de kapstok nam. Pas eens,
zei ze, hij was er zo trots op.

Daar stond ik dan en voelde
aan de mouwen en bij het sluiten
van de knopen hoe dood hij was
en hoe ver weg mijn jeugd. Oud
en zwak zou ik worden, in deze
plooien zou mijn huid gaan hangen
om mijn knoken.




©  Rutger Kopland

Gedicht III uit de cyclus Bij De Dood Van Mijn Vader in:
Rutger Kopland Het orgeltje van yesterday, Amsterdam, G.A. van Oorschot, negentiende dr., 2000

woensdag 9 september 2009

Dag lieve jongen



GRAF TE BLAUWHUIS

(Voor buurvrouw H., te G.)


Hij rende weg, maar ontkwam niet,
en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud.
Een strijdbaar opschrift roept van alles,
maar uit het bruin geëmaljeerd portret
kijkt een bedrukt en stil gezicht.
Een kind nog. Dag lieve jongen.

Gij, die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om,
Gij weet waarom het is, ik niet.
Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?


Gerard Reve



Uit: Gerard Reve (1923-2006) Verzamelde gedichten, Amsterdam, De Bezige Bij, 6e dr., 2006.

dinsdag 8 september 2009

Zeven nachten hoger


KRISTAL



Zoek je mond niet aan mijn lippen,
de vreemdeling niet voor de poort,
de traan niet in het oog.

Zeven nachten hoger wandelt rood naar rood,
zeven harten dieper klopt de hand aan de poort,
zeven rozen later ruist de bron.



Paul Celan


- vertaling uit het Duits: Ton Naaijkens -


Uit: Paul Celan (1920-1970) Verzamelde gedichten, Amsterdam, Meulenhoff, 2003

Frisierkunst


KINO-PALAST



Toen heel ons leven ver voor ons lag
en we niet zagen hoe vlak voor onze voeten
de grond vertrapt werd

was er in het Westen niets nieuws
maar toen dat er kwam werd het verboden
am Nollendorfplatz waar film
en Frisierkunst schitterend bloeiden.

Nu jaren later op dezelfde plaats
duik ik op een koude avond
bezaaid met al te jonge dennebomen
in onbestaanbaar Berlijn de p.orno in

jonge bruid bruiloftsmaal
bruidegom jonge arts weggepiept
voor spoedgeval getuigen angeheitert
vergrijpen zich und so weiter.

En zoals in elke film
onverbiedbaar
een moment van waarheid
een hand die zich verraadt
ogen in de camera
veel warmer dan ik vraag.

Straks naar het hotel
en niet willen weten hoe het afloopt.


Remco Campert


In: Remco Campert Scènes uit Hotel Morandi, Amsterdam, De Bezige Bij, 1983

maandag 7 september 2009

In de ochtendbus


ODE
(fragment)



Vaderland is de duistere cel. De muren afgebladderd.


Vaderland is de invalide οp straat. En de afgebroken voet
in het museum.
De dode conducteur in de οchtendbus.

De raaf verbleekt in het zοnlicht. De paardevijg in
het gras.
Het oudje bij de vuilnisbak en de hond οp het kussen.

Vaderland is dit lichaam. De knieën die niets ver­-
wachten.
De kerk met de kreupele heilige. De bomen met ge-

­hangenen.
De afgetakelde menigten van het leven. De afgetakelde

menigten van de dood.
Het standbeeld van Velestinlís en het standbeeld van

Μavrοkοrdátοs.

Násos Vayenás


Uit: Násos Vayenás Biografie en andere gedichten – vertal. uit het Grieks: Marko Fondse en Hero Hokwerda.
Amsterdam, Het Griekse Eiland, 1990.

Niet bellen



VOOR EDWARD DAHLBERG



Bel mensen niet op.
Ze zitten nooit klaar om met je te praten.
Gebruik poëzie.


Jack Kerouac


uit: Jack Kerouac (1922-1969) Scattered Poems. San Francisco, City Lights Publishers, 1971
- vertaling Joris Lenstra -

Kom met dauw




KOM NIET MET DE HELE WAARHEID



Kom niet met de hele waarheid,
kom niet met de zee voor mijn dorst,
kom niet met de hemel als ik om licht vraag,
maar kom met een glimp, met dauw, met een flinter,
zoals vogels druppels meedragen van hun bad
en de wind een korrel zout.

© Olav H. Hauge



Kom ikkje med heile sanningi/Kom niet met de hele waarheid van Olav H. Hauge (1908-1994), uit het Noors vertaald door Bart Kraamer, hier uit:

Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries 500 Gedichten die iedereen gelezen moet hebben - de canon van de Europese poëzie, Amsterdam, Meulenhoff, 2008

Gezichten



MIJN MINNAAR EN IK




Je kijkt en je kijkt en je blijft vragen
naar wat je ziet, maar wat je ziet
is het enige antwoord

je ziet de hoofden van minnaars
en je gaat naar hun gezichten
naar hun ogen hun mond

je kijkt en je ziet hoe hun lippen
elkaar vinden en zoeken
zoeken en vinden

Rutger Kopland


Uit: Rutger Kopland Toen ik dit zag, Amsterdam, Van Oorschot, 2008

zaterdag 5 september 2009

Aardappelen van schaamte



DE AFDALING VAN DE REGEN




ik ben water van regen
ik ben water
ik ben regen

door een gat in mijn hoofd
sijpelt regen

ik ben de verwaterde

regen, val scheef
door het licht, door het gericht
van mijn ogen. hang regenvanen
uit mijn toren

veel ogen heeft de regen
veel oren heeft de regen

de regen hoort alwie
luistert naar regen
zittend onder de poort
van de regen

ik ben dronken van goden
ik ben dronken van regen

spreek tot mij schemering, spreek

naderen hoor ik je
achter de wegkromming nabij
het tuinhuis, opspringend in
mijn gehoorbuis

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

trommelregen, oude woudregen
regen die komt na het leven, regen
van vóór de geboorte

oor, hoor
de doodsregen

naaldfijne hakken van regen
stadsregen, straatstenenregen
zedepreker regen die steden
tegenspreekt

regen die zegt
nee

regen, op je harp spelend
boven zee, boven pijnboom-meren
boven bontgerokt vee

ijzeren regen, spoorstaven
regen, vertrekkende regen, aankomende regen
die signalen onkenbaar maakt, stationsklokken opjaagt
overkappingen weergalmen laat

maak, regen, geluk
tot een zitplaats aan het raam

maak ogen onuitputtelijk
zing lof onophoudelijk

spring over sprinkhanen
haal hazen in, laat vogels
rondedansen maken
kraai mee met morgenhanen


ontmaak mij, sla mij
genadig, sla mij met je naam
maak mij tot je renpaard
ga met mij, nachtraaf

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

in putten waaiende
druppelregen, hinkende regen,
regen die kantwerk maakt
van zwaluwen

geef mij schuinte van sleepsterren
geeft mij schuine getallen, geef mij
spiegelende karresporen, snikkende
slikregens van dennen

maak mij kraai, maak mij
uitzinnig, maak mij glinsterend
van blijdschap, laat mij zitten
onder hazelaren waar ik
tussen varens mij
inspin

maak mij dorpser dan dorsvloeren, maak mij
stichtelijker dan kerkportalen, maak mij
krommer dan kromhorens, geef mij
kwader gesternte

verschoppeling regen, maak mij
zwerfregen, maak mij zwerfsteen
lange akker, kronkelig
lopende steenweg waar overheen
eenhoorns snellen

dakloze regen
regen met bittere armen, met gebogen
knieholte, maak mij
een verweesde

geef mij jouw voetzool
dat ik dool tussen
kikvors en eendekroos

regen, je vioolsnaren
zijn van zilver, je garen
wind je af van
oude klossen

je speelsnaar is
van korstmossen

muisgrijze regen, liever dan
over appels en rozen loop je
over kevers

sta je langer stil
bij distels, val je dieper
in sneeuw

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

ga struikgewas binnen, hang
er druppels, ga bukkend
onder lijsterbessen
de schemering binnen, langs slingerende
paden, gele lissen waar mossen
de enkels vinden
van vlinders

prevelaar in de waterput met
ijzersmaak in je praatmond: hoor je
het plonzen van de roerdomp, de gelukkig
slurpende oerbron

haak regenhaken
in mij, vang mij,
spartelende vis, berg mij
in je groot visnet

bind rond mijn lichaam je wikkels
wikkel in pijn mij in

maak mij tot een waaiende
reiger, die de ruimte van de hemel
met zijn vleugels vult

zit aan mijn tafel:
brood van tranen, aardappelen
van schaamte, schaduw
van vlees

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

nederige regen, glinster
minder dan
bliksem

grasregen, glansregen
maak van de wereld as, maak
er misgewas van

bittere boze regen, stamp
op het asfalt
van de stad die jou niet
overleven zal

maak donker het zilver, dring ijzer binnen
maak blinder het bestek, jij
ooglichtbezerende

regen, engel die de lippen
losser maakt, vleugels van
zwaluwen lichter

laat mij springen
als een vis boven het water, maak mij
kleiner en
verbaasder

tik tegen het glas
van de maan, laat het tikken
in de straat mij
slapen en waken en slapen

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

open de kamers van rouw
ga er binnen, haal de oogst
van het rijke verdriet
eindelijk binnen

sluip in het oog
van de dagpauw

sla feller tegen
de windvaan, koppel de bergen los
van hun hengsels en stort
hen in zee

klop de geest
uit het donker los, klop
het donker los uit het nachtbos, gorgel
in de mond van de bronnen

kir als een nachtegaal
in waterklokken

stotter in keelholten, bloos
in het bleekste

regen
maak mij een vlot
maak mij zee

ga met de wandelaar, laat hem
jouw dwars pad gaan, veldwegen vol
zoete dwalingen

laat hem op toppen
van windvlagen winters
en alleen staan

kroon hem, beroof hem
van slijm en leem

zwijgregen in
nazomerdagen als oogharen
trillen gaan, poorten zich openen
naar het najaar

augustusregen, alle dagen
een andere hooinaam

nader trappelend
met de hoef van het paard
de boomgaard, sla de zwaarden
uit zijn hand, maak zijn zwaarte
ontoelaatbaar

laat uit verre schuren
het muizegraan rollen
in mestwater

woed tegen
smeedijzeren hekken, stambomen
en stamnamen. maak scheuren
in grafkapellen, roestplekken
in familiewapens

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

maak mijn ogen open, maak
mijn knieën
buigzamer, mijn haren losser
mijn rug bevlogener

regen op mij
je nee

tranen druppelen langs de snaren
van je viool, gekrulde regen, vismonden
regen, pianospeler
op zee

sla tegen het ijzer
van de hemel, beitel in steen
mijn gezicht tot welfsel
van been

plunder feestzalen, sla kerktorens
tot puin, maak kathedralen
tot geraamtes, ontbloot
de kaken van
nachtbrakers

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

lenteregen, welke kleur heeft
lenteregen, rozeblaadjeskleur?

smalle heupen, smallere
ogen, o langzaam dalende ogenregen, jij
uitnodigende bruiloftsregen, schuifelend
over rozen

landregen, zoete hooiregen, jij die je
leegschudt op dorpshoven

gelukkige
paarse aprilregen, oorbellenregen
in gras gelegen vlinderregen
die vleugels hangt in de boom, ze weer loshaakt,
ze prijs geeft

herfstregen die wegwist, die de kleur wegwist, die
de verte wegwist, weg wist wat op de wereld
ooit vol schroom is verschenen

wis, regen, de wereld weg
op een doodgewone herfstige
achternamiddag, maak
een aarde zonder
verten

wis de dansers weg

leg mij, een ledige
terug in het ledige

maak schuilhoeken voor
lachers, maak nissen
waar zich hun lachen
kan verpozen

laat de eenzaamste bomen
door de wind zijn verlaten, ga slapen
nabij nesten van
regenvogels

waai vanachter bosschages
naar mij toe waar ik wacht op de schuinste
pessoaanse regenval

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

leg je leeslint tussen
de druppels, dat ik
blad na blad
lezen kan van
je gemis

geef mij
je leeslamp die ruist
van jouw ruisen dat ik
nog even kan voortbestaan

laat de wereld bestaan
uit lettertekens, laat ze bestaan
uit doornstruiken
uit dovenetel

laat, regen, mij aan je vasthouden
dat ik niet te laat kom

troostregen, regen van erfgrond, van dodemansgronden,
van stichtelijke wortels, van ongebruikte
oogbollen, holteregen, waterwolfregen

daal eindelijk af, murmel
in mijn broekzak, slaap in de luier
van slaap

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

daal in erfgoden, kraai boven
de haan, boven de bokkesprong, ga binnen
in spinrokken, waai
door het oog van het paard
ga naar braakland, zet
honderd regenstoelen klaar
voor nazaten

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

verschijn in klaslokalen
kras namen in lessenaars
zeg dat regen woorden heeft
voor klaproos en ratelaar,
dat regen zingt op
het asfalt als
honderd katers

wees aandachtig in hout
dring door tot de houtworm

graas, regen, het gras weg
graas het schaap weg, graas de tong weg
van het schaap, waai achter de sneeuw aan
van verleden jaar, waai tegen
sneeuwpaarden aan

waai mijn naam weg waar
ik lig op mijn slaapsteen
alleen alleen alleen

wees aandachtig in hout
dring door tot mijn houtworm


© LEO HERBERGHS, 17 augustus 1999



Het episch vers DE AFDALING VAN DE REGEN verscheen, als aparte ingenaaide bijlage (16 p. in druk), bij de dichtbundel Daarmee Wordt Gezwegen van Leo Herberghs.

De uitgave werd gepubliceerd ter gelegenheid van de eerste Dag van het Gedicht, later de jaarlijkse Gedichtendag in Nederland en Vlaanderen. (Rotterdam, Bèta Imaginations, januari 2000)

De schilder



EDWARD HOPPER EN HET HUIS BIJ HET SPOOR *


Hierbuiten op exact het midden van de dag,
Draagt dit vreemde, klungelige huis de uitdrukking
Van iemand die bekeken wordt, van iemand die
Onder water zijn adem inhoudt, zwijgend en vol verwachting;

Dit huis schaamt zich voor zichzelf, schaamt zich
Voor zijn fantastische mansardedak
En zijn pseudo-gothische veranda, schaamt zich
Voor zijn schouders en grote, eigenaardige handen.

Maar de man achter de ezel is meedogenloos;
Hij is brutaal als het zonlicht, en gelooft
Dat het huis iets verschrikkelijks gedaan heeft
Tegen de mensen die er ooit in leefden

Want nu is het zo hulpeloos leeg,
Het moet iets tegen de hemel gedaan hebben
Want de hemel is, ook, volledig blanco
En ontdaan van iedere betekenis. Er zijn nergens

Bomen of struiken - het huis
Moet iets gedaan hebben tegen de aarde.
Er is alleen een enkel paar rails aanwezig
Dat zich uitstrekt naar de verte. Geen treinen komen voorbij.

Nu keert de vreemdeling dagelijks terug naar dit oord
Totdat het huis begint te vermoeden
Dat ook de man desolaat is, desolaat
En zelfs beschaamd. Spoedig begint het huis

De man eerlijk aan te kijken. En op de een af andere manier
Neemt het lege, witte canvas langzaam
De uitdrukking aan van iemand die terneergeslagen is,
Iemand die onder water zijn adem inhoudt.

En dan verdwijnt op een dag de man simpelweg.
Hij vormt een late namiddagse schaduw die
Zich over de rails beweegt, baant zich een weg
Door de immense, schemerende velden.

Deze man zal nog andere verlaten herenhuizen schilderen,
En verbleekte ramen van cafetaria's, en slecht geletterde
Winkelpuien aan de randen van kleine stadjes.
Altijd zullen ze deze uitdrukking dragen,

De volledig naakte blik van iemand
Die bekeken wordt, iemand die Amerikaans en slungelig is,
Iemand die op het punt staat in de steek gelaten te worden,
Alweer, en er niet langer tegen kan.



Edward Hirsch

- vertaling Joris Lenstra -

* Naar het gelijknamige doek van de Amerikaanse realistische schilder Edward Hopper (1882-1967).


Edward Hopper and the House by the Railroad (1925) , gedicht van Edward Hirsch uit: Wild Gratitude, New York, Knopf, 1986.


Met dank aan Artchive/Art.com

Knie


EERSTE PSALM




is de nacht al begonnen
is dit de nacht

er zijn nog lichten aan
er zijn nog gordijnen die niet zijn dichtgedaan

een ongelukkige fietst naar zijn huis maar herkent het niet

hij herkent zijn vrouw niet
en het kroost dat bakkeleit om wie op vaders knie

hij herkent zijn knie niet


Erik Jan Harmens


Uit: Erik Jan Harmens Gospels en psalmen, Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2008

vrijdag 4 september 2009

Een hart van regen



73.




Vreemdeling die luistert en die een asiel meesleept
in eigen land, ik ben een gebaar en
vertaal een nevel in de zon van een woord
ik weet enkel dat je lucht bent
die mijn ogen raakt, ik ben on-
doorschijnend van aarde, doordrongen van
uw adem en ik reik u een hart van
regen, handen van zand
iets meen ik te verstaan, ik zoek de andere
in mijn spiegel, door het transparante van een voorhoofd
je bent, als ik naderbij kom, de verdamping van een
druppel die op mijn verfoeisel zelfs geen spoor nalaat
ik ben rotswoestijn uit één oppervlak waar
in de kalme windstoot der woorden zich nooit wellicht
uw stilte zal vasthaken aan mijn graten



Marcel Hennart


- vert. Iris Van de Casteele -






Uit: Le temps éteint / De uitgebluste tijd, nog onuitgegeven persoonlijk cadeau van Marcel Hennart (1918-2005) aan de vertaalster Nederlands, naderhand tweetalig verschenen in het Frans en Spaans als Le temps éteint / Tiempo apagado, in de Spaanse vertaling van Renata Duran - Mortemart, Ed. Rougerie, 1993.

Waar je bent en hoe je kwam



DE ENE REIZIGER ZEI TEGEN DE ANDERE

WIJ KOMEN NIET TERUG ZOALS


Ik ken de woestijn niet
maar aan haar randen grοeide ik in woorden
die woorden zeiden en ging
als een verstoten vrouw, als haar gebroken echtgenoot

Ik οnthield niets dan het ritme
dat ik hoorde
en volgde
en ophief als een duif

op weg naar de hemel
van mijn lied
Ik ben een kind van de Syrische kust
waar ik woon als punt van vertrek οf verblijf
tussen zeevolk
maar de luchtspiegeling bindt mij in het oosten
aan oude bedoeïenen
Ik drenk de mooie paarden
en voel de klop van het alfabet in de echo
Ik kom terug als een venster naar twee kanten
Ik vergeet wie ik ben
οm een menigte in één persoon te zijn, tijdgenoot
van gezang van vreemde zeelui onder mijn venster

een brief van soldaten aan hun familie
Wij komen niet terug zoals wij gingen
Wij komen niet terug, ook niet af en toe
Ik ken de woestijn niet
al bezocht ik die vaak in gedachten
In de woestijn zei de verborgene tegen mij
Schrijf
Ik zei: in de luchtspiegeling is een ander schrift
Hij zei: schrijf, opdat de luchtspiegeling groen wordt


Ik zei: ik mis verborgenheid
en ik zei: ik heb de woorden nοg niet geleerd

Hij zei tegen mij: schrijf οm ze te kennen
en te weten waar je was en waar je bent
en hoe je kwam, en wie je morgen bent
Leg je naam in mijn hand en schrijf
οm te weten wie ik ben, en ga als wolken

de ruimte in
En ik schreef wie zijn verhaal schrijft, erft
de wereld van het woord en bezit de betekenis

Ik ken de woestijn niet
maar neem afscheid: dag
stam ten oosten van mijn lied: dag

familie van wie velen door het zwaard vergingen: dag
zoon van mijn moeder onder zijn palm: dag
mοe'allaqa die onze planeten kenden: dag
volkeren die voorbijgaan als een herinnering: dag

begroeting van mij tussen twee gedichten
Een gedicht werd geschreven
en een andere dichter was verliefd gestorven

Ben ik ik
Ben ik daar οf hier
In elk 'jij' ben ik
Ik ben jij, de aangesprokene. Het is geen verbanning

jij te zijn. Het is geen verbanning
dat mijn ik jij is en geen verbanning
dat zee en woestijn
het lied zijn van een reiziger voor een reiziger

Ik kοm niet terug zoals ik ging
Ik kοm niet terug, ook niet af en toe



© Mahmoud Darwish


- vert. Kees Nijland en Asad Jaber -

Uit: Mahmoud Darwish Waarom heb je het paard alleen gelaten. Maassluis, Uitgeverij de Brouwerij, 2009.

Danspas




OOGZIEKENHUIS



als ik wazig in het glas gekeken heb
en glazig door mijn bril heen tuur
denk ik aan vroeger tijden
toen cyclopen nog monocles droegen

en de opticien een half salaris ving

aan ziekenhuis de knipoog
waar men het voltage van de geleidehond verhoogde

tot zijn contactgestoorde lenzen licht gaven

als ik wazig in het glas gekeken heb in
braille praat tegen dovemansoren een
danspas uitprobeer op het zebrapad

dan hoop ik dat de brillenglazen
van de aanstormende automobilist
minder dik zijn dan de mijne

© Hans Wap

Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008

Er glanst iets na





- klik op afbeelding voor grotere tekst -

Werkelijkheidsdroom



VERGEET
III



Vergeet de
poëtische waarheid
Er is alleen
de werkelijkheid
zeggen de denkers
Vergeet de werkelijkheid
Er is alleen de
poëtische waarheid

zeggen de dromers
de ware werkelijkheid


©
Günter Grass

- uit het Duits vertaald door Daan Bronkhorst -


Uit: Zo'n gelukkige dag - Dichters voor Amnesty International (samenst. Daan Bronkhorst),
Breda, De Geus, 2007.

Günter Grass (Danzig/Gdansk, 1927) werd met romans als Die Blechtrommel de belangrijkste naoorloogse literaire stem van Duitsland. In 1999 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur.

De vorm van mijn handen



DE GELIEFDE
*


Zij staat over mijn oogleden
en haar haren zijn in de mijne,
zij heeft de vorm van mijn handen,
zij heeft de kleur van mijn ogen,
zij verzinkt in mijn duister
als een steen op de hemel.

Zij heeft haar ogen altijd open
en laat mij niet slapen.
Haar dromen in het volle licht
slaan wolken uit de zonnen,
laten mij lachen, huilen en lachen,
en praten zonder iets te hoeven zeggen.


Paul Éluard

- Voor M. -

L'amoureuse van Paul Éluard (1895-1952) - vertaling Hans van Straten - in:
Guus Luijters De moderne Franse poëzie. Een anthologie, Amsterdam, Veen, 2001.

* Als titel boven dit vers stond in deze Nederlandse editie oorspronkelijk ‘De verliefde’.
Een correctere vertaling is echter ‘De geliefde’ (minnares, vrijster). Daardoor krijgt het gedicht een andere lading.


L’AMOUREUSE


Elle est debout sur mes paupières
Et ses cheveux sont dans les miens,
Elle a la forme de mes mains,
Elle a la couleur de mes yeux,
Elle s'engloutit dans mon ombre
Comme une pierre sur le ciel.

Elle a toujours les yeux ouverts
Et ne me laisse pas dormir.
Ses rêves en pleine lumière
Font s'évaporer les soleils
Me font rire, pleurer et rire,
Parler, sans avoir rien à dire.

Paul Éluard

donderdag 3 september 2009

Noem mij



FAMILIEBERICHTEN

I


Mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?

Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten.


© Neeltje Maria Min


Uit: Neeltje Maria Min Voor wie ik liefheb wil ik heten, Amsterdam, Bert Bakker, 1966.

Dieper dan de lente



RAPSODIE


De liefde is een seizoen dieper dan de lente

zei je. Zij omsluit ons
als een gracht waaraan ontsnapping

onmogelijk is.

Ik maar zwijgen.
Naar de bomen kijken.

Of beter naar de vogels
in de bomen.

(Vrachtwagens kwamen voorbij).

Toen begon het te waaien

te stormen.
Te regenen ook.
De vogels wisselden
de hele tijd van tak.

De zon brak weer door.

Een mooie rode zon
die scheen als eerst.


Die bescheen wat er is.

Precies wat er is.
Niet méér.

Niet minder.


© Násos Vayenás


Uit: Násos Vayenás Biografie en andere gedichten – vertal. uit het Grieks: Marko Fondse en Hero Hokwerda.
Amsterdam, Het Griekse Eiland, 1990.

woensdag 2 september 2009

Ontcijfering


ER ZIJN GEEN ARGUMENTEN


er zijn geen argumenten
in de liefde geen bewijzen
ik zou je kunnen vragen
om nooit van me weg te gaan
je zou een antwoord kunnen geven
een teken dat ik moet ontcijferen
soms lachen wij en zijn onszelf
zo leven wij en zoeken
diep in elkaar naar een plek
waar wij het liefste zijn
een ogenblik een dag

daarna weer en dieper
zoals eenden naar de bodem duiken
en het is nooit genoeg


©
Miriam Van hee



Uit: Miriam Van hee Reisgeld, Amsterdam, De Bezige Bij, 1992

dinsdag 1 september 2009

Alles wat ons aanraakt


LIEFDESLIED



Waar moet ik toch mijn ziel bewaren dat
zij niet langs de jouwe strijkt? Hoe draag ik haar
over jou heen en weer naar andere dingen?
Hoe graag niet liet ik haar in iets verzinken,
bracht ik haar onder ergens in de nacht,
verloren in een vreemde stilte waar
niets verder trilt wanneer je dieptes klinken.
Maar alles wat ons aanraakt, jou en mij
beroert ons samen als een strijkstok die
twee snaren tot één melodie gebiedt.
Op wat voor instrument zijn wij gestemd?
En welke hand heeft ons omklemd?
O teder lied.


Rainer Maria Rilke


Uit: R.M.Rilke Wie nu alleen is - twintig liefdesgedichten,
gekozen en vertaald door Menno Wigman,
Amsterdam, Bert Bakker, 1996



LIEBES-LIED

Wie soll ich meine Seele halten, daß
sie nicht an deine rührt? Wie soll ich sie
hinheben über dich zu andern Dingen?
Ach gerne möcht ich sie bei irgendwas
Verlorenem im Dunkel unterbringen
an einer fremden stillen Stelle, die
nicht weiterschwingt, wenn deine Tiefen schwingen.
Doch alles, was uns anrührt, dich und mich,
nimmt uns zusammen wie ein Bogenstrich,
der aus zwei Saiten eine Stimme zieht.
Auf welches Instrument sind wir gespannt?
Und welcher Geiger hat uns in der Hand?
O süßes Lied.