woensdag 30 juni 2010

Grenzen



PROOI VAN VERGETELHEID


1

Jullie die vergeten raakten in de grotten van de dorst
jullie martelaren van het Morenland
op zoek naar een verleden
naar verborgenheden

in een land dat zichzelf sinds lang
vergat
jullie die wat oost en west verbond verscheurden
jullie staan het dichtst bij deze streken...


2

Jij lost op in jezelf
vlakt je ziel uit
verliest je bedoeling
tot je niet meer weet wie je bent


3

Steeds viel je samen met je namen
op avontuur binnen je enge grenzen
maar wie van ons
houdt de band met
het Morenland?


4

Jij telg uit de Atlas
doe niet zo verbrokkeld
wees niet in jezelf verdeeld.


Abderazak Sbaïti


Uit: Abderazak Sbaïti Spiegelingen van Tingis*, Amsterdam, uitgeverij El Hizjra, 2000.
Tweetalige dichtbundel (Nederlands-Arabisch).

* Tingis = Tanger

Duur dier


DAGELIJKS



Je bent een keramiek,
een duur dier, een arme
engel zonder hemd.

Ik heb je zo lief als een harp,
als een stilte op zee,
als een vrouw en de gouden god of godin
in je mens, en zo lief als een mens.

Roepen wij dan de zon
en laat het dagelijks vogelvlug
ogenblik dansen in het verdeelde huis
van ons lichaam, ons dagelijks lichaam.


Hans Andreus


Uit: Hans Andreus Vertel hoeveel ik van je hou - vijfendertig liefdesgedichten, gekozen door Menno Wigman.
Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 1998

dinsdag 29 juni 2010

Blauwe mijn



GEGROET



De dag breekt aan,
Je sneeuw brengt doorregende aarde.
Beek van Incesu, gegroet.
Op het dak kwetteren de mussen boven alles uit,
In de wolken zweeft de adelaar,
Nog adembenemender.
Iemand die wacht op een vergunning
Trekt nog een knoop van zijn borst.
Beek van Incesu, gegroet.

Jonge vlaggen wapperen,
Denken aan vrede,
In de mijnen ziet het blauw van de arbeiders.
Ik denk aan alles,
Vierentwintig uur lang
En ik denk aan jou,
Donker, hartstochtelijk...
Aan jou, de grootste vrucht van de wereld
Een regel uit een lied over een liefdesverklaring,
Wordt rijp, roert zich bij mij vanbinnen,
Jouw ogen verschijnen in mijn herinnering...


Toch wordt mijn wens niet vervuld.
Of ik van wit weet of zwart,
Meer zit er voor mij niet in...
Mijn ogen zijn het lachen vergeten.
Mijn lippen het kussen.
Beek van Incesu, gegroet...



Ahmed Arif


- vertaald uit het Turks door Sytske Sötemann -

Uit: Moderne Turkse Poëzie - Mehmet Emin Yildirim, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin (samenstelling). Amsterdam, Atlas, 2010.



MERHABA

Gün açar,
Karin νerír yağmurlu toprak.
İncesu Deresi, merhaba.
Saçakta serçeler daha çılgındır,
Bulutlarda kartal,
Daha çalimli.
Koparır göğsünden bir düğme daha,
Tezkere bekleyen biri.
İncesu Deresi, merhaba.

Genç bayraklar vardir,
Bariş düştinür,
Kuyularda işçi maνilikleri.
Ben hepsíní düşünürüm,
Yirmidört saat
Ve seni düşünürüm,
Karanlik, hirsli...
Seni, cihanların aziz meyνası
İlân-ι aşk makamından bir mısrâ,
Yeşeríp, kımıldar içimde,
Düşer aklima gözlerin...

Oysa murad alamam.
Oysa akdan-karadan
Bilírím, payım bu kadar...
Unutmuş gülmeyi gözbebeklerím.
Unutmuş dudaklarim öpmeyí.
Íncesu Deresi, merhaba...

Ahmed Arif

maandag 28 juni 2010

Reisgids


TOEN WIJ NOG JONG WAREN


Toen wij nog jong waren en de wereld nog oud was
en wij in een ver land op hoge bergen stonden
en in het dal diep beneden een lange roerloze
roestige trein zagen, onbestaanbaar alleen
in het oog van een hevige leegte, riep jij
terwijl je de hemel een kushand toewierp
ik ben een reisgids kinderen
leer mij lezen

en ’s avonds op het plein onder kwijnende palmen
waren er wijn en olijven en een ritselend zwijgen
uit klagende kelen en het donker was week
op het scherp van de snede, en jij
jij kocht het ondraaglijke lot van een blinde
en riep het oor drinkt

nu is het dus later, een avond na jaren, de dood
stille trein is vertrokken, de tijd van het lot
is verstreken, je reisgids ligt open

onder eendere oudere bomen drink ik
de hese stem van je woorden, hoor ik je stilte –


©
Gerrit Kouwenaar


Uit: Gerrit Kouwenaar Totaal witte kamer, Amsterdam, Querido, 2002

Rijm van dwarssporen



FOTOSESSIE

(Fotosesija)


Een zwart retropak met wit hemd waarvan
de bovenste knoop nog los is
alsof er geen tijd genoeg was

op de achtergrond sporen
alsof er geen stations waren
geen wachtende vrouwen met bloemen op het perron
geen erotische ritme van treinen
geen passende achtergrond voor een statische figuur
geen rijm van dwarssporen voor een ordeloos leven
een zwarte bril op een bewolkte dag
wordt rechtgezet voor het objectief
de fotograaf vermijdt het rode-ogen-effect
al is er alleen wit-zwart
al is hij een almachtige
die of je poseert of niet
toch het moment uitkiest
waarop je je bril afneemt
de bovenste knoop van je hemd vastmaakt
precies dan komt de flits
zwarte blinkende laarzen nog onbestoft
nog zonder een spat als een schrift op één september
alsof we na de zomer nog niet weten in welke taal
we terugkomen
uit de foto


Eugenijus Ališanka


In: Eugenijus Ališanka Uit het archief van ongeschreven brieven, Leuven (B.), Uitgeverij P, 2010
- bloemlezing, uit het Litouws vertaald door Jo Govaerts

Voor alles weer moet


WINTEROCHTEND


Ik hou van ochtendlijk vrijen,
vóór alles weer moet
nog even mógen. En nadien buik aan rug
nog wat tegen elkaar aanliggen in de klaarte
van net-klaargekomen-zijn.

Buiten ligt alles helder vastgevroren,
een klare vriesochtend is altijd klaarder
dan een klare zomerochtend, ongeveer zoals
helderheid in een zwart-witfilm
helderder is dan in kleuren.
Alles is zichtbaar. De naakte feiten
hebben kou.

Maar wij niet. Na de liefde buiten komen
is zoiets als van de sauna
in ijskoud water springen: je voelt het
nauwelijks. Je voelt het net genoeg
om je ijzersterk te weten.



Herman de Coninck



Uit: Herman de Coninck Zolang er sneeuw ligt. Brugge, Orion/ Desclée de Brouwer, 1975.
Later opgenomen in: Herman de Coninck De gedichten (samengesteld en verantwoord door Hugo Brems), deel I, Amsterdam/ Antwerpen, De Arbeiderspers, 1998

zaterdag 26 juni 2010

Ik verlang niets


AFSCHEID VAN HET UITZICHT



Ik neem het de lente niet kwalijk
dat ze weer is aangebroken.
Ik reken het haar niet aan
dat ze als elk jaar trouw
haar plichten vervult.

Ik begrijp dat mijn verdriet
het groen niet tegenhoudt.
Als een sprietje buigt, dan alleen in de wind.
Het doet me geen pijn dat de elzen aan het water
weer iets hebben om mee te ruisen.

Ik neem voor kennisgeving aan
dat het - alsof je nog leefde -
bij de oever van een zeker meer
nog even mooi is als het was.

Ik koester geen wrok
tegen het uitzicht om zijn uitzicht
op de inham die in zonneschittering baadt.

Ik kan me zelfs voorstellen
dat op dit ogenblik
een ander stel dan wij
op de omgevallen berkenstam zit.

Ik respecteer hun recht
om te fluisteren, te lachen
en gelukkig te zwijgen.

Ik ga er zelfs van uit
dat de liefde hen verbindt
en hij haar omhelst
met een levende arm.

Iets jong vogelachtigs
ritselt in het riet.
Ik wens hun oprecht toe
dat ze het horen.

Ik eis geen verandering
van de oevergolven,
die nu eens rap, dan weer lui
nooit mij gehoorzamen.

Ik verlang niets
van het diepe water bij het bos
dat nu eens smaragdgroen,
dan weer saffierblauw,
dan weer zwart is.

Met één ding ga ik niet akkoord.
Met mijn terugkeer daar.
Van het voorrecht van de aanwezigheid
doe ik afstand.

Ik heb je net genoeg overleefd,
en niet meer,
om er van verre aan te denken.



© Wíslawa Szymborska



- uit het Pools vertaald door Gerard Rasch -

Uit: Wíslawa Szymborska Einde en begin, Amsterdam, Meulenhoff, 1999

Weggedreven


ZIJ IS EEN HULS VAN VLEES



Zij is een huls van vlees die stilligt op een steen,
een vlinder met een vlinder om zich heen,
en hij is iets dat wegdrijft en weer terugkeert,
liegt, breekt en steelt, liegt, wegdrijft en weer
terugkeert.

Open als een schelp,
dicht als een steen.


© Cees Nooteboom


Uit: Cees Nooteboom Vuurtijd, IJstijd - Gedichten 1955-1983.
Verzamelde poëzie, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1984

vrijdag 25 juni 2010

Badzout



DEBUUT 1



Bevrijd van de tentamendruk had zij
voor zaterdag een vriend gevraagd te komen;
't was avond, kaarslicht, en zelfingenomen
stond er de dichtgekurkte fles rosé.

Maar zondagochtend ving met regen aan;
en de logé sloop, een ervaring rijker,
steels weg en nam zijn kleren van de spijker,
die onbeholpen in de kalk bleef staan.

Ze pakte van 't bureautje bij de muur
een mok en goot het restje thee naar binnen.
De woning sliep nog op dit vroege uur.
Ze lag in bad en voelde hoe in 't midden

de bodem bladderde, en plotseling
kroop toen de leegte, licht naar badzout geurend,
haar lichaam in door nog een opening
die na vannacht bekend was met de wereld.


DEBUUT 2


De hand die slinks de deur geopend had
bleek vies; hij stak hem in z'n jaszak weg en
toen liet het van de wijn teruggekregen
geld horen dat het in de voering zat.

De straat was leeg. Er dreven peukjes rond
in 't water stromend uit de regenpijpen.
Hij dacht weer aan het stucwerk en de spijker
en van zijn opgezwollen lippen klonk

een vloek. De leegte bleef onaangedaan.
Hij bloosde, met zijn eigen stem verlegen,
en was ter plekke door de grond gegaan
als net de trolleybus niet was verschenen.

Thuis kleedde hij zich haastig uit, vermeed
te kijken naar de sleutel die nu afhing,
op vele deuren past en stonk naar zweet,
nog niet bekomen van de eerste draaiing.



Joseph Brodsky


Uit: Joseph Brodsky Ex Ponto, gedichten 1961-1996. Ingeleid, gekozen en vertaald door Peter Zeeman.
Amsterdam, De Bezige Bij, 2000.
Ook in: De Poëziekalender 2006, uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam

Toren


SCHULDBEKENTENIS


Ja, ik geef het toe, ik beken het openlijk:
mijn lichaam was altijd een toren zonder uitkijk.
Ik heb hem steen voor steen in folianten gepend
ik heb mij geplooid naar de tijd en de trend.

De stenen die ik uit de wand verwijderd heb
zijn de woorden waar ik dit gedicht mee schep:
ik kijk naar de wereld waarin gij woont
en al zie ik onscherp en ben ik vreselijk stoned
er is iets dat mij niet ontgaan kan
mijn toren is gebouwd in mijn eigen toren.
Ik weerhield mijn lijf niet in de groei tot man
maar ik zaag geduldig aan de pijlers die mij schoren.

Het lijkt niet erg duidelijk misschien
mijn keel snoert dicht en mijn tong heb ik gebroken
toen ik spreken leerde. Ik heb niemand ontzien.
Ik ben wereld, in mij is onstuitbaar de doodsbloem

ontloken.


© Jotie T'Hooft

Uit: Jotie T'Hooft Verzamelde gedichten, Amsterdam/Brussel, Elsevier-Manteau, 1981

Vakantiekaartjes



LOFDICHT OP MIJN ZUSTER



Mijn zuster schrijft geen gedichten
en ik denk niet dat ze er nu nog mee zal beginnen.
Dat heeft ze van mijn moeder, die geen gedichten schreef,
en van vader, die evenmin gedichten schreef.
Onder mijn zusters dak voel ik me veilig:
mijn zusters man zou voor geen goud gedichten schrijven.
En hoewel dit klinkt als een werk van Adam Macedonski:
niemand in mijn familie houdt zich bezig met het schrijven van gedichten.

In de bureauladen van mijn zuster liggen geen oude,
in haar tasje geen pas geschreven gedichten.
En wanneer mijn zuster me te eten vraagt, dan weet ik
dat ze niet van plan is mij gedichten voor te lezen.
Haar soepen zijn heerlijk zonder achterliggende gedachten
en als ze koffie morst, dan nooit op manuscripten.

Veel families hebben niemand die gedichten schrijft,
maar als het eenmaal zo is - blijft het zelden bij één persoon.
Soms klatert de poëzie als een waterval van geslacht op geslacht,
wat gevaarlijke draaikolken schept in de wederzijdse gevoelens.

Mijn zuster is aardig bedreven in het gesproken proza,
maar haar schrijverschap omvat slechts kaartjes van vakantie
met een tekst die ieder jaar hetzelfde luidt:
dat ze als ze thuis is
alles
echt alles
alles zal vertellen



© Wíslawa Szymborska



- vertaling uit het Pools: Gerard Rasch -

Uit: Wíslawa Szymborska Einde en begin, verzamelbundel, Amsterdam, Meulenhoff, 1999.
Oorspronkelijk verschenen in: Grote getallen (1976)

woensdag 23 juni 2010

Volop zomer!




Er is nog zomer en genoeg
wat zou het loodzwaar
tillen zijn wat een gezwoeg
als iedereen niet iedereen terwille
was als iedereen niet iedereen
op handen droeg.




Judith Herzberg



- kaartenmapje van Plint, met illustratie van Ruscha Langelaan - 

dinsdag 22 juni 2010

Kijk, een vogel


O IK WEET HET NIET



o, ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien
zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.



© Herman de Coninck



Uit: Herman de Coninck De Gedichten, Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 1998

In de seringentuin



NU IS ER WEER DAT ZOMERSE GODLOF
*

Nu is er weer dat zomerse godlof
van meisjes die in korte rokken
door alle straten fietsen
in ons land, ons land gezegend
met pastoors en dominees
die met schuine oogjes kijken
naar dat deksels jonge volkje
dat met naakte knietjes
door hun straten fietst godlof
en in de zwoele avondlucht
in hun seringentuin
werken zij verder
de pastoors en dominees
aan het gemengd-zwemverbod


© Remco Campert



Uit: Remco Campert Dichter, Amsterdam, De Bezige Bij,1995

* Geschreven lang voordat Martin Bril (1959-2009 ) "rokjesdag" uitvond, en in deze Zuid-Afrikaanse voetbaldagen
weer eens heel iets anders dan een rel rond oranjebierrokjes. Nog niet bevestigd is het bericht dat schrijver Maarten 't Hart in de buurt van Leiden zojuist gesignaleerd is als 'Bavaria Babe', in een eveneens omstreden orangistisch jurkje.

Huishouden


ZES MIEREN



Ik houd heus heel veel hier in huis
van hoogstens vijf mieren tegelijk.
Als er zes of meer langs het fornuis
of zo lopen te krioelen
dan, hoe langer ik naar ze kijk,
hoe meer ik ze ga voelen
kriebelen, en dan later in bed
loopt er een langs mijn nek maar
dat is eigenlijk een haar,
en een andere bijt in mijn zij want
dat is eigenlijk de rand
van mijn broekje.
En toch, als ik die weg wrijf
hoe griezelig is dan het kronkeldoodje
van zijn lief onwerkelijk lijf.
Al die gekromde pootjes.


© Leo Vroman

Uit: Leo Vroman Nee nog niet dood, Amsterdam, Querido, 2008

zaterdag 19 juni 2010

Achtergelaten



VERDER



I

Nu we weten dat we verdwaald zijn
blijft ons alleen deze plek.

Regen, tot aan de horizon regen
en een zee van grijs-groene heuvels,
golven van bos na bos.


II

Onze kaarten hebben we achtergelaten,
ergens, niet boos, niet weemoedig:

ze vertelden ons wat we al wisten,
waar we vandaan kwamen.
Niet waar we waren.


III

Op het punt nu van verder te gaan
en niet weten hoe, niet weten

van het geritsel, de geuren, het duister
onder de bomen, het geschreeuw
in de verte, de verdwijnende
sporen, van niets weten
wat het betekent.


IV

Onze gezichten zijn koud en strak,
glad van de regen, alsof we huilen.

Het is geen huilen, het zijn
regen en huid.


V

Grijs-groene golven van bos na bos,
daarin zullen we verdwijnen.

Daaruit zullen we terugkeren
maar dat zullen wij niet meer zijn.

Wie dat zijn weet niemand.


© Rutger Kopland



Uit: Rutger Kopland Dit uitzicht, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1982

vrijdag 18 juni 2010

Verkeerde mannen



GENOEG GEDICHT OVER DE LIEFDE VANDAAG
 



Genoeg gedicht over de liefde vandaag
want al schrijvend heb ik de liefde niet bedreven.
Het leven laat zich maar al te graag
liever beschrijven dan beleven.
Die jij van wie ik zo hoog opgeef
die leeft niet behalve zoals ik je opschreef.
Je kust en je verlaat zoals de windhaan draait,
mijn plaat steeds overslaat,
zoals, zoals men zegt, dat in het echte leven gaat.

Al die minnaars met al hun dichtklappende deuren.
Ik zou geen tijd meer hebben, de pen eens op te pakken
als ik mezelf steeds in de spiegel moest keuren
en met naaldhakken aan mijn nagels moest lakken.
Een dichter is nooit te vangen met haar eigen pen.
Steeds heeft zij haar antwoord klaar
want je kwetst haar zoals zij had gepland
al keren haar woorden zich soms tegen haar;
zij zijn minstens zo ontrouw al als haar minnaars.

Mijn woorden niet. Die blijven aan mij gekluisterd.
Nooit werd een wreder moeder in de poëzie beluisterd
dan die, die haar kroost op het hart hield gedrukt:
'blijf voor altijd zoals ik het je heb ingefluisterd'.
Maar nee, de inkt kruipt waar hij niet kan gaan
zoals het bloed, in zo veel aan de inkt gelijk.
Dus zeg ik je, toe maar, vlieg dan uit,
maar ga niet met de verkeerde mannen mee naar huis.



© Hagar Peeters


Uit: Hagar Peeters Genoeg gedicht over de liefde vandaag. Amsterdam, Podium, 1999

Bericht


NIEMAND

(Nikt)


Ik aanvaard het landschap
dat niet bestaat.

Vader houdt een viool in zijn hand.
Kinderen likken aan het geluid.

Tocht
raakt rozenblaadjes.

Daarna oorlog. Wij verliezen elkaar uit het oog.
Met hele zinnen verbergen de woorden zich.

De lege kamer
geparkeerd in de schemering
van een appartementsgebouw.

U kunt een bericht achterlaten
zegt niemand.


Ewa Lipska

- vertaling uit het Pools: Ad van Rijsewijk -


Ewa Lipska las vanavond gedichten tijdens de slotavond van Poetry International in de Rotterdamse Schouwburg.

'Nikt' oorspr. verschenen in Ja (= 'ik'), Wydawnictwo Literackie, Krakow, 2003.
Hier overgenomen uit: Hotel Parnassus - poëzie uit de hele wereld, festivalbloemlezing. Rotterdam, Poetry International, juni 2010

donderdag 17 juni 2010

Springerig


TWEE KOORDDANSERS



Twee koorddansers.
Zonder publiek.
Onder een blauwe hemel, over een afgrond heen.
Zwaluwen, springerig gras, hier en daar
iets geels.
De een zegt, bijna jubelend, met vuurrode wangen:
‘Niemand zal kunnen zeggen dat wij…’
Een vleugje wind, een rafelig wolkje, een krekel. Niets
bijzonders.
De ander zegt: ‘…niet diep gevallen zijn.’

Veel later pas gevonden, spreeuwen, modder.


© Toon Tellegen



Uit: Toon Tellegen Alleen liefde, Amsterdam, Querido, 2002

woensdag 16 juni 2010

Erfenis





Persoonlijke opdracht van uitgever Geert van Oorschot (1909-1987) aan een boekenlezer, geschreven op de zg. Franse titelpagina, de eerste - vrijwel blanco - bladzijde van een uitgave, in dit geval de bundel Voorlopig van Adriaan Roland Holst.

Deze laatste verzenbundel van de prins der dichters bevat gedichten geschreven nog ná het afsluiten van zijn in 1971 bij het roemruchte Amsterdamse uitgevershuis gepubliceerde Verzamelde Gedichten. Voorlopig verscheen in het jaar dat Roland Holst stierf, in 1976. In de bundel komt ook het gedicht Christus en Jezus voor, dat Holst speciaal heeft opgedragen aan zijn uitgever.
Veel werk van de dichter Pierre Kemp (1886-1967) werd overigens ook uitgegeven door G. A. van Oorschot.

[erfstuk, uit de via modern antiquariaat openbaar geworden nalatenschap van publieke-omroepcoryfee
J. Venema, Hilversum]


Uit Voorlopig dit gedicht:


OM DE BOCHT


Zij wisten niet dat zij voor het laatst samen liepen
en dat haar noodlot weldra blindelings toe zou slaan.
Gretig leefden zij dag na dag en nooit versliepen
zij een kans op genot.
Bijgelicht door de maan
gingen zij, vrolijk neuriënd van ver gekomen,
de zoom langs van een doodstil woud waar het onheil
al op de loer lag - maar wat kon hun overkomen,
de speelse zaligen, onwetend van het wel
en wee dat in de verre sterren staat geschreven.

Toen nam het pad een bocht. De schrik sloeg haar om't hart.
Zij dorst geen stap meer doen, zij zag in angst en beven
de vijver waar de laatste stilte hoorbaar wordt.


A. Roland Holst



Alle gedichten uit deze bundel staan ook op:

http://www.xs4all.nl/~nil/voorlopig.htm

Proef op de som


HET RODE BOEK



ik reisde van stad naar stad
en vroeg overal waar
nu eigenlijk de mooiste vrouwen leven
de marta's maria's dulcinea's
gelukkig of eenzaam
wachtend of in verwachting
de mannen wisten er niet veel van
de maquillages van modehuizen vertrouwde ik niet
ik ging af op geruchten roddels klachten
ging aan geen bordeel of kerk voorbij
was niet te beroerd om zelf de proef op de som te nemen
ik had precieze gegevens nodig
over europa's slinkende bevolking
die toch iets beter standhield in de oostelijke
bosrijke regio's


Eugenijus Ališanka

In: Eugenijus Ališanka Uit het archief van ongeschreven brieven, Leuven (B.), Uitgeverij P, 2010
- bloemlezing, gedichten vertaald en van een interview voorzien door Jo Govaerts.

Ališanka werd in 1960 geboren in Siberië als zoon van ballingen die twee jaar later terugkeerden naar Litouwen, een indertijd nog door de Sovjet-Unie bezette Baltische deelstaat. Hij is een van de ruim veertig officieel deelnemende dichters aan het Poetry International Festival te Rotterdam in juni 2010.

Schaduwen


Blauwe olie op je tong, zwarte zaden in je aders. In de laatste symbolen zie je
de zuiverheid zonder betekenis.

Het is de roes van de ouderdom: licht in licht. Alcohol

zonder hoop.


*


TOT AAN de tekens komen

de gemartelde schaduwen.


Ik denk aan de dag dat de paarden leerden huilen.



ANTONIO GAMONEDA

- vertaling: Bart Vonck -



Twee korte gedichten van Antonio Gamoneda (1931, Spanje), uit:
Hotel Parnassus - poëzie uit de hele wereld, festivalbloemlezing. Rotterdam, Poetry International, juni 2010

Verrassing



WEB WAAR WE THUIS ZIJN


Moegetergd door de nacht
fiets ik naar mijn geliefde
op zijn voordeur verpakt
een spin een jonge kever
is dat nu een omen of een metafoor?

Je bijt wellustig in een homp brood
en ik maal mee
maar de homp op mijn bord blijft
liggen en wordt groter.

Soms beeld ik me in dat we
tezamen wonen en ik het bloed
van onder je nagels pest
waar doet er niet toe
waar we wonen.

De homp is verorberd
ik tel de kruimels op je kin en
bied je mijn lijf aan
je wijst me af en
verrast me met een ijsje.


© Delphine Lecompte



Uit: Delphine Lecompte De dieren in mij, Utrecht/Leeuwarden, De Contrabas, 2009.

Slotgedicht uit bekroonde bundel van de Belgische Lecompte ("Ik probeer te schrijven zoals Tom Waits zou schrijven").

In Rotterdam riep een jury haar gisteravond uit tot winnaar van de C. Buddingh'-prijs 2010, vernoemd naar dichter en prozaschrijver Kees Buddingh' (1918-1985); een onderscheiding met klein geldbedrag die jaarlijks wordt toegekend aan het beste debuut in de Nederlandstalige poëzie.
De prijs wordt elk jaar in juni uitgereikt tijdens Poetry International
.

dinsdag 15 juni 2010

Link



[...]*


2.

Er was eens iemand die een virus schreef
Achter in zijn diesel slurpende laptop vond hij het adres.
Discreet werd een pakketje gepost
dat je aan een besmette site linkt.
'Ik ben drieëntwintig en kom uit Florida.
Zoek iemand die de link volgt en me blij maakt.'

Je opent het pakketje, niet alleen om iemand blij te maken.
Sluit eerst alle programma's af.
Omzeil de beveiliging door in te tikken: 97, 98, 99.
Zo nader je vernietiging van de relatie tussen nul en een.

De virusschrijver dronk een halve fles bier in een teug leeg,
het einde van je computer:
eerst in een huis in het oosten van Parijs,
drie minuten later in Australië,
een ambtenaar zit de laatste minuten van zijn werkdag uit
moet naar huis
binnen een half uur op een feest zijn,
een minuutje later op de Filippijnen,
een meisje van negentien
etaleert haar strakke lijf in een chatroom,
bijna op hetzelfde moment in Egypte,
de volgende ochtend in Kaboel.


3.


Jullie, jullie en jullie ook
ja jullie en jullie
jullie staan allemaal onder arrest!


4.

Ze zeggen me: 'Schrijf niet!
Als je toch schrijft...
laten we je hier thuis Guantánamo zien.
Als je toch schrijft, dan maken we je af.'
Kaboel, zomer 2007:
handen geboeid, voeten geketend.
Het is hier Afghanistan!
Waarheen gaat de ziel dan,
tussen lichamen geperst,
terwijl de dichtkunst geknecht wordt.
Het is hier een gevangenis, ja.


5.

Ze vroegen een mus uit Kaboel:
'Wat zijn de mensen van plan?'
Terwijl hij nog over het antwoord nadacht, stierf de mus.


© Kamran Mir Hazar




* fragment uit Virus Schrijven, in:
Kamran Mir Hazar ahn-e tond-e asbi dar ezlâ-e parvân-e sjodan,
Stockholm, Iran Open Publishing Group, 2009.

- vertaling voor Poetry International, juni 2010: Jan-Willem Anker en Johnny Cheung -

maandag 14 juni 2010

Puntjes


[...]




We weten soms niet of het rechts-
of linksaf was. Na een licht wervelen
herstelt zich dat. We vallen wel eens
op ons schouderblad dat we steeds
als schild tegen erger hieven.
We weten soms niet waarom of
waartoe. We schuiven als paar in
elkaar tot de oogbol verschiet. Terwijl
het nog zacht nasneeuwt onder ons vel
ligt het juk al klaar. Misleid zijn we wel.



© Emma Crebolder



Uit: Emma Crebolder Vergeten Amsterdam, uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2010.



"Boven elk gedicht in deze bundel staat, bij wijze van titel, een aantal puntjes:
de letters van het ontschoten woord. Een bundel gedichten over wat er niet is en waar naar gezocht wordt, de invloed misschien van piepkleine puntjes op een mensenleven. Puntjes: de lege dagen in de agenda van wie niet meer naar buiten wil, het overgaan van de telefoon als de verlaten geliefde belt, de apparatuur
naast het ziekenhuisbed.
De zalige leegte van het ontbreken. En dan maar hopen dat niemand je komt redden."

- met dank voor de toelichting aan Versindba, 'n Kollektiewe weblog vir die Afrikaanse digkuns

Zie mij stromen



MASSIEF




Verlaat je schuilplaats, pantserdier, mijn
rots, kijk: wind en weer gaan over. Berg

je bewapening, ik ben de regen. Ik spoel
het stof je bossen uit, ik ga mijn gang langs

schuinten, voorbij richels, val van je steile
wand, slijp naden waar het rimpelt op je

massief. Ik fris je harde standpunt op, ik
vreet je basis aan, slijt rijp en groen in

stukken. Zie mij stromen over wat loskomt
aan je voet, zie mij daar spelen in het zand.



Nina Werkman*


Uit: Nina Werkman Antidata, Haarlem, uitg. Holland, Windroosreeks, 2009



* Werkman (1947) is een van de kanshebbers voor de C. Buddingh'-prijs 2010, een onderscheiding voor nieuwe Nederlandstalige poëzie die wordt toegekend aan het beste poëziedebuut van het voorgaande jaar.
De Buddingh'-prijs wordt morgen, dinsdag as. om 20 uur uitgereikt in de Rotterdamse Schouwburg tijdens het 41ste Poetry International festival; zeg maar het wereldkampioenschap van de dichtkunst.


De overige drie genomineerde poëziebundels zijn Sterk zeil van Gert de Jager (1957, uitg. De Contrabas), Hechtzwaluwen van Elmar Kuiper (1969, uitg. Augustus) en
De dieren in mij van Delphine Lecompte
(1978, uitg. De Contrabas).

Nina Werkman schrijft gedichten in het Gronings en Nederlands. In het jaar van haar poëziedebuut publiceerde ze met het dichterscollectief WP99 ook Van liefde en koude min.
Voor haar gedichten ontving ze eerder onder andere de Dunya-Poëzieprijs (2001).

Rode blouse


DOOR DE OPEN VENSTERS




Door de open vensters ademt
ontspannen het huis. Ik zie
mijn vrouw voor de spiegel een rode
blouse passen – verwachting
maakt haar ogen jong als
de eerste dag. Ik hoor
het kind de trap op komen
met een mond vol vragen. Buiten
in de zomerdroogte zijn alle
geluiden rond en verend.


Aan lange draden van licht
zweven de akrobatische
vogels. Bomen staan in
wonderen te geloven.
En de wandelmensen maken
hun oude benen wijs
dat het groene leven nooit
meer eindigt. Even woont men
vreesloos en zonder verleden
in zijn eigen lichamelijkheden.


© Bert Voeten




Uit: Bert Voeten Gedichten 1938-1992 Amsterdam, De Bezige Bij, 2001

Dit gedicht werd in 1994 ook op muziek gezet door Henk Hofstede (The Nits). Zie:
http://www.youtube.com/watch?v=YI3rCSE3a6g

zaterdag 12 juni 2010

Berg van de armen



GOUDEN BERGEN



Voor het eerst
zag ik bergen
toen ik zesentwintig
was

Ik lachte niet
ik schreeuwde niet
in hun aanschijn
sprak ik op fluistertoon

Toen ik thuiskwam
wilde ik vertellen
aan moeder
hoe bergen eruitzien

Het was een ingewikkeld verhaal
's nachts
ziet alles er anders uit
ook bergen en woorden

Moeder zweeg
misschien was ze in slaap gevallen
van vermoeidheid

In de wolken
groeide de maan
de gouden berg
van arme mensen


Tadeusz Różewicz

- vertaling uit het Pools: Karol Lesman -



Uit: Tadeusz Różewicz De rest is zwijgen, een keuze uit de gedichten 1946-2002
- geselecteerd, vertaald en van een nawoord voorzien door Karol Lesman. Breda, De Geus, 2003

Hij, spoorloos, maar nooit meer bang



HET WOORD VOOR LEEUW


Met mijn tochtende mond vol tijd,
waaigat, roep ik het dier en hij komt.
Hij komt over de deinende brug van mijn tong,
de boog van een arm die zich heft
boven water, dan wijkt en zinkt

tot spiegeling. Het woord voor leeuw
kromt en strekt zich, stijgt, krimpt.
Papier door vuur verteerd; geen woord
is groot genoeg voor zoveel
onbehouwen rood en goud.

Hij loopt niet, hij doodt afstanden.
Zijn schreeuw komt uit een buik van grond,
is instorten, dodelijk verschuiven.
Hij likt mijn tong stuk met zijn tong,
wrijft tegen de spijlen van mijn mond.

Esther Jansma


Uit: Esther Jansma Waaigat, Amsterdam, Arbeiderspers, 1993


*


POES EEFJE WEG


's Morgens heel vroeg liet ik hem uit
hij wandelde zijn gewone weggetje
door de tuin naar het hekje
ik heb hem nog nagekeken

Sindsdien is hij spoorloos
net of je kind vermist is
en toch verwacht je steeds
dat hij aan de achterdeur klauwt

Hij was gelukkig bij ons en wij met hem
de brokjes, het hart en de tuin
maakten zijn leven uit en ook
spinnend bij Judy op schoot

Misschien is hij wel dood



Kees Winkler


In: Literair Akkoord nr. 20, 1977


*


NACHTRUST


Avond. Twee tuinen verder woedt het voorjaar
en sluipen kapers door het donker.
Ergens vechten nagels om een vacht. Gekrijs
om kruimels liefde. Stukgebeten oren.
De krolse oorlog van een voorjaarsnacht.

Bijna vergeten hoe ik met dezelfde woede
door het donker joeg, hoe jij nog valser
dan een kat je nagels in drie harten sloeg.
Wat is het lang geleden en wat blijf je mooi.

Ik heb de dagen één voor één geteld
en met de beste woorden die ik heb:
ik hou van je. In jou vind ik een bed.

En het is lente en we delen hier
dezelfde nacht met alles wat dat zegt.


Menno Wigman


Uit: Menno Wigman Zwart als kaviaar, Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 2001


*


POES, OVERREDEN


Zacht snorrend in zijn bloed,
suf van plezier om nooit meer
bang te hoeven zijn, met vel
dat rilde van genot, zo spoelde
tijd uit hem vandaan, verstilde
zijn beweging, in ogen zacht van
glans van ondergang.



Tom van Deel


Vier oefeningen in het verliezen (met dank aan Herman de Coninck):
- Voor J., die niet meer terugkwam

vrijdag 11 juni 2010

Zoutverlies



– Boven deze bergen van zout treedt verlies op
in naam. Deze zoute bergen zijn van steen die
je al had laten gaan. Omnipas, huiver van de
hoogten, in het te specifieke van het van gods
eigen nazaten genoemde vergeven onderland.
Huiddoorlaten jij, de leider van al hunner die
niet beter weten dan het gevolg van de eerste
oorzaak, bewogen hebbend in het vriezend oog.
Al verheugt je beminnen dat je bewegingloos.
Zeer koud is het dat je verbrandt en jezelf tot
grote blijdschap stemt. De netten spannen om
je buikje dat anders niet te bruinen is en waar
dicht je de agaten zon ziet, weet je te verhogen.
Tot het nut van het algemeen valt bovendien af
dat er aan je besluiten geslepen wordt, zodat de
komende tijden lokkend aan je voorbij. Je kiest.
Of je zwenkt, steeds wenkt de weduwesluier –



© Marc Kregting
Zoem!





Uit: Marc Kregting Zoem! Evoluties.
Amsterdam, Wereldbibliotheek, 2009

Niet tijdelijk


Poëzie is geen tijdelijk onderdak.

Poëzie is kost en inwoning.

- GERRIT KOMRIJ

Been

ARPÈGE


Ik sta in de hall en je warrelt
Van de trap als een arpège
Van Chopin. We zoenen een akkoord,
nou ja, een orgelpunt bijna, zoiets als Beethoven
die ook nooit kon eindigen.

En al spoedig weet je ene been
niet meer wat het andere doet, en
een bed komt onder ons terecht
(hoe zijn we intussen weer boven geraakt?)
en mijn verlangen is zo groot geworden
als een lange straat waardoor ik
hijgend en nog net op tijd kom aan-
gerend.

En nadien is mijn lichaam een luie sofa
waarin ik tot rust kom en waarin
het gevoel dat ik heb van mijn borst
tot bedaren komt
(zoals de zee gaat rusten in de zee)
in mijn borst.

Herman de Coninck



Uit: Herman de Coninck Zolang er sneeuw ligt. Brugge, Orion/ Desclée de Brouwer, 1975

woensdag 9 juni 2010

Trots



VADER


Als hij groot is, koop ik een auto.
Kan hij die 's zaterdagsmorgens wassen.
En een gazon. Dat moet hij dan maaien.
Oude vrouwtjes jaag ik de straat op.
Kan hij helpen oversteken.
Knaapjes het wakke ijs. Die moet hij
redden met levensgevaar.

Eenmaal toch moet ik het meemaken dat ik
goedkeurend hem op de schouder kan kloppen,
diep in de ogen kijk, verlegen mompel:
'Jongen, je vader is trots op je.'


© Anton Korteweg



Uit: Anton Korteweg Comfortabel ongelukkig, Amsterdam, Meulenhoff, 1999

Verdorde stemmen



Dat najaar stond ik voor een klas doofstommen,
vlak bij de Kaarsen*, op een basisschool.

Concrete spraak onttrok zich aan hun stemmen,
hoewel er duidelijk een taal in school,
maar anders, vreemd en moeilijk te doorgronden
zelfs voor de leraren. Geen leven was
er in hun keel-neusholte. Daar ontstonden
de woorden en verdorden weer, als gras.
'k Had op het bord het abc geschreven.

Ze lazen hardop, en ik zag het aan,
zoals ze trokken met hun schots-en-scheve
gezichten. Maar er moet een God bestaan
voor kinderen, want in hun domheid vonden
zij toch het platgetreden drijfzandpad
naar Babylons ruïne. Lege monden
waarin Zijn alfabet gedreven zat.


Katia Kapovich

- vertaling: Hans Boland -

* Het gedicht is gesitueerd in Moldavië, een zuidwestelijke grensrepubliek van de voormalige Sovjet-Unie die - niet alleen in taal - sterk georiënteerd is op EU-buurland Roemenië.
De masten van staatsstoorzenders, indertijd bedoeld om westerse radiostations te dwarsbomen, werden door de bevolking 'kaarsen' genoemd.


Katia Kapovich [Rusland/USA] neemt donderdag 17 juni as. deel aan het 41ste Poetry International Festival. Ze leest haar poëzie vanaf 21.30 uur (Rotterdamse Schouwburg, grote zaal).

Anders



Ik ga, want anders blijf ik

Anne Vegter




- Schone regels, Rotterdams vuilniswagengedicht -

Beeld



HUISRAAD
(Hišni inventar)*


In een kast van het huis
vind ik een Agfa Click
achter een doos A4

lederen etui goudbedrukte initialen
aanstekers handboekjes vreemde talen

kinderen hoesten
in de hoeken van de kast

mijn vader slaapt
in een foto
waarop hij een jongen is


Gerry van der Linden




Uit: Gerry van der Linden Glazen jas. Amsterdam, uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2007.



Hišni inventar *

V bajturi
sem našla Agfa film
za pokom papirja A 4

usnjen etui zlatorumene inicialke
vžigalniki vodniki v tujih jezikih

otroci pa kašljajo
po kotih omar

moj oče spi
v svoji sliki
kjer je še vedno deček

GERRY VAN DER LINDEN


- vertaling in het Sloveens: Meta Kusar en Draga Rinkema -


* Vers, in twee talen voorgedragen, in mei 2010 tijdens het Lirikonfest in Velenje (Slovenië), waar de Nederlandse dichtkunst centraal stond.
Nederlandse festivaldeelnemers waren Judith Herzberg, Jaap Robben en Gerry van der Linden.

Geslepen


CROOSWIJK



Het abattoir. Het kerkhof waar mijn vader lag.
In de cafés betalen norse mannen het gelag.
Over de kinderhoofdjes zien ze de kudden komen.
De messen zijn geslepen. Zij moeten aan de slag.



© Hans Sleutelaar



Uit: Hans Sleutelaar Vermiste stad - Rotterdamse kwatrijnen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2004

Telers van macht


TOEN IK KLEIN WAS EN ONDER DE TAFEL WOONDE



toen ik klein was en onder de tafel woonde
kende ik de enkels van de grote mensen
nu ken ik enkel de grote mensen
en dat is niet de bron van mijn vreugde

laten we ons voortaan alleen nog vergissen
en lachen met de spijkers van het geduld
we zullen hout geven aan de bossen
en goud aan de bankiers van het leven
in de lente van de leugens zullen we de snoeiers
handhaven en waken over de tongen en het woord

laten we weer vossen kweken en de telers
van de macht verschalken met raven en kazen
we zullen de paleizen smaller maken
en de sleutels uitdelen aan de gekken van de stad
maar de wetten weten wie ze dragen en aan de hoofden
van de gekken wordt geschaafd zonder verpozen


Roel Richelieu Van Londersele



Roel Richelieu Van Londersele (1952) is romanschrijver, misdaadauteur, vertaler, etser, schilder, dichter en uitgever van het tijdschrift Koebel. Hij heeft verschillende dichtbundels en andere boeken op zijn naam staan. Van Londersele kreeg een aantal onderscheidingen, waaronder de Literatuurprijs van de stad Gent, de Louis Paul Boonprijs en de Herman de Coninckprijs voor het beste gedicht.

Omhelzing


KIMONO



Ik weet al hoe ik terug wil komen; eerst
word ik een lapjeskat, daarna koninginnepage
en ten slotte meteoor. Maar tussen die
gedaantes door wil ik een tijdje
een omhelzing zijn van stof,

langs je lichaam strijken als de wind,
je warmen als de lentezon of de verfijnde
koelte brengen van satijnen lakens, om je
schouders en je ronde heupen hangen
als een streling, als een haven -

kortom, liefste, ik wil een kimono zijn
van Conemans, uit witte zijde op jouw lijf
gemaakt en dag en nacht gedragen.




© Ingmar Heytze




Vers over de zijdemode- en stoffenzaak Atelier Lily Conemans in de binnenstad van Utrecht

dinsdag 8 juni 2010

Het zoetst



DRIE BRONNEN



In de bedroefde steppe van het leven
Welt op drie plaatsen een geheime bron:
De bron der jeugd, door overmoed gedreven,
Kolkend en bruisend, fonkelt in de zon.
Kastalia, de bron van de poëten,
Stilt met haar stroom der bannelingen smart
De laatste, koele bron van het vergeten,
Lenigt het zoetst het branden van het hart.


© Aleksandr Poeshkin



Aleksandr Poeshkin (1799-1837) is nog steeds Ruslands populairste dichter.

Uit: De mooiste van Poesjkin - red. Koen Stassijns en Ivo van Strijtem, Tielt (B.) / Amsterdam, Lannoo-Atlas, 2005

Energiebesparing & Verkiezingen



Voor wie de kiezer wellicht een tegenvallende uitslag verwijt, zie deze
analyse van de van zijn vooruitgangsgeloof gevallen Bertolt Brecht:

http://rotterdampoetrylakes.blogspot.com/2010/03/volk.html

Een opstand die niet kwam


JEUNESSE DORÉE


Ik zag de grootste geesten van mijn generatie
bloeden voor een opstand die niet kwam.
Ik zag ze dromen tussen boekomslagen en
ontwaken in de hel van tweeëntwintig steden,
heilloos als het uitgehakte hart van Rotterdam.

Ik zag ze zweren bij een nieuwe dronkenschap
en dansen op de bodem van de nacht.
Ik zag ze huilen om de ossen in de trams
en bidden tussen twee maal honderd watt.

Ik zag ze lijden aan een ongevraagd talent
en spreken met gejaagde stem:
was alles al gezegd, nog niet door hen.

Ze waren laat. Aan geen belofte werd voldaan.
De steden blonken zwart als kaviaar.


Menno Wigman


Uit: Menno Wigman Zwart als kaviaar, Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 2001

Lichtkamer



Het maanlicht in
de kamer, droom
van ademhalen.

Dat deze kamer
met jouw ademhalen
de wereld is.

De wereld vol
van maanlicht
deze kamer is.


MARK INSINGEL


Uit: Mark Insingel Iets & Niets, Gent (B.), PoëzieCentrum, mei 2010

maandag 7 juni 2010

Oud geld


KUNST




[haikoe]




Apropos, heb jij
soms
f 1000



RIEKUS WASKOWSKY


Uit: Riekus Waskowsky Verzamelde Gedichten - samenst. Rien Vroegindeweij en Erik van Muiswinkel. Met: Riekus Waskowsky 1932-1977, een introductie door Gerrit Komrij. Amsterdam, Bert Bakker, 1985

zondag 6 juni 2010

Terloops


WAKKER WORDEN IN DE TIJD



Wakker worden in de tijd
als in de fijnste zijde.
Een ochtendvogel
doet een ijzerzaagje na.

De boormachine die je hoort
is de boormachine
van de buurman lang geleden,
tot je weet dat dat niet kan.

Er ligt een laken in de linnenkast
te wachten op een hand
die deuren opengooit, een shirt,
een broek, een handdoek zoekt,

daarbij terloops haar aanraakt,
even op haar liggen blijft.



© Tjitske Jansen


Uit: Tjitske Jansen Het moest maar eens gaan sneeuwen, Amsterdam, Podium, 2003

Op zachte voeten

ASYL


Ik zoek een toevlucht in de poes die met
de hond meerent op straat, in alles wat
geen stem heeft en op zachte voeten gaat,
in bomen en in eenden, in wat slaapt.


*


VLUCHTIGE VERHUIZING
(fragment)

Ik ben in beesten opgesomd
om weerklank die op vleugels gaat.
Geen rust is ooit geheel voltooid
dan die niet afziet van de vlucht.



*


Als wat niets om het lijf heeft telt,
ben ik uw man, de handen vol
aan niets.


Chris van Geel



Uit: Chr. J. van Geel Verzamelde gedichten (red. Guus Middag), Amsterdam, Van Oorschot, 1993.


Chr. J. van Geel (1917-1974), van beroep (surrealistisch) beeldend kunstenaar en tekenaar, werd pas op latere leeftijd bekend als dichter. Zijn werk wordt, vooral door zijn eenvoud en beeldspraak, tot het beste van de Nederlandse naoorlogse poëzie gerekend.

Een ander interessant, recent gepubliceerd werk van Van Geel is de bloemlezing Het mooiste leeft in doodsgevaar (keuze en inleiding door Willem Jan Otten - Van Oorschot, 2009).

vrijdag 4 juni 2010

Misplaatst



DEUR


Hoe lang, met het getreuzel van de vrek
Die voor de reis zijn centen telt,
Hoe lang heb ik hier niet staan kloppen
Aan de deur van het leven,

Met de schuchterheid van vrouwen
Die zich schamen voor hun schoonheid,

Met mijn honger zich verkijkend
Op de kater na de dis, hoe lang

Heb ik hier niet staan kloppen
Aan de deur van het leven,

Met de pubernijd die spuwde
In de kluizen van het ouderhuis,

Met ongeborenheid bedorven
In de zon van moeders buik, hoe lang,

Met de misplaatste beleefdheid
Van een ongelukkig mens, hoe lang

Heb ik hier niet staan kloppen
Aan de deur van het leven

Die openstond.



Leonard Nolens


Uit: Leonard Nolens Laat alle deuren op een kier, Amsterdam, Querido, 2004

Buiten dienst


MOOI WEER
(Güzel havalar)


Mij heeft dit mooie weer geruïneerd.
In zulk weer nam ik ontslag
Als klerk bij de Dienst der Domeinen.
In zulk weer begon ik met roken,
In zulk weer werd ik verliefd;
In zulk weer vergat ik
Brood op de plank te brengen;
Mijn chronische poëtitis
Werd in zulk weer telkens acuut;
Mij heeft dit mooie weer geruïneerd.



© Orhan Veli Kanik


- vertaling uit het Turks: Erik-Jan Zürcher -

Uit: Moderne Turkse Poëzie - Mehmet Emin Yildirim, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin (samenstelling). Amsterdam, Atlas, 2010

Tuin van de wereld



HET LEVEN IN JUNI



Om mij heen is alles luidkeels in leven
de boer op zijn maaier, blatende schapen
in de esdoorn een zwartkop die roept
om een vrouwtje, uit bloemkelken klinkt
het geronk van een bij.

En ik leef ook maar moet dat zelf zeggen
want niets van al wat ik waarneem noemt mij.
Zoals je met vrienden wel praat over vroeger:
We waren aan zee, in een tent, heel gelukkig -
vraagt iemand: was jij daarbij?

Dus ben ik alleen in de tuin in de wereld
en om mij heen ademt alles en in huis
zit een man. Dit is het leven, schrijft hij,
deze ochtend in juni, de zwartkop zingt
en in de tuin zit zij.


© Marjoleine de Vos


Uit: Marjoleine de Vos Het waait. Amsterdam, Van Oorschot, 2008

donderdag 3 juni 2010

Aan een tak


WAAR IK NAAR VERLANG VANDAAG



Waar ik naar verlang vandaag
een frisse zomerjurk te dragen
met blote schouders, een uitgesneden
hals en rug en vooral goed
los om de heupen

waarmee ik dan de tuin in loop
de zon schijnt warm, maar de wind
houdt het draaglijk en brengt
de jurk in beweging en dan

ben jij er natuurlijk ook die
de jurk al even mooi vindt en samen
trekken we hem uit en hangen hem
aan een tak

en liggen te kijken in het gras naar
zo'n frisse zomerjurk in een boom, daar
verlang ik het meest naar vandaag.



Jo Govaerts


Uit: Jo Govaerts Waar je naar zit te kijken, Leuven (B.), Kritak, 1994

Lang gespaard


ADVIES AAN EEN DIEF
*


Komt u maar binnen door mijn achterdeur,
die doe ik bijna nooit op slot.
Gaat u toch zitten, doe mijn sloffen aan;
er staat een borrel in de kast.
Mijn allerliefste dief bent u.
U zult waarschijnlijk zenuwachtig zijn.

Dit huis is mijn museum. Kijk.
De gekste dingen heb ik hier bijeen,
(...)

Misschien wilt u, voor u ermee begint,
toch eerst in een album neuzen
of in mijn favoriete liefdesbrief?
Mijn oude pornobladen? Ook niet slecht.
Wie lijkt er beter op zichzelf
dan hij die anoniem kan zijn?
Kijkt u dus rustig: het kalmeert
bezit te nemen van een andere geest.

Ik laat u zien dat ik niet eenzaam ben.
Ik ben niet eenzaam, als u dat maar weet,
al doet u mij veel eer met uw bezoek.
(...)

Vooruit, succes, het is nu tijd.
Hier in de kamer met de boekenkast:
kwart metertje heb ík geschreven.
(...)

Voorzichtig, ginds de trap op, links,
vervolgens rechts, tot aan de gastenkamer.
Hier liet ik na haar dood mijn moeder wonen
met al haar handtassen en haar migraines,
(...)

Ik heb heel lang voor u gespaard
omdat ik wist dat u zou komen.
Pas zeven was ik en ik wist het al.
Ik heb het allerfraaiste porselein,
en een stoel of twee in Louis-Seize,
(...)

Ten slotte komt u bij een kamer.
Die is potdicht, waarvoor excuus.
Hier houd ik mijn vriendin gevangen
in touwen, ketting om de voet.
Geen mens kent de bezitter van haar lijf.

Of toch: wilt u het waarlijk weten?
Ik lig al naast haar, twintig jaar.
Wij zijn er trots op dat wij ouder worden,
de laatsten die geloven in elkaar.
En als zij slaapt hou ik haar dromen vast,
en als zij zucht of kucht haar keel,
en telkens als zij lacht haar lach
en telkens als zij weent haar tranen.
Er is maar één dief die ik vrees:
de dief die harten steelt.

U moet geweldig van mij houden
dat u mij zozeer wilt beroven.
Maar ook al neemt u alles mee,
laat haar bij mij, en mij bij haar.

Luuk Gruwez


*fragmenten uit drie pagina's lang gedicht

In: Luuk Gruwez Dieven en geliefden, Amsterdam/Antwerpen, Arbeiderspers, 2000

Met slagroom


ONTBIJT



Verborgen in rimpels en dekens,

haar vest achterstevoren, een sjaal
hoog om de oren, de haren wild,
lepelt ze traag het kinderontbijt.

Dokter komt langs, fysio masseert,
personeel verzorgt, tv staat aan,
telefoon, wasmachines draaien,
vloeren worden zingend gedweild.

Vroeger had ze zich afgekeerd,
kritiek geuit, gevraagd of het niet
wat minder kon. Nu zit ze stil,
geniet van brinta met slagroom.


Peter Swanborn



Uit: Peter Swanborn Tot ook ik verwaai, Amsterdam, Podium, 2009