zondag 29 mei 2011

Verbaasd


BURGER KING




Was er een tijd dat ik hier boven stond,
mijn mond vol Proust en Bloem, mij hoor je niet,
niet meer. Wat heeft het nog voor zin om in
een taal te denken die geen tanden heeft?
Ik sta alleen. Mijn woorden zijn naar god.

Dus slof ik door de leeszaal van de straat
en blader maar wat door de Burger King,
gewoon, omdat ik leef, omdat ik hopeloos
eenvoudig eet en straks vanzelf vertrek.
- Als deze wanhoop ons Walhalla is,

als hier het ware leven staat te lezen,
mij best, ik zag genoeg. In dit verhaal
betaal je met jezelf, niet eens bedroefd,
eerder verbaasd dat alles wat zo laag
en lelijk is zo sterk en stevig staat.



© Menno Wigman


Uit: Menno Wigman De droefenis van copyrettes, Amsterdam, Prometheus, 2009

Zakdoeken


LICHTEN




In het water
In mijn stilte bij jou
in het vuur dat ons verenigt
drijf ik
alleen jij roept me, misschien

. . . . . . . . . . . . . .
Een vogel gaat de groene tijd in
als een snaar
een lichtflits in de ogen, een geheim
een kus neigt naar de regenboog
de regen duurt voort

In de straten zijn mijn vrienden niet
in de huizen ver uiteen
zijn geen lichten
in het hart klopt de verloren hartslag weer
maar jij werpt zakdoeken naar wie weggaat
ochtendlicht zorgt voor de rest



© Al-Saddiq Al-Raddi



Gedicht van Al-Saddiq Al-Raddi (Soedan), uit het Arabisch vertaald door Kees Nijland en Assad Jaber.

In: Thirteen ways of looking at a blackbird / Dertien manieren om naar een merel te kijken - opening van het 41ste Poetry International Festival, Rotterdam juni 2010

zaterdag 28 mei 2011

Plakkertje


ANSICHTKAART



Terug van vakantie vlooi ik door de post.
Er is een ansichtkaart van mijn moeder.
Sinds de dood van mijn vader

gaat ze elke zomer naar het buitenland.
De Jura, dit jaar. Dat ligt tegen
de Spaanse grens,

had ze gezegd. Ik beaamde dat.
Ik spreek haar niet meer
tegen.

Ik bekijk de kaart. Op de voorkant
een dorp in de bergen.
Op de achterkant

mijn adres en een plakkertje waarop ze
een paar woorden heeft getikt
al voor ze vertrok.

Ik zie haar aan de keukentafel zitten,
achter de oude typemachine.
Een beetje bevreesd:

het buitenland blijft het buitenland.
Alles O.K. hier. Ma.


© Wim Brands


Uit: Wim Brands Ruimtevaart, Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2005

Dit doen


JIJ, DE STILTE



ik heb al geprobeerd te doen alsof
je weer hier bent. ik dek de tafel voor twee,
schuif de stoel voor me wat naar achteren,
luister en knik.

ik hoor je een grap vertellen.
je lacht en ik lach mee, niets mooier
dan uitbundige tranen.

dit doen is als zoenen
op het venster. het koude glas,
dat je eerst schrikken,
dan walgen doet.



© Sylvie Marie



Uit: Sylvie Marie Toen je me ten huwelijk vroeg, Antwerpen/Amsterdam, Vrijdag-Podium, 2011

vrijdag 27 mei 2011

Uitzicht


VRIENDIN VAN ÉÉN NACHT




Het was onbereikbaar.
Maar voor iederen die dat óók vond, trok ze tijd
uit, en haar bloesje en de spelden uit d'r haar.

Ze had velours geribde rode lippen om je erover heen te praten
en schaars-paarse om er nadien over te zwijgen,
en lange vingers om je lang en langzaam tot zich toe te laten,

het was bijna gewijd:
hijgen werd heel ver adem
halen, voorbij de grenzen van de tijd.

En de wanhoop nadien had iets van lekker samen.
Uitzicht op leegte, maar
met gordijntjes voor de ramen.


© Herman de Coninck



Uit: Herman de Coninck Geef me nu eindelijk wat ik altijd al had - de mooiste gedichten (bloemlezing), gekozen en ingeleid door Kristien Hemmerechts.
Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2009

donderdag 26 mei 2011

Weggedraaid


DE LAATSTE WOORDEN VAN MIJN ENGELSE GROOTMOEDER




Er stonden een paar vuile borden
en een glas melk
naast haar op een tafeltje
bij het zurige, slordige bed -

Gerimpeld en vrijwel blind
lag ze te snurken
schrok wakker om met kwade stem
iets te eten te willen

Geef me wat te eten -
Ze hongeren me uit -
Ik voel me prima - Ik ga niet
naar het ziekenhuis. Nee, nee, nee

Geef me iets te eten!
Kom, ik breng je
naar het ziekenhuis, zei ik,
en als je weer beter bent

kun je doen wat je wilt.
Ze glimlachte, Ja
eerst kun jij doen wat je wilt
dan mag ik doen wat ik wil -

Au, au, au! schreeuwde ze
toen de ziekenbroeders haar
op de brancard tilden
Noemen jullie dat

het iemand naar de zin maken?
Heel helder was ze toen.
Och jullie denken knap te zijn,
jullie jongelui,

zei ze, maar ik zeg je
helemaal niks weten jullie.
Toen vertrokken we.
Onderweg

kwamen we langs een lange rij
iepen. Ze keek er eens even naar
door het raampje
van de ambulance en zei,

Wat zijn dat daar
voor wazig uitziende dingen?
Bomen? Nou, die ben ik zat
en draaide haar hoofd weg.



© William Carlos Williams



- vertaling uit het Engels: Huub Beurskens -



Uit: William Carlos Williams (1883-1963, VS) Even dit, Amsterdam, Meulenhoff, 2006

woensdag 25 mei 2011

Hij komt toch niet (2)

Te elfder ure, "om persoonlijke redenen", heeft dichter Remco Campert zijn inhaaloptreden komende zondag op het Rotterdamse Dunya vandaag alsnog moeten afzeggen.
Campert wordt tijdens Poetry Park, het letterenprogramma van het 34ste Dunyafestival in het stadspark bij de Euromast, vervangen door schrijver Marcel Möring.
De aftrap van Dunya, dat af wil van het imago van traditioneel wereldmuziekfeest ten gunste van een meer 'trendy muziekfestival', is zondagmiddag om 13.00 uur.
Romanschrijver Möring, wiens nieuwe boek Louteringsberg net uit is, zal onder de Euromast voorlezen uit zijn tot nog toe enige dichtbundel Reinigingsadvies (2008).

Daaruit alvast het titelgedicht:


REINIGINGSADVIES


Vergeet mij was mij uit je kleren kam je haren onthaar je kam
schrob de hoeken van de badkamer met een tandenborstel
borstel je kleren laat de kranen lopen gooi chloor
in de toiletten zeem de ramen haal wattenstaafjes door je oren
snuit je neus en reinig je nagels borstel het huis stofzuig waar ik was.


Voor meer poëzie van Marcel Möring, die ooit begon met het schrijven van gedichten maar ze tot enkele jaren geleden zelden publiceerde, klik door naar:

http://rotterdampoetrylakes.blogspot.com/2009/05/schouders.html

dinsdag 24 mei 2011

Hij komt!


Eind januari jl.-  kort voor Gedichtendag - gemist, door een onfortuinlijke val van de trap in zijn woonhuis waarbij hij een schouder brak... maar inmiddels weer volledig hersteld, Remco Campert. Het indertijd afgelaste aftreden, waarbij de bijna 82-jarige dichter in een volle Paradijskerk moedig werd vervangen door Moustafa Stitou in gezelschap van Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr, gaat komende zondag alsnog door! Mede door inspanning van de onvolprezen Rotterdamse boekhandel v/h Van Gennep.

Campert's inhaalgeste voor de lezers - een voordracht in het park bij de Euromast zondagavond - maakt deel uit van het Dunya Festival, de jaarlijkse opmaat naar Poetry International (in de Rotterdamse Schouwburg, van 14 - 19 juni as.)

maandag 23 mei 2011

Slippenkleed


DUIZEND EN EEN NACHT




Zij kwam en droeg een wa melkwit en -zacht
en hare oogen waren ingevangen
in mijmering, de rozen harer wangen
zegenden Hem, Die ze had voortgebracht.
En ik: gij gaat voorbij en ziet mij niet,
terwijl dat ik mij geef in uwe handen
als het gewillig lam der offerande,
dat zelf zijn gorgel aan den slachter biedt.
En zij: laat af van spreken en geniet
des Scheppers gave in stilte van bezit;
wit is mijn lijf en wit is mijn gewaad,
wit mijn gezicht en wit mijn levensdraad
en dit is wit op wit en wit op wit.


Zij kwam en droeg een stroomend vlammenkleed
rood als haar hoogmoed zonder mededoogen
en ik riep uit verwonderd en bewogen:
gij, die u blanker dan het maanlicht weet,
hoe durft gij komen met een wangenpracht,
waarop de druppels onzes harten tronen,
en met het trots satijn der anemonen!
En zij: de morgen leende eerst zijn dracht,
nu werd de middagzon mijn bondgenoot;
rood zijn mijn wangen, rood het bloedsatijn,
rood is mijn mond, rood de gedronken wijn
en dit is rood op rood en rood op rood.


Zij kwam en droeg nachtzwart een slippenkleed
en sloeg haar oogen afwaarts van mijn schande
en ik: ziet gij dan niet, hoe mijn vijanden
uitbundig zijn over mijn diepste leed?
O nu besef ik al mij wanhoopssmart!
Zwart zijn uw ogen en zwart zijn uw haren
zwart is uw kleed, zwart zijn mijn levensjaren
en dit is zwart op zwart en zwart op zwart.




© J.H. Leopold



Uit: J.H. Leopold Verzameld Werk dl. I (verzen) - bezorgd door P. N. van Eyck,
Rotterdam-Amsterdam, Brusse/G.A. van Oorschot, 1967

zondag 22 mei 2011

Zonder ogen


LANDSCHAP



Vaak kijk ik uit mijn ogen naar het landschap,
de velden en de paden langs de bossen,
de kleine hoeven en de kleine weiden;
vaak loop ik met mijn voeten door de schemer
en kan het landschap aan mijn oren horen
en voel het rustig liggen in mijn lichaam.
En eenmaal kende ik het als mezelve-
Dat was toen ’s avonds, tussen enkle sterren,
ik zonder ogen in het donker rondging
en plotseling mijn ziel veranderd voelde
in een onwerelds en onmeetlijk landschap


© Leo Herberghs


In: Bert Voeten (samenst.) Erts, een bloemlezing uit de poëzie van heden - public. voor o.a. literatuuronderricht op middelbare scholen. Amsterdam, J. G . Strengholt, 1955

zaterdag 21 mei 2011

Vrij laat


PARADOXAAL

Hij houdt van vlees. Zoals 's avonds vrij laat
in bed. Hand in hand liggen. Flitsen, beelden,
lichten in het donker op. De misdeelden
verblijven lang met vingers zonder daad.

Hij houdt van haar. Het grijze leger gaat
de overwinning halen, maar hij streelt de
lieve lengte. Wel is waar: hij verdeelt de
aandacht anders, maar met gelijke maat.

Hij wil haar vasthouden door de nacht heen,
zoals een echtpaar slapend werd verrast
door lava en zij waren niet verast,
opgravers ontdekten hen: samen één.

Die hij ben ik. Geen omheinde enclave
is ons kerkhof, liefste, levend begraven.


© Lenze L. Bouwers


In: De Revisor, nr. 4/augustus 1988

Zo schoon niet



Het is niet waar dat dit het zonlicht is,

Gij zijt het.
Dit is ook niet de wind die over 't water blauwt,
Die is zo zacht niet,
Gij zijt het.
Dit is ook de aarde niet, de hemel niet,
Zo schoon zijn die niet, Gij zijt het.





© Herman Gorter


Uit: Herman Gorter Verzen Amsterdam, Atheneum Polak & Van Gennep, 1987

maandag 16 mei 2011

Mens


VOORUITGANG




Beuken en linden zijn wij geweest -
de wind kwam toen in ons zingen.
Paarden en herten waren wij
die sprongen in de wind en draafden.
Sinds wij mensen werden
die leerden te vliegen
is de laatste hoop
ooit vogels te worden
vervlogen.


© A.Roland Holst








Uit: A.Roland Holst (1888-1976) Verzamelde gedichten,
Den Haag-Bussum,  Bert Bakker/C.A.J. van Dishoeck, 1971 

zaterdag 14 mei 2011

Handen



Zo hel scheen de maan;
wij durfden elkaars handen
nauwelijks vasthouden.


- Yoshino




Als met een gebed,
werpen zij liefdesbrieven
in brievenbussen.

- Eiichi




Zo beeldschoon was zij,
alsof ze was geboren
zonder haar ouders.


- anoniem



Drie haiku's uit:
 J. van Tooren Japans Gedicht - de mooiste haiku, senryū en tanka, Amsterdam, Meulenhoff, 1985

vrijdag 13 mei 2011

Waanzinnige dag

Alleen in een loopgraaf ben ik aarden woorden.
Zo bang was ik, waarom sliep iedereen?
Het stofsneeuwde en in de grond

van mijn hart groef ik mij in.
Een vreemd tot de tanden gewapend ongeluk
schoot genadeloos mijn grenzen stuk.

Iets verderop kroop iemand overeind
en plaste hard een einde aan de nacht.
Een hand zocht diep in mijn broekzak,

ik dacht aan een naakte vriendin en elke
waarzinnige dag stierf in mijn handpalm een vogel.
Ik merkte hoe moe het landschap was, een oud beest,

een steen, op zoek naar het graf waarbij
hij zich neerleggen kan, alleen in zijn loopgraaf,
mens in een krakende jas.


© Ivo van Strijtem


Uit: Ivo van Strijtem Een rode sjaal, Amsterdam/Antwerpen, Atlas,1998

donderdag 12 mei 2011

Duitschers



HEIL



Zoek met kiespijn nooit uw heil
bij God noch bij Diens Zoon
want zo Zij al tot ingrijpen ge-
neigd zijn zal Hun eerste vraag
aan u toch zijn of u particulier
verzekerd bent of van het fonds?

Heil haalde je uit Duitschland
met bakken tegelijk
De Duitschers hadden heil genoeg
al was het aan de prijs
Soms kon je ook in Oostenrijk
voor heil nog wel terecht
maar als je óók nog kiespijn had
stuurden ze je weg

De heilstoestand in Duitsland
is niet meer wattie was
Het hakenkruis biedt hedenthans
bij kiespijn geen soelaas
Zoek daarom voor eigen heil
de bijstand van een arts
al zallie minder grondig zijn
dan die van de SS


©
Jules Deelder


Uit: J. A. Deelder Ruisch, gedichten. (volgens titelpagina) Rotterdam, De Bezige Bij, 2011

woensdag 11 mei 2011

De luiken


BESTEMMING



Toen we het dorp binnenreden stuitten we op
een samenloop naar oude gewoonten: er was
een leeg huis en de deur stond wijdopen.

De mannen van het dorp sjouwden een kast het huis in.
De mannen van het dorp krasten een tafel het huis in. 
De mannen van het dorp sleepten een bed het huis in.

En de vrouwen van het dorp droegen 
schalen en borden en glazen en iets om
het bed bewoonbaar te maken het huis in.

Toen duwden de mannen een zoon naarbinnen.
Leer het vuur te stoken, zeiden zij,
leer het vuur te doven, zeiden zij,
wij sluiten de luiken.

Toen duwden de vrouwen een dochter naarbinnen.
Leer het warm te hebben, zeiden zij,
leer het koud te hebben, zeiden zij,
wij barricaderen de deur. 



© Hester Knibbe


Uit: Hester Knibbe Het hebben van schaduw, Amsterdam/Antwerpen, de Arbeiderspers, april 2011

Pindasnoer


STRAF



Het wil mij maar aan niets ontbreken.
Vrouw, pen en fiets lopen gesmeerd.
Al zittend stijg ik almaar hoger.
Wat deed ik allemaal verkeerd?


*


TOT OVERMAAT



De zonnebloem werd zwart, de schommel rot.
Het pindasnoer is leeg, het gras vertrapt.
De kamperfoelie is kapot gewaaid.
En jij? Jij werd er ook niet mooier op. 


*


IK NIET


Biesheuvel lezen. Binnen handbereik
port en sigaren. Naast me het getik
van breinaalden. Vlokje en Borre spinnen.
Wie er ook ongelukkig is - niet ik.



© Anton Korteweg



Drie korte verzen uit:
Anton Korteweg Voor mannen is 't niet erg - veertig jaar dichterschap in veertig kwatrijnen, Amsterdam, Meulenhoff, 2011 

dinsdag 10 mei 2011

De overval (1)


Extra editie van dagblad Het Volk, 10 mei 1940




Luister luister naar mijn stem
die als de stoomfluit van een
trein om aandacht schreeuwt die je
wil vragen hoe je heet hoe

oud je bent en of je 's nachts
wel waakt en als je huilt zijn je
ogen soms van chocola

Ik heb je niet verzonnen
denk ik overal zie ik
je naam maar het kaartje
voor je grote reis is voor

altijd zoek je foto is
verdwenen ik zoek vergeefs
je stem je blik je geur

De oorlog is voorbij er
waren vliegtuigen
en soldaten die in
auto's door de straten

reden spelen we dieffie
met verlos verstoppertje
of is het al te laat

We plakken kranten voor
de ramen 's avonds moet
het donker zijn er gaat
een zanger door de straat

ik doe mijn ogen dicht want
welke vogel wil niet
hoger zingen dan hij vliegt

Alles is zoals het was
mijn vader zet zijn scheermes
aan mijn moeder schenkt de
koffie hij heeft zijn zwarte

kleren aan gaat lopend naar
zijn werk wie er dood zijn
horen wij vanavond


© Guus Luijters



(fragm.) Uit: Guus Luijters Sterrenlied - ter herinnering aan Sientje Abram (1931-1942),
Amsterdam, uitgeverij Nieuw Amsterdam, april/mei 2011

maandag 9 mei 2011

Papier


WRAAK




Ik sta geregistreerd. Geboorte, plaats, tijd.
Ik sta voor zowat één kilo papier:
geboorteakte, militie, verhuizen van daar naar hier,
politieke sympathieën, vakbondsaangehorigheid.

Daarom ben ik op zoek naar een plek op de grens van drie naties.
Daar wil ik dan sterven.
Want ik wil met mijn dood op z'n minst het plezier bederven
van een stuk of twintig administraties.



© Herman de Coninck



Uit: Herman de Coninck Geef me nu eindelijk wat ik altijd al had - de mooiste gedichten (bloemlezing), gekozen en ingeleid door Kristien Hemmerechts.
Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2009

Mensen zoals die


ZELFGEBAKKEN MAÏSTAART
 


Moeder had niets te maken
met dit alles.
Ze namen haar mee
omdat zij onze moeder was.
Zij wist niet wat er gaande was
niets
maar dan ook werkelijk niets.


Stel je haar voor.
Stel je haar verbazing voor,
meer nog dan de pijn.
Zij kon niet vermoeden
dat mensen
zoals die
gewoon bestaan
in deze wereld.


Het wordt alweer twee en een half jaar
en nog komt zij niet terug.
Zij kwamen de keuken binnen
en de ketel bleef op het vuur staan.
Toen vader thuis kwam
trof hij de ketel aan
droog
en nog steeds op het vuur.
Haar schort was er niet.


Stel je voor hoe zij naar ze moet hebben gekeken,
twee en een half jaar lang,
hoe zij naar hen moet kijken,
stel je de blinddoek voor die daarna
twee en een half jaar lang
haar ogen
bedekt
en diezelfde mannen
die niet moesten bestaan
en die opnieuw
dichterbij komen.


Zij was mijn lieve moeder.
Ik hoop dat zij niet terugkomt.


© Ariel Dorfman


- vertaling Eric Gerzon -

 
Uit: Vrijheid hoe maak je het? Amnesty International poëziebundel (samenst. Daan Bronkhorst).
 Breda, De Geus, oktober 1997

zondag 8 mei 2011

Zij


HET PROBLEEM KLEUR TE BESCHRIJVEN


Als ik eens zei - terwijl ik me zomers
De plotse rode vlek van de kardinaal
In de kale grijze winterbossen herinner -

Als ik eens zei, rood lint aan de strohoed met opgeslagen rand
Van het meisje met getuite lippen
Dat een ruwharig schoothondje koost
Op Renoirs schilderij -

Als ik eens vuur zei, als ik opwellend bloed uit een snee zei -

Of klaproos-sproeten in de naar teergras geurende zomerlucht
Op een door de wind belaagde helling buiten Fano -

Als ik eens zei, haar ene rode oorring trekt haar zijige oorlel uit,

Als ze de toekomst uit een pak gevallen bladeren voorspelt
Tot het goed uitkomt -

Roodgestifte tepel, mond -

(Hoe zou je niet van een vrouw kunnen houden
Die je bedriegt met de tarot?)

Rood, zei ik. Plotseling, rood.


© Robert Hass


- vertaling uit het Engels: H. C. ten Berge -


Oorspr. gepublic. in  Time And Materials (2007), hier uit:
Robert Hass Een verhaal over het lichaam, een keuze uit het werk van deze Amerikaanse dichter (1941, San Francisco) met vertaling en nawoord door Hans ten Berge. Amsterdam, Meulenhoff, 2010

Over erger


VERLOOP





Vijf jaar rijdt mijn moeder op haar fiets
met houten banden door het land. Zij vraagt om brood
dat nergens is en krijgt het niet. Het is
vijf jaar winter en zij ligt bevroren in
haar bedding, niets beweegt in haar. Daarna

ik. Strekkend tegen beter
weten, op een dorre plaats en buiten
adem uitgedragen. Stom, met regelmaat
geslagen, luister ik
naar verhalen over erger. Later

dochters die de oorlog alle dagen
zonder schrik bekijken. Vrouw wiegt haar
lichaam heen en weer op het trottoir,
druipend hoofd geschild als een stuk fruit.
Tijd voor Power Rangers. Oorlog uit.


© Eva Gerlach



Gedicht uit 1996, geschreven in opdracht van Het Nationaal Comité 4 en 5 mei

Geluiden


Als het zo nauw niet luistert

met die klanken als we dachten
mogen dan ook deze erin
of klinken die te erg naar mens:
de hopeloze schreeuw van de zwerver
in de doodlopende steeg,
het ratelen van de tank
die boven de keien van het plein
dat de naam van een heilige draagt
zijn kanonsloop traag naar jou toe draait
terwijl je geen kant meer op kunt?


© Willem van Toorn



Uit: Willem van Toorn De hofreis, Amsterdam, Querido, 2009

Koffieservies



DE TAAL VAN MIJN MOEDER






Ik heb mijn moeder in geen twintig jaar gezien
Zij stierf gewillig van honger
Ze zeggen dat ze iedere ochtend
haar hoofddoek afdeed  
en zeven keer op de grond sloeg
en de hemel en de Tiran vervloekte
Ik leefde in de grot
waar in schaduwen de dwangarbeider leest
en op de wanden het bestiarium van de toekomst schildert
Ik heb mijn moeder in geen twintig jaar gezien
Ze liet mij een Chinees koffieservies na
waarvan een voor een de kopjes breken
en ik ben er niet rouwig om zo lelijk zijn ze
Maar daardoor houd ik nog meer van koffie
Vandaag, als ik alleen ben
doe ik de stem van mijn moeder na
of liever zij praat in mijn mond
met vloeken, obsceniteiten en scheldtirades
de onvindbare rozenkrans van haar verkleinwoorden
de hele mensheid bedreigd door haar woorden
Ik heb mijn moeder in geen twintig jaar gezien
maar ik ben de laatste mens
die nog haar taal spreekt


© Abdellatif Laâbi


- vertaling: Bart Vonck -


Uit: Abdellatif Laâbi (1942 Fes, Marokko) Het continent van de gave Leuven, Uitgeverij P, 2007.

De dichter Laâbi bracht na arrestatie, marteling en veroordeling wegens "crimes of opinion" bijna de volledige jaren '70 door in de gevangenis. Vanwege zijn werk als schrijver en zijn politieke en sociale opvattingen was hij na vervroegde vrijlating gedwongen in ballingschap te gaan. Abdellatif Laâbi leeft en werkt tegenwoordig in Frankrijk.

zaterdag 7 mei 2011

Lippen



Soms is zo

veel zo ver weg
dat de wind in de
roos mij ontvalt en ik
met mijn laatste gelaat
uitgelegd lig in de kwikzilveren
bedding van uw van halleluja schuimende
lippen, waartussen ik hopeloos de weg kwijt
raak als uw eigen licht mij de duisternis in maant

en ik merk dat
onder de schaduw uwer
vleugelen geen terugkeer is:
niet in het u believen niet in
het u gerieven, want schuld aan
het vlees en doem in de van verdriet
doorknaagde ogen die in tweespalt staan
gestanst tussen erotomaan vergrijp en het vlammend
zwaard der gerechtigheid dat mij nimmer tot u toe zal laten -

bewaar me niettemin de blonde glimlach van mijn kind.



© Henk van der Waal


Uit: Henk van der Waal Schuldsanering, Amsterdam, Querido, 2000

Jaloers



LAAT ONS



Vergeet ons
en onze generatie
leef als mensen
vergeet ons

wij waren jaloers
op planten en stenen
jaloers op honden

was ik maar een rat
zei ik toen tegen haar

was ik maar niet
kon ik maar inslapen
en na de oorlog wakker worden
zei ze met haar ogen dicht

vergeet ons
vraag niet naar onze jeugd
laat ons


© Tadeusz Różewicz





- uit het Pools vertaald door Karol Lesman -


Uit: Tadeusz Różewicz De rest is zwijgen - vert. en red. Karol Lesman. Breda, De Geus, 2003

Rug


INKTVLEKKEN




Dagboeken zijn als levens, data, dag in dag
uit. Blauwe, strakke hemels, regen. Als het aan mij lag
zou ik zeggen: laat men de dagboeken voltooien,
handschriften, thema’s doen er niet toe. Gooien

we de mens voor leegoogige, gladgeschoren leeuwen
die om het bestaan van een dagboek slechts geeuwen,
dan zijn we niet die betere, verre vriend of goede buur,
al kleden we ons naar de tijd en betalen we zuivere huur.

Er zijn slechte buren geweest. Het theeservies
van de mens wiens dagboek als een raam
werd dichtgeklapt – glasgerinkel, inktvlekken – staat vies
op andermans aanrecht. Maak het nu beter, was het af en breng het terug.

Maar alleen de doden mogen vergeven en zij kunnen niet spreken.
Hun buren zijn andere doden, eindelijk veilig, zij hebben geen mond
of een kaarsrechte rug.




© Rogi Wieg



Gedicht uit 1997, geschreven in opdracht van het Nationaal Comité 4 en 5 mei

Situatie



OP DE STOEPRAND




Je vraagt je af of God (als Hij
het is geweest) toen Hij
de wereld schiep wel aan de
omstandigheden heeft gedacht.
Niet de heersende omstandiugheden
natuurlijk, die waren er nog niet -
vanuit het niets sloegen ze toe
als blauwwieren grepen ze in
Zijn Werk (als het het Zijne was)
om zich heen.

Omstandigheden. Altijd. Overal.
Je kunt geen straat in lopen of daar
zijn ze, samendrommend en elkaar
verdringend op de stoeprand. Geen
situatie denkbaar of ze staan er al
met eindeloze ach-en-wee's omheen.
Zo leef je steeds met het gevoel:
er is hier net een ongeluk
gebeurd.



© Koos van Zomeren



Uit: Koos van Zomeren Ik heet welkom, Amsterdam, de Arbeiderspers, 2007

vrijdag 6 mei 2011

Gestapeld


ERFENIS




Ooit was de wereld in zwart en wit
en van dat verre vroeger bleven beelden
bewaard vol bergen aangeharkte mensen
die vier poten hadden gekregen van de dood,
en uitgewoonde ogen. Ze zagen niet eens
dat ze bloot waren en op elkaar gestapeld,

schaamden zich niet voor hun onverschilligheid,
maalden niet om manieren, bekommerden zich
niet om wie thuis wachtte op een teken van leven.

Ik huilde van schrik; ik erfde hun tranen,
want er moet íemand om ze blijven geven,
nu de wereld in kleur is en in mij ging bestaan.




© Ted van Lieshout



Gedicht uit 1997, geschreven in opdracht van Het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Voor meer poëzie over de meidagen zie het archief Gedichten voor 4 mei van het nationaal comité op:
http://www.4en5mei.nl/herdenken/herdenking_organiseren/gedichten

donderdag 5 mei 2011

Voor alle vensters bloemen



Muurgedicht van Hans Lodeizen in Leiden, Haarlemmerstraat 78.


Voor meer Leidse Muurgedichten, zie:

http://www.muurgedichten.nl/


(linksonder op homepage, klikken op 'zoeken naar dichter/straat/taal')

woensdag 4 mei 2011

Mijn adem hapert


OM ZELF TE PROBEREN




Je kunt gaan zitten in een kamer groot genoeg voor je armen en benen,
je kunt afscheid nemen en dan buig je je hoofd, kin op de borst,
je duwt je lichaam naar beneden en nog verder tot je past.


Je tast de wanden af op zoek naar licht. Er is geen licht, natuurlijk niet.
Er is ook geen muziek. Geen plaats om heen en weer te lopen
geen ramen om open te doen, uit te gaan hangen


om mensen te zien of vrienden te groeten, om help help te roepen
naar wie daar ook langsloopt, wie daar ook fietst. Er is alleen
de ruimte die je inneemt, verder niets. Dus je wacht.


Het is benauwd hier, kun je zeggen. Mijn adem hapert, er drukt iets
op mijn longen. Het wordt koud. Is dit proberen afgelopen,
dit leren al geschiedenis? Kan nu het licht weer aan?


Je kunt ver klinken en oud. Er komt geen antwoord meer.
Je kunt hardop beschrijven hoe dat is.
Je kunt jezelf niet goed verstaan.




© Ester Naomi Perquin



E. N. Perquin, Rotterdams stadsdichter, in Bevrijdingsfestivalkrant mei 2011

Zulke woorden


ALS EEN SOLDAAT STERVEN GAAT




Bij de brancard op de grond
zat ik naast hem geknield
ik kuste zijn jack
ik zei: je bent mooi
je kunt nog zoveel geluk brengen
je weet zelf niet hoeveel geluk
je blijft leven mijn mooie
mijn dappere.

Hij glimlachte en luisterde
zijn oogleden werden zwaar
hij wist niet dat men zulke woorden
tegen een soldaat zegt
alleen als hij sterven gaat.


© Anna Świrszczyńska 


Uit: De mooiste van Świrszczyńska, bloemlezing. Samengesteld en uit het Pools vertaald door
Jo Govaerts en Karol Lesman. Tielt (B.)-Amsterdam, Lannoo/Atlas, 2006.


Gdy żołnierz kona


Przy noszach na podłodze
uklękłam obok niego
całowałam jego kurtkę
mówiłam: jesteś piękny
możesz dać tyle szczęścia
sam nie wiesz ile szczęścia
będziesz żyć mój piękny
mój dzielny.


Uśmiechał się i słuchał
ciążyły mu powieki
nie wiedział że takie słowa
mówi się żołnierzowi
tylko kiedy kona.
 
- Anna Świrszczyńska

Onteigend


DAG VAN DE DODEN





Het is weer voorjaar, dag van de doden
maar het sneeuwde toen deze woorden zich schreven

zij schreven vandaag, maar nu zij zich spreken
sneeuwt het nog steeds op een doodstille stad

vandaag hoort de woorden de stilte bezweren
alsof de tijd ooit te stillen was

zij noemen zich bij onteigende namen
zij willen wat doodzwijgt verstaanbaar maken

en roepen omlaag en omhoog in een gat
en spellen de sneeuw die maar niet wil smelten

op voorjaarsbloemen en monumenten
op vuilnisbelten en vazen met as

de witte stilte wordt gaandeweg grijzer
en wat de woorden ook willen ontzwijgen
de doden zijn dood, de bladzij is zwart –


© Gerrit Kouwenaar
 
 
Gedicht uit 1996, speciaal geschreven voor Het Nationaal Comité 4 en 5 mei

dinsdag 3 mei 2011

Vijand


DOMOREN EN DROMERS




De grote roergangers van deze tijd,
alle rimpels met zich dragend van de levenszee,
vrezen geen verzet van de domoren van het verstand:
´wie denkt, denkt vroeg of laat wel met ons mee´.

Maar wie met onvervalste wijsheid van een ongeschoolde
en van droom en drift doortrilde hand
de hemel aansnijdt om zijn naam te kerven
in de regenbogen -
die beschouwt de gangster aan het roer als vijand.



© Hans Verhagen



Uit: Hans Verhagen Eeuwige Vlam, verzamelde gedichten 1958-2003. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2003

Volgekruist, met naamlozen


NAMEN



Noem de namen. Fluister, schreeuw
al luistert bijna niemand meer.
De velden blijven volgekruist
tot aan de horizon;
onder dezelfde noemer
één voor één verwoord.

Wie noemt de naamlozen?
Na veertig, vijftig, zestig jaar
nog altijd geen bericht,
geen landkaart uit te vaardigen
met tekens bij de kuilen,
geen handvol eigen grond
waarin zij zijn bewaard –

Het boek blijft open. Fluister,
schreeuw – en luister naar de stilte
waarin alle namen zijn gehoord.




© Louise Broekhuysen


Gedicht uit 1996, geschreven in opdracht van Het Nationaal Comité 4 en 5 mei

Het kamp in ons


DE MAN VAN PAP
*


- Ryszard Kapuściński -



OK,
dan heeft hij het aangedikt
dan heeft hij poëzie van feiten
soep van water gemaakt
is hij niet geweest
want niet bestaand,
heeft hij niet gesproken
want al dood.
En?

Heeft hij gedroomd
van plassende hondjes
op keizerlijke schoenen
van guerillastrijders
van baarden en barden
van loopgraven dicht
van gevangenissen open.
En?

Maar hij dichtte ook:
"Jij schrijft over de man in het kamp
ik schrijf over het kamp in de man
voor jou is prikkeldraad buiten
voor mij schuurt het in elk van ons."

Dat kon hij
het beeld boven het cliché
denk je echt dat er een verschil is

het zijn twee kanten van
dezelfde pijn.


© Mark Blaisse




Uit: Mark Blaisse Gestapeld steen, gedichten - Amsterdam, Panarea Publishing, 2010

* Ryszard Kapuściński (1932-2007) was een Poolse journalist, schrijver en dichter. Hij werkte voor het Poolse nationale persagentschap PAP. Zijn werk, op de grens van literatuur en journalistiek, en zijn reportages uit oorlogsgebieden in Afrika en Midden-Amerika vormden een voorbeeld voor velen: vooral door Kapuściński's aandacht voor het menselijke aspect bij ingrijpende, historische gebeurtenissen.

Trein


VERBAASD




Wetende en toch steeds weer verbaasd
dat het vertrek van de trein die naast
je staat je stilstaand rijden doet.

Dat uit het fototoestel dat de vader
achterliet, hoe hard de grimas ook een lach
betracht, geen vogeltje vliegt.

Dat het verwijderen van een tegel,
jaren geleden in de tuin gelegd, toont
hoeveel leven zich aan het oog onttrekt.

Wetende en toch steeds weer verbaasd
dat zelfs wie dagelijks de dood voorspelt
nooit aan het eigen graf staat.



© Eddy van Vliet



Uit: Eddy van Vliet (1942-2002) Verzamelde gedichten, Amsterdam, De Bezige Bij, 2007

maandag 2 mei 2011

Doorzichtige vleugels


XXV



Ik zie je in de vensterruit: je haar gekapt als een helm, de wallen onder je
ogen. Het wachten groeit ορ je schouder als een bochel, barst na enige
tijd en verspreidt een wolk van libellen in het rond. De dοοrzichtige
vleugels spartelen οp je gezicht.
  De roerloze acacia's onder de zomerzon. Je steekt je hand uit naar het
glas water. De druppels rollen over de vloer als kralen. Het lawaai ervan
verpulvert de stilte. Het poeder gaat liggen οp de meubels. Dan stelt het
tafereel zich weer samen.


© Doina Ioanid




- uit het Roemeens vertaald door Jan H. Mysjkin -



Uit: Doina Ioanid Het juffertje van marsepein, Rotterdam, Douane, 2011 - met vertaling en nawoord van Jan Mysjkin

Kinderzitje


LEVEN





Leven - doorgaans komt het me ongelegen,
maar iedere morgen moet ik het toch weer.
Was er maar tussen slaap en dood zijn in
een minder alledaags en zeurend zeer.


*



PETRUS

 

Nadat de haan tot drie keer had gekraaid,
kwam Petrus, kreeg de sleutels, opende het hek,
ging op de rotsgrond schapen weiden.
En wij maar distels grazen, wachtend op de Heer.


*


DANKBAAR


Een lieve vrouw, een mooie baan, een prachtig huis.
'k Dank U hartgrondig voor die gunstbewijzen.
Ook voor mijn snelle fiets, met inbegrip
van niet te demonteren kinderzit.



© Anton Korteweg





Uit: Anton Korteweg Voor mannen is 't niet erg - veertig jaar dichterschap in veertig kwatrijnen, Amsterdam, Meulenhoff, 2011

zondag 1 mei 2011

Nicht gewuszt


NA DE ZELFMOORD VAN EEN SCHOLIERE






Ik heb het niet geweten
jij hebt het niet geweten
hij zij het wij jullie zij
hebben het niet geweten

Ik heb het niet kunnen weten
ik heb het niet willen weten
ik heb het niet aan zien komen
ik heb het laten gaan
ik heb het niet kunnen tegenhouden

Ik heb ook maar twee ogen
ik heb ook maar twee handen
ik heb ook maar één telefoon
ik kan niet overal zijn
ik ben niet altijd bereikbaar

Ik geloof in christus zegt men
hij had jullie kunnen helpen zegt men
als ik jij hij zij het wij jullie zij
christus zijn geworden
dan hoeft men niet meer
zegt men te zeggen.



© Dorothee Sölle



Dorothee Sölle (1929-2003) was een Duitse theologe en hoogleraar in New York die meer dan veertig boeken schreef. Zij was aanhanger van de god-is-doodgedachte en geloofde dat geloof en politiek niet te scheiden zijn.