woensdag 25 november 2009

Geluk


BAAI


Het blijft en het blijft maar, het gaat
niet voorbij: een geel strand met lege stoelen,
een groene en blauw-groene zee met schelpjes,
grijzige bergen rondom, en over dit alles
een dun, lila, oudgeworden licht.

Het bewoog destijds, er bewoog iets eindeloos,
het was het ademen van de zee, het zachte schuren
van de scheepjes aan hun ankers, het langzaam
zwarter worden en verdwijnen van de baai:
er moest iets komen en het kwam, het kwam maar,
dit was geluk.

Blijft over iets roerloos, een moment waarin
het strand verlaten is, de zee stilgevallen,
de ankerkettingen zwijgen, het licht dat oude
lila houdt, en niets verdwijnt – waarin
de baai daar ligt zoals hij is, voorgoed,
en een verlangen, dat dit moment voorbijgaat.



Rutger Kopland



Uit: Rutger Kopland Voor het verdwijnt en daarna. Amsterdam, Van Oorschot, 1985

dinsdag 24 november 2009

De wereld weg



IK AT JOUW BROOD, DRONK JOUW WIJN: BEDELAAR



Ik at jouw brood, dronk jouw wijn: bedelaar,
iemand zonder een cent, binnengehaalde.
Iemand die met woorden geen brood betaalde,
want woorden gaan ver; ze blijven niet waar

ze worden geschreven. Maar in de lucht
hing onze zon en die stelde geen vragen.
Hij maakte licht van onze nachten,dagen:
de wereld was weg en het licht terug.

Toch: dit was het niet. Wij kunnen het weten,
die nu gaan zoals de anderen gaan,
al is er meer dat wij niet meer vergeten

en blijft er van ons-eens altijd iets hangen:
het licht willen zien, de zon willen vangen,
iets afweten van het electrisch bestaan.

Hans Andreus



Oorspr. gepublic. als 35ste gedicht in De sonnetten van de kleine waanzin (1957).
Hier uit: Hans Andreus Verzamelde gedichten (ed. Gerrit Borgers, Jan van der Vegt en Pim de Vroomen). Amsterdam, Bert Bakker, 1983

Vergeten



DOOD VAN EEN DICHTER


Gisteren kwam ik ongevraagd te weten
hoe Kees Buddingh' is doodgegaan.

'Door niets of niemand bijgestaan,
de zusters waren hem vergeten.'

Hij rukte 's nachts, door iets bezeten,
de plastic slangen van zijn armen.

'Toen is hij domweg uitgeteerd en
's morgens bleek hij gekrepeerd.'

Ik heb Kees lang geleden goed gekend;
de ouwe rot, bij wie ik mij kwam warmen.

Dan, op een toon die rekent op erbarmen:
'Hans, je had hem nauwelijks herkend.'



© Hans Sleutelaar



Uit: Hans Sleutelaar Vermiste stad. Amsterdam, De Bezige Bij, 2004

Cornelis Buddingh' (1918) - roepnaam Kees - overleed in Dordrecht op 24 november 1985

zaterdag 21 november 2009

Door deuren



VOORZICHTIG




Ze liepen voorzichtig,
en lieten het landschap binnenkomen,
ze merkten dat hun tred bewonderd werd.

Heel voorzichtig gingen ze door de deuren,
langs het lusteloze strand, bezichtigden de bomen,
ze dachten dat de struiken ontvlambaar waren
en de hemel onder handbereik.

Zie, ze houden zich voorzichtig vast.


© Armando



 
Slotvers uit:
Armando Gedichten 2009, Amsterdam/Antwerpen, Augustus, 2009

donderdag 19 november 2009

Over links, over rechts



PLATTE KNOOP


Twee touweinden
die elkaar symmetrisch omhelzen.
Basale schoonheid.

Al zó lang in mijn motoriek dat ik hem
in het donker kan leggen:
rechts over links, links over rechts.

Natuurlijke bondgenoot
van vingerdragende soorten
- voorwaarde voor onze veehoudende geschiedenis.

Matrozen van de Armada, onder golven geborgen,
karavaangeleiders op de Zijderoute,
vissers in kleine bootjes op rimpelende meren

kenden de platte knoop. Wij geven wij hem door
aan leergierige kinderen, verknopen
de levens van nieuwgeborenen en doden.


Rouke van der Hoek

Voor méér nieuw werk van Rouke van der Hoek, zie de website van de dichter:
http://www.roukevanderhoek.nl/rh.nieuwwerk.htm

Exil

WERELDREIS


Van de grond gekomen, traag, in de schutterige Kempen,
Maar vlak bij de Maas waar het volk brutaler zingt
Als het spreekt, zijn aard loshartiger naar buiten keert.
Al meer in de trant van de Rijn. Ik kom er vandaan.
Ik werd er verbannen omdat het exil in mijn bloed zit.
Er is geen schuld, er is geen spijt en geen verzoening.

Ik ben zelf de strenge man die me ginder heeft verjaagd.
Ik ben zelf de dode vrouw die rechtop in mij slaapt,
Die ginder krom in mij te dromen staat van hier.
En zelf ben ik het kind dat naar mij vroeg in deze stad.
Honderd kilometer liep die wereldreis van eeuw naar eeuw,
De negentiende van mijn wieg, mijn twintigste zonder getal.


©
Leonard Nolens


Uit: Leonard Nolens Hart tegen hart. Gedichten 1975-1990. Amsterdam, Querido, 1994

woensdag 18 november 2009

Landkaart


BLUES
(Iubirea pentru tine)


De liefde voor jou schroeide me als vuur
en ik heb me gebrand
op mijn vrouwenhuid
zijn de brandwonden zo groot als landkaarten
en de wond die lijkt op de kaart van Roemenië
is de grootste
en kan nooit meer genezen.
daarom zal ik sterven, vertelde iedereen,
niet omdat jij niet van me hield, je was te primitief en te hard
voor mij, ik val op linkse intellectuelen, onaangepaste
figuren, mannen die zo viriel zijn dat ze zonder hun
viriliteit kunnen en
zelfs als je gek was, was je minder gek dan ik,
de last die ik droeg
was gekte, ziekte, armoede en ouderdom, jij droeg niets, daarom

bedrukt de hemel boven je hoofd jou en
verplettert je schedel.
ik val op de diepzinnige zwakte
en de metafysica van een romantische puber
niet op starre macht, noch op van bloed verstoken vervoering.
zolang ik nog te leven heb, zal ik aan je denken,
maar jij was,
bent en zult een clown zijn, die achter je masker niets ander is
dan een soldaat van duisternis, kracht en genot.


©
Angela Marinescu


- uit het Roemeens vertaald door Jan Willem Bos -




Angela Marinescu
(foto: Jan H. Mysjkin)




Angela Marinescu (1941, Arad) geldt in Roemenië als een compromisloze vrouw en dichter. Haar oeuvre kreeg kwalificaties als 'totalitair', 'absolutistisch' en ‘ongeremd’. Vooral haar ongebruikelijke, volgens sommige critici zelfs onvrouwelijke, benadering van het thema seksualiteit baarde lange tijd opzien met regels als:

‘Ik ben het dier dat moeizaam uit de slaap omhoogkomt / en gulzig /… / Ik ben het dier dat zijn geslacht / met genoegen betast. / Ik ben het dier dat soms zijn instinct / als een krachteloze kooi / voor zich uitdraagt.’

Marinescu, die zich in haar dagboek zelf omschreef als "een dame met de ballen van een jonge wolf", ontving voor haar oeuvre in 2006 de nationale Roemeense poëzieprijs Mihai Eminescu.
In Nederland hebben met name de vertalers Jan Willem Bos en Jan H. Mysjkin zich ingespannen om haar werk en dat van collega's in Roemenië toegankelijk te maken voor een breder publiek.


Zie voor meer informatie en een aantal recente vertalingen van Marinescu's poëzie
het literaire e-zine Meander


In 2007 wijdde het tijdschrift voor actuele literatuur Deus Ex Machina een speciaal nummer aan de hedendaagse Roemeense letteren, 'Romanian Rhapsody'. Daarin o.a. ook gedichten van Angela Marinescu en interviews met de Roemeens-Nederlandse prozavertaler J. H. Mysjkin over zijn werk
en dat van zijn collega Jan Willem Bos.

Grenspalen



NIET GEMARTELD NIET VERKRACHT



een gelukzoeker is een buitenlander die οm ecοnοmische

redenen
een verblijfsvergunning aanvraagt en wordt afgewezen


niet gevlucht na met de dood te zijn bedreigd
niet gemarteld niet verkracht

wij nederlanders zijn wij niet elke dag οp zoek naar het geluk
met welk recht zijn wij toegelaten
waren wij soms opgesloten en geslagen
werden onze nagels uitgetrokken


mijn moeder kwam οp haar 23e naar nederland
zij verdiende in het interbellum een koffer vol geld per week

genoeg voor anderhalf brood en twee sigaretten

het duitsland van de inflatie en de herstelbetalingen liet zij
achter zich
ging οp zoek naar het geluk en vond het
met mijn zus en ik als gevolg


de moeder van mijn vrοuw is engelse
als onze moeders door grenspalen
gestopt konden worden
zouden zij onze vaders niet hebben gekend


wij willen ons bestaan verheffen
kijken naar de sterren en de maan
over grenzen heen οp zoek naar het geluk


bestaan er andere mensen dan gelukzoekers

wijs ze mij aan

ik zal ze het land uit jagen



© Hans Wap


Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008

Toevallige waarheid


AMBITIE




Na mijn ontmoeting met de wapenhandelaar
Liep ik, om erover te vertellen, een café in.

Ik zei dat ik de aarde onmiskenbaar vond,
Tot op de dag van vandaag een ruiterlijke waarheid.

Ik zei ook dat de papegaai van de handelaar zweeg.
Met meer waarheid had ik niet kunnen spreken.

En ik zei dat zijn ambitie hem deed zweten,
Een waarheid die herinnerde aan het toevallige.

En ik zei nog iets over de prijzen van de wapens,
Waarheid die alle ontmoetingen met pijn overgiet.


© Arjen Duinker


Uit: Arjen Duinker Buurtkinderen. Amsterdam, Querido, 2009

Zaal van het verleden



GETUIGENIS VAN BERTOLT BRECHT (1967)

VOOR EEN MILITAIRE RECHTBANK





Mijnheer de rechter
Ik ben geen soldaat
Wat willen jullie van mij
Wat de rechtbank zegt, heeft niets met mij te maken

Het verleden ging snel naar het verleden
zonder een woord van mij te horen
De oorlog ging naar het koffiehuis om uit te rusten
Jouw piloten zijn veilig teruggekomen
De hemel brak in mijn taal, mijnheer
de rechter — en dit is persoonlijk —
maar uw ondergeschikten sleepten blij
mijn hemel met zich mee
Ze keken naar mijn hart, gooiden bananenschillen

in de bron en liepen haastig voor mij uit
Ze zeiden soms: goeden avond
en gingen naar mijn erf in alle rust
Ze sliepen veilig op de wolken van mijn slaap

zeiden mijn eigen woorden
in mijn plaats
tegen mijn venster en tegen de zomer met jasmijngeur

Ze herhaalden mijn droom
in mijn plaats
en huilden met mijn ogen de psalmen van verlangen

Ze zongen net als ik voor vijgen en olijven
en eigenlijk voor iedereen
Ze leefden mijn leven zoals het hun beviel
in mijn plaats
Ze liepen voorzichtig over mijn naam

en ik, mijnheer de rechter, ben hier
gevangen in de zaal van het verleden


De oorlog is voorbij
Uw officieren zijn veilig teruggekomen
en de wijngaarden zijn in mijn taal verspreid, mijnheer
de rechter – en dit is persoonlijk – als
de kerker mij benauwt dan wordt mijn wereld groter

maar uw mannen hebben woedend mijn woorden afgetast
en schreeuwden tegen Achab* en Izebel*:
erf de rijke tuin van Naboth*
Ze zeggen: onze God
en het land van God
is niet voor anderen!
Wat vraagt u, mijnheer de rechter

van een passant tussen passanten
in een land waarin de beul verlangt
dat de veroordeelden zijn eretekens prijzen
Het is tijd dat ik schreeuw
en dat ik de sluier van mijn stem laat vallen
Dit is een kerker, mijnheer de rechter, geen rechtbank
Ik ben de getuige en de rechter

u bent de beschuldigde partij
sta op en ga weg: u bent vrij
gevangen rechter
uw piloten zijn veilig teruggekomen
en de hemel is in mijn eerste taal gebroken
– en dit is persoonlijk – opdat
onze doden veilig naar ons terugkomen.





© Mahmoud Darwish

- vert. Kees Nijland en Asad Jaber -




Uit: Mahmoud Darwish Waarom heb je het paard alleen gelaten.
Maassluis, Uitgeverij de Brouwerij, 2009.


* Achab, Izebel en Naboth: zie Oude Testament, I Koningen, 17-22.





Bertolt Brecht (r.)

Aquarium, heimwee



AVOND




Laat op de avond schuifelt ze
door haar kamer, zoekt kranten
bij elkaar, gaat zitten, loopt rond.

Ik sta op de gang voor het raam
en zie hoe ze rusteloos draait
en keert in haar zwart aquarium.

Om mij heen is alles stil. De lift
slaapt, de klok zwijgt, het boeket
staat droog, een tl knippert.



*



TRAP


Ze daalt af, tegen haar zin, twee treden
omlaag, één terug. Beneden wacht geduldig
de gastheer, een schim die weet, zij komt.

Haar voeten zoeken als ze stapt,
of wordt gestapt. De hand op een leuning
die golft en zweeft en misselijk maakt.

Hoogtevrees kent ze niet, heimwee
des te meer. Νiemand die haar vertelt:
wat was ligt niet achter maar voor.

Peter Swanborn


Openingsgedicht en tweede vers uit:
Peter Swanborn Tot ook ik verwaai, Amsterdam, Podium, 2009.

Dementie is het onderwerp van deze poëziebundel van Peter Swanborn. Hij beschrijft de ziekte van zijn moeder in 37 gedichten.
Swanborns vorige bundel Bij het zien van zijn lichaam werd in 2008 genomineerd voor de C. Buddingh'prijs voor Nieuwe Nederlandstalige poëzie.
In Verborgen in rimpels en dekens leest de dichter enkele gedichten uit zijn nieuwste werk voor, zie:
http://www.lezen.tv/content/view/165/1/

Achtergrondmuziek


DIALOOG



Leg hier je sieraad neer
en zeg mij wat het is.

Is dit een overval, een welkomstgroet?
Een dreiging, zwaard van Damocles,
gehangen aan een draad van taal?

Ik dring niet aan.
Hier is mijn woordenboek
met daarin alles wat ik noemen kan,
maar niet noodzakelijk bezit of wens.
Leg daar jouw woorden naast,
naast die van mij,
zodat we kunnen zien of er iets rijmt.

Maar wat als vrede paart met wond of scheur,
geweld zich horen laat als feestgedruis,
verzoening klinkt als angstgeschreeuw,
conflict als achtergrondmuziek?

Dan schorten wij die woorden op
en spreken niet meer zo abstract.
Wij hebben veel gemeen.



Wiel Kusters

Uit: Wiel Kusters Zielverstand, Amsterdam, Querido, 2007

Bedacht domein


ROTTERDAM


Steen voor steen moet ik de stad herzien.
Straten die in mijn hoofd bestonden, worden
na deze ondergang weer opgetrokken.
Gedacht domein. Vrede. De ramen zien

Op andere pleinen uit dan ze voordien
kenden. Parken opnieuw berekend
met vijvers waar het onwennig in regent:

water waarin ons spiegelbeeld misschien.

Wolken zoeken een weg over het plan
dat ons zo lang we samen zijn betekent
en moeiteloos even omvatten kan.


© Willem van Toorn


Uit: Willem van Toorn Gulliver en andere gedichten. Amsterdam, Querido, 1985.



Rotterdam, Museumpark, herfst 2009: Nederlands Architectuur Instituut
(ontw. Jo Coenen)

Gondelier


RIMPEL




Hij pakt zijn oude handen vast. Een rimpel naar de dood.
Nooit meer wordt hij groot. Nooit meer wacht zij om de hoek.
Ieder woord raakt zoek. Alles was, is waar gebleven? Wend
De steven nu voorgoed en paai de gondelier. Drink wijnen.
Slurp het gistend bier. Stil de honger in de maag. Want
Op de kaaien liggen rood, de taaie haken van de dood.


© Hans van de Waarsenburg



Uit: Hans van de Waarsenburg Avond val, Amsterdam, Meulenhoff, 1993