donderdag 31 december 2009

Hoe de schaar



DE LAATSTE WOORDEN





Hij is de laatste man
die de taal van zijn ouders spreekt
de laatste die de taal van het overleven kent
en het woord voor het zoemen van de bijen weet

hij is de laatste die weet
hoe de schaar van de schaapscheerder heet
en hoe de naam luidt van de geest
die de wind kan laten zingen


Als hij spreekt
luistert alleen zijn huis nog naar hem
de wanden zijn het laatste klankbord van zijn bestaan

een leven lang hebben ze zijn woorden aanhoord

Soms, als hij roept, roepen de muren terug
met de kalk van het brokkelend dak
vallen de woorden onbegrepen rond hem neer

kapot, bijna geluidloos als stof
ongrijpbaar, niet zwaarder dan zijn adem
maar te zwaar om ze op te rapen
en opnieuw uit te spreken


Ook al leeft zijn taal nog in hem
de woorden raken verloren
ze zijn al dood voordat ze zijn mond verlaten

zonder betekenis verstillen ze achter zijn tanden
er blijft slechts gemurmel van klanken
die verstommen tot korsten van woorden

die stom op zijn lippen blijven liggen




© Ton van Reen




Uit: Ton van Reen De straat is van de mannen - Nijmegen/Utrecht, BnM uitgevers - De Contrabasreeks, 2007

Niemand die het dak afkomt


ONTSNAPPING




Springt de slagboom open, klinkt gedempt gejuich.
Massaal spurt de fabrieksbevolking avond en
aardappels tegemoet. Heilig huis vol vrije tijd.

Golf van zwarte rijwielen klotst door de stad.
Een eindeloze rij Belgische bussen transporteert
de bloem der Kempen over de Aalsterweg,

duttende hoofden achter glas. Zien niet hoe
de stad zijn vleugels uitslaat. Nieuwbouwwijken
schuiven boerenbedoening voor zich uit,

brokkelige stadsrand, cirkel waarbinnen het gist.
Bestorming van Katholiek Leven als Adamo optreedt.
Rokerige cafézalen, opgejut door bas en drums,

opmars van rock & roll. Toch niemand die
het dak afkomt. Integendeel, het gekapte bos
onder de klinkers herrijst twee etages hoger:

woud van antennes, zelf geproduceerde ogen
en oren, reikhalzend naar trillingen in bovenste
luchtlagen, waar de toekomst geschreven wordt


 
© Rouke van der Hoek




Uit: Rouke van der Hoek Bodemdaling, Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 2005

IJskap


DOOIEN EN DOOIEN


Het is met onze ijsbeer slecht gesteld:
De ondergang schijnt ook hem te bedreigen
Daar hij geen poot meer aan de grond kan krijgen
Wanneer de ijskap van de Noordpool smelt.

Het beste is om er maar voor te kiezen
De allerlaatste ijsbeer in te vriezen.


Driek van Wissen



'Snelsonnet' van Driek van Wissen, Dichter Des Vaderlands, gepubliceerd in o.a. NRC Handelsblad, 2006

De Dagen


HET LAATSTE GESPREK






'Heer, herken ik u? Zijn wij niet dezelfde van weleer?'
'Wie riep mij dan? Zijn uw wapens niet de mijne?'
'Ik wacht op woorden, Heer.'
'Ik was Dader, u het Offer. De medemens is leeg.'
'Sterven Daders niet.'
'Neen. Zij kunnen niet. Zij verwoorden.'
'Heeft u ginds gesproken, Heer?'
'De dagen zijn beschreven.'
'Heeft de Tijd nog kwaad gewild?'
'Ja, het slagveld is begroeid.'
'Geen spoor van oorlog meer?'
'Geen. Maar ik doorzie de stilte. Oog en oor vergaan.'
'Nadert weer de Dood, o heer?'
'Neen. Hij was er al.'



© Armando






Slotfragm. uit:
Armando Dagboek van een Dader
Leiden, Tango, 1973


Boekentasje 2010



Jana Beranová, Lichtpunt

Berk



NIET TE GELOVEN



Niet te geloven
dat ik knaap nog
een vers schreef over de
zilverwitheid van een berkenstam

en om mij heen
grootse dronkenschap
van de bevrijding
het water was whisky geworden

Alles zoop en naaide
heel Europa was één groot matras
en de hemel het plafond
van een derderangshotel.

En ik bedeesde jongeling
moest nodig
de reine berk bezingen
en zijn bescheiden bladerpracht.

Remco Campert


oorspr. in: Remco Campert Dit gebeurde overal (1962).
Hier overgenomen uit Dichter, Amsterdam, De Bezige Bij, 1995

woensdag 30 december 2009

Hetzelfde


DΕ EEUW LOOPT TEN EINDE


Hij zou beter zijn dan de vorige eeuwen, onze twintigste.
Dat kan hij niet meer waarmaken,

zijn jaren zijn geteld,
zijn tred is wankel,
zijn adem kort.

Εr is al te veel gebeurd
wat niet had mogen gebeuren,

en wat had moeten beginnen,
is niet begonnen.

De lente zou naderbij komen,

en het geluk, onder andere.

De vrees zou stad en land verlaten.
Εn eerder dan de leugen zou de waarheid
haar bestemming bereiken.

Bepaalde rampen zouden

nooit meer plaatsvinden,
oorlog bijvoorbeeld,
en honger, enzovoort.

De weerloosheid der weerlozen,
het goede vertrouwen en dergelijke

zouden worden gerespecteerd.

Wie vreugde uit de wereld wilde putten,
staat nu voor een taak
die onuitvoerbaar is.

Domheid is niet komisch.

Wijsheid is niet vrolijk.

De hoop
is niet meer dat jonge meisje

et cetera, helaas.

God zou eindelijk gaan geloven in een mens

die goed en sterk is,
maar goed en sterk
zijn nog altijd twee mensen.

Hoe moet ik leven - las ik in een brief van iemand

aan wie ik van plan was
hetzelfde te vragen.

Opnieuw en als altijd zijn er,

zoals uit bovenstaande blijkt,
geen dringender vragen
dan naïeve vragen.


©
Wíslawa Szymborska

- uit het Pools vertaald door Gerard Rasch -


Uit: Wíslawa Szymborska Einde en begin, Amsterdam, Meulenhoff, 1999

Datumloos



ANTI-NIEUWJAAR



Altijd en ergens oudejaarsavond
op een ster in een boek of een brief
ik vier mijn tijd niet in namen
ik hef geen punch op een dief.


Eeuwen zo oud als mijn jaren
mijn jaren zo jong als de wind
die met datumloze gebaren
mij uit de kalenders ontbindt.

Deze avond blijf ik afwezig
betrek een aanwezigheid
op einders die mij genezen
van mijn vergankelijkheid.


©
Karel Jonckheere


Uit: Karel Jonckheere In de wandeling lichaam geheten, Brussel, Manteau, 1969

donderdag 24 december 2009

Harnas


SAMEN


Moeder, gij hebt mij moeizaam uitgespuwd
En van elk jaar de harde striem verdragen
Want mijn waaien was niet gauw geluwd
Ik wou eerst in alle kieren klagen.

In uw hagelwit harnas gemetseld
Zijn wij samen door de tijd verwond
Die ons nimmer wilde dragen
En bittere lijnen kerfde rond de mond:

Of er een vrucht is van dat alles
Vraag ik mij niet langer af,
Maar ik probeer u te benaderen,
Nog even, voor het graf.


© Jotie T'Hooft



Uit: Jotie T'Hooft Verzamelde gedichten, Amsterdam/Brussel, Elsevier-Manteau, 1981

Bloemen van het kwaad



DE VERNIETIGING


De Satan zweeft en danst voortdurend om mij heen;
onrustig en ongrijpbaar als de ijle lucht;
Ik drink hem in, hij brandt door bei mijn longen heen
vult mij voor eeuwig met een schuldenzware zucht.
Soms hult hij zich, mijn liefde kennend voor de Kunst
in vormen van verleidelijke dijen blank,
En onder schone schijn van voorgewende gunst
went hij mijn lippen aan infame liefdesdrank.
En zo leidt hij mij weg, ver van de blik van God,
gejaagd, gebroken van vermoeienissen, tot
diep in de verlaten vlakten der Verveling,
Dwingt mij de blik, vertroebeld door mijn zonden,
te richten op bevuilde kleding, open wonden,
en op het bloedig werktuig der Vernietiging!

Charles Baudelaire


- vertaling uit het Frans door Ingeborg Brounts -

Uit: Baudelaire (1821-1867) Les Fleurs du Mal, Parijs, René Rasmussen, 1947 [ed. par René-Louis Doyon]



LA DESTRUCTION

Sans cesse à mes côtés s`agite le Démon;
Il nage autour de moi comme un air impalpable;
Je l`avale et le sens qui brûle mon poumon
Et l`emplit d`un désir éternel et coupable.
Parfois il prend, sachant mon grand amour de l`Art,
La forme de la plus séduisante des femmes,
Et, sous de spécieux prétextes de cafard,
Accoutume ma lèvre à des philtres infâmes.
Il me conduit ainsi, loin du regard de Dieu,
Haletant et brisé de fatigue, au milieu
Des plaines de l`Ennui, profondes et désertes,
Et jettes dans mes yeux pleins de confusion
Des vêtements souillés, des blessures ouvertes,
Et l`appareil sanglant de la Destruction!

maandag 21 december 2009

Vliegende vissen




VISSER VAN MA YUAN


onder wolken vogels varen
onder wolken vliegen vissen
maar daartussen rust de visser

golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser

Lucebert


Uit: Lucebert (1924-1994) Verzamelde gedichten, Amsterdam, Bezige Bij, 2002

Oogen zoo vol van licht



ZIE JE IK HOU VAN JE




Zie je ik hou van je,
ik vin je zoo lief en zoo licht-
je oogen zijn zoo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.


En je neus en je mond en je haar
en je oogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.


Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.


O ja, ik hou van je,
ik hou zoo vrees'lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen -
Maar ik kan het toch niet zeggen.




Herman Gorter



- oorspr. in Verzen, 1890
Hier uit: Herman Gorter (1864-1927) Verzen Amsterdam, Atheneum Polak & Van Gennep. Perpetua-reeks, met een nawoord van Kees 't Hart, dec. 2009

dinsdag 15 december 2009

Liever klare kou


TEGEN DE ZOMER



Niets is vernielender dan de warmte
De kou houdt in stand, is statisch;
de warmte beweegt met de vernieling mee
en wekt een valse schijn
van zon, gezondheid, zinvolle zonde
De warmte vleit, paait, belooft,
maakt stofgoud van stof
liefde van begeerte,
poëzie van leugens
Ik hou niet van de warmte,
broedplaats van muggen en maden
poel van limonade en andere slopende dranken
Schenk mij liever klare
kou en koffie,
destructie bevroren, duidelijk zichtbaar
en aanvaardbaar
Wie in de kou zit schept geen illusies,
Maar schept sneeuw, vrij ongenaakbaar,
in de menselijke
soms bovenmenselijke winter.


©
Remco Campert


Uit: Remco Campert Dichter, Amsterdam, Bezige Bij, 1995

De kamers waar jij niet bent

DECEMBERBRIEF


Ik wilde dat je dichter bij me was.
Het jaar is te oud en heeft niets meer te zeggen.
Het weer is somber. Alle dagen staat er
een haveloze regen voor de ramen
lam zwaaiend als een dronkelap. Ik loop
door 't huis, de kamers waarin jij niet bent
en die dus leeg zijn. Of ik zit maar ergens
en kijk naar buiten tot het donker is.
De televisie 's avonds een meest trieste
vertoning in een eenmansbioskoop,
zoek ik maar vroeg mijn bed op, slaap pas laat
en word weer vroeg uit boze dromen wakker
omdat ik jou ook in de slaap niet vinden kan.
Ik wilde dat het jaar nu over was
en jij weer dichter bij me, bij me was.


Hans Andreus


Uit: Hans Andreus Vertel hoeveel ik van je hou - vijfendertig liefdesgedichten, gekozen door Menno Wigman.
Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 1998

maandag 14 december 2009

Schaatsen



DECEMBER




Jij mijn optische muis spreekt hij tot haar.

In de hemel ijzel. Een steeds kortere december.
Een spraakzame stad bevriest.

En in hen een kokende liefde. Alleen de kus
verschilt niet van de rest. Rijp in de mond.
Medeklinker op schaatsen.
Jij mijn optische muis spreekt hij tot haar.


© Ewa Lipska


Uit: Ewa Lipska Splinter - uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk - Breda, De Geus, 2007

zondag 13 december 2009

Kleding


Ik heb het koud en schrijf een gedicht
Als het af is trek ik het aan

- Toon Tellegen


De schemer heeft uw kleren aan

- Gerrit Achterberg

Gezien in dezelfde straat, twee elkaar tegemoet rijdende Rotterdamse vuilniswagens met dichtregels
(Roteb, Rotterdamse gemeentelijke reinigingsdienst)

zaterdag 12 december 2009

Scheefgroei


HET MAGNETISCHE NOORDEN





Niet de ijzige zee waarheen gewezen
waar de naald steeds verder uitslaat
hulpeloos ronddraait
maar de afwijking zelf in het kompas.

Niet de ondergrondse ijzerstromen
Aardes rollend hoofd
maar de herhaalde sprong van de kat
naast de mus.

De verdraaiing van je stem op de bandrecorder.

Ook de onbedoelde faux pas
het drijven op je tweede talent
het hartstochtelijk meewerken
aan zekere scheefgroei in je leven.

Het is de reden waarom je onverwacht
stilstaat op straat

maar vooral: de sprong naast de mus
en denken dat je wat hebt.




© Rouke van der Hoek



Uit: Rouke van der Hoek Het magnetische noorden, gedichten Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 2001

vrijdag 11 december 2009

Huis


Met woorden en potloden
die ik gespaard heb
bestrijd ik de storm




ONDERDAK

Je praat met mij
Daarna droog ik me af
Je gepraat is de zee

Tijdens het praten vind ik
de schelp
het koraalrif
en ook de slak
waar ik, zwerver,
een huis van krijg



© Ali Albazzaz

Ook opgenomen in: Ali Albazzaz Een Landschap Van Kalmte, Leidschendam 2008, Quist

Verengoed



VROEGE LENTE


In elke lente vliegt wel eens een vogel
tegen het dichtgeslagen raam. Ik zoek de merel
verloren in het gewas, raap het uit de lucht
gevallen verengoed. Vanwaar die schrik?

De bloesems sterven snel dit jaar, een mol graaft
in de verkeerde hoek de ingedutte wormen weg.
Te vroeg dat ik naar buiten ga, de tuin
ligt onder sluimerzaad. Al te ijl
klimt daar een stengel uit, breekt de dorte
van de straat, vangt het licht dat

als een vreemde komt - smalle schaduw
aan het raam dat langzaam opengaat.


©
Frans Budé


Uit de afdeling Refugium, in:
Frans Budé Blauwe rijst *, Amsterdam, Meulenhoff, 2009



* Aantekening van de dichter bij het titelvers op pag. 13 in de cyclus Routekaart / Briefing:

'Blauwe rijst' ook wel 'blauwe hap'genoemd. In een persbericht over Nederlandse militairen op missie in Irak werd vermeld dat veel soldaten dit gerecht (Indische maaltijd, traditioneel op woensdag) hoog op hun culinaire verlanglijstje hadden staan.

Wars



NACHTCAFÉ



In het morsig nachtcafé kwam ik hem tegen
- mijn oom, al aan het aards bestaan ontstegen.
Ik was jong. Niks deugde. Niemand vond genade.
Zijn blik heeft mij toen van die mensenhaat genezen.


*


OCHTENDSTAD



Rotterdam voor dag en dauw. De bruggen zijn verlaten.
De geldpaleizen gloren in het Noord-Atlantisch licht.
Winst en verlies staan in de onbehouwen ziel gegrift
van deze warse stad - alleen met wind en water.


© Hans Sleutelaar



Twee gedichten uit:
Hans Sleutelaar Vermiste stad - Rotterdamse kwatrijnen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2004

zaterdag 5 december 2009

Cursus



DE KATTENSCHOOL



Als een poes naar school toe gaat,
leert ze enkel kattenkwaad.
Ze leert er mauwen met afgrijselijke klank,
haar nagels te scherpen aan stoel of aan bank.

Ze volgt de cursus, poes is niet stom;
'Hoe gooi ik thuis de vaasjes om.'
Ze leert op school met scherp verstand;
'Hoe verniel ik de papyrusplant.'

Ze leert er ook tot schrik van de baas
biefstukjes stelen en plakken kaas.
Een geleerde kat die blijft in leven;
leert de ijskast kopjes geven.



Hans Dorrestijn