maandag 29 november 2010

Palmen in een ijszee



WINTER



in het blauw gekorven

grist de kraai gouden
spangen weg van zee
bedolven onder winterweer
krimpen letsels van ijs


geworpen speren, het kleed
bespat en de engelenveer


eindeloos uitzicht ruimt
kruiende werelden op
zwarte woestijnen tuimelen
in open hondemuilen
mijn hart ligt op koud ijzer
iemand verplettert het


palmen ver weg ruisen
in noordelijke ijszeeën


mateloos naar het noorden
kijk ik uit, mijn ooggaten
walmen van dor pijnhout
onder broeiende heuvels
slingeren hoge zuilen zich
naar de brokaten hemel


op de ontvolkte spiegels
zitten pestvlekken


koningsogen, de adelaar
heeft het overschouwbare
tot hemel rond gebogen
en draagt hem als buit
weg naar het onbewogene
sneeuwleeuwen en stralende
duiven zijn daar thuis


haren verloren hun kammen
oorhangers weggehangen


doodgeslagen kraaien
klagen de hemel nog aan
daglicht dol van zwaluwen
slaat bomen tot ze naakt zijn,
tot takken de verglaasde
vingers van kou zijn


palen boven het water
rusten op visgraten


winter, geheim zeer
dat glanst in oogkoren,
onder beglaasde haren
resten van stof opspoort
in verkrampte muizenpoten:
schitter en word leeg


ijs slaat in mondholen
uiteen tot blauwe kreten


meubels worden vijandig
de straat slaat met onmacht
het gangpad tussen koffers
is besmeurd met grondwater
dat sijpelt uit de modderen
mond van een aardgolf


doodval, in nabuurschappen
verschijnen engelen al


dwars over vastgespijkerde
dagen gaan de balken
van de lucht schuiven, gekraak
op zolders verjaagt
poppen uit hun laatste
schuilplaats, kelders
tonen hun zwarte gaten


onder de gewelven
sterft het laat sterlicht


de schreeuwende kanarie
tuimelt wild door zijn kooi
de hond, staart tussen de poten,
kruipt achter de schuurpoort.
het gramstorige landschap
toont zijn gekorst voorhoofd


daarboven vogels. vlogen
donsveren vol vlieglood?


wasvrouwen hebben hun sieraden
gelegd op het water en weldra
wappert was aan de draden
boven het wintergras. een eekhoorn
klimt uit een boom, schaduwen
krijgen een warme naam


zo was het nooit: dromen
zijn het, nooit was dit waar



© Leo Herberghs



Gedicht verschenen in de winter van 2010/2011,
bibliofiel uitgegeven door Azul Press, Maastricht, november 2010.

Brillen


MAANDAGOCHTEND



Aan de koelkast hangen alle dingen die niet mogen.

Wie heeft mij in elkaar gezet: een man met om zijn nek
drie brillen en een vrouw die ziek wordt van een glaasje melk.

Nu zwem ik nog voor vijfenzeventig procent.
Mijn status laat me met de lift naar boven.

Omdat ik rechts niet breken wilde heb ik links verbogen.



©
Vrouwkje Tuinman


Uit: Vrouwkje Tuinman Wees niet wreed - gedichten voor Elvis Presley
Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2008

zondag 28 november 2010

Oceaan


EB





Ik trek mij terug en wacht.
Dit is de tijd die niet verloren gaat:
iedre minuut zet zich in toekomst om.
Ik ben een oceaan van wachten,
waterdun omhuld door 't ogenblik.
Zuigend eb van het gemoed,
dat de minuten trekt en dat de vloed
diep in zijn duisternis bereidt.

Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd?


 
© Vasalis


Uit: M.Vasalis Verzamelde gedichten Amsterdam, Van Oorschot, 2006

Ooit, behalve


HALVERWEGE, DE LIEFDE




Nooit is het goed,
nooit is het zo goed,
nooit is het goed zo,
nee, nooit is het goed.

Zoals een doffer loopt,
koerend over het binnenplein,
roekeloos over de rand van de goot,
kop omlaag, staart omhoog -

Of zoals een woerd kruist
door het veld of het riet,
blindelings oversteekt,
voor geen jager of wagen wijkt -

Zo gaat het nooit en zo gaat het niet,
zo ging het ooit, maar ooit ging het mis,
met hen en met ons, zo moest het wel gaan,
behalve met jou en met mij.




© Michaël Zeeman 



Michaël Zeeman (1958-2009) in: Optima, cahier voor literatuur en boekwezen, 2001

Licht van de haas


TER BEGROETING VAN DE STRAALJAGERS




We zijn al sneller dan 't geluid,
halen het licht geleidelijk in.
Ζο wordt de stem de schildpad,
zο wordt het licht de haas.

Eerbiedwaardige dieren
uit een oude parabel.
Die twee, eeuwen strijdend,
werden nοοit elkaar de baas.

Jullie renden en renden
over onze lage aarde,
loop nu οm het hardst
hoog door de lucht.

De weg is vrij! Wij zullen
jullie race niet hinderen.
Jagend οp onszelf
slaan wij eerder οp de vlucht.



© Wíslawa Szymborska




- uit het Pools vertaald door Gerard Rasch -


Uit: Wíslawa Szymborska Einde en begin - gedichten 1957-1997, Amsterdam, Meulenhoff, 1999

'Aftelkalender'




"Adventskalender 2010" van Jules Deelder, met 24 tekstluikjes, te openen dagelijks vanaf 1 december. De aftelkalender vol nuchtere Deelderiaanse aforismen verscheen, in een gelimiteerde oplage van 500 stuks, ter gelegenheid van "Uitgegeven in Rotterdam / Week van het Rotterdamse boek",
tijdens de vierde Rotterdamse uitgeefbeurs medio november jl.

De kalender-wisecracks van de schrijver en voordrachtskunstenaar zijn afkomstig uit Deelders Euforismen - spreuken [Amsterdam, De Bezige Bij, 1991].

De uitgave - formaat 47 x 33 cm - is een idee van het Rotterdamse bureau NEL / Onkruid & Roos.
De fotografie voor de publicatie, met o.a. Deelder die parmantig de hondjes uitlaat, werd verzorgd door John Vane.

Het laatste


DE WITTE ROOS


Het was laat in het jaar
ach eigenlijk bedoel ik eind november
de negenentwintigste als ik het wel heb
zo om een uur of vier in de middag
(op de minuut af weten is moeilijk
zowel van tevoren als achteraf
slechts tijdens had het gekund
maar ik lette niet op de tijd)
toen van de witte roos
het laatste blaadje losliet
en neerwaarts warrelde
donkerende grond tegemoet


©
Remco Campert


Uit: Remco Campert Dichter, Amsterdam, De Bezige Bij, 1995

zaterdag 27 november 2010

Flarden



SAN MARTINO DEL CARSO



Van deze huizen
is niets gebleven
dan enkele
flarden muur

Van zovelen
die met mij verbonden waren
is er niet eens
dát gebleven

Maar in het hart
ontbreekt geen enkel kruis

Het is mijn hart
het meest verscheurde land


© Giuseppe Ungaretti


- gedicht uit 1916, uit het Italiaans vertaald door Salvatore Cantore -


in: De mooiste van Ungaretti - samenst. Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Tielt (B.)/Amsterdam, Lannoo-Atlas, 2002

Hinder


De chrysanten,

die in de vaas op de tafel
bij het raam staan: dat

zijn niet de chrysanten
die bij het raam
op de tafel
in de vaas staan.

De wind die je zo hindert
en je haar door de war maakt,

dat is de wind die je haar verwart;
het is de wind waardoor je niet
meer gehinderd wilt worden
als je haar in de war is.


© Hans Faverey


Uit: Hans Faverey Chrysanten, roeiers Amsterdam, De Bezige Bij, 1977

vrijdag 26 november 2010

Dief



DE KINDEREN VAN EXTREMADURA


De kinderen van Extremadura
lopen blootsvoets.
Wie heeft hun schoenen gestolen?
Warmte en kou verwonden ze.
Wie heeft hun kleren verscheurd?
De regen
maakt hun slaap en hun bed nat.
Wie heeft hun huis neergehaald?
Ze kennen
de namen van de sterren niet.
Wie heeft de scholen voor ze gesloten?
De kinderen van Extramadura
zijn ernstig.
Wie was de dief van hun spelletjes?


© Rafael Alberti (1902-1999)

- uit het Spaans vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu -


Uit: De mooiste van Alberti - samenst. Koen Stassijns en Ivo van Strijtem, Tielt (B.) / Amsterdam, Lannoo-Atlas, 2000

Sleutels



ELEKTRISCHE TROUW



Mijn niet-muzikale auto
gromt kilometer na kilometer.
De van de koppeling losgelaten hond.

Zoals in een oud huwelijk
ken ik dat van buiten.

Ik weet niet waar ik de sleutels heb neergelegd.
Hij wacht opgesloten in zichzelf.

Ons verlovingsstartcontact
als een eeuwige bruid
zweert bij elektrische trouw.


© Ewa Lipska


Uit: Ewa Lipska Splinter - uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk - Breda, De Geus, 2007

Volmaakt


ANGYE IN DE SALSABAR



We glijden in een stroom die
van Cadiz over de droom tot
Puerto Rico reikt, we komen er
de snelheid tegen, de lome slaap
van algen, rifbouw en demonen;

we vinden er elkaar in knopen
die het lichaam weer ontwarren
uit verlangen, fasering van
een wenteling, een oogopslag;

de mengelmoes die ons doorbreekt
met wat voorhanden is na middernacht,
de overvloed van privileges in een spiegel,
mensenmachine in een Gran Hotel,

iets als organen in het donker
van haar heupen, kleine afgrond,
de golf die koortsig maakt
en zich bevrijdt, daar voor

de kleine ronde tafel

waar het haar indrinkt,
in geurig Medellin,

volmaakt, alsof wij het waren

in het schaduwrood van
vleugels op haar rug,
waar ze belofte
is, en bloedt.


© Stefan Hertmans


Uit: Stefan Hertmans De val van vrije dagen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2010

donderdag 25 november 2010

Vorig leven


AAN DE BRUID


If it was raining kisses he'd be the only person with an umbrella.
- Terry Pratchett



Ik dacht ik schrijf je even
om te melden hoe het is gegaan,

maar de kaart blijft ongeschreven.
Er is geen beginnen aan.

Ik leef nog steeds - een vorig leven
dat me niet is toegestaan,

ik fiets nog steeds bij je vandaan
met alle lichten tegen.

Het wordt later en ik mis je.
Je bent inkt onder mijn huid.

Het is voorjaar en het regent
en je zoekt een trouwjurk uit.


© Ingmar Heytze


 
Titelgedicht uit: Ingmar Heytze Aan de bruid. Amsterdam, Podium, 2000

Alles



TOEN EERST
(Önceleyin)


Eerst waren er, tussen mijn eenzaamheid en mij, alleen jouw handen
Toen sloegen plotseling de deuren open wagenwijd
Toen kwamen je gezicht, meteen daarna je ogen en je lippen
Toen kwam alles zich laten zien
De pure onbevreesdheid die er toen om ons kwam!
Je trok je schaamte uit en hing hem aan de muur
Ik gooide over tafel alle voorschriften
Zie je, zo ging alles toen, toen eerst


© Cemal Süreya (1931-1990)


- uit het Turks vertaald door Thijs Rault -

in: 500 Gedichten die iedereen gelezen moet hebben - de canon van de Europese poëzie,
samenst. Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, Amsterdam, Meulenhoff, 2008

woensdag 24 november 2010

Punt


Jij die met woorden streelde
en met een komma kussen kon

Renée van Riessen



- Rotterdamse vuilniswagengedicht -

dinsdag 23 november 2010

Schaterend streepje



VIERGE MODERNE



Ik ben geen vrouw. Ik ben een neutrum.
Ik ben een kind, een page, een gedurfd besluit,
ik ben een schaterend streepje scharlaken zon...
Ik ben een net voor alle gulzige vissen,
ik ben een heildronk op de eer van alle vrouwen,
ik ben een stap naar toeval en verderf,
ik ben een sprong naar vrijheid, in het zelf...
Ik ben het fluisteren van bloed in het oor van de man,
ik ben een koorts in de ziel, de wil en onwil van het vlees,
ik ben een toegangsbord van nieuwe paradijzen.
Ik ben een vlam, speurend en vief,
ik ben water, diep maar kniehoog moedig,
ik ben vuur en water, eerlijk samengaand op vrije gronden...


© Edith Södergran (1892-1923)



- uit het Zweeds vertaald door Lisette Keustermans en Ivo van Strijtem -

in: De mooiste van Södergran Tielt (B.)/Amsterdam, Lannoo-Atlas, 2004

zondag 21 november 2010

Klein verraad



IN HET LEESBOEK VOOR DE BOVENBOUW
(Ins Lesebuch für die Oberstufe)




Lees geen odes, mijn zoon, lees de dienstregelingen:
die zijn secuurder. Rol de zeekaarten op
voor het te laat is. Wees waakzaam, zing niet.
De dag zal komen dat ze weer lijsten op de deur
plakken en nee-zeggers tekens op de borst
verven. Leer onherkenbaar te gaan, leer meer dan ik:
van buurt te wisselen, van pas, van gezicht.
Wees vertrouwd met het kleine verraad,
de dagelijkse, morsige redding. Bruikbaar
zijn de encyclieken om vuur aan te steken,
de manifesten: om boter in te pakken en zout
voor de weerlozen. Woede en geduld zijn nodig
om in de longen van de macht te blazen
het fijne dodelijke stof, gemalen
door degenen die veel hebben geleerd,
die zeker zijn, van jou.


©
Hans Magnus Enzensberger


- uit het Duits vertaald door Martin Mooij -


In: H. M. Enzensberger Verdediging van de wolven, een keuze uit de gedichten 1957-1999
- vert. M. Mooij - Amsterdam, De Bezige Bij, 2002

Schuur


Mijn grootvader maakte elk jaar de graven van familieleden schoon,
schilderde de letters bij, terwijl mijn grootmoeder op het graf van
een vreemde zat en hem de jaartallen voorlas die ze in de
familiebijbel had geplakt;

jaartallen die ze ook uit haar hoofd kende en die ze stapelde –
zoals mijn grootvader in de herfst het hout in de schuur,
de schuur waarin al onze doden ook hadden gelegen.

Totdat ze gewogen werden zodat we wisten hoeveel
dragers we nodig hadden.
Volgens mijn grootmoeder waren sommigen
zo licht dat ze door de wind werden opgetild.

Ze stonden in onze familiebijbel bijgeschreven als
de uitverkorenen.


© Wim Brands


Uit: Wim Brands Neem me mee, zei de hond Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2010

zaterdag 20 november 2010

Alleen zichtbaar


NACHTZWEMMEN




De maan rolt een loper
van licht op het water.
We waden ernaar
naakt in het donker
raken niet verloren
langs de baan van de maan
van licht door het water
alleen zichtbaar
voor dat van elkaar
in ons lichaam.



© Hagar Peeters



Uit: Hagar Peeters Loper van licht Amsterdam, De Bezige Bij, 2008

donderdag 18 november 2010

Buiten beeld



DE LAATSTE ONBEKENDE




Dus u heeft in het geheim geleefd, werd ondergronds
geboren, u bent nooit in beeld geweest.

Dus u woonde op plaatsen waar geen kijkers kwamen,
geen hond verlaten rondliep, neus dicht bij de grond,
u kwam nooit in de verleiding iemand
duidelijk zichtbaar te aaien.

U nam geen goedgeschreven woorden in de mond,
had geen zorgvuldig gezicht - hoe,
als wij u niet zagen heeft u geleefd?

Hield u zich ergens voor iemand verstopt?
Leek het voor u andersom - raakten wij weg
zolang u geen deel had aan ons?

U kunt niet meer weggaan zoals u hier kwam,
in het donker, als een geheim. Blijft u
zo zitten dan zoomen wij in.

Dit is uw kans om aanwezig te zijn.


© Ester Naomi Perquin



Uit: Ester Naomi Perquin Namens de ander, Amsterdam, Van Oorschot, 2009

Ester Perquin ontvangt morgen, vrijdag, in de Burgerzaal van het Rotterdamse stadhuis

de Anna Blaman Prijs 2010 van het Prins Bernhard Cultuurfonds.

Het gedicht uit deze bundel werd oorspronkelijk geschreven als een van de poëziebijdragen aan het International Film Festival Rotterdam (IFFR).




Rotterdam, Heemraadsssingel, september 2010: onthulling van het Anna Blaman Monument door burgemeester Ahmed Aboutaleb. De onthulling geldt als hoogtepunt van het Anna Blamanjaar 2010, het vijftigste sterfjaar van de schrijfster en winnares van de P.C. Hooftprijs.

Rotterdam beschouwt het monument tevens als eerherstel voor Blaman (1905-1960), nadat haar graf in Rotterdam-Overschie op de begraafplaats Hofwijk in de jaren '90 geruisloos was geruimd. De schrijfster en motorfietsliefhebster, een van de eerste openlijk lesbische Nederlandse auteurs, dreigde daarna in de vergetelheid te raken. Een kleine groep sympathisanten, verenigd in het Anna Blaman Genootschap, heeft dat met veel ijver na de honderdste geboortedag in 2005 voorkomen.

Kunstenares Maria Roosen gaf haar beeld de titel "Eenzaam Avontuur" mee, naar Blamans bekendste roman (uit 1948).
Niet ver van het 'motormunument' komt binnenkort een tweede gedenkteken: het portret van Blaman als P.C. Hooftprijswinnaar dat wordt aangebracht in de naburige De Vliegerstraat, tegenover het voormalige woonhuis van Anna Blaman en haar familie.

Met dank aan het Centrum Beeldende Kunst (CBK), Rotterdam

maandag 15 november 2010

Thuiskomst


ONWETEND, MAAR OVERSPEL


Hoe zij zich voorbereidt op de thuiskomst van haar man:
zij schuift een stoel tegen de zon,
wrijft haar lichaam soepel,
stemt haar inwendig orkest,
legt onder haar korte zomerjurk
een geur van naaktheid uit.
Zij schudt haar hormonen op.
Diep in zich kijkt zij of de tijd
haar niet te veel heeft aangetast.
Zij droomt zich een pose, een opgetild
worden, een hunkering die in haar lichaam
slaat, zij laat een kreet ontsnappen
om de hangende galm te beproeven.

Hoe zij zich invouwt in afwachting.


©
Tomas Lieske


Uit: Tomas Lieske Hoe je geliefde te herkennen - Amsterdam, Querido, 2006

zondag 14 november 2010

Zónder



"Wie twee of drie dagen kan leven zonder muziek, moet niet schrijven -
het is misschien beter dat u de tijd doorbrengt met een meisje of een glas bier."


Henryk Górecki [Czernica, Silezië, 6 december 1933 - Katowice, 12 november 2010,
muziekpedagoog en componist
van o.a. Symphonie No.3/Opus 36 (1976), Songs of Sorrow - Sinfonie der Klagelieder]

Dagmars


DIT EILAND




Heden voelen mijn voeten zich goed
in hun sokken en die weer
in hun ruime maar nog niet
sloffende schoenen.

Waarom dan niet de paden op,
de bergen in, de velden over
bij deze stad vandaan
waar stegen uitlopen op steigers

niet meer door boten gebruikt.
Wel kan men daar gaan staan uitkijken
over het eeuwig veranderlijk
zichzelf blijvende water,

ervaren dat tussen benauwenis
en ruimtezucht een afgepaald
maar onbeklemd domein kan liggen:
dit met een dagmars af te ronden

eiland.



© J. Eijkelboom



Uit: J. Eijkelboom Heden voelen mijn voeten zich goed, Amsterdam/ Antwerpen,
de Arbeiderspers, 2002

donderdag 11 november 2010

Schuim


ONDER DE DOUCHE BEMINNEN

(Sob o chuveiro amar)



Onder de douche beminnen, zeep en kussen,
of in bad, beiden gekleed in water,
glibberende liefde, glippend, grijpend,
wijken, water in de ogen, monden,
dansen, varen, duiken, regenen,
dat schuim op onze buiken, en de driehoek
van het schaamhaar wit - van water, sperma,
liefdes loop, of zijn wij bron geworden?



© Carlos Drummond de Andrade




- uit het Portugees vertaald door August Willemsen -


Uit: Carlos Drummond de Andrade De liefde, natuurlijk / O Amor Natural [gedichten].
Amsterdam-Antwerpen, De Arbeiderspers, 1992

zondag 7 november 2010

Onbetreden


JUNI 1673 / JUNI 2003




Wat onbetreden is, ons aangereikt, een graf
verbeeldt - kinderen bouwen er een hut,
languit gestrekt, op paardendekens zuigen ze

zich vol, meibloementhee, dropwaterschuim.
En iedereen op weg, de post reikt brieven aan,
de gemeente veegt de straat, of dit nu vrede is

wil men horen. Verwonderd lopen de dagen,
knarst de schommel, de tuin vol vragen.
Wind neemt plaats tussen de kinderschaar.

Er wordt geroepen, luid geklapperd, slordig
zakt een speelgoedtent langzaam in elkaar.


© Frans Budé


Uit de cyclus Een Huis In De Grond, in:
Frans Budé Blauwe rijst, Amsterdam, Meulenhoff, 2009

In de tuin van zijn huis in het Jekerdal trof de dichter in de jaren zeventig menselijk skeletmateriaal aan. Onderzoek na de vondst wees op Franse soldaten die gesneuveld waren in juni 1673, tijdens het beleg van Maastricht door de Zonnekoning (Louis XIV).

zaterdag 6 november 2010

Wijdbeens


KIJKEN IN DE FLITS



Gij zult en zult Met volle mond Met volle kracht
Met heel uw lijf Met alles wat gij in u hebt Op
leven en op dood Als voor de laatste keer Met volle
teugen Wijdbeens Kijk niet achterom In stijl Uit
liefde Juichend Koortsig Gelukzalig Zwijmelend
Met volle moed Met open mond Van links naar
rechts Van voor naar achter Op je knieën Op je
mond Als nieuw Genietend Als het ons maar de
door de nacht sleept Ons verlost De uitputting
voorbij De hoop voorbij Verdriet voorbij Immer
vooruit Als voor de eerste keer Al weten wij Al
kennen wij Al hopen wij vergeefs want zijn we niet
vergeefs – dat vieren wij, dat willen wij, dat jaagt
ons op en maakt ons mooier, trekt ons uit onszelf,
buiten onszelf, dat laat ons branden, want zo zijn
we, vuurwerk opspuitend in de lucht

Alleen als we vallen
Hebben we het hart van de zon bereikt.




© Peter Verhelst



Uit: Peter Verhelst Nieuwe sterrenbeelden, Amsterdam, Prometheus, 2008.

Zo vangt hij vlees


HOOGSEIZOEN



Zelfs al zou je in een droom nog wijzen naar de verre schim
die achter zwarte struiken naar je kijkt: je rok kruipt op.

Een losse dij valt als een drumstick in het licht.

Er is die warme zekerheid waarmee je weet: zo vangt hij vlees,
verzamelt een gezicht, weet namen los te krijgen - er is iets
comfortabels aan een opgeloste moord.

Hij is de laatste ter wereld die niemand meer stoort,
hij eet uit je hand zo lang je blijft zwijgen,
kleedt je weer aan als je slaapt.

Je zult straks best de weg terugvinden: wegen weten zich
achter je aan te begeven, hoe diep je ook het park in gaat.


©
Ester Naomi Perquin


Uit: Ester Naomi Perquin Namens de ander, Amsterdam, Van Oorschot, 2009

vrijdag 5 november 2010

Wij die



EEN BEGRAFENIS


'zο plοtseling, wie had dat verwacht'
'zenuwen en sigaretten, ik heb hem gewaarschuwd'
'redelijk, dank je'
'pak die bloemen uit'
'zijn broer had het ook aan zijn hart, vast een familiekwaal'
'met die baard had ik u nοοit herkend'
'eigen schuld, hij moest zich overal mee bemοeien'
'die nieuwe zou iets zeggen, maar ik zie hem nergens'
'Kazek zit in Warschau, Tadek in het buitenland'
'jij bent de enige die zο slim was οm een paraplu mee te nemen'
'wat maakt het uit dat hij de knapste was van allemaal'
'een tussenkamer, Baśka gaat er nooit mee akkoord'
'hij had natuurlijk gelijk, maar dat is nog geen reden'
'raad eens hoeveel, met het lakken van de pοrtieren erbij'
'twee dοοiers en één eetlepel suiker'
'niet zijn zaak, waar had hij dat νοοr nodig'
'uitsluitend blauwe en alleen kleine maten'
'vijf keer en niet één keer antwoord'
'οké, ik had misschien, maar jij net zο goed'
'goed dat zij tenminste nοg dat baantje had'
'weet ik eigenlijk niet, vast familie'
'die pastoor lijkt sprekend οp Belmοndο'
'ik ben nog nooit op dit deel van het kerkhof geweest'
'ik droomde een week geleden van hem, ik had zo'n voorgevoel'
'niet onknap, dat dochtertje'
'het staat ons allemaal te wachten'
'kun je de weduwe namens mij, ik moet op tijd zijn voor'
'toch klonk het plechtiger in het Latijn'
'voorbij is vοοrbij'
'tοt ziens, mevrouw'
'zullen we ergens een biertje'
'bel me, dan praten we verder'
'met de vier οf de twaalf'
'ik deze kant'
'wij die'


© Wíslawa Szymborska


- vertaald uit het Pools door Gerard Rasch -


Uit: Wíslawa Szymborska Einde en begin - gedichten 1957-1997, Amsterdam, Meulenhoff, 1999.

* Morgen, zaterdag, wordt schrijver en dichter Harry Mulisch (1927-2010) - na een laatste overtocht per boot - begraven aan de Amstel, op Zorgvlied

donderdag 4 november 2010

Ademkruid


Zoals ik graag knoflook heb bij lamsvlees,
zo wil ik tabak bij lucht: om adem te kruiden
en pas nadien uit te blazen, als was het elke keer
mijn laatste.

Ik heb het tijdelijke met het eeuwige
vaak genoeg verwisseld in mijn poëzie
om te weten dat ik het tijdelijke wil.

Betekenis: dat is wat een blootgewoelde vrouw
aan lakens over zich heen trekt.
Ik trek ze weer weg.



© Herman de Coninck



Uit: Herman de Coninck Geef me nu eindelijk wat ik altijd al had - de mooiste gedichten (bloemlezing), gekozen en ingeleid door Kristien Hemmerechts.
Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2009

dinsdag 2 november 2010

Herinnering aan Harry (1)



HET INCIDENT TE MAINZ *


Rheinreise, am 9. Juni 1984

In den Schleusen hab' ich einen hohen Aufblick
zu den Kaimauern von Silber & Schwarz

Ein Luxusgefangener, ein Dichter…


Zo was daar, zomer 1984, die Rheinreise. Dichters uit de landen waar de rivier de Rijn door of langs stroomt, waren aan boord geïnviteerd van het Rijncruiseschip Deutschland, voor die gelegenheid omgedoopt tot Das Narrenschiff.
De Nederlandse delegatie viel te onderscheiden in een 'Rotterdamse' en een 'Amsterdamse'.
De 'Rotterdamse' bestond uit het echtpaar Buddingh’, Cees en Stien, de arbeidersdichter Wim de Vries ‘uit Puttershoek’ en mijzelf. Gevieren deelden wij een coupé in de internationale trein naar Bazel, het startpunt van de boottocht.

En… Bob den Uyl! Die zwierf op dat moment door Duitsland en zou zich in Bazel bij het reisgezelschap voegen.

De 'Amsterdamse' delegatie was veel groter: Harry Mulisch, Remco Campert, Cees Nooteboom, Gerrit Kouwenaar , Bert Schierbeek en Bernlef.

Adriaan van Dis was mee als journalist.
Verder waren nog van de partij Louis Ferron uit Haarlem en Wiel Kusters uit Maastricht.
Wij werden culinair enorm in de watten gelegd. Iedere ochtend was er een reusachtig ontbijt. Middagmaal en avond werden bovendien rijkelijk met drank besprenkeld. Dichters zijn “heelalcoholici”. Dus dat beviel goed. Al te goed.
Bovendien werd tussendoor van elke Wijnberg die de boot passeerde de Spätlese te proeven aangeboden. Ik kan me niet herinneren ooit zo continu in de lorum te zijn geweest als op die Rijnreis.


Ik herinner me ook dat Remco Campert geheel roze was aangelopen. Naar zijn mening omdat hij te lang aan het dek in de zon gezeten had. Nee, Remco, dichtte een van zijn collega’s toen, dat komt / doordat jij een zuipschuit / op een zuipschuit…
Af en toe legde de Deutschland aan bij een Rijnstad en moest er - met voordrachten - opgetreden worden.

Eenmaal werden wij geacht bovendien zelf voor ons avondeten te zorgen..!
Dat was in Mainz.

Op een of ander manier functioneerde Harry Mulisch als 'leider' van de groep.
De Olympiër was zeer met mij ingenomen. Het was in de tijd van de kruisrakettenkwestie. Ik had in de Volkskrant de stelling ingenomen – niet als dichter, maar in mijn andere hoedanigheid, die van jurist - dat kruisraketten oorlogsrechtelijk bezien verboden wapens zijn.
Harry Mulisch, mordicus tegen plaatsing van de kruisraketten, had dat artikel gelezen. Ik kon geen kwaad bij hem doen!
Meestal ontbeet ik ’s ochtends aan het Rotterdamse tafeltje. Dus met de beide Buddingh's, Wim de Vries en, uiteraard, Bob den Uyl, eigenlijk de enige ‘echte’ Rotterdammer onder ons.

Bob bleek geobsedeerd door Mulisch. Hij hield het Amsterdamse tafeltje goed in de gaten: "Kijk, hij neemt zijn pijp uit zijn mond. Nu gaat Hij Spreken! De Olympiër, zo noemen die grachtengordeltypes hem! En dat laat hij zich aanleunen!"

Die avond in Mainz verkeerde ik in het gezelschap van Mulisch, Ferron en Adriaan van Dis. De laatste bleek voor ons een tafeltje gereserveerd te hebben in een werkelijk overvol Balkanrestaurant.
Terwijl wij daar aan het voorgerecht zaten, kwam plots Bob den Uyl het restaurant binnenwaaien. Hij zag ons. En verstijfde! Mulisch! Hij keek duidelijk rond of hij niet ergens anders kon gaan zitten. Maar, nee, het restaurant was werkelijk stampvol. Dus moest hij wel bij ons aan tafel.
De heren Van Dis, Mulisch en Ferron knikten hem vriendelijk toe, maar gingen vervolgens rustig verder met hun Exclusieve Herengesprek. Bob had alleen mij.
"Mijn kat is overleden", zei Bob. Hij had die middag naar huis gebeld en toen was hem dit droeve nieuws meegedeeld... Hij zag er ontdaan uit. Hij had ook gedronken. Aangenaam gezelschap was Den Uyl sowieso niet als hij had gedronken, en nu dus al helemaal niet.

De boot zou stipt om tien uur vertrekken. Het was inmiddels half tien, we moesten er nog naar toe lopen, en bovendien afrekenen. Een ober kwam met de rekening. Het was, als we naar boven zouden afronden voor een fooi, 300 mark.
"Mooi", zei Mulisch "dat is dan voor ieder van ons 60 mark…"
"Nee", meende Bob, "ik heb veel minder gehad dan jullie."
Hij pakte de rekening en begon minutieus te tellen hoeveel iedereen, met name hijzelf, precies bijdragen moest.
Het was duidelijk dat wij in dat barstensvolle restaurant, met niets dan gejaagde obers, ons geen langdurige discussie over de rekening konden permitteren. De tijd drong!
Weer nam Mulisch doodbedaard zijn pijp uit zijn mond en zei:
"Maar, Bob, dan bewandelen wij toch de Koninklijke Weg! Dan houden wij je toch vrij! Dan betalen wij anderen, ieder van ons 75 mark." Zo gezegd, zo gedaan.

Op de terugweg naar de boot liep ik naast Mulisch en Ferron.
Bij de Olympiër verliet weer eens de pijp de omheining zijner tanden.
"Heeft die Bob iets tegen mij?" vroeg Harry.
En Louis Ferron, nooit te beroerd voor wat Haarlemmer olie op de golven - God hebbe zijn ziel – antwoordde toen: "Harry, jij bent een Olympiër. En Bob is maar een eenvoudige Rotterdamse volksjongen. Die kijkt hoog tegen je op. Maar eigenlijk mag hij dat niet van zichzelf, begrijp je?"
"Tja, dat moet het wel zijn", zei Harry, en stak zijn pijp terug in zijn mond.
Ik besloot deze twee Heren even alleen te laten en keerde mij om naar de ‘Rotterdamse Volksjongen’, die een twintigtal meters achter ons liep.

Bob, tot mijn verbazing, juichte!
"Híj heeft voor mij betaald! Híj heeft voor mij betaald!"

Aldus vond in Mainz, in de junidagen van 1984,
de overwinning plaats van 010 op 020…



MANUEL KNEEPKENS



* Toespraak gehouden bij de presentatie van Fraaie vergezichten die onze reis vergallen -
postuum verschenen gids bij een wandeling door Rotterdam aan de hand van Bob den Uyl
(uitgeverij Douane, maart 2010).

Nóg een herinnering



'Twee jaar geleden ging ik met onze oudste dochter naar Amsterdam om te winkelen. Zij hoopte ook BN’ers tegen te komen. Al snel had ze geluk: Chris Zegers kwam langs. Op onze urenlange tocht van het centrum naar Oud-Zuid was de score verder nihil. Tegen vijven pikten we een terrasje in de P.C. Hooftstraat. Naast Harry Mulisch waren nog twee plaatsen vrij. Onze dochter plofte tegenover hem neer en riep: „Wat jammer hè mam, dat we behalve Chris Zegers geen enkele andere bekende Nederlander zijn tegengekomen.” Gelukkig sloeg Mulisch het glas wijn dat ik hem aanbood niet af.'

Mascha Verhagen-Maat



Met dank aan ik@NRC, op de achterpagina van NRC Handelsblad van maandag 1 november 2010

Geluk


EVENWICHT


Achterwaarts hinkelt ze door straten in één richting,
zo is ze haar lot te slim af. Op kruispunten verdwijnt
ze even, is ze haar ziel, maar niet haar lijf. Dan
krimpt de wereld, en lacht ze vol mededogen

voor wie haar al die jaren slaat, arme arme
bange man, ook als de wereld een punt is kun je
staan en wieken met je armen als een molen, kijk
zo doe je dat.


*


DE LAATSTE DANS




Weet je nog die laatste dans vraagt ze?
Welke dans, die tegen wil en dank?
Neen, niet die dans

Die rond middernacht? De Zieke Ritmeloze?
Noch die, gewoon de laatste

De Roekeloze Gladde? De Verlegen Hoekige?
De Dronken Hangende? De Intens Slepende?

Of de Vergeten Laatste?

Ja die. De vergeten laatste, weet je nog
hoe gelukkig je toen was?

© Peter Helsen


Twee gedichten van Peter Helsen (Leuven, 1974). Helsen publiceerde tot nu toe alleen nog maar op Dichttalent, een NCRV-website.


In de jongste aflevering van het literair e-zine Meander staat, naast een aantal gedichten, ook een interview met Helsen (door Sylvie Marie):

http://meandermagazine.net/wp/2010/10/altijd-op-zoek-naar-de-fysieke-impact-van-het-woord/?offset=0

Voor meer werk van Peter Helsen, zie ook:
http://www.dichttalent.nl/?nav=zzgbKsHrGmKhLaC&1pasv=aswfsBsHrGmKhLAaeaBfeaBD

maandag 1 november 2010

Lus


SOMS


soms wil ik je dood, schat,
niet dat ik je dood wil maar
ik zou je lichaam wel eens
willen dragen wanneer
je hand ontkracht naar
beneden bungelt en je tong eruit.

Ik zie me je al jaren torsen tot
oog en vlees vergaan, de
schilfers van je huid achtergelaten
als om de weg terug te weten
om nooit te gebruiken.

Uiteindelijk zou alleen nog
het skelet met botjes, kootjes en
andere kruimels achterblijven,
jij dan licht geworpen als een
zomerjasje over mijn schouder,
mijn pink in het lusje.


© Sylvie Marie


Uit: Sylvie Marie Zonder. Antwerpen/Amsterdam, Vrijdag-Podium, 2009

Hemelsblauw



ALLERZIELEN



Al die liefsten die maar
niet ophouden met dood zijn.

Al die hemelsblauw geworden
liefsten, die maar niet ophouden
dood te zijn.

Al die liefsten van eeuwen
en eeuwen, die onafzienbare
blauwe legers van liefsten.

Al die liefsten in het blauw
die maar niet ophouden
met dood zijn.


©
Paul Hermans


Uit: Paul Hermans Spraakdoorn, Maastricht, Azul Press, 2010