woensdag 31 maart 2010

Verlof


DE SURVEILLANT



's Nachts mag het carillon niet klinken.

De Spaanse scharen zijn gestut.
Ook het schommelend tumult
van de zwaarste klokken op zondag

is uitgesloten nu. Maar waar
in dit donker ligt Nu?


Een enkele klok heeft verlof
de hele en halve uren te slaan,
doet dat uiteindelijk drie keer.
Je staat maar op en ziet aan de wand:
't was nog een halfuur eerder,

een halfuur langer te gaan.

Later aan tafel hoor je
de slepende tred
van het eigentijds uurwerk:
elektrisch maar met ingebouwde tik,

surveillant die over je schouder meekijkt.

Sterf, oud verdriet, eerder dan ik.

© J. Eijkelboom

Uit: J. Eijkelboom Het arsenaal, Amsterdam/ Antwerpen, De Arbeiderspers, 2000.
Ook in: Tot zo ver - De meeste gedichten, Amsterdam/ Antwerpen, Arbeiderspers, 2002.

Trombones en trompetten




ORKEST



In de stad

waarin wij bloedverwanten waren
in het najagen van geluk
gingen fagotten trombones en trompetten
vervroegd met pensioen.
De rest van het orkest leeft niet meer.

Niet te herscheppen

feiten van die andere wereld.

Over de straten cirkelt

niet-geregistreerde angst.
De ouder wordende toekomstige tijd.

De hysterie van de regen buiten.
Plagiaat van onze liefde.



© Ewa Lipska


Uit: Ewa Lipska Splinter - uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk - Breda, De Geus, 2007

dinsdag 30 maart 2010

Zeerover





LUI OOG



aankomen is mοeilijker dan vertrekken
het afstappen van het trοttοir en het oversteken gaat

goed
aan de overkant van de straat gekomen
stoot ik met mijn voet tegen de stoeprand
en val plat ορ mijn gezicht


de oogarts heeft niet in de gaten dat ik een lui oog heb
schrijft mij een bril voor en jaren later
ontdekt een andere oogarts dat mijn rechteroog

net zο slecht is als mijn eerste oogarts

ik val nog steeds maar minder vaak dan voorheen

bij het oplopen van trappen
het instappen van treinen en trams
en het oversteken van straten


het linkeroog moet afgeplakt

οm het andere te activeren

ik ben nu tien en vind dat ik voor lul loop
met de zwarte zuignap aan de binnenkant van mijn

brillenglas
die mijn goede oog en mijzelf
hermetisch afsluit van de buitenwereld


de koppen van de krant moet ik elke dag een uur lang
hardop voorlezen
aan mijn ouders, de werkster,
de naaister, de buren, mijn zus οf een logé


omdat de jongens op straat mij anders zeerover noemen

heb ik de zuignap van mijn bril gehaald

op de hoek van onze straat tegen etenstijd

plak ik het rubber met spuug op z'n plek

wegens gebrek aan medewerking van de patiënt
is de therapie ορ niets uitgelopen

mijn rechteroog werkt voor twintig procent
is nuttig voor het bepalen van scherpte / diepte

helpt bij het autorijden en het inschatten
van de rondingen der dames
verder is het een zinloos attribuut

een halve blinde ben ik
een hele cycloop


Hans Wap



Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008

ill. uit dezelfde bundel van de beeldend kunstenaar-dichter H. Wap

Gordijn




HASSAN NADJMI



Je ventilator is stuk -
Hoe beweeg je je handen zonder wind?
Is al dit zwijgen op het open plein?
Is al deze arrogantie voor één tunnel?
Misschien is je geest gesloten!

Oh, laat de deur open
Kijk diep door het gordijn van het raam.

Wat heeft de vis dorst!
Hoelang zal je alleen blijven onder de brug!


© Hassan Nadjmi


Uit: Onbereikbare Liefde - tweetalige bloemlezing van Arabische dichtkunst (red. Ibrahim Cohen, Ronald Kon en Abderazak Sbaïti), Amsterdam, El Hizjra, 1995

Geen lied, geen vluchtplan


OPDAT




Vannacht sneden ze mijn benen
juist op het kniegewricht af, het deed niet veel pijn.
Wegens ruimtegebrek werd ik overdag buiten gezet.
Het is prettig om buiten te zitten
in de eerste sneeuw als de grote lichte kristallen
neerkomen op je mouw, hoe ze daar blijven hangen
alsof ze zich thuis voelen bij je, bezoek dat van geen
weggaan wil weten. Dat ik daarvan het niet-
smelten zou zien, de traagte; oneindigheid die
ligt op je jas en niet zingt,
niet vliegt, geen Trooster verkondigt,
niets opruimt, geen kozijnen schildert, heggen
niet snoeit, parket niet lakt, nooit afwast en
dat allemaal zonder een woord; dat ik, die altijd
alles wil, zou weten hoe het is
om tussenin te zijn, geen lied, geen vluchtplan,
geen troost want geen gebrek, even rafelig en
kwaadschiks bij je vandaan maar zonder steeds
op te staan, ervandoor te gaan, zonder een
teen te bewegen. Daarom waren mijn benen
doormidden gesneden.


© Eva Gerlach


Uit: Eva Gerlach Situaties. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2006

Straf


DE PESTZUIL
(fragment)


In de weilanden bij Juliánov
gingen we vaak liggen tegen de avond,
als de stad in de schemering zonk
en in de zijarm van de rivier
de kikkers begonnen te klagen.

Eens kwam er een jonge zigeunerin bij zitten.
Haar bloesje was halfopen
en ze las ons de hand.
Tegen Halas zei ze:
Je haalt de vijftig niet
Tegen Artus Cerník:
Jij wordt net iets ouder.
Ik wilde mijn toekomst niet horen,
ik was bang.

Ze greep mijn hand
en riep kwaad uit:
Jou wacht een lang leven!

Dat was haar wraak.
Dat was mijn straf.


©
Jaroslav Seifert

- uit het Tsjechisch vertaald door Jana Beranová -



Uit: Jaroslav Seifert En vaarwel! Weesp, Agathon, 1985 (2e dr.)

maandag 29 maart 2010

Een soort accordeon


DE RIBBEN ZIJN VAN HET GERAAMTE



De ribben zijn van het geraamte
het mooiste onderdeel, ze doen
aan vleugels denken of een soort
accordeon waar leven in- en uitgaat
je ziet ze beter
na de hongersnood of in het massagraf
het zijn de rimpels in het zand
als de zee zich heeft teruggetrokken
het zijn de breekbaarste takken
van de bomen die in open vrachtwagens
worden weggevoerd


©
Miriam Van hee


Uit: Miriam Van hee Reisgeld, Amsterdam, De Bezige Bij, 1992

zondag 28 maart 2010

Een olifant met twee blauwe leeuwen



MASKER




Ik kijk naar een film over het carnaval van Venetië
waar reusachtige poppen
geluidloos schaterlachen
en een jongedame te mooi voor mij een
inwoner van een plaatsje in het Noorden
schrijlings een ichtyosaurus berijdt.

Opgravingen in mijn land tonen kleine zwarte
met gips dichtgeplakte hoofden wrede glimlachen
maar ook bij ons draait de bonte mallemolen
en het meisje met de zwarte kousen lonkt
een olifant twee blauwe leeuwen met rode tong

en vangt een trouwring uit de lucht.

Onze lichamen zijn weerbarstig en niet geneigd tot rouwen
onze verhemelten proeven de liefde
herschik de papieren linten en kransen
buig voorover: heup tegen heup
je dijen zijn vol leven
kom laten we vluchten.


Tadeusz Różewicz (1946)

- uit het Pools vertaald door Karol Lesman -



Uit: Tadeusz Różewicz De rest is zwijgen, een keuze uit de gedichten 1946-2002 - vert. en red. Karol Lesman. Breda, De Geus, 2003

zaterdag 27 maart 2010

Een eind terug, met Bob



VERS




Gauw tevreden zijn is een gave,
maar ver kom je er niet mee.
En dat is maar goed ook,
want als je ver komt
moet je een heel eind teruglopen.


Bob den Uyl (1930-1992)


- affiche, gedrukt ter gelegenheid van de Boekenmarkt in Amsterdam (1968)


Vandaag verschenen:

Fraaie vergezichten die onze reis vergallen - een wandeling door Rotterdam aan de hand van Bob den Uyl (red. Mark van Leeuwen en Ivar Schute, Rotterdam, uitg. Douane, maart 2010).
Volgens de uitgever telt Den Uyl "talloze fans" die buiten de Maasstad wonen "maar die niks te beroerd zijn om de wandelschoenen aan te trekken en in de voetsporen te treden van de grote, sombere Rotterdamse romantische realist".

Ter gelegenheid van de publicatie van het letterkundig wandelwerkje verscheen ook bijgaand bijzonder bierviltje. Met praktische wenken van de overleden schrijver-dichter, die zelf horecabezoek - om het eens mild uit te drukken - zeker niet schuwde.




Pas jaren nadat Den Uyl was overleden kreeg de naam "bob" een tweede betekenis, aldus de dichter-jurist-stadspoliticus Manuel Kneepkens vanmiddag tijdens de boekpresentatie in het Rotterdamse drank- en eetuitgiftelokaal Loos. "Die van Bewust Onbeschonken Bestuurder, Bob zou er zeker mee hebben willen thuiskomen, sterker nog: de fietser Den Uyl zou om deze nieuwe voornaam zelf hartelijk gelachen hebben."

Kneepkens onthulde - posthuum - nog een akkefietje dat de schrijver die nu geëerd wordt met een literaire wandelroute in zijn geboortestad tijdens de jaren tachtig had overgehouden aan een belletristische boottocht over de Duitse Rijn. In Mainz, waar de literaire voordrachtswerkzaamheden op welkome wijze waren onderbroken, restte kort voor terugkeer naar de boot nog betaling van een drankrekening.


Kneepkens: "Collega Harry ('de Olympiër') Mulisch, die niet alleen gold als de leider van de Amsterdamse schrijversgroep maar van de ganse Nederlandse delegatie, vond het van een overdreven gastvrijheid getuigen als hij de nota in zijn eentje zou voldoen. Dus hij deelde de rekening van 300 D-mark door vijf, ieder moest zijn deel lappen. Daartegen protesteerde heftig Bob den Uyl: 'Ik heb lang niet zo veel gedronken als al die anderen.' Waarop Mulisch als delegatievoorzitter met een andere, elegantere verdeelsleutel kwam: dan houden wij Bob vrij en krijg ik van ieder van jullie dus geen 60 maar 75 Mark."
Den Uyl, een Rotterdamse volksjongen die opkeek tegen de 'grote' Mulisch, riep buiten het restaurant verbaasd: "Híj heeft voor mij betaald!!"

Aan de vooravond van het beladen voetbalbekerduel Feyenoord-Ajax voelde de dichter Kneepkens de stemming onder de aanwezige boekenliefhebbers in lokaal Loos feilloos aan: "Daarmee was dus meteen de eerste overwinning van nul-tien op Amsterdam binnen."
Er klonk opgelucht applaus.

vrijdag 26 maart 2010

Lakens


VOORAVONDLIED



De kippen pikten nog op straat. De oude
kapiteinsvrouw
zat op de drempel met haar kleinste kleinkind
geborgen tussen haar knieën.
Een jongen sleurde met een mand. De huizen
slordig naast elkaar bij avondval; hun
oude koffers,
ijzeren bedden, tafels, prenten. Een
grammofoon
kraste vermoeid uit een gesloten kamer. En lakens
ontvouwden met vierkant omhaal hun klein verhaal.
De zee was niet te horen.
Een grote, ongeziene hand verhief de stoelen
twee handbreed boven de aarde. Hoe zou de mens
kunnen leven
zonder poëzie?



Yánnis Rítsos


Uit: Yánnis Rítsos Romiosýni en andere gedichten.
Kortrijk (B.)/Ithaca-Altea (Sp.), Point Editions Int. nr. 69,tweetalige uitgave Grieks-Nederlands, 2005

- vertaling: Guido Demoen -

Brood


Ach
er komen
wel weer bloemen.

Heb je ooit
zoveel honger gehad
als nu?

Als er weer bloemen komen
zal het brood zijn.

Dan komen alle dromen
terug.

Boze dromen
van honger
zullen weer terugkomen.

Er komen weer bloemen
van lente
en angst voor de winter.


©
Jan Arends


Uit: Jan Arends Vrijgezel op kamers (herz. en uitgebr. editie), Amsterdam, De Bezige Bij, 2003

donderdag 25 maart 2010

Poederdoos



HET ONVERKRIJGBARE

(Die Onverkrygbare)



Ik kοοp een rok van crèpe-de-chine
met vingers οp de schrijfmachien

Met goeie spijs en vlotte drank

heb je tien vrienden aan een hand

Met verzen over graf en stof
koop ik mezelf een rantsoen lοf

Ik mag je hart het mijne noemen

met pοeierdοοs en warme zoenen

O kreeg ik maar met geld en spel

de wijzer die de uren telt!


© Ingrid Jonker


Uit: Ingrid Jonker Ik herhaal je - vert. Gerrit Komrij, met een nawoord door Henk van Woerden - Amsterdam, Podium, 2000.

woensdag 24 maart 2010

Onoorbaar vlees


Naast alles ligt alles. Naast Pad

ligt platte Pad, naast het voedsel het vormsel,

ook hier bij zijn zachtleerse lichaam dat ik bedien
met de vlieg in mijn oog, de vlieg in mijn keel, ik

wil hem ook wel zo. Zijn splijtoog zijn stormwang
stikzak schrompelbuik. Tenslotte ben ik het

(wie dan ook) die hem opruimt,
nagels slaat in zijn ontplofte onoorbare vlees.

Soldaat kom terug naar de modder, kruip in mijn bloed.
Niet makkelijk loslaten. Niet

haasten naar de verlossing.


EVA GERLACH

Gedicht 5 uit de afdeling Pad tussenbeide, in:
Eva Gerlach Situaties. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2006

Alsof hij wilde zingen




MYSTERIOUS SKY



They found him.
His outstretched hand was blue and flat
like space beneath a swallow's wing.
His mouth was slightly open
as though he wished
to sing.


© Wadih Sa’adeh



Gedicht van de Week op Poetry International Web.

Uit: Wadih Sa’adeh A Secret Sky, Charnwood, Australia, Ginninderra Press, 1997 - Engelse vertaling: Anne Fairbairn.

Oorspr. verschenen in Beirut, 1992 (Dar Al-Jadid pub.)

Sa’adeh (1948, Libanon), liefhebber van Rimbaud, Baudelaire en Ginsberg, debuteerde in 1973 met de bundel Laysa Lil Massa’ Ikhwah

(De Avond Heeft Geen Broers).

Meer gedichten van Wadih Sa’adeh op:
http://australia.poetryinternationalweb.org/piw_cms/cms/cms_module/index.php?obj_id=16179

dinsdag 23 maart 2010

Tussen mij en de poolnacht



NU NOG


I

Nu nog, aan de galg vandaag, met een vod in de mond,
zij die wakker wordt met gezwollen lippen, ogen toe,
zij was iets dat ik wist en toen verloren heb, en hoe,
maar hoe ben ik haar kwijt, hoe blaft een dronken hond?


II

Nu nog haar gezicht als de maan en haar lijf als de maan
jong, bitter jong, met die borsten en billen en die ribben.
Vroeger had je liefdespijlen, je voelde ze voorwaar,
zij teisterden, dacht je, die blanke volle maan van haar.


III

Nu nog haar afgebeten nagels, haar gekwetste tepels,
haar gladde billen waartussen zij verticaal lachte
en zij die metafysica verachtte zei: ' Ach, schat,
in elke cel van je zaad zitten God en zijn moeder.'


IV

Nu nog de strepen schrammen vlekken tatoeëringen,
allemaal kwetsuren van liefde onder haar lichte jurk,
en ik vrees dat dit zal blijven duren, dit wrang achterbaks
krabben en klauwen naar haar ondermaatse niemandsland.

V

Nu nog, volkomen stil lag zij buitensporig alleen
kruiselings verlaten en met verlamd verhemelte,
en ik, even onbeweeglijk in mijn cel, hoorde ze,
de rinkelende kettingen rond haar linkerenkel

VI

Nu nog weet ik hoe moe en melig na het loom vrijen
zij 's ochtends bijna schroomvallig haar hoofd vooroverboog,
een eend die over het meer gleed en aan 't water nipte
en toen duikelde naar mij en hapte en toen nooit meer.


VII

Nu nog knoop ik haar gitzwarte haren in hanige
kammen en sprieten en stekels en verheerlijk haar als
totem en kruis in mijn huis dat onhandig en haastig
verandert in een tempel voor Minne, de steelse godin.


VIII

Nu nog al die kamers en nachten en roomkleurig naakt
en al die slaap erna en ervoor en de geur van hei.
Hoe ze snurkte toen ik vroeg of ze nu gelukkig was
en hoe ze de peluw aaide plompverloren naast mij.


IX

Nu nog haar ledematen, alle vier bezig, bekaf,
en haar pasgewassen haar over haar warme wangen,
toen greep zij mijn nek met haar enkels, giechelende beul,
onthoofd bood zij mij haar koele glinsterende wonde.

X

Nu nog hef ik een vlag en steek mijn armen in de lucht
en roep 'Kameraad'. Maar zij was het die zich overgaf.
Want op het slagveld hoorde ik haar stamelend razen
met het accent van haar moeder, gore lettergrepen.


XI

Nu nog, nu ik op het punt sta over te schakelen
naar dat andere leven, leidt ze mij als door zwart water
en loert en loenst naar mij door haar gevaarlijke wimpers
en lacht als ik kletsnat opklim tegen haar gouden berm.


XII

Nu nog is haar hele lijf karmijn en glimt van het zweet
en van babyolie glad zijn haar openingen.
Toch blijft wat ik van haar weet een zonderling gebaar,
iets zonder echo, vol bitterheid, toeval en spijt.


XIII

Nu nog vergeet ik weer de goden en hun ministers,
zij is het die mij versplintert, veroordeelt en vergeet,
zij van alle seizoenen maar vooral van de winter
want zij wordt mooier, kouder naarmate ik verder sterf.


XIV

Nu nog tussen alle vrouwen is er niet een als zij,
niet een waarvan de woeste mond mij zozeer heeft verrast.
Mijn zotte ziel zou over haar vertellen als zij kon
maar mijn ziel werd met al haar hebben en houden verwoest.


XV

Nu nog hoe zij beefde van vermoeidheid en fluisterde:
'Waarom doe je dit? Ik laat je nooit meer los, mijn koning.'
Er was geen killere vorst dan ik en overmoedig
liet ik haar zien hoe de Koning traande uit zijn éne oog.


XVI

Nu nog als ik durf te denken aan mijn verloren bruid
tril ik op mijn benen als ik denk aan wie haar nu plukt,
mijn wandelende oleander van een bruid die steeds
opnieuw het onkruid dat ik ben uit zijn lusttuin rukt.


XVII

Nu nog terwijl de bijen van de dood om mij zwermen
proef ik de honing van haar buik en hoor ik het gezoem
van haar klaarkomen en staar ik naar de natte roze
blaadjes van haar beweeglijke vleesetende bloem.


XVIII

Nu nog ons breed bed dat ruikt naar haar en haar oksels
ons bleek bed door de vogels van de wereld bescheten.
Op de vogelmarkt zei zij: 'Die wil ik, die wilde daar,
die almaardoor met zijn bek tikt tegen die tiet van haar.'


XIX

Nu nog, hoe zij zich verweerde en mijn mond weigerde,
en pas toen ik haar vloerde met mijn nagels in haar borst,
lam lag en toen, terwijl ik dronken van haar weelde sliep,
mij weer oppookte als een lang gedoofd gewaande haard.


XX

Nu nog haar beweeglijke borst die in mijn handen lag
en haar lippen dik door de beten van mijn tanden
en haar afgebeten nagels en gekwetste tepels
en hoe zij scheel keek in het wrede licht van de morgen.


XXI

Nu nog verbeeld ik mij dat zij in de smalle tijd
tussen mij en de poolnacht de sterren is geweest,
het gras, de kakkerlakken, de vruchten en de maden
en dat ik dit aanvaardde en dat dit mij nog steeds verblijdt.


XXII

Nu nog, hoe haar beschrijven, met wat haar vergelijken?
Tot in mijn graf zal ik haar ordenen en haar verven
en bederven en haar amechtig weer tot leven blazen
met mijn ergerlijk geklaag, mijn zenuwslopend zeuren.


XXIII

Nu nog haar ogen met de rimmel en de oogschaduw
en de scharlaken lelletjes van haar oren doorboord.
'Ik heb koorts,' zei zij, 'ik kan niet meer, ik vermoord
je, die vingers van jou, niemand anders ooit, nergens, nooit.'


XXIV

Nu nog blijft zij negentien, al drinkt zij; nog zo veel,
en hebben te veel tranen rimpels over haar wangen
getrokken, oorlogsbeschildering en camouflage,
de schimmel en de diepvries van haar leven zonder mij.


XXV

Nu nog als ik haar terug zou vinden als een sprookje
van de maan na de regen en ik lik weer haar tenen,
weer op de been met mijn hart van steen dan vrees ik wordt er
weer een griezelig week lied gewekt als van Cole Porter.


XXVI

Nu nog, zij; meer dan het water in haar wonderlijk lijf
een zoutmeer waarop een eend zou drijven en beklijven
en die eend met een pik was ik - hoor me kwaken! - en zij
meer zijnde wiegde mij op de baren of deed alsof.


XXVII

Nu nog als ik haar terug zou zien met die bijziende blik
van haar, zwaarder in de heupen en voller in de kont,
ik zou haar, geloof ik, weer omhelzen, weer van haar drinken,
een hommel was niet drukker bezig blijer leniger.


XXVIII

Nu nog terwijl ik in haar verstrengeld en geknoopt zit
is de Verwoester bezig en verschroeit Hij de mensen.
Mensen van enige standing zijn hun weg verloren
als na een gevecht zonder wapens en zonder winnaars.


XXIX

Nu nog in haar boeien geklonken en met de bloedneus
van minnaars zeg ik, van haar bloeiende lente vervuld:
'Dood, folter niet langer de aarde, wacht niet, lieve dood,
tot ik klaargekomen ben, maar doe zoals zij en sla toe!'



©
HUGO CLAUS


De vierregelige verzen zijn gebaseerd op een selectie uit het Sanskritische gedicht 'De Dief van liefde' (caurisurata pancasika).

Uit: Hugo Claus Alibi (1985), Amsterdam, De Bezige Bij.

Later ook opgenomen in Gedichten 1948-1993 (Amsterdam, 1994) en Hugo Claus Nu Nog - Een keuze uit de gedichten, Amsterdam, De Bezige Bij, 2007.

Er bestaat eveneens een CD (en een online-mp3versie) Nu nog, geproduceerd door Henny Vrienten, waarop de auteur bovenstaand gedicht en nog een dertigtal andere uit zijn werk voorleest. In 1999 als luisterboek verschenen bij uitgeverij De Harmonie, Amsterdam.

Morgenavond, woensdag 24 maart as., van 23:20 - 00:25 uur is op de VRT (Canvas) te zien Wreed geluk: Claus, Vlaanderen & de liefde. Deze tv-documentaire wordt uitgezonden in verband met de tweede verjaardag van zijn overlijden. De dichter-schilder Hugo Claus, die aan Alzheimer leed, beëindigde in maart 2008 in een Antwerps ziekenhuis door euthanasie vrijwillig zijn leven.

De documentaire gaat op zoek naar de vele kanten van Claus aan de hand van zijn gedichten en herinneringen van anderen. Bij de gesprekken in de film met vrienden van vroeger en kunstenaars onder wie de acteur Jan Decleir, komt ook de laatste nog levende broer van de schrijver, Odo Claus, aan het woord. Tussendoor leest de dichter Hugo Claus - met zijn markante stem - voor, onder andere een aantal strofen uit Nu Nog.

Voor wie de uitzending mist,
Hugo Claus live het volledige gedicht Nu Nog - op indrukwekkende wijze - horen voordragen kan via deze audioproductie van Het Beschrijf (2004):

http://lyrikline.org/index.php?id=162&L=1&author=hc01&show=Poems&poemId=1651&cHash=0f27336869

zondag 21 maart 2010

Knecht


DE TUINMAN EN DE DOOD




Een Perzisch Edelman:


Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -

Van middag - lang reeds was hij heengespoed -
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.

"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"

Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."


© P. N. van Eyck


Oorspr. in Herwaarts (1939), ook in:
P.N. van Eyck Verzameld Werk, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1958

Met mij zoals ik ben


DAAROM



Omdat jij wist

Dat ik het was
Εn niet je laatste minnaar
De knapste van de klas
Omdat je blozend voor me stοnd
Naïef en van de kook
Omdat jij smοοrνerliefd was
Daarom was ik het ook


Omdat je bij mij blijven wou

Ondanks mij bot gedrag
Die vrijgezellendrift

Gepikt hebt elke dag
Omdat je maling aan de mensen had

Aan geroddel en gestοοk
Omdat jij zο graag trοuwen wou

Daarom wou ik het ook

Omdat jij door bleef vechten

Op het randje van de dood
Het wrede tedere leven
In je armen sloot
Omdat jij οnοmwοnden

Het huwelijksbed indοοk
Omdat jij zο graag kinderen wou

Daarom kreeg ik ze ook

Omdat jij leven kunt met mij

Zoals ik ben
Omdat jij altijd anders bent
Dan ik denk dat ik je ken
Omdat jij jouw heilig vuur
Niet νerstikken laat in rook
Omdat jij weet wat liefde is
Daarom weet ik het ook

© Freek de Jonge


- Lied voor Hella de Jonge -


Uit: Freek de Jonge (Op weg) Van A naar Z, Hilversum/Brussel, V2 Records (2010), cd met tekstboek

zaterdag 20 maart 2010

Buiten



PÉRIGORD NOIR



net als op zee wordt hier tijd

gemeten in glazen en het varken is een meneer
men is altijd met eten in de weer
met beesten en brood
en na de lunch is iedereen rood

natuur is hier wijzer dan mensen die
altijd herhalen wat ze altijd al dachten
en vol van onbegrepen plezier hun ruimtes
vervuilen met ongewassen klachten

notenbomen krekels stenen
begrijpen van deze streek veel meer
zij geven wat zij moeten geven op
afgesproken tijden en staan als aan een graf

zoals windstilte hier stil kan zijn en de geur
van de vroege ochtend als een vijver
in een zeer oud bos daar is niets
dat niet slechts zichzelf herschept

en hoofdschuddend begeeft de oude zich
ter soupe en morgen en overmorgen weer


© Gijs ten Kate


Oorspr. gepubliceerd in: G.A. ten Kate Stil gaan de dingen. Rotterdam, Bèta Imaginations, 1999.

Hier uit: Huis in Frankrijk - Nederlanders en hun maison de campagne. Rotterdam/Baarn, NAi Uitgevers i.s.m. Kasteel Groeneveld, april 2010. Red. Tracy Metz, met fotografie van Theo Baart & Sake Elzinga.


Uitgave verschenen ter gelegenheid van de opening van de expositie Huis in Frankrijk, un rêve, une réalité op zondag 21 maart as. op Kasteel Groeneveld te Baarn.

Andere dichters die hun Franse ervaring met een vers verwoorden in het boek: Rutger Kopland, Anneke Brassinga, J. Eijkelboom, Paul Gellings, Cees Nooteboom, Mirjam Van hee, Rien Vroegindeweij, Willem Wilmink, J. Bernlef, Elly de Waard, Gerrit Achterberg en Ad Zuiderent.

De gedichten werden gekozen door Rudi Wester, schrijfster, voormalig directeur van het Institut Néerlandais te Parijs en zelf bewoonster van een tweede huis in Frankrijk, meer in het bijzonder een 'maison de campagne'.





De tentoonstelling Huis in Frankrijk in Kasteel Groeneveld loopt tot 1 december as.
Onderdeel van de expositie is onder andere een zaal waar de bezoeker in hangmatten gedichten kan beluisteren.



Voor de liefhebbers van nog meer poëtische verbeelding:
in Grand Café Groeneveld in Baarn is tot en met 19 september 2010 tevens de tentoonstelling Buiten gaat alles voorbij te zien. Twaalf van de beste Nederlandse tekenaars maakten een illustratie of strip bij een gedicht of een liedtekst over 'buiten (zijn)'.

Wat dat zegt over je hand ('YouTube-poëzie')





SCHADUWHUIS


Ik kwam hier achteloos wonen
van schaduwhuizen wist ik niks
hoe het bot krimpt en de planken
kieren schemer broeden

Ik had nooit een lijn getrokken
om te zien tot waar de zon komt
Ik wist niets van het meten van licht
of verlangen

naar schaduw van bomen op de ijskast
een trap meer geel dan wit, een raam
dat haar vet toont, een poes
die erdoor wil naar het gras
een plant die opkijkt, dingen
kleiner dan dieren zichtbaar dansend
in rode reuzenwarmte.

Bij het tuinhuis schuift een streep
langzaam sinds maart de goede kant op
tegels vlakbij zijn al verdroogd
een halve meter nog en twee weken
tot de langste dag.




© Marjolijn van Heemstra







jij in de keuken, ik op de drempel
kijken hoe je paprika's snijdt
hoe het mes blinkend rode blokjes
hoe je hand de blokjes verzamelend
over het aanrecht glijdt
wat je doet terwijl je dit doet
met vingertoppen net niet
het grijze aanrecht rakend
wat dat zegt over je hand
de arm die de hand liet bewegen
je hoofd dat de arm en dus de hand
liet bewegen over het aanrecht
wat dit aanrecht ook had kunnen zijn
zoals een rug
wat de beweging van jouw hand zegt
over het deel van mij dat het aanrecht had kunnen zijn



© Marjolijn van Heemstra




Twee gedichten uit Als Mozes had doorgevraagd van Marjolijn van Heemstra (geb. 1981), Amsterdam, Thomas Rap/De Bezige Bij, maart 2010.


Dit debuut is volgens haar uitgever "de eerste YouTube-dichtbundel".
Ruim twintig zogeheten BN'ers lezen op de YT-videosite een gedicht voor van Van Heemstra. Onder hen astronaut André Kuipers, oud-politicus Frits Bolkestein, Henkjan Smits, Margreet Dolman, oud- Journaalnieuwslezer Noraly Beyer en musicus Henny Vrienten.
Ook bekenden van Van Heemstra draven op om een stukje voor te lezen uit de dichtbundel onder wie haar grootvader en haar kapper. De groep is aangevuld met een aantal bijzondere personen zoals een predikant en een raamprostituee. Het gedicht 'Aan een ruimtevaarder' neemt astronaut/kosmonaut Kuipers mee op zijn eerstvolgende ruimtereis.

Twee voorbeelden van deze online-poëzie:

http://www.youtube.com/watch?v=UAlPQaWQvgQ&NR=1
(voorgelezen door Youp van 't Hek, cabaretier)


http://www.youtube.com/watch?v=3kQwW25Zr1Y
(voorgelezen door Ramsey Nasr, schrijver en Dichter des Vaderlands)

Schiet ook een gedicht de ruimte in!
Zie daarvoor naast YouTube, waar de eerste digitale dichtbundel online te bekijken is, tevens de website van de dichter-schrijver, theolooog en theatermaker zelf:
http://www.marjolijnvanheemstra.nl/Marjolijn_van_Heemstra_01.html

Volstrekt onbelangrijk


Wanneer de lente komt
En als ik dan al dood ben
Zullen de bloemen net zo bloeien
En de bomen zullen niet minder groen zijn dan het vorig voorjaar.
De werkelijkheid heeft mij niet nodig.

Ik voel een enorme vreugde
Bij de gedachte dat mijn dood volstrekt onbelangrijk is

Als ik wist dat ik morgen zou sterven
En het was overmorgen lente,
Zou ik tevreden sterven, omdat het overmorgen lente was.
Als dat haar tijd is, wanneer dan zou ze moeten komen tenzij op haar tijd?
Ik houd ervan dat alles werkelijk is en alles zoals het moet zijn;
Daar houd ik van, omdat het zo zou wezen ook als ik er niet van hield.
Daarom, als ik nu sterf, sterf ik tevreden,
Want alles is werkelijk en alles is zoals het moet zijn.

Men mag Latijn bidden boven mijn kist, indien men wil.
Indien men wil, mag men rondom dansen en zingen.
Ik heb geen voorkeur voor wanneer ik toch geen voorkeur meer kan hebben
Dat wat zal zijn, wanneer het zijn zal, zal het zijn dat wat het is.




© Fernando Pessoa
(1915)

- uit het Portugees vertaald door August Willemsen -

Uit: Alberto Caeiro (Fernando Pessoa, 1888-1935) De Hoeder van de Kudden, onverzamelde gedichten, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2003

dinsdag 16 maart 2010

Sjssst!




WEG KAT



De gedempte plof waarmee de vreemde kat
neerkomt in de kamer, en mij wekt.
Terwijl zij door gaat te slapen

kijk ik de kat aan. Deze kat weet
dat ik hem zie. Dezelfde maanloze
nacht dat op Hadrianus' muur

een sneeuwuil zit, roerloos:
tot de kat zich opeens overal
begint te likken en ik moet zijn
gaan verliggen. Ben je wakker?
(Sjssst.) Weg kat.


© Hans Faverey


Uit: Hans Faverey Hinderlijke goden, Amsterdam, De Bezige Bij, 1987

zondag 14 maart 2010

Kleine gewoontes


OELOEMBO, EEN KAT


Hij had zijn kleine gewoontes
als wij, maar groter
van onverschilligheid.

Hij hield in de winter van
kachels, 's zomers van
vogeltjes.

Ziek en even onverschillig voor
de dood als voor ons.
Hij stierf zelf wel.


Rutger Kopland



Uit: Rutger Kopland Alles op de fiets, Amsterdam, Van Oorschot, 1969

vrijdag 12 maart 2010

Goedkope zeep



IN HET ZUIDERBAD



'Spreiden!' Kinderbenen gaan spartelend open.
'Sluiten!' En weer dicht. Zwemles maakt gedwee.

De oude naast me krijgt zijn leden moeilijk mee.
Hij tart de dood die hij niet kan ontlopen.

O stank van chloor, zweet en goedkope zeep!
Goddank - dat ik mij levend weet.


©
Hans Sleutelaar


Uit: Hans Sleutelaar Vermiste stad - Rotterdamse kwatrijnen. Amsterdam, De Bezige Bij, 2004

Heel mooi rood (MRI)



MAGNETIC RESONANCE IMAGING SCANNER
*



2.
En dan ziet u hier heel mooi
dat dit gebied rood wordt, donkerrood,
de neuronen vuren hier als gekken
er gebeurt van alles, en het bijzondere is
dat niet alleen dit gebied actief is!
Ook linksboven kleurt het nu
toch wel heel intens oranje!
Als een bosbrand slaat de opwinding
in het brein om zich heen, we zien
de herten wegrennen, we horen de
schrille wanhoop van de vogels, het
knetteren van dierenhuid.


1.
Stil lig je in de witte buis
een tunnel van sneeuw waar je
geen engel in kunt maken
je bent heel kalm
totdat de zwarte letters komen

geef aan welk woord er niet
sterft smeekt stijgt stevent
welke is niet
stout stevig stoer slim
volgende opgave
rechts staat tot links als boven staat
tot diepte, 2+2=5, probeer zo snel mogelijk
druk op de


0.
Naar het instituut.
U neemt de tweede afslag links en loopt over de parkeerplaats.
De hoofdingang is aan uw rechterkant.


©
Floor Buschenhenke

Uit: Ik wieg je met 500 meter per seconde, een afdeling met gedichten over meetinstrumenten zoals een personenweegschaal, een barometer en het Global Positioning System (GPS).

In: Floor Buschenhenke Eiland op sterk water, Amsterdam, Atlas, 2009


* Vers bekroond met de VU Poëzieprijs 2006, een prijs voor poëzie en wetenschap.
Bovenstaand gedicht werd in mei 2010 door de redactie van het literair e-zine Meander uitgeroepen tot 'klassieker'.
Zie voor analyse en interessante bespreking:






Schematische voorstelling van MRI-scanner met (rechts) MRI-hersenscanbeeld

donderdag 11 maart 2010

Kolendorp



Winseler koekoeksei



Een wildzang voor Jan, Spencer
& Sander ‘Moenen’ Bays




Hoor, de leeuwerik jubelt de korenvelden vol zon
zoals de nachtegaal de braamstruiken
richting Strijthagen vol nieuwe maan

en in de Vloedgraafstraat fluit de merel
de tuintjes
vol ridderspoor & monnikskap

Maar jij, koekoek, die je echo
in de Casinolaan zo glanzend legt te Vondel
in andermans nest, jij zingt:

K( )k( )k! K( )k( )k!

K( )k( )k! K( )k( )k!

De waarheid, niets dan de waarheid :

( Ei) = (mc² )

Einsteins lichtzinnige Prelude
op de
Snarentheorie:

Het Heelal dobbelt niet

het Heelal speelt viool
op de Heistraat


O, melancholieke zonen van voorheen het kolendorp Terwinselen
Heelals
Koekoeksei:


de schittering van al die Jaren Vijftig-sterrennachten
- trillende membranen antraciet
boven de Staatsmijn Wilhelmina

Einsteins idee van het sublieme

formules Niets
op het zwart bord Eeuwigheid
voor onze kop


© MANUEL KNEEPKENS


(ongepubliceerd)


Illustratie: Mijnwerker, beeldje, gehakt uit steenkool (dagbouw). Souvenir, USA, West-Virginia, 1981

dinsdag 9 maart 2010

Zeep & film



EEN LIEF


Mijn lief waste bloemen
met hout en met stenen,
zij danste een grotere trap
naar beneden.

Bakte in ovens
haar kleren van deeg,
kroop in mijn vingers
als in hoopjes verleden.

Ach, was ze zo stil
als de prenten van muren
met de mortel in huis.

Maar ze smeekt om zeep
en om afwas en buren
en een film op de buis.



Jeroen Theunissen

Uit: Jeroen Theunissen Het zit zo, Antwerpen/Amsterdam, Meulenhoff-Manteau, 2009

Ondergoed


SOCIAL CLIMBING





Ik las laatst dat
arbeiders in hun
ondergoed slapen
de burgers in pyjama
en hoger
slaapt men naakt.

Ik wil vooruit
- daarom slaap ik nu
voortaan naakt!

Maar ja...
kan ik nu eigenlijk nog
wel in de wasbak pissen?



© Riekus Waskowsky



Uit: Riekus Waskowsky Verzamelde Gedichten - samenst. Rien Vroegindeweij en Erik van Muiswinkel. Met Riekus Waskowsky 1932-1977, een introductie door Gerrit Komrij. Amsterdam, Bert Bakker, 1985

zondag 7 maart 2010

Niets, behalve alles


ONDERWEG



Met een vlinderjas
twee goudvissen
en een koffer vol blauw
stap ik de stilte in;
reis rond in de lucht.

Af en toe logeer ik bij de wind
wandel ik met de maan
of schommel op een blad.

Niets is me afgenomen
behalve alles.

Ik reis naar binnen en buiten
dichtbij gefluister en ver van kabaal.
Ik reis dromerig naar mijn einde:

het vliegen.


 
© Nafiss Nia


Uit: Nafiss Nia Esfahan, mijn hoopstee, Leeuwarden, Bornmeer, 2004

zaterdag 6 maart 2010

Je parfum



PSALM 22


Als ik de deur van de koelkast opendoe
staat de schimmel een centimeter op de melk.
Het brood is groen en haast doorzichtig.
Ik sluit de deur en leun met gesloten ogen
tegen de verwarming.
Ik heb zo ontzettend.
Ik heb zo verschrikkelijk.
Ik hield van hem.

Toen hij wegging is er iets gescheurd.
Nog steeds kan ik de geur van kokos niet verdragen
zoals zijn haar rook, smeltend in mijn bed
de kleine zwarte krullen en de vlekken.
Ik ben vertrokken met bestemming onbekend
totdat ik ook mijn eigen naam vergat.
En nu.
Ik doe de deur van de taal open
en zie de roest van ongebruikte woorden.
Hoe open ik opnieuw mijn boek met vuur?

Toen hij wegging liet de sponning los.
Ik keek naar mijn handen in het afwaswater
en zag de scherven die er niet waren,
de zeepbellen die langzaam opkwamen en wegdreven,
het ene lege glas.

Hij stuurt mij na jaren nog een e-mail:
“Vandaag had iemand jouw parfum op,
ik rook het in de universiteitsbibliotheek
en heb een uur naar je gezocht terwijl ik wist
dat je op acht vlieguren afstand was.”

Maar de taal die ik ben staat mij niet toe
mijn tranen te beschrijven als drijfnat.
Hoe wil je dan dat ik mij red, geliefde?
Toen ik zei dat ik liefhad was het jij
die in mij was. Een ander is er niet,
jij bent de enige. Dat spreekt. Jij spreekt. Jij spreekt in mij
en jij zegt ik en ik betekent aarde.

Toen hij wegging is het vers gescheurd.
Vanuit het gescheurde is het begonnen
te bloeden tot het vleugels had
en met de slagpennen de weg beschreef
vanuit de diepten, de profundis, naar het licht.


© Maria van Daalen


Uit: Maria van Daalen De wet van behoud van energie, Amsterdam, Querido, 2007

vrijdag 5 maart 2010

Logaritmes



JIJ, HEILIGE ZON



De zon als vuurbol recht boven ons en kokend met vlammen en gas,
zelf lui achterover en ons warmen en voeding geven en energie en licht.

Taaie, wiskundige zon, uitvinder van logaritmes en epicykels, tekenaar
van alle raaklijnen en colorist van de asgrijze en mauve schaduwtinten.

Grote atheїstische lichtgod, die met titaanse tiara en ijzergevoerde mantels
het dagwerk van de aarde beschijnt en zegent en verwarmt.

Dierbare mediterrane vriend boven de lillende runderen van Umbrië,
stuiterend op dorpspleinen en op oude, bloedbevlekte binnenplaatsen.

Grote afwezige in de sombere ineengevlochten en vochtige kerkers
van het pauselijk schrikbewind, kloppend op de keteldikke muren.

Brandende wandelaar over het sterrenpad tussen de blinde, fonkelende dieren,
zachtaardige kampioen die uithaalt naar reuzen die ver weg zich vermaken.

Kleine jeugdgod met wiens hulp de liefde groeit, de lust sprongsgewijs toeneemt,
de geile gedachten warme klauwen uitstrekken naar de veel te korte jurken.

Zon, heilige goddelijke zon, bloedmooie strijdwagen vol lichtend gas,
die ons altijd genas, wees mild en strooi uw gunsten op aarde.


©
Tomas Lieske


Uit: Tomas Lieske Hoe je geliefde te herkennen - Amsterdam, Querido, 2006

donderdag 4 maart 2010

Letterzetter



WAAROM IK GEEN JOURNALIST WERD




Het waren eenvoudige mannen, arbeiders
in manchester pakken, weduwnaars,
ongetrouwde boerenknechten

en hier en daar als miskende intellectueel
een bleke letterzetter.
Ik luisterde ter hoogte van hun heupen

hoe ze hun eigen mythen schiepen
waarin een aardappel de gestalte
van een god kon aannemen,

kwade geesten in de gewassen huishielden
en de geschiedenis werd gepeld
als een ui die, zoals bekend, geen kern heeft.


© Rien Vroegindeweij



Uit: Rien Vroegindeweij Later wordt alles echter - Een keuze uit de gedichten 1973 - 2009.
Amsterdam, uitg. Nieuw Amsterdam, 2009

dinsdag 2 maart 2010

Onzuiver



Stel: de jacht is onze tweede natuur.

Het is nacht en de interne jager
achtervolgt het onvermoeibare wild.
Dat tracht te ontsnappen over het terrein van de kwekerij.
De jacht is één bezielde beweging.
Van de kweekbedden dwarrelt de jonge afschuw op.

Kijk eens naar de naakte hemel:
zilver en zwart zijn voorbeeldig gescheiden.
En nu weer naar binnen:
vangen zou onzuiver zijn.
schrijver


© Tonnus Oosterhoff 



Oorspr. uit: Tonnus Oosterhoff De ingeland, Amsterdam, De Bezige Bij, 1993.
Ook opgenomen in: Hersentumor, gedichten 1990-2005 (Amsterdam, 2005)