zaterdag 30 april 2011

Zachte woorden



'Kom terug.'
Als ik die woorden eens zó zacht kon zeggen
dat niemand ze kon horen, dat niemand zelfs kon denken
dat ik ze dacht...

en als iemand dan terug zou zeggen
of desnoods alleen maar terug zou denken
op een ochtend:
'Ja.'


© Toon Tellegen



Uit: Toon Tellegen Over liefde en over niets anders, Amsterdam, Querido, 1997

Vrij


VLAG

Een vlaggenmast houdt
vlaggen vast.
Een windvlaag vindt dat
ongepast.

Maar als de vlag
gestreken wordt,
is er geen windvlaag meer
die mort.

Dan wappert fier en vrij
de wind:
er is geen vlag die hem
nog bindt.


© Wiel Kusters


Uit: Wiel Kusters Velerhande gedichten, Amsterdam, Em. Querido, 1997

donderdag 28 april 2011

Kleine gebreken


BEHOUDEN HUIS


In dat huis kwamen ze zich telkens weer tegen
's avonds bij lamplicht gebogen over veranderlijk
leven en alledaags spreken waarin vooral
de plotse hiaten hen raakten. En 's morgens


stapten ze in het raadsel hun lichaam, toch nog
verbaasd vanwege de kleine stroeve gebreken
die ze er aantroffen. Buiten heerste het grote

gestage waarin roestig vee vanzelfsprekend
groei tussen de stenen wegvrat terwijl bomen
de zonnestand weergaven tot er


tussen de wolken een vuur ontbrandde
dat rafelde in een steeds zwarter zwart en wind
zich langs dakgoten haastte het licht


achterna dat richting een zee
dreef die ze kenden van kaarten, niet zagen
omdat ze te dicht bij het grazen verbleven. 



© Hester Knibbe




Uit: Hester Knibbe Het hebben van schaduw, Amsterdam/Antwerpen, de Arbeiderspers, april 2011

vrijdag 22 april 2011

Ongeneeslijk verklaard


DE BASISWOORDENSCHAT




Als je niet elke dag mijn naam schrijft,
o, moge je hand geplet worden in de schroef van de zinnen!
Verstijfd, de mond
waarmee je de woorden krabbelt!
Gegeseld het woord
die de klemmen opent voor de wolven
tussen jou en ons!

En mogen ze voor altijd ongeneeslijk zijn, je wonden,
die je wast met mijn tranen,
in een vat vervoerd naar de stad!
En moge je gezicht
voor eeuwig bezoedeld zijn in de ramen,
als je niet alle dagen mijn naam kerft
in de kan van de liefde!

O, maar als je in je slaap niet mijn naam schrijft
met zachte en verfijnde letters,
zoals in het begin,
dan zal ik ze op je lippen naaien,
diep, met catgut.*


© Linda Maria Baros


- uit het Frans vertaald door Jan H. Mysjkin -


In: Revolver nr. 138, 2008



*Catgut is een taai materiaal dat vooral in het verleden werd gebruikt in de chirurgie voor het hechten van (mond)wonden, in de muziek voor het maken van snaren en bij tennis voor de bespanning van wedstrijdrackets. Catgut wordt gemaakt van de darmen van dieren (niet van katten, zoals de naam suggereert, maar meestal van schapen). De stof wordt langzaam door het lichaam opgelost, na vijf dagen is een groot deel van de sterkte en spankracht verloren.
Oplosbare hechtingen hebben het voordeel dat geen 'draadjes' hoeven te worden verwijderd wanneer een wond is genezen. Nieuwere, duurzamere materialen waaronder operatielijm hebben deze traditionele toepassingen inmiddels verdrongen: ook om weefselreacties en vaak infecties te voorkomen

dinsdag 19 april 2011

Naar binnen


BEMINNEN



Zeer strekt het zich uit naar binnen.
Want zo ver gaat beminnen:

een wijd open land met ginds een man,
een vrouw die naar de einder staart
waaraan een man, een vrouw, een engel.
Het einde verwatert, verdampt, verdwijnt
naarmate je nadert.

Zijn vinger die naar binnen glijdt
vindt instemming. Hij deelt zich uit:
ogen, mond, tong, penis, zaad.
Met hart en ziel raapt zij hem op
en legt hem neer in goede aarde.

Want het grenst nooit.
Ook al slaat de klok ons hard om de oren,
het streeft en het loont.
En heel soms merk je dat er licht brandt
in een huis waar niemand woont.


© Ivo van Strijtem



Uit: Ivo van Strijtem De mooie Ierse, Amsterdam/Antwerpen, uitgeverij Atlas, 2002

maandag 18 april 2011

In geval van nood


RAMEN OF DEUREN




het verschil tussen ramen en deuren
is zo duidelijk en groot
dat ik als ik moest kiezen
het wel wist en met een raam
al heel blij was

een deur is zo plotseling
onverhoeds sta je daar
van top tot teen binnen of buiten
een open deur staat slordig
en een dichte deur is dicht

terwijl ramen ach
denk eens aan ramen en wat je
daarvan maken kunt en wat je
daaraan toe kunt voegen
luiken bijvoorbeeld
vensterbanken bloemen jaloezieën
of gordijnen of spionnetjes

je kunt binnen zijn
en toch naar buiten kijken
zien zonder je te laten zien
met alleen maar een raam in je kamer
zou je veilig zijn terwijl je
als de nood aan de man komt
altijd nog zo’n raam kunt gebruiken
als deur



© Mischa de Vreede


Uit: Mischa de Vreede In plaats van praten Amsterdam, Arbeiderspers, 1985

zondag 17 april 2011

Onderrug


Je komt op me zitten
met je rug naar me

toe
je buigt achterover,
in je ruggengraat
buigt een adder mee:
de twee kuiltjes in je onderrug
zijn ogen.

Ik hou me aan je adder vast.

Het beest en ik.

Hoe dieper we elkaar aankijken
des te beter voelen we
hoe we elkaar zijn

verloren.


© Peter Verhelst





Uit: Peter Verhelst Zoo van het denken, Amsterdam,
Prometheus, maart 2011

Struik (Palmpasen)


DE INTOCHT VAN CHRISTUS IN MAASTRICHT




 Bij aankomst op het station prijkte een bord


Ten strengste verboden
Maastricht te betreden op een ezeltje


en ook niet op sandalen


of in een T-shirt of bermudabroek
merk Zeemeermin!


Jezus! De Messias loopt bij voorkeur op sandalen
over de wateren!
Hij draagt bij voorkeur Zeemeermin! In de woestijn vooral
Het zit Hem als gegoten!


Dus de Stationsstraat nauwelijks uit
was Hij, de Mensenzoon, al gearresteerd
op zijn – Hop! Hop! - ezeltje
door Reviaanse Flikken


En opgesloten in de Dodencel
onder het Gouvernementgebouw
dat Sanhedrin van hypocriet Maastricht


Zijn vonnis: Kruisiging
Tijdstip: Goede Vrijdag
Plaats: Kalvarie


Die dodencel was overcrowded
o.a. zat Hem daar kwijlend aan te staren
die benigne woudreus met het syndroom van down
van Palestijnse afkomst
Bar-Abbas…
Een struikrover, want… hij had een struik geroofd!



Alsook Maria Magdalena, een callgirl met syfilis
eens het stiekeme liefje van de Gouverneur
Pontius Pilatus de Twaalfde
Maar nu in ongenade
De wereld was nog onbekend met het middel Salversan

Zij stond erop Jezus te pijpen
een cadeautje voor zijn laatste uur
die Barmhartige Samaritaanse!

"Ach, doe maar, sweetheart, doe maar
wat doet het er ook toe…

Was wel na afloop van mijn zaadontlading
je lieftallige Facebook-lipstick-mondje
in onschuld, wil je?

want jij, Magdalena
zult met mij zijn in het Paradijs…

en jij, Bar-Abbas
wordt daar dan Prins Carnaval

in een kostuum, sneeuwwit
merk: Thabor

Zowaar ik Jezus Christus heet
van eeuwigheid tot eeuwigheid…

De Groeten aan James Ensor!"
 
 

© Manuel Kneepkens

 
- ongepubliceerd, Palmzondag april 2011 -

dinsdag 12 april 2011

Dodepop


STANDBEELD



Een lichaam, blind van slaap,
staat in mijn armen op.
Ik voel hoe zwaar het gaat.
Dodepop.
Ik ben een eeuwigheid te laat.
Waar is je harteklop?

De dikke nacht houdt ons bijeen
en maakt ons met elkaar compact.
'Om Godswil laat mij niet meer los;
mijn benen zijn geknakt,'
fluister je aan mijn borst.

Het is of ik de aarde tors.
En langzaam kruipt het mos
over ons standbeeld heen.



© Gerrit Achterberg





Uit: Gerrit Achterberg Verzamelde Gedichten Amsterdam, Em. Querido, 2000 

Nergens heen


DE JAS



Maar eerst is er een oude jas. Nu hangt hij
aan de kapstok, binnenkort wordt hij
verbannen naar het hok.

En eerst is er een avond waarop ik aarzel
naar buiten te gaan. Buiten is het koud.
In gedachten trek ik voor het eerst

die oude jas aan. Ik ben alleen op straat.
Wie had dat durven hopen. Ik kijk
in de ruiten en zie

voor het eerst mijn vader in deze stad lopen.
'Waar ga je heen?' 'Nergens heen.'
'Dan gaan we dezelfde kant op.'




© Wim Brands



Uit: Wim Brands De schoenen van de buurman Amsterdam, Podium, 1999

vrijdag 8 april 2011

Ongeschikt


DAT ZOU NIET GOED ZIJN

(To nie byłoby dobre)


Als ik alleen ben
ben ik bang om me
te snel om te draaien.

Wat zich achter mijn rug bevindt
zou wel eens niet op tijd
een vorm kunnen aannemen
die geschikt is voor
mijn mensenogen.

En dat zou niet goed zijn.


© Anna Świrszczyńska



Uit: De mooiste van Świrszczyńska, bloemlezing. Samengesteld en uit het Pools vertaald door
Jo Govaerts en Karol Lesman. Tielt (B.)-Amsterdam, Lannoo/Atlas, 2006

donderdag 7 april 2011

Knie


VOORBIJ, VOORBIJ


 

Naakt lig je naast me en ik hoef niet eens -
je kan wel merken dat ik ouder word.
Kwam daar een jaar of twintig terug eens om!
Zag ik je knie, hij stond al voor je klaar.




*





BIJ MOOI WEER

 

Bij mooi weer word ik in de tuin gezet.
Ik ben niet dood, hoewel ik niet beweeg.
Ze zoeken me - dat moet - nog wel eens op
en staren somber naar mijn bruine kop.





*



 ZELFHULP




Heb je niemand,
heb je nog jezelf.
Krijg je antwoord,
verberg je dan.






© Anton Korteweg




Uit: Anton Korteweg Voor mannen is 't niet erg - veertig jaar dichterschap in veertig kwatrijnen, Amsterdam, Meulenhoff, 2011

Tussen de sluizen


TWEEDE ODE




Ik hou van je. Het moet maar eens gezegd.
Ik hou van al die oude, nooit geruimde hopen
steen. Dat waaigat dat probeert een plein te
zijn. Het spraakgebrek dat Utrechts heet.

Ik hou van de Dom, die hoge hoerenkast
die mensen reduceert tot mieren. Het water
dat ruist tussen de sluizen. De kelders aan
de grachten waarin vele eeuwen huizen.

Hoor je het dreunen? Daar komen ze aan:
reclamemakers, marketeers en managers.
Het is een machtig stampen. Ze branden

je tot merk, walsen een logo van je naam,
vervalsen je geschiedenis, ze timmeren wat
krom was recht. Ze maken alles Utr-echt.
 


© Ingmar Heytze





Sonnet uit: Ingmar Heytze Utrecht voor gevorderden. De Domstad in 40 nieuwe gedichten. Amsterdam, Podium, 2011.

woensdag 6 april 2011

Nooit een lijf


AMSTELSTATION
7.1.76 / 9.15 uur





Je hebt me in de trein
opnieuw getroffen

er is geen beeld, er staat een scherm
van woorden
dat je aan het oog onttrekt

hoewel door jou gewekt en twintig jaar
geschaduwd
wist je altijd ongezien te blijven

men mocht niets meer van je weten
dat je in je brieven schreef
“Ik ben geschonden
en gebeten
maar ik leef”

je schreef
“Het sap
zal spoedig door de takken stromen”

jij overheilig wijf
je bent in alles
wat ik schrijf aanwezig

steeds het galgenaas van godgeleerden
kreeg je soms gestalte,
nooit een lijf

veel besproken en toch
onbeschreven ben je
slechts als tekstlichaam intact gebleven

men las liefde en seizoenen af
aan je gegroefde huidstructuur

winter duurde eeuwen;
kou vrat je niet aan

wat strijd om het bestaan was
werd de kunst van overleven

nog zijn de tijden guur en wij
al voor de oerschreeuw aangetast

nu ik je aanraak met mijn ogen
zie ik weer
de glans van donker woordglazuur



©  H.C. ten Berge


in: Ons poëtisch dichtersland, Amsterdam, Vroom & Dreesmann, 1988

Afvalligen


Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen.


Wij tatoeëren de varkens van China,
Beplakken plafonds met de pantsers van kevers,
Wij maken machines die stront produceren
En proppen een pot vol met schelpen van mossels,

Klaar. Het is kunst want wij noemen het kunst.

Wij aanbidden de pisbak Duchamp, de verroeste
Spijkers met koppen van Uecker, de dolksteek
Fontana, wij gaan op de knieën voor schoonheid
Van afval. Afvalligen zijn we. Van wie dan?
Geen kwast observeert ons verleden frontaal.


© Leonard Nolens



Negende gedicht uit titelafdeling
in: Leonard Nolens Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen Amsterdam, Em. Querido, 2011

zaterdag 2 april 2011

Gebeurtenissen


GOD





We liepen de stad in.
Er was een wielerkoers.
Achterin de groep hing een renner die had gelogen,
Zijn vrouw geslagen, zijn hond gedrogeerd
En een poging tot zelfmoord had gedaan.
Niemand sloeg acht op de koploper,
Men wachtte op de man achterin,
Die bij elke doorkomst een daverend applaus kreeg.
Een kenner met een bierblikje in de hand
Een een pet van IJsboerke op het gezwollen hoofd fluisterde
Dat de gevallen held een aanzienlijk hoger startgeld had gekregen
Dan de vedetten.
Na afloop werd hij, stralend van vreemde opwinding,
Door mooie vrouwen gekust
En terwijl de winnaar als een geslagen hond afdroop,
Werd hem onder luid gejuich
Een enorme beker met fleurige linten overhandigd
Als prijs voor 'de strijdlustigste renner'.
Even later was iedereen weg
En zag de plek er, als in een desolate droom,
Onheilspellend uit.
Toch hadden de gebeurtenissen ons met vreugde vervuld
En gingen we hoopvol gestemd
Op zoek naar een café.


© Alex Roeka


In: fragm. nr. 3 A. Roeka Drieluik van het wielerseizoen, uit De Muur nr. 24, Amsterdam, L. J. Veen, maart 2009  

Wielrennen is niet alleen een sport, maar ook "een literair genre". Ontdekte althans Herman Chevrolet, auteur van het recent verschenen Het Feest Van List En Bedrog, die enkele jaren geleden slechts één ambitie had: winnen van de Ronde van Lefkas, een legendarische wedstrijd op een Grieks eiland waar regelmatig slangen over het parcours kruipen.

Morgen, met start in Brugge (B.), een nieuwe aflevering van een mythische eendagskoers: de 95ste Ronde van Vlaanderen.