zondag 31 januari 2010

Breekbaar


VAAS



Kun je een vaas haar breekbaarheid verwijten
of een hand het breken van de vaas?
Misschien is het zo bedoeld
dat de vaas de hand op zich af zingt,
zodat de hand niet kan weerstaan,
hoewel de hand weet dat hij slaat
en in de vaas al scherven zingen
voor ze zijn ontstaan.

Waarom zou de hand verlangen naar een vaas
die, als een hals, zich uitstrekt naar de hand
die haar wil slaan? En waarom wil de vaas
haar scherven naar de oppervlakte zingen
zodat de hand haar niet langer kan weerstaan?

Misschien droomt de vaas wel van de hand
een roos te maken, wil de hand op zoek gaan naar de vaas
om eindelijk de scherf te vinden
waarmee hij rozen uit zijn eigen pols kan slaan.



© Peter Verhelst


Uit: Peter Verhelst Nieuwe sterrenbeelden, Amsterdam, Prometheus, 2008.


'Vaas" kreeg in 2009 de Gedichtendagprijs. De dichtbundel 'Nieuwe Sterrenbeelden' werd in hetzelfde jaar bekroond met de Herman de Coninckprijs en eerder,  in 2008,  met de Jan Campertprijs.

donderdag 28 januari 2010

Stem (op de Dag van de Poëzie)


DE DICHTER





Hij was naar de hoogste top geklommen
zijn stem, een witte vogel in de lucht.
Een menigte krioelde in de uitlopers.
Terwijl ze zijn stijgende stem hoorden
werd hun cirkel steeds kleiner,
ze droegen knuppels,
messen en stenen, ze kwamen nader.


Er klonken kreten, ‘dood hem’;
de eerste stenen vlogen over;
messen flikkerden in het zonlicht
hij voelde dat dit het einde was.


Maar zijn stem,
een witte vogel vloog over hun hoofden heen
en verwensingen en messen konden hem niet meer raken.



© Anéstis Evangélou




Naar de Engelse vertaling van M. Byron Raizis in
Greek Poetry Translations, Athene, Efstathiadis, 1981.




- uit het Grieks via het Engels vertaald door Albert Hagenaars -

zaterdag 23 januari 2010

Zo dun als sneeuw



POËZIE



Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:

zo helpt poëzie.


Herman de Coninck



Uit: Herman de Coninck De gedichten, Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 1998

's Nachts



De taalobsessies,
zoals alle obsessies,
bezoeken ons 's nachts.
Soms als wij wakker zijn,
maar bijna altijd als wij slapen.

Dan leren wij af
wat wij schijnbaar weten
en inaugureren wij
wat wij schijnbaar niet weten.

Daarom
worden gedichten 's nachts geschreven,
hoewel zij zich soms als licht vermommen.
Of als ze overdag worden geschreven,
veranderen ze de dag in nacht.


©
Roberto Juarroz


Uit: Roberto Juarroz Verticale poëzie - uit het Spaans vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu - Sliedrecht, Wagner & Van Santen, 2003

Tel


KLASSEFOTO



Gedrieën in een bank gedreven,
ondoorgrondelijk ogenblik
van stilte ... de blonde Goudriaan vooraan,
de schele Kast, die jongen van Peen
ruggelings tegen het Periodiek Systeem,
de mooie zware Wieke van der Linden
naast de leraar die zij beminde,
de kleine Vink, de dorre Krol,
magere Kossen, Kooiman de hater,
Spoelstra de schaker, Johnnie de meid,
Rie die zo lachen kon, edoch later
nog zoveel heeft geschreid —
wij waren, voor we heengingen
over de aarde, een tel bijeen.



© Gerrit Krol



Uit: Gerrit Krol Polaroid, Amsterdam, Querido, 1976

vrijdag 22 januari 2010

Kijkend wit


GEDICHT 6


Het schrijven pakt mijn handen vast.
Ieder uur het kijkend wit en de horende leegte.
Ik voel wat mij is aangeleerd.

Ik schrijf en doe mijn vierentwintig uren met geduld.
Ik schrijf en verwar elke zin met de zin van het leven.

Ik schrijf om na mijn dood met je te blijven praten,
Om bij jou te blijven als ik weg moet gaan.


Leonard Nolens


oorspr. uit: Hommage aan het woord (1981), later opgenomen in
Leonard Nolens Laat alle deuren op een kier, Amsterdam, Querido, 2004

Mijnen in Friesland



DRUK


Zorgvuldig wordt papier verplaatst,
van stoel naar tafel naar bank.
Planten krijgen soep en rijst, nog
warm, vuile lakens terug οp bed.

Eerst Maastricht, dan Middelburg,
οf andersom, toen ik uit huis ging,
de oorlog, Delft, waar ik later, nee,
dat was Bussum οf Zutphen, of?

Uren gevuld met recοnstructie,
ieder antwoord direct verloren.
Mijnen in Friesland, schaatsen
in Limburg. De afwas in haar tas.


*


NAAM


Ik zie hoe ze mij negeert, nauwlettend
vanuit ooghoeken volgt, zich afvraagt
wat οf waarom die man in haar huis.

Toch vraagt ze niet wie ik ben, waarom
ik kasten open, jassen lucht, ongevraagd
post opruim, schoonmaak, thee zet.

Ben ik een dokter, een klusjesman, een
zoon misschien? Ze spreekt me aan met u,
je weet maar nooit, en glimlacht beleefd.

Ik speel mee, alstublieft mevrouw, uw thee
en schrik als ze vraagt wie dat is, die foto,
die vrouw met een kind οp de arm.


*


BUURTSUPER


Jas aan, tas mee, lift in, deur door,
straat over, daar is de supermarkt.

Mandje, kar, heb jij de lijst? Brood,
koffie, melk en kaas, niet meer.

Ze loopt door de gangen, staat stil,
kijkt rond en zegt: wat doen we hier?

Brood en melk, zeg ik, anders nog?
Koekjes, toetjes, fruit misschien?

Ze pakt de kar en stuk voor stuk
keert alles in het vak terug. Zo,

dat is klaar. Jij nog iets?



Peter Swanborn




Drie gedichten uit:

Peter Swanborn Tot ook ik verwaai,
Amsterdam, Podium, 2009

maandag 18 januari 2010

Zeeën



DIEGENEN MET WIE IK NOOIT HEB GESLAPEN



Diegenen met wie ik nooit heb geslapen
-ik hield van hen
soms
heel vleselijk.

Te denken aan hun zachte vel
of de tastbaarheid van hun botten,
al was me dat nooit meer
dan in vluchtigheid gegeven.

Maar niet minder concreet,
niet minder aanwezig,
in dromen, gedachten, daden,
in al mijn vezels.

Er waren zeeën tussen ons,
zwaar bewaakte grenzen,
een tafeltje met glazen wijn,
dwaas verstand of een belofte

en een door niets gestelpte begeerte.


© Jo Govaerts



Uit: Jo Govaerts Apenjaren, Leuven (B.), Van Halewyck, 1998

vrijdag 15 januari 2010

Sneeuwlandschap



EEN KRIJGER VERDWAALD


Onze uitbundige rookoffers
mishaagden de goden.
Ze namen ons de winter af.

Eindpunt voor het sneeuwlandschap in de schilderkunst.
Helaas, Avercamps staalkaart van schaatshoudingen.
Vaarwel, geurloze bloemen op de ruiten van onze kinderkamers.

Niet meer dan één terrasloze maand
en het krabben van de autoruit
als herinnering aan voorheen het witte, dode seizoen.

Bevroren tenen, dichtgesneeuwde loopgraven
of afdrijven op een ijsschots op de Zuiderzee.
Wat rest ons zonder deze strijd tegen de elementen?

Een beetje duwen tegen eigen vlees.
Kinderen maken die duwen
tegen hun eigen vlees.


© Rouke van der Hoek



Voor méér nieuw werk van Rouke van der Hoek, zie de website van de dichter:
http://www.roukevanderhoek.nl/rh.nieuwwerk.htm

Vlinder, bloem, gras, ik


PAPIERTJE

(Piece of paper)

De paarse vlinder is veelbetekenend.
De gepassioneerde bloem iets minder.
Het gras is zijn betekenis voorbijgegroeid.
Ik zit zonder.

Kijk, daar gaat de man wiens buurvrouw we delen.
Halfzes, op weg dus naar de verzamelplaats
Voor de leden van het irreëel genootschap:
Zij die eeuwig leven.

Hij rent, schuddend met zijn boordevolle kop,
Rent op een mengsel van prehistorische olie
En vergetelheid uit dertienhonderd.
Maar hij verliest een rood papiertje.

Het valt, nee, dwarrelt uit zijn broek.
Een geur is het, zonder rust, geen gewicht,
Het dwarrelt, begint te buitelen,
Galoppeert achter de broekzak aan.

Vlinder, bloem, gras, ik,
We kijken het papiertje na
Met verschillende soorten van ontzag.
De avond wordt voelbaar.



© Arjen Duinker


*


EERSTE LIEFDE
(First love)


En in de buik van de boot
Dwaalt het verhaal van een jonge vrouw
Die op een van de Canarische Eilanden
Een ongelukkige man leerde kennen,
Die leefde dankzij de uitvoer van zijn tomaten
En zijn tomaten in sombere liedjes bezong.

En de vrouw, ze leerde de liedjes om de man te plezieren,
En de vrouw, ze gaf zijn tomaten een plaats in haar leven…

Maar de man werd hier kwaad over en zei:
‘Ga terug naar je ouders, ga terug naar je straat,
Vind iemand anders die toeristen rondleidt,
Die tennisles geeft, die goed kan duiken
Of graag rondrijdt in een blinkende auto.
Bij mijn tomaten heb je niks te zoeken.’

En de jonge vrouw staat dagelijks te staren,
In de verte te staren, en zingt liedjes
Voor alle tomatenboten die ze niet ziet.



© Arjen Duinker

Twee nieuwe gedichten van Arjen Duinker uit 2003, vandaag - met vertaling in het Engels van Willem Groenewegen - voor het eerst gepubliceerd op Poetry International Web.

Zie:
http://netherlands.poetryinternationalweb.org/piw_cms/cms/cms_module/index.php?obj_id=4131

en

http://netherlands.poetryinternationalweb.org/piw_cms/cms/cms_module/index.php?obj_id=4121

woensdag 13 januari 2010

Zoveel moederlanden


DRIELANDENLABYRINT



Was ik een labyrint, het middelpunt zou Bolsward heten.
Geen Vaals. Het is mij van taal hier niet scherp genoeg.

En zondags zingen ze de ketterse gezangen die mij,
cantor, blijven steken in de keel. Nooit had ik heimwee.

Nooit eerder zocht ik de omhelzing van mijn land,
zocht ik water waar ik gele plomp in planten zou.

Water? Waar komt dat water nu vandaan? Ik ben niet graag
het mikpunt van dit schertsvertoon. En ik beloof: kom ik hier uit,

dán ga ik naar het moederland terug. Zoveel landen!
Zulke schrale taal. Was ik een labyrint, ik zou, ik zou.




© Chrétien Breukers



Uit: Chrétien Breukers Gysbert Japicx bezoekt het Drielandenpunt, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, 2009 (drietalige uitgave)

dinsdag 12 januari 2010

Te vriend


Wij gaan een heuvel op. Zo blijven wij,
Zo blijft het gaan: een heuvel op
In weer en wind, en iemand die ons ziet
Op afstand in een dal en wuift

En met de armen wiekt om mee
Te vliegen, maar de heuvel kun je
Niet veroveren dan stapvoets
Bloedend en alleen.

Wij gaan een heuvel op en jaren
Klimmen. Afgrond houden wij
Te vriend. Bij helder weer zien wij

De top, men zegt dat niemand
Hem bereikt, alleen wie springt
Naar wie beneden op ons lijkt.

© Johan de Boose 



Uit: Johan de Boose De vrijheid van zwijgen Gent (B.), PoëzieCentrum, 2008

maandag 11 januari 2010

In vlam



CODA



Je lichaam is een stad

die vlam gevat heeft.
Mijn lijf is een hobo die
Vivaldi speelt.


© Násos Vayenás



Uit: Násos Vayenás Biografie en andere gedichten – vertal. uit het Grieks: Marko Fondse en Hero Hokwerda.
Amsterdam, Het Griekse Eiland, 1990.



CODA

Τό σώμα σου είναι μιά πύλη

πού ëχει άρπάξει φωτιά.
Τό σώμα μου είναι gνα öμποε

πού παίζει Βιβάλντι.

zondag 10 januari 2010

Wil je mijn mantel?



ZEEZICHT




Hij voert mij zalm alsof het vis is, breekt de
te dunne, te blanke toast, en de geur van
zeezicht, strandvondst, wemelende meeuwen hangt
zout in het kielzog van de visser, geeft me

het bedauwde glas goudgele champagne
van de vensterbank. Ik ben een jong dat schreeuwt
en hij reikt mij met de hand het eeuwige
even ernstig als altijd. Eet, dat kun je

weleens nodig hebben als je met mij op reis
wilt gaan. De weg is lang, aan de zee voorbij,
we gaan lopen, wil je mijn donkerblauwe

mantel dragen, die is warm en licht, ik houd
je hand vast, zul je altijd dicht bij mij
blijven? Als we bij elkaar zijn zijn we thuis.


Maria van Daalen



Uit: Maria van Daalen Yo! de liefde, Amsterdam, Querido, 2003

zaterdag 9 januari 2010

Kalenders


JOHNSON BROTHERS Ltd.


Vroeger toen mijn vader nog groot was,
in de uitpuilende zakken van zijn jas
gevaarlijk gereedschap, in zijn pakken
de geuren van geplozen touw en lood,
achter zijn ogen de onbegrijpelijke wereld
van een man, een gasfitter eerste klas
zei moeder, hoe anders heb ik mij moeten
voelen vroeger toen hij de deuren sloot
voor haar en mij.

Nu is hij dood, ben ik ineens zo oud als
hij, blijkt tot mijn verbazing dat ook in hem
verval was ingebouwd. In zijn agenda zie ik
afspraken met onbekenden, aan zijn muur
kalenders met labyrinthen van gasleidingen,
op de schoorsteenmantel het portret van
een vrouw in Parijs, zijn vrouw, de onbegrijpelijke
wereld van een man.

Kijkend in het porseleinen fonteintje uit
de dertiger jaren met de twee lullige leeuwen:
Johnson Brothers Ltd, hoog in het dood-
stille huis het droevige sloffen van moeder,
jezus christus vader, komen de tranen
om nu en om toen, vloeien ze samen
in het lood van de zwanenhals,
niet meer te scheiden van de druppels
uit het koperen kraantje met cold.


©
Rutger Kopland


Uit: Rutger Kopland Alles op de fiets, Amsterdam, Van Oorschot, 1969

zaterdag 2 januari 2010

De koffers



als ik nu ga zal het zachter

zijn, in de wind, in de huizen,
zal het hart zachter proeven aan
de zonnebloemen en aan de lange
stem die uit de kamer hangt
in de tuin vol nachtegaalgezang

als ik nu ga zal het minder
wreed in je schouder bijten en
ook plezier op je lichaam leggen
als veel fruit op een schaal als
ik nu ga zal het het regenen de
wind zal sprookjes weven in
de avond als ik nu ga zal
het zomer zijn voor het garen

maar ik lig nog aan je armen
verankerd in de haven van de
stad maar ik ben nog bij je
maar mijn stem glijdt nog over
je als een strijkstok maar ik
houd toch van je dat weet je
maar ik slaap nog op je borst

ik ben nog niet heengegaan
de treinen zijn allemaal vertrokken
ik ben nog niet heengegaan
de kaartjes zijn verkocht
de koffers zijn ingestapt
ik ben gebleven

als ik nu ga zal het zachter
zijn, in de wind, in de huizen.


© Hans Lodeizen


Uit: Hans Lodeizen Verzamelde gedichten; bezorgd door Wiljan van den Akker, Redbad Fokkema en Mirjam van Hengel. Amsterdam, Van Oorschot, 1996.

vrijdag 1 januari 2010

Begin




Het verhaal is zo goed
dat het nog lang niet uit is


LUCEBERT

Toen jij mij overkwam


NIEUWJAARSBRIEF





Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude.
Mijn jaren duren lang en die van ons zijn kort.
Je kerstboom staat zijn groen nog in het rond te neuriën
Van de bossen ginder, allemaal zijn zij gekomen
Naar de Daenenstraat om ons hier toe te geuren.
Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude.


Die dag in maart dat jij mij langzaam overkwam
Is ook vandaag mijn zon. Het sneeuwt de kamer onder
Met herinneringen die wij worden, warm en koud
Zijn wij voortaan elkaars geheugen en vergetelheid.
Ook straks gaan wij gearmd en stil dit wit in daar.
Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude.


© Leonard Nolens



Uit: Leonard Nolens En verdwijn met mate, Amsterdam, Querido 1996