donderdag 30 september 2010
Banket
Telefoonseks. Trek je je slipje uit?
Hou je de hoorn erbij dat ik het hoor?
Kun je je benen zo opendoen dat ik hoor
dat je nat bent?
Je hebt een lange buik, aan weerszijden waarvan
wij aan tafel zitten, jij met je hoofd, ik van tussen
je benen komend met ook een hoofd.
Banket. In je navel zout voor de radijsjes.
Mijn verbeelding is zo groot als mijn gemis.
Het zou elkaar kunnen vullen. Zoiets als een glas
waarvan je drinkt en dat even vol blijft.
Het staat op een lege tafel
op een schilderij in een leeg huis.
© Herman de Coninck
Laatste gedicht uit:
Herman de Coninck [1944-1997] Geef me nu eindelijk wat ik altijd al had - de mooiste gedichten (bloemlezing), gekozen en ingeleid door Kristien Hemmerechts.
Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2009
Labels:
dichterswit,
herman de coninck,
Kristien Hemmerechts
Kanon
TOULON
Geluid dat uit de foto's stijgt
Kale plekken binnen het hoofdgordijn
Wie er allemaal verdwenen zijn
Tegen de lijmstokken van de dood gevaren
Roekeloos, as, verstrooid verleden
Stomme film zonder gebaren
Naar de dood richt ik elk grijs kanon
In de haven van Toulon.
© Hans van de Waarsenburg
Uit: Hans van de Waarsenburg De dorst der havensteden, Amsterdam, J.M. Meulenhoff, 1990
Ontcijferen
schrijf je wel eens de laatste lippen om te verwoorden?
ja, ik ontcijfer een kus van bemodderde rozen
- Gerrit Kouwenaar, in: Totaal witte kamer (2002)
zaterdag 25 september 2010
Lachende kroonluchters
SCHADUW EN LICHT
1
Wat avondjapons onthulden
deed kroonluchters lachen of huilen.
Wat ochtendjurken verrieden
was wat vroeg daglicht verdroeg.
Maar al wat op bloesjesdag
rakelings aan je voorbijging!
Nee, niet aan je voorbij, het bleef
een lente lang als een schaduw
van bloeiende meisjes bij.
2
Een lente lang als een schaduw
van breekbare benen die lengen
en rakelings blijven opdagen.
Wat ochtend koeltjes onthulde
als straatlantarens uithuilen.
Wat avond luchtig verried –
al wat geen daglicht kan velen
en in de schaduw wil schuilen
en één schaduw wil strelen
© Stefaan van den Bremt
Uit: Stefaan van den Bremt A, Tielt (B.), Lannoo, 2005
donderdag 23 september 2010
Schitterend
MASTERCLASS
Hij sprak
en de hemden van boetelingen
vielen op de grond, bezwangerd.
Het was de keizersnede van de gedachte,
pluchen poppetjes werden geboren, juichend.
Het was het profiel van eenieder,
geknipt uit zwart papier.
Lieveheersbeestjes kropen van onder onze nagels.
Je kon het bazuingeschal horen bij Jericho
en het gesis van onze genen.
Het was schitterend, zoals hij sprak.
Ik kan me alleen niet meer herinneren
waarover.
© Miroslav Holub
- vertaling: Jana Beranová -
Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008
woensdag 22 september 2010
Onontdekt
Tederheid is het binnenste
van iets doorgesnedens,
het midden van een romp, merg van een bot
of melk van bloemenstelen.
Gemaakt voor eenheid en daarin
als alles dat volmaakt is, onontdekt,
treedt zij pas voelbaar aan het licht
als de toegang afgesneden is naar haar object.
© Elly de Waard
Uit: Elly de Waard Afstand, Amsterdam, De Harmonie, 1978
dinsdag 21 september 2010
Glazen bekkens
Omdat je niet grieks bent
kunnen je ogen delfisch orakelen
hoor ik bucolische muziek
een heel hoge mondharmonica in plaats van een fluit
maar meer dan dit
men moet zo zonder gestalte zijn
om lief te kunnen hebben
zo niemand en zo bewoond door leven
duizendpootleven en halfgodbestaan
dat men kan zeggen jij met een klank van glazen bekkens
bloemkoopmannen hebben droevige gezichten
zij hebben haren van kuilgras
en ogen van magere aarde
maar zij hebben hun bossen rozen als waaiers ontvouwd
en je naam van je heupen gelezen
ik heb een dag lang de dood op handen gedragen
ik heb een dag lang de kou van alaska betast
ik heb een nacht lang een jong dier zien doodgaan
ik heb een nacht lang je ogen gezien blinkend met een
blijdschap als water
ik weet allang niet meer wie je was
een vogelroep
of de komeet van halley
of
het eiland sicilië
maar ik leefde zo dood als kamers in spiegels
luister ik rinkel als bellen
de lichtrode weerschijn van onder je borsten
begrijp ik niet
de vertraagde val van je heupen door de ruimte
begrijp ik niet
je mond en je ogen zijn onherkenbaar
maar ik bespeel je en jij noemt mij
de bank van monto carlo
men wijst mij aan ik ben in de maan de kinderen roepen
mij maanman na
maar ik vaardig proclamaties uit
in een koninklijk meervoud
wij
zijn
de spiegels
der zon
© Hans Andreus
Oorspr. in De taal der dieren, Amsterdam, Bezige Bij (1953) -
ook in: Hans Andreus Verzamelde gedichten, Amsterdam, Bert Bakker, 1984
Haast nog niet
EEN HERFST
Men is vandaag ontzettend onsterfelijk
het is eindelijk de echte heldere herfst
die er haast nog niet is
de bladeren vergelen, nog betrekkelijk groen
de wind is nog blauw, wijst geen enkele richting
de grond ligt nog onder het gras
men rookt de zwarte sigaar van de dokter
men raakt bezweet door het werpen met darts
men drinkt zijn zevende glas
in een ligstoel later men stippelt
onder het genot van dit tijdstip
een reis uit
de reis voor de komende heldere winter
en men vindt met de pink weer die heldere weg
naar dat denkbeeldige eindpunt -
© Gerrit Kouwenaar
Uit: Gerrit Kouwenaar Vallende stilte - een keuze uit eigen werk,
Amsterdam, Querido, 2008
Herfstleugen
All I have is a voice
To undo the folded lie
The romantic lie in the brain
- W.H. Auden, September
maandag 20 september 2010
Wimpers
Je gezicht, sluimrend van tederheid
zichtbaar, tastbaar, binnen mij.
O lief, lief, lief, zegt het, zeg ik
en de lippen beven even
en de ogen, met de wimpers,
gaan even dicht.
© Vasalis
Uit: M.Vasalis Vergezichten en gezichten Amsterdam, Van Oorschot, 1954
Gewatteerde huid
EEN OGENBLIK, EEN MAN SLAAPT
Het opstaan, het baden en voortdurend
het gaan van jou. Het is laat
en ik zeg dat ik plaats maak,
er is geen tijd om te rekken
als tijd. Met lange nagels
kras ik zigzag over de lakens
en een ooglid trilt. Er is een ogenblik.
De man ontwaakt. Hoe val ik
in het licht? Je draait me in de leegte
van een bed. Terwijl: binnen de randen
van een ronde handspiegel zoek
ik de meest gunstige uitsnede
van mijn met vlees gewatteerde,
droge huid. Zo zag ik eruit.
© Maria Barnas
Sonnet van Maria Barnas in Tirade, 1996/1
Zoet, ingeblikt
KOORDDANSEN
Altijd op zoek naar een navelstreng
nu de eerste niet langer bestaat,
balanceer ik op de ragdunne draad
van blik tot blik, tot het ogenblik
dat ik opnieuw jij
en jij ik.
Een keten weer opeens
hangen we boven het land.
Geen afstand meer. In dit verband
past het heelal met gemak
in één hand.
Ik snoep je lieve woordjes.
Je tovert zoentjes uit je zak.
Ik slik ze, pik ze, blik ze in
voor later.
Wanneer het strak gespannen snoer
halverwege de acrobatentoer
ombuigt tot valstrik,
val ik.
© Hagar Peeters
Uit: Hagar Peeters Koffers zeelucht. Amsterdam, De Bezige Bij, 2003
(dichtbundel bekroond met de J.C. Bloemprijs)
zondag 19 september 2010
Schepen
ALLEEN MAAR STEM
op deze plek ben ik alleen maar stem.
ik roep u soms, zoals des avonds schepen
het land aanroepen met hun vage seinen
en die mij horen kunnen mij niet duiden,
en die antwoorden kan ik niet verstaan
en die mij zoeken met hun torenlichten
vinden een ander, elke keer een ander
want wat ik ben is wat in mij verandert.
© Bert Voeten
Uit: Bert Voeten Gedichten 1938-1992 Amsterdam, De Bezige Bij, 2001
Boerenmaagden
LANDJUWEEL
met een broodkorst als corsage gaat
de blijde zwerver door het wijde land
hij wuift naar de koeien in de weiden
naar het bloeiende koren hem terzijde
terwijl leeuweriken eten uit zijn hand
's avonds stralend staan de boerenmaagden
aan de dorpspomp en brengen hem hun groet
zij kussen zijn bezwete konen zelfs bedaagde
maagden vlijen warm hun harten aan zijn voet
omdat hun oude moeders zeggen dat het moet
laat in het hooi prevelt de zwerver zijn gebeden
en leest wat lezenswaardigs in het oude boek
terwijl pooiers en hoeren strompelen door de steden
hun gore ratten rennen radeloos van hoek naar hoek
strekt hij verzadigd zijn gelooide leden
© Lucebert
Uit: Lucebert Verzamelde gedichten, Amsterdam, De Bezige Bij, 2002
zaterdag 18 september 2010
Nog een uur
BRUIDSBEDE
Och, laat me kort
mijn krans nog dragen,
scheur niet al mijn sluier,
mijn witte sluier, kapot!
Nog schitteren de lichten
en gloeien de rozen -
och liefste, laat me een uur
nog dansen in het wit!
Ja, laat me een uur
nog licht en vrolijk
van arm tot arm gaan
- ik eindig in de jouwe!
Een uur nog kun je me
jong en vrij laten zijn
deze laatste avond
nu de nacht al van jou is!
© Halldis Moren Vesaas (1907-1995)
- uit het Noors vertaald door Janke Klok -
Oorspr. in: Morgonen (De ochtend, 1930).
Hier overgenomen uit Kruispunt, internationaal poëzienummer, juni 2001.
Brurebønn
Å lat meg bere kransen
enno ei lita stund,
og riv kje enno sløret,
mitt kvite slør, i sund!
Enn strålar alle lamper bjart
og alle roser glør -
å kjære, lat meg danse enn
ein time i mitt slør!
Ja unn meg enn ein time
å førast lett og blidt
frå bryst til bryst i dansen
- eg stoggar snart ved ditt!
Ein time kan du unne meg
å vera ung og fri
av denne siste kvelden
når natta all er di!
© Halldis Moren Vesaas
In een doosje
GEHEIM GEDICHT
Vannacht heb ik een zoen begraven.
Hij lag dertien maanden tussen ons in
en jij had al een paar keer gevraagd:
wat ligt daar nou toch steeds.
Toen je eindelijk sliep, drukte ik
de zoen met mijn lippen in een doosje
vol watten en liep naar de tuin. Daar
groef ik een graf van twee monden diep
onder de beuk. De duizend zoenen
die volgend jaar rood en zoet uit de takken
komen waaien, zijn allemaal voor jou.
© Ingmar Heytze
Uit: Ingmar Heytze Schaduwboekhouding, Amsterdam, Podium, 2005
Hier
Ergens moet hier een mens zijn.
Gennadi Ajgi (Sovjet-Unie/Rusland, 1934-2006)
- Schone regels, fragment van een gedicht op Rotterdamse vuilniswagen -
vrijdag 17 september 2010
Sleutels
SONNET XLIV
Weet dat ik jou bemin en niet bemin
gezien de twee manieren van het leven,
het woord is als een vleugel van de stilte,
het vuur is voor de helft van kou vervuld.
'k Bemin jou om 't begin van het beminnen
om het oneindige te herbeginnen
en nooit met jou beminnen op te houden:
en dus bemin ik jou nog altijd niet.
'k Bemin je en bemin je niet alsof
ik in mijn handen sleutels van geluk
en van onzeker geluk zou houden.
Twee levens heeft mijn liefde je te geven.
'k bemin je dus als ik je niet bemin
en als ik je bemin, bemin ik je.
© Pablo Neruda
Uit: Pablo Neruda Honderd liefdessonnetten - uit het Spaans vertaald door Catharina Blaauwendraad - Amsterdam, Prometheus, 2003.
donderdag 16 september 2010
Vlinders
MEISJE
Zij ontbloot haar borst als een wonde,
alsof het pijn doet bloot te zijn,
zoals een kind een vlinder in zijn hand
laat zien, bang dat hij weg zal vliegen.
Toch is haar lichaam nergens zo gesloten
als aan haar tepels die ontsteld
van schaamte zouden willen vluchten,
als vlinders uit een kinderhand.
Haar handen kennen niet de weelde
van een beminde vrouw die in haar schoot
haar vingers rusten laat omdat zij moe
gestreeld zijn en haar lippen stilgekust.
Zij raakt verward in kou en warmte,
voelt niet de zekerheid van 't licht
en de verwantschap met haar schaduw.
Haar schoot is in zichzelf gekeerd en bang.
© Adriaan Morriën
Uit: Adriaan Morriën Verzamelde gedichten, Amsterdam, Van Oorschot, 1993
zondag 12 september 2010
Wreed
UITGEWEZEN
Er klonk uit zijn geboortehuis
muziek. Hij hoorde het op straat:
hij stond er en wist zich geen raad.
Hij woonde er pas nog, maar men wees
er hem de deur.
Geen mens vergeet
zolang hij ademhaalt het oord
van zijn geluk.
Muziek is wreed
voor wie niet toegelaten wordt.
© Adriaan Roland Holst
Uit: A. Roland Holst Voorlopig, Amsterdam, Van Oorschot, 1976
Naar huis
FEEST
Ik moest de Hema in. Voor vruchtentaart.
Goed en goedkoop. Want junior verjaart.
Als je nou kijkt wat daar los loopt aan vrouw
dan wil je wel naar huis. Naar die van jou.
© Anton Korteweg
Uit: Anton Korteweg Voor de goede orde, Amsterdam, Meulenhoff, 1988
Palmbos
LISBON REVISITED (1926)
Niets hecht mij aan niets.
Ik wil vijftig dingen tegelijk.
Ik hunker met een drang van honger naar vlees
Naar iets, ik weet niet wat -
Begrensderwijze door het onbegrensde...
Ik slaap onrustig, en ik leef in het onrustig dromen
Van wie onrustig slaapt, half dromend.
Alle abstracte en noodzakelijke deuren heeft men voor mij dichtgedaan.
Gordijnen getrokken voor alle hypothesen die ik van de straat zou kunnen zien.
In de gevonden steeg bestaat het nummer niet dat mij gegeven was.
Ik ontwaakte voor hetzelfde leven waarvoor ik was ingeslapen.
Zelfs mijn gedroomde legers werden overwonnen.
Zelfs mijn dromen voelden onwaar in het dromen.
Zelfs het slechts verlangde leven staat me tegen - zelfs dat leven...
Ik begrijp op onsamenhangende momenten;
Ik schrijf in tussenpozen van vermoeidheid;
En een weerzin van mijn eigen weerzin werpt me op het strand.
Ik weet niet welk lot of welke toekomst mijn stuurloze wanhoop past;
Noch welke eilanden van het onmogelijke zuiden wachten op mijn schipbreuk;
Op welke palmbossen van literatuur mij althans één vers zullen geven.
© Fernando Pessoa
Uit: Álvaro de Campos (Fernando Pessoa) Poesías/Gedichten 1913-1922. Amsterdam, De Arbeiderspers, 2006 - uit het Portugees vertaald door August Willemsen.
Méér poëzie van Pessoa/ Álvaro de Campos/ Alberto Caeiro/ Ricardo Reis op:
http://www.pessoa.nl/gedichten.htm
zaterdag 11 september 2010
Vergeten
NOVEMBER
Er hangen nog twee blaren
aan mijn esdoorn. Duizend andere zijn
rood geworden, alvorens dood.
Vergeten te kijken.
Vergeten gelukkig te zijn.
Nochtans had ik een tuin
waarin een stoel, en die stoel
had mij, en ik had een hand
en die hand had een glas
en mijn mond had meningen.
Alles had.
Alles had ons.
© Herman de Coninck
Uit: Herman de Coninck De Gedichten, Amsterdam/Antwerpen, Arbeiderspers, 1998
Niet waar
TESTAMENT
Wanneer ze je zeggen
dat ik niet gevangen zit,
geloof ze niet.
Ze zullen het moeten toegeven,
vroeg of laat.
Wanneer ze je zeggen
dat ze mij hebben vrijgelaten,
geloof ze niet.
Ze zullen moeten toegeven
dat het niet waar is,
vroeg of laat.
Wanneer ze je zeggen
dat ik de partij heb verraden,
geloof ze niet.
Ze zullen moeten toegeven
dat ik haar trouw was,
vroeg of laat.
Wanneer ze je zeggen
dat ik in Frankrijk zit,
geloof ze niet.
Geloof ze niet wanneer ze je
mijn valse papieren laten zien,
geloof ze niet.
Geloof ze niet wanneer ze je
de foto van mijn dode lichaam laten zien,
geloof ze niet.
Geloof ze niet wanneer ze je zeggen
dat de maan de maan is,
als ze je zeggen dat de maan een maan is,
dat dit mijn stem is op een bandrecorder,
dat dit mijn handtekening is op een stuk papier,
als ze zeggen dat een boom een boom is,
geloof ze niet,
geloof
niets van wat ze je zeggen
niets van wat ze je zweren
niets van wat ze je laten zien,
geloof ze niet.
En wanneer ten slotte
die dag komt
waarop ze je vragen langs te komen
om het lijk te herkennen
en je ziet mij daar
en een stem zegt tegen je
we hebben hem gedood
hij ontsnapte tijdens de marteling
hij is dood,
wanneer ze je zeggen
dat ik
volledig volkomen volmaakt
dood ben,
geloof ze niet,
geloof ze niet,
geloof ze niet.
© Ariel Dorfman
Uit: Ariel Dorfman Verdwijnen - vertaling Eric Gerzon - Amsterdam, De Populier, 1985
Vernietiging van een herinnering
IK WAS EEN HEMD
Voor de laatste maal was ik een hemd
van mijn overleden vader.
Het hemd ruikt naar zweet, ik herinner me
dat zweet van toen ik kind was,
al die jaren
waste ik zijn hemden en onderbroeken,
ik droogde ze
bij de ijzeren stoof in het atelier,
hij trok ze
ongestreken aan.
Van alle lichamen in de wereld,
van dieren en mensen,
verspreidde er maar één dit zweet.
Ik adem het
voor de laatste maal in. Door dit hemd te wassen
vernietig ik het
voor altijd.
Nu
zijn er van hem nog alleen zijn schilderijen,
die naar verf ruiken.
© Anna Świrszczyńska
Uit: De mooiste van Świrszczyńska, bloemlezing. Samengesteld en uit het Pools vertaald door Jo Govaerts en Karol Lesman. Tielt (B.)-Amsterdam, Lannoo/Atlas, 2006.
Piorę koszulę
Ostatni raz piorę koszulę
mojego ojca, który umarł.
Koszulę czuć potem, pamiętam
ten pot od dziecka,
tyle lat
prałam mu koszule i kalesony,
suszyłam
przy piecyku żelaznym w pracowni,
kładł je
bez prasowania.
Ze wszystkich ciał na świecie,
zwierzęcych, ludzkich,
tylko jedno wydzielało ten pot.
Wdycham go
po raz ostatni. Piorąc tę koszulę
niszczę go
na zawsze.
Teraz
pozostaną po nim już tylko obrazy,
które czuć farbą.
- Anna Świrszczyńska
Op de uitkijk
DREAMTIME
Er is geen begin en het einde is zoek.
Moge het sterven sereen zijn
toch zet het zich voort
in het bloedbad van een geboorte,
de geboorte van iemand anders dan,
dat valt niet te ontkennen.
Maar in het leven is ons gegeven
te doen alsof er geen dood was,
niet met de kop in het zand
maar juist op de uitkijk
naar weer een ander land,
een te bevaren kust.
En onderweg vermaan je nog een kind
dat zegt dat het zich dood verveelt:
ga in gods naam wat doen.
En het kind roept: maar ik bèn er toch?
Liefst zijn ook wij ons van geen kwaad bewust.
© Jan Eijkelboom
Uit: J. Eijkelboom (1926-2008) Heden voelen mijn voeten zich goed, Amsterdam/ Antwerpen, De Arbeiderspers, 2002
Letters opschroeven
PAPA'S HUIS
Lege kamers geven onze namen terug
en kaatsen ook de woorden van de wand.
Maar in het behang staan littekens
van voltooid verleden, waarin een vader was.
Zijn letters worden bewaard; ik schroef ze
later op mijn eigen deur. Mam gaat voortaan
wonen achter haar eigen naam. Morgen
slaan wij nieuwe wonden in een ander huis
en roepen dapper verse muren vol.
© Ted van Lieshout
Uit: Ted van Lieshout Als ik geen naam had kwam ik in de Noordzee uit
Amsterdam,Leopold, 1987
Nine-eleven
Op de bok
ELEGIE
De schillenboer gaat door het dorp
en haalt de groenteresten op.
Het is zomer en zijn kar
rijdt afvalgeurig rond.
Ik ben geen stronkje en geen schil,
mag naast hem zitten op de bok.
Het duurt uren, dagen, maanden,
straks is de herfst alweer voorbij,
de winter komt en ook het groen.
Het is al laat, ik groei maar door,
thuis is iedereen ongerust, ik ben
niet de weg kwijt maar het doel.
© Wiel Kusters
[1954], december 1999
Met dank aan de Maastricht International Poetry Nights 2000
donderdag 9 september 2010
Kookkunst
HELE DURE OCTOPUS
Hij ontleedt de octopus
en zegt: 'Morgen strijk ik je blouse'
ik lig in de zon die eindelijk
op mijn plek in de zetel is neergestreken
ik ben bang van dode octopus.
De zon verlaat mijn linkerflank
mijn geliefde zet een bord op mijn schoot
een angstaanjagende kluwen staart me aan
ik open het raam en bekogel vadsige meeuwen
met tentakels
ze schreeuwen
uitgelaten en nietsvermoedend
ontwarren ze de kluwen
drie meeuwen stikken
twee meeuwen hangen zich op.
Mijn geliefde smakt
luid en huilt
ontroerd door zijn kookkunst
teleurgesteld door de fletse smaak
van een hele dure octopus.
© Delphine Lecompte
Uit: Delphine Lecompte De dieren in mij, Utrecht/Leeuwarden, De Contrabas, 2009
zondag 5 september 2010
Zout
LACRIMA
In het huilen kun je
niet emigreren,
en heel lang kun je
je niet camoufleren
achter een kleurloze sluier.
Ik houd je in mijn armen,
ik geef je mijn warmte,
luister naar regen
die valt uit je ogen,
zomaar van zelf.
Ziezo, die tranen
bevloeien de aarde,
maar ze zijn zout
en waar ze gevallen zijn,
groeit niets.
© Pia Tafdrup
Uit: Pia Tafdrup De koninginnepoort (bloemlezing uit haar werk), uit het Deens vertaald door Jytte Kronig. Sliedrecht, Wagner & Van Santen, 2006.
Tafdrup was in 2008 een van de deelnemers aan de Maastricht International Poetry Nights.
De achtste edtie van het tweejaarlijkse MIPN-festival vindt eind volgende maand plaats op 28, 29 en 30 oktober. Plaats van handeling: Theater La Bonbonnière, Achter de Comedie 1, Maastricht.
Eregast dit jaar is de Nederlandse dichter Willem van Toorn.
Getwitter
DE MUS
Tjielp tjielp - tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp - tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp
Tjielp
etc.
© Jan Hanlo
Oerversie van een Tweet-tweetvers, uit 1949, opgenomen in:
Jan Hanlo Verzamelde Gedichten, Amsterdam, G.A. van Oorschot, [1958, 1970] deze ed. 2006
Ook als Leids Muurgedicht (pand Nieuwe Rijn 107)
http://www.muurgedichten.nl/hanlo.html
zaterdag 4 september 2010
Scherven zonlicht
DRAAK
Raak me niet aan
ik ben ontstaan
voor iemand
zonder evenbeeld
Geen ander
kan mij aan
Laat staan
smeltende dames
boven de vijftig
voorzien van
olifantswreef
Al zijn al uw benen
natuurlijk nog prachtig.
© Tjitse Hofman
*
En ze loopt op hoge hakken
door de straten van de stad
kent de alledaagse ogen
in het kielzog van haar benen
en trapt sierlijk met haar voeten
scherven zonlicht voor zich uit
Niet op zolen die je slepen
naar het einde van je hart
of op schoenen die je licht
over je laatste adem tillen
maar in laarzen die zo glimmen
dat het nooit meer donker wordt
© Ton Peters
Twee gedichten uit Voetschrift van verleiding - schoengedichten/ Fuszschrift der Verführung - Schuhgedichte (red. Kasper Peters en Rense Sinkgraven). Dichters vertellen over schoonheid,
erotiek en elegantie van de schoen. Groningen, uitg. Passage, 2007.
Omslagfoto boek: Jan Kruize
Geheim
AARDE
Zoals ze leefden zo liggen ze hier
ook begraven, dicht op elkaar, bijna
hand in hand.
Spandiensten verleent men elkaar
tot op de rand van de dood.
Blinde paarden draven erheen,
met koetsen maar zonder koetsiers.
Het is het geheim van de hemel.
Zo hoog komen de mussen niet,
waar de zwaluwen buitelen, tuimelen
door de geweldige ruimte.
© Juliën Holtrigter
Uit: Juliën Holtrigter Omwegen Zoetermeer, Mozaïek/Boekencentrum, 2001
vrijdag 3 september 2010
Nachtlicht
HET DODE PUNT
Toen je 's morgens
tegen het dode punt stootte
floot de trein op de zwarte regenboog van de brug.
Vandaag wil ik je alleen zeggen
dat het nachtlampje in jouw kamer
promoveerde tot de graad van ster.
© Ewa Lipska
Uit: Ewa Lipska Splinter - uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk - Breda, De Geus, 2007.
Oorspr. gepublic. in Drzazga [2006, Kraków, Wydawnictwo Literackie Sp.]
donderdag 2 september 2010
Schoenzolen
FLIRTATION
De ganse stad zwicht in mijn vuist
en om de hemel niet te schenden
moet ik mij fluist'rend tot u wenden
in woorden hondervoud gekuist
Wij zweven in de kleurenwand
van berstensmooi zeepbelgedroom
Ik manoeuvreer - en gij laat loom
alle verantwoording aan kant
Wanneer wij op een klip vergaan
zal ik u trouweloos verlaten
Ik kan uw liefde niet bestaan
en derailleer in eigen baan
zodra daar weerkeren de straten,
mijn pauperhart, mijn schoenzoolgaten
© Anna Blaman
In: Anna Blaman - over zichzelf en anderen. Verhalen, poëzie, artikelen en lezingen. Amsterdam, Meulenhoff, 1963
woensdag 1 september 2010
Luchtdruk
TEGEN DE HERFST
Kijk, een wesp is een gat in de lucht
ter grootte van een wesp
gevuld met wesp
niet met lucht. Cruciaal:
meer wespen > hogere luchtdruk > zomers weer.
Daarom: laat je niet slaan, blijf, help
de lucht onder druk te houden
opdat ons systeem niet bezwijkt.
Maar geen ziel die dat begrijpt.
Met dunne stemmen nemen ze afscheid:
Go wesp, wesp
moge het lied van je vleugels
je ver vergezellen.
© Rouke van der Hoek
Uit: Rouke van der Hoek Het magnetische noorden, gedichten Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 2001
Abonneren op:
Posts (Atom)