donderdag 23 april 2009
Ik heb de auto's lief
LIJKEN
Als ik een rij auto’s langs de weg zie staan,
denk ik:
daar staan lijken bij elkaar.
Auto’s die niet rijden zijn lijken. Ze hebben geen ziel meer.
Ze zijn reeds berecht en straks zijn het gesloopte dingen.
Maar de meeste wagens worden de volgende dag wakker.
En waar gaan ze heen, wakker zijnde?
Naar hun dagelijkse hemel? Of naar hun dagelijkse hel?
Soms denken auto’s: was ik maar niet geboren, lag ik maar bij de sloper.
Sommige wagens betreuren dat ze al een dagje ouder zijn.
Ze denken aan hun o zo snel voorbijgaande jeugdjaren.
Auto’s in een opslagplaats zijn als het ware al geslachtofferd.
Ze verroeren zich de hele dag niet. Ze zijn oud en eenzaam.
Ik heb de auto’s lief zodra ze snel als een bliksem over de weg rijden,
sneller lopend dan een hert, net zo mooi.
O, hoe graag zou ik bevriend met een auto zijn
en mee gaan tot de einders van de wereld
om daar voor eeuwig met hem vakantie vieren.
Auto’s zijn engelen als ze vol vreugde over de weg vliegen,
terwijl hun vleugels nauwelijks de aarde raken.
Want er zal een tijd komen dat auto’s vleugels hebben en dat ze kunnen vliegen.
Alle auto’s moeten op de duur sterren aan de hemel worden.
Ze moeten met gouden portieren wandelen door de lucht,
ze moeten als muziek in de ruimte klinken.
Maar wat is een auto op deze aarde!
Spoedig gaat hij aan het sukkelen en moet hij van armoede aan de kant van de weg staan.
Hoe snel wordt hij oud!
En dan moet hij in alle bitterheid de ene na de andere fonkelnieuwe auto langs laten gaan.
De auto is een geboren verliezer,
totdat hij tot het rijk van de hemelen zal behoren waar hij
een lichtend spoor door de lucht zal nalaten en
waar hij gekroond en gezalfd zal worden door de Heer van de auto.
Want naar de Heer van de Auto gaan alle wagens.
Bij hem zullen ze voor eeuwig rust vinden na al die moeite en zorg
die ze besteed hebben om de rechte weg te bewandelen.
De goede en brave auto zal niet gesloopt worden.
De door de Heer goedgekeurde auto zal als een kilometerpaal tussen de wolken staan.
En nooit zal hij een schrammetje oplopen.
LEO HERBERGHS
[overpeinzing, april 2009]
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten