HERFST IN MECHELEN
Een
Er is geen ruimte tussen
De bomen of zij is vol
Van vallen. Er ligt
Een oude zon te rusten die
Haar zweet verloren heeft
Aan schuren van zomer
En zwaarden steken uit
De scheden van het gras. Het
Is alles sterfelijk hier met
Doodsnik van heuvels die
Klagen tegen oudere
Heuvels aan
Het is hier garen spinnen
Voor het blad dat holten
Opvult tot aan de rand, dat
Binnendringt in het
Benedenste verblijf
Waar weggewaaide winden
Voor altijd rusten
Twee
Hier is het lopen moe
Voor er een voetstap is
Gezet. Open, wind, nu
Een nieuwe horizon waarachter
Geen licht wegkwijnt. Geef,
Paden, de openheid die
Wij behoeven om een
Mogelijk ander pad te gaan
Dat nergens heenleidt en
Naar niemand toe
Drie
Er is geen hymne, klinkend
Zoals een zwaardvis zingt
Die een zee heeft om
Te doorklieven. Hier is
Alles geboren om een sterfelijk
Licht te laten schijnen over
Boomtoppen. Maar
De boom is een wegkwijnende
God aan wiens voeten alleen
Runderen nog knielen. Laat mij
Verdwalen tussen de laagte
Van struiken, dat ik het
Kleinste licht ontmoet dat
Hier beneden schuilen wil
Vier
Aarzel nu niet langer, licht,
En neem het dal in je bezit en
Laat mijn hoogte ongemoeid.
En draal niet langer meer om
Mij te voeden met een beter
Licht dan dat van sterren.
Breek dit landschap open dat
Ik binnen treden kan in een
Beboomde holte waar ik
Wonen kan in het stille
En ondoorgrondelijke
Vijf
Een schouder geeft mij gindse
Heuvel en dapper gaan wij
Omhoog, tot waar geen
Grint meer knispert, geen
Wind meer waait vanuit de diepte
En vrij als vogels gaan we weg
Uit laagten en komen aan
Waar geen zon ons hinderen kan
De ruimte in te stappen van
Het wolkverblijf en waar wolken
Ons meenemen om te verglijden
In het onnoembare en
Onvergankelijke
Zes
Het pad is zwart waarover
Ik loop, de berm gekneusd, de
Struiken gekwetst door het
Te vele licht. Ik ga de akker
Over naar een ander pad dat
Mij insluit en dat mij zwarter
Maakt dan een zwart paard dat
Volbracht heeft wat het
Ooit te volbrengen vermocht
Zeven
Geen tranen meer maar dieper
De nacht in waar het onzichtbare
Zich vertoont, en daar,
Waar leven slaap is, zwart
Te worden als een zwarte ster
Die op een zwarte akker
Verkoold in eigen as ligt
Acht
Een suite maar niet om
Te dansen en niet om te zingen
Maar om een zorgeloze oude
Herfst te begeleiden en
Met hem peinzend de ogen
Op te slaan en daarna de aarde te
Bekransen met bladeren van
Voorbije jaren en om gestrekt
Op bladeren te vergaan
En te weten: blad ben ik
Geweest en nerven had ik
Gevuld met sterfelijke
Onsterfelijkheid
Negen
Maar ik ben rijk aan
Korenaren en de tijd
Bezong mijn jaren en, levend,
Bleef ik bij stilte tot ik
Mij volgezogen had met
Het onhoorbare dat ik
Te befluisteren probeerde.
Ongehoord waren mijn dagen
Als ik nader kwam bij het
Bijna spreekbare ademhalen
Van stenen
Tien
Tot ik verdween was ik
Een niet-sprekende maar
Mij was het zicht vergund op
Ondoorgrondelijke bomen
Die ik laafde en spijzigde
Met mijn gebeden. En ik
Riep de wolk aan en de wolk
Hoorde mijn stem en daalde
Mijn koninkrijk binnen en
Bleef rusten daar
LEO HERBERGHS
Herfst in Mechelen verschijnt - verfilmd - in oktober 2009 op DVD.
De 85-jarige dichter en zijn echtgenote Cis tijdens een boekenmarkt
bij een stand met affiche van de nieuwe poëzie-uitgave
- foto Jo Linssen - met dank aan Hennie Jetzes en Stichting LTRTR
Geen opmerkingen:
Een reactie posten