maandag 12 april 2010
Pasgewassen trams
HET LIED VAN HET MORGENLICHT
Ik groet het morgenlicht maar of het zich laat groeten
de voeten der voorbijgangers laten zich beter groeten
wij moeten zeggen zij ondanks het morgenlicht
ik knik ze toe houd moed zeg ik het licht maakt je toch blij
ze knikken terug maar ze geloven niet ze gaan voorbij.
Het morgenlicht houdt zich nu bezig met de dingen
de pasgewassen trams de rails het draad erboven
de fietssturen de ramen en de raamkozijnen
de dingen kunnen in het morgenlicht geloven
het water van een gracht wordt zonder kleren aan
zo heilig als de heilige sebastiaan.
En ook de kar de man ernaast de haring op de kar
zij roepen eensgezind en zonder dat zij opzien baren
het morgenlicht nabij en ook ikzelf ik groet
het morgenlicht maar of het zich laat groeten
wij moeten zeggen wij dit is het morgenlicht
wij moeten zeggen wij het licht is ons gezicht
wij moeten zeggen wij het licht gaat eenmaal dicht.
© Hans Andreus
Uit: Hans Andreus Verzamelde gedichten (samenst. Gerrit Borgers, Jan van der Vegt en Pim de Vroomen), Amsterdam, Bert Bakker, 1983.
Oorspr.: eerste gedicht uit Andreus' debuutbundel Muziek voor kijkdieren, reeks De Windroos nr. XII, Uitg. Mij. Holland, Amsterdam, 1951
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten