vrijdag 31 december 2010
Oude schoenen
NIEUWE PAPA
Nieuwe Papa was erg stil, in zijn nabijheid leken we allemaal kinderen.
Die dag vertelde Oude Papa ons: Nieuwe Papa bestaat eigenlijk niet. Hij zei dat mijn broertje en ik te veel dromen.
Nieuwe Papa was in onze dromen, en Oude Papa behandelde ons goed, heel goed.
Nieuwe Papa droeg altijd de oude leren schoenen van Oude Papa, zijn gezicht was triest. Zijn das was oud, zijn ogen waren oud, ook zijn ademhaling was oud.
Later, toen Nieuwe Papa niet meer verscheen, was Oude Papa ook oud geworden.
© Ye Mimi
- uit het Chinees vertaald door Silvia Marijnissen -
Tong van de tijd
ER IS
Er is
een seconde
zoek.
De tijd
is op
de pijnbank gelegd.
De tong
van de tijd
is losgemaakt.
De tijd
heeft geschreeuwd.
De tijd
is geslagen
getrapt
en vernederd.
Ze hebben
de tijd
voor het voetlicht
gebracht
en het geweten
stond in brand.
Maar
er is
en er blijft
een seconde
zoek.
© Jan Arends
Uit: Jan Arends Vrijgezel op kamers (herz. en uitgebr. ed.), Amsterdam, de Bezige Bij, 2003
Smeltende uren
eens toen ik bij de mieren
in Zwitserland woonde
hoorde ik dat de wijsheid
een bergbeek voorstelt,
klaterend uit de hemel
maar ik luisterde niet
later wachtte
ik voor de open rots
maar de uren smolten
het blauwe kristal niet
eindelijk viel
een lange regen
in mijn voetstappen.
© Hans Lodeizen
Uit: Hans Lodeizen Verzamelde gedichten, Amsterdam, Van Oorschot, 1996
Tegels
DE GESCHENKEN
Vandaag heb ik een
warm rood bloed aangetrokken
vandaag hebben de mensen mij lief
een vrouw lachte mij toe
een meisje gaf me een schelp
een jongen gaf me een hamer
Vandaag kniel ik op het trottoir
ik spijker aan de tegels
de naakte witte voeten van de voorbijgangers
allen zijn in tranen
maar niemand schrikt
allen zijn blijven staan waar ik ze heb aangetroffen
allen zijn in tranen
maar ze kijken naar de luchtreclames
en naar een bedelares die broodjes verkoopt
in de lucht
Twee mensen fluisteren
wat doet hij spijkert hij ons hart vast?
ja hij spijkert ons hart vast
dan is hij dus een dichter
© Miltos Sachtouris
Uit: Miltos Sachtouris Het hoofd van de dichter, tweetalige uitgave - uit het Grieks vertaald door Bernadette Wildenburg en Jan Veenstra - Groningen, Styx Publications, 1993
donderdag 30 december 2010
Gordijn
ZONDER
die morgen tref ik woorden aan tussen de lakens,
ze prikken als stukjes spiegel waarin een schim
weerkaatst. ik lees:
ik ben weg, neem niets mee behalve
de geur van je haren, de zachtheid van je wangen,
de smaak van je lippen. de hond
op straat leidt me
af en ik staar naar het raam, nooit zag het ochtendlicht
er zo vaal uit, had het gordijn zo weinig kracht.
het was de eerste keer dat het niet opbollend
in mijn haren snoof, mijn wangen streelde,
me goedemorgen zoende.
© Sylvie Marie
Uit: Sylvie Marie Zonder. Antwerpen/Amsterdam, Vrijdag-Podium, 2009
Achterwaarts
T-SPLITSING
van twee kanten kwam ik aangelopen;
kan alleen nog maar rechtdoor.
van de bedenktijd vouw ik een vogel
met een grotere spanwijdte dan de bedenktijd
en na dat gezichtsbedrog moet ik rechtdoor.
had ik een echoput gevouwen,
een hart vol wensen,
een vat vol nee-zeggerij,
en het antwoord was me niet bevallen,
wat had ik mogen doen?
het bed delen met een negenenveertigjarige vrouw.
of ze is nog zeventien en hoe moet het dan?
misschien kan ik het herschrijven
tot rug tegen de muur
en dat ik alleen nog maar achteruit kan:
een oplossing als voor een kat
die in de muur een kattenluik ontdekt
en er achterwaarts doorheen stapt.
© Bas Belleman
Uit: Bas Belleman Hout, Amsterdam, Uitgeverij 521, 2006
Opluchting
O niet in staat te zijn te kiezen
tegen de pijn of voor de opluchting
van het verliezen
© Elly de Waard
Uit: Elly de Waard Afstand, Amsterdam, De Harmonie, 1978
Nieuws
ALWEER EEN JAAR
en elke negentiende september
- het wordt alweer bijna vier jaar,
wat is de tijd toch snel voorbijgegaan -
zal ik haar weer moeten vragen
of er nog nieuws is,
of er al iets bekend is.
en zij dan: nee hoor, dank u wel,
bedankt voor uw belangstelling,
terwijl haar ogen almaar blijven zeggen
wat ze mij die eerste keer
zonder woorden zeiden
- dat is nu bijna drie jaar geleden,
hoe is het mogelijk -
nee hoor, dank u wel,
bedankt voor uw belangstelling,
maar ik ben geen weduwe,
kom niet dichterbij,
je hoeft nergens op te zinspelen,
ik zal niet met je trouwen,
ik ben geen weduwe,
nog niet.
© Ariel Dorfman
Uit: Ariel Dorfman Verdwijnen - vertaling Eric Gerzon - Amsterdam, De Populier, 1985
woensdag 29 december 2010
Gekapseisd
morgen valt de zee achterstevoren
drinkt eb vloed
vaart zonder aankondiging
de hemel los
blijven we achter op het zand
engelen zonder draad
engelen zonder passe-partout
andersdenkend
morgen draait de wind
zonder mededogen
kapseist drijfhout
niets grandioos voor de boeg
blijven we achter op het zand
met geschilde lijven
dijen bezoedeld
monden gedregd
© Gerry van der Linden
Uit: Gerry van der Linden Glazen jas. Amsterdam, uitg. Nieuw Amsterdam, 2007
Dovenetel
EEN KLAAGLIED
Achter de westelijke weilanden
bij de grenzen van het dorp,
De Drie Witte Palen en Het Witte Huis,
kwamen ons op de Endegeesterstraatweg*
in den treure krankzinnigen tegen.
Zij liepen met spaden en wagens
dingen te doen die niemand begreep.
Zij waren niet kwaad, was ons verteld
door bewakers, zij waren niet goed
bij hun hoofd, daarom waren zij kaal.
Soms staken zij door de afrastering
van het gesticht ons dovenetels toe
met het verzoek ze te vullen, hetgeen
ons wonderlijk voorkwam en daarom
konden we het niet. Terug in het dorp
hoorden wij hen 's avonds hard huilen.
© Redbad Fokkema
Bron: R.L.K. (Redbad) Fokkema [1938-2000] Elke dag is de eerste, Amsterdam, Querido, 1980
* Endegeest: gesticht in Oegstgeest (Z.-H.)
Ongeloof
NIEUWJAARSKAARTEN IN DE VIJFTIGER JAREN
Voor het laatst vertoonde zich de goudkleur
van ikonen en middeleeuwse schilderijen op
wenskaarten uit de vijftiger jaren: laatste
opleving van de beslotenheid en het geluk.
Nog eenmaal spanden mensen als een rendier
natuur voor hun ar: breng ons verder! Breng
ons door de poort van het stervende jaar! Ja
hoefijzers en klavertjesvier, zilverglitter,
reikten postbodes aan in de sneeuw. Eeuwig
stormden klokken aan in de lucht, schijnsel
viel uit kerkjes. Zoete landschappen ademden
geur van vanille uit. In de zandwegen hoog-
stens karresporen; blijde vinkjes laag op hun
tak. Ongeloof stortte neer op 't ganzenbord.
© H.H. ter Balkt
in: Tirade, jaargang 1993
maandag 27 december 2010
Tijdloos
Op andere dagen loerde de zon door de stoffige ruiten.
Om te zien hoe laat het was. Maar er was geen klok
Charles Simic
- Schone regels, Rotterdams vuilniswagengedicht -
zondag 26 december 2010
Golven
HET STRAND VAN DE KINDERJAREN. IK HIELD
MIJN HART
aan de borst van de zee. De korrels metselde ik
tot dromen en kastelen aaneen, mijn glimlach
de mortel. Maar de golven leefden zo snel
© Yvonne Né
Uit: Y. Né Dun land - gedichten en tekeningen, Amsterdam, de Bezige Bij, 1994.
Ook opgenomen in: Y. Né Hier mag niets af zijn - verzameld werk t/m 2005, Breda, De Geus, 2009
zaterdag 25 december 2010
Met mijn handen
BLUES II
[Aceste bluesuri impregnate]
Deze bluesgedichten doordrongen van de geur van papier
van de gitaar van Paco de Lucia en van
jouw kracht je te verschuilen achter een clownsmasker
zijn precies wat ik me nu heb voorgenomen
niet meer, maar ook niet minder
in een gelijkmatig en toch onheilspellend ritme
van steeds geraffineerder vleselijke genoegens toen
het welriekende haar op je borst vermengd met sigarettenrook
me een moeilijk te beschrijven beneveling van de zintuigen bezorgde,
en toen ik omzichtig afdaalde over de middellijn,
ik bedoel die bruinige lijn van jouw buik
had ik kunnen stuiten op een kuil, een meer, een put
maar ik botste op een in de natuur omgevallen toren,
zo dikwijls ontmoet en zo weinig voorspelbaar
in zijn weerspannigheid, dat ik naar adem snak.
ik streel je schedel, je handen en zelfs je lange ranke voetzolen,
ik streel je huis, de kleurloze, bijna zwarte bloem voor het raam,
je doffe blik van een zieke die niet weet hoe ziek hij is,
ik streel ze zonder hartzeer, zonder verspilling, zonder afgunst
hoewel ik misschien niets van dat alles heb
maar eerder met een bezorgdheid die
het uitdagende gevoel van verlangen kan vervangen
en de hartstocht van de dingen die na een brand zijn overgebleven,
het geweld van het bezitten, want men zegt dat seks gewelddadig is
en zelfs dit uiteinde van de wereld
vanaf nu verloren voor minstens honderd jaar zo niet voorgoed,
ach, en jouw haan stapt met mijn voetzolen,
en jouw trompet speelt met mijn lippen
en jouw minnaressen vrijen met je met mijn handen.
© Angela Marinescu
- uit het Roemeens vertaald door Jan Willem Bos -
Met dank aan Meander, literair e-zine, en het letterentijdschrift Deus Ex Machina
Zie ook eerder op dit weblog:
http://rotterdampoetrylakes.blogspot.com/2009/11/landkaart.html
Ontwortelde namen
THEBE
Die ochtend gingen we naar Père Lachaise.
We dronken koffie in Café Rond Point
en staken bij het stoplicht over:
wie grafwaarts gaat wil er niet aan.
Wat ingestort was vonden we het mooist.
Jij nam wat foto's: een gebroken zerk
met scheefgezakte zuilen, terwijl ik Thebe
schreef, de dood een stad vol heimelijk leven.
Een boom had zich genesteld rond een
steen, een naam omworteld, overschreven,
alsof dat hooguit breeduit bleef van
wie ooit stam zei, takken, blad.
We keken in een onafzienbaar gat en
spraken over dàt. Ik zou niet treuren
op je graf zei je, dat kan ik niet, ik zou
je missen, missen zou ik je.
© Hester Knibbe
Uit: Hester Knibbe Een hemd van vlees, Baarn, De Prom, 1994
Staatsgreep
Ik ontwaak in een land waarin
de verliefden de macht hebben overgenomen.
Ye Mimi
- Schone regels, Rotterdams vuilniswagengedicht -
vrijdag 24 december 2010
Ster
KERSTLIED VAN DE SUPPORTERS
We waren van 't voetbal teruggekeerd,
we hadden een treinstel verruïneerd
en we liepen nog wat door de angstige stad
en toen riep er eenje: Hé! Zie je dat!
Daar is verdomme
een ster gekomme!
Toen riep er een ander: 'Heremejee,
dat is een nieuw geintje van de ME:
nu jagen ze ons weer op de vlucht
met helicopters, hoog in de lucht,
en er zijn honden
aan vastgebonden.'
Maar je hoorde geen motor, het bleef zo stil,
en min of meer tegen onze wil
liepen we mee met die zwervende ster
en Japie zei nog: ik zie al van ver
waar die ster heengaat:
'Tweede Jan Steenstraat.'
Een dronken kerel zong er een lied:
'Driehoog achter is het geschied.'
En hij had gelijk in zijn dronkenschap,
dus wij liepen over een donkere trap
zachter en zachter
naar driehoog achter.
© Willem Wilmink
Uit: Willem Wilmink We zien wel wat het wordt - liedjes voor kinderen in de groei,
Amsterdam, Bert Bakker, 1985
Licht
WENS
Als de mens een moeder had
die hem opneemt aan het einde,
zoals een moeder hem weggaf
aan het begin,
hoe licht zou de dood zijn.
© Heinz Kahlau
Uit: Heinz Kahlau (1931, Duitsland) Blanke man, een selectie uit de poëzie van H. Kahlau - in de vertaling van Geert van Istendael en Koen Stassijns - Antwerpen, Epo, 2002.
Ook in: Half engel half mens - 100 moedergedichten uit de wereldliteratuur, bloemlezing door Koen Stassijns en Ivo van Strijtem, Tielt (B.), Lannoo, 2010
donderdag 23 december 2010
Kraambezoek
BETHLEHEM
We stonden nietsvermoedend in de stal,
toen kwam dat jonggehuwde stel er aan
en was er prompt een zuigeling geboren.
Er werd kortom, van alles aan gedaan
om onze nachtrust grondig te verstoren.
Het kraambezoek gedroeg zich niet beschaafd.
Er waren herders met hun toebehoren.
Uitheemse types kwamen opgedraafd
en engelen… het leek wel carnaval.
Wij dieren zijn toch altijd weer de klos
Wie komt er ons bevrijden?
Ezel
Os
© Drs. P
Uit: Toenemend feestgedruis – De beste gedichten van Drs. P, samengesteld, bezorgd, ingeleid en toegelicht door Cees van der Pluijm. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2004
Ontsnapping
EEN MAN IS MAAR EEN KLEINE MAN
Een man is maar een kleine man.
Hij valt in slaap,
zijn mond valt open,
zijn dromen ontsnappen hem zonder spoor.
En 's ochtends niemand die zeggen kan
welke naam er op zijn lippen lag,
welk gezicht hij daarbij amper trekt.
Hij neemt zijn lege koffer en vertrekt.
Mensen zeggen naar zijn werk.
© Jo Govaerts
Uit: Jo Govaerts Apenjaren, Leuven (B.), Van Halewyck, 1998
De strengheid van zeep
ERFENIS
Ik ben van je lichaam, ik ben je zo kwijt.
Ik weet niet of wij elkaar ooit omarmden.
Je sloeg, je was het bevel van een ander.
Ik heb van jouw handen geen enkel bewijs.
Soms ruik ik je schort, maar zonder geheim,
De strengheid van zeep en opgelegd voedsel.
Wij waren met zeven, wij deelden de moeder
opdat geen van ons ooit de liefste zou zijn.
Ik ben van je lichaam, ik ben het vergeten.
Ik oefen mijn mond in ‘lieveling’ en ‘schat’.
Naast mij ligt een vrouw, even boos, even teder,
even ver van mij af.
© Charles Ducal
Uit: Charles Ducal Moedertaal, Amsterdam, Atlas, 1994
woensdag 22 december 2010
Alles nog
TREINREIS
Te wachten op de trein, uiterst moeizaam
over de grijze brug, een gele bloem springt
open, helder in een draai, en valt niet om.
De bloei is een begin, de trein loopt prachtig
binnen, is een engel, strijkt langs de perrons.
Om niet te verdwalen stappen we in, jij,
bedachtzaam, tilt je koffers, probeert opnieuw
een brede lach. En staart. Breekt het landschap in,
regen slaat het raam, rechts een huis gegeseld –
zag je dat, een tuinschuur klapte open, er golven
hagen op de wind. Onvermoeibaar kuiert
de landweg, wegen binnendoor, staat
onverwacht een ladder, glimmend, hemelhoog.
Scheert een flits van een signaal – dat er iets is,
langzaam voortduurt, en alles nog te gaan.
© Frans Budé
Uit: Frans Budé De trein loopt prachtig binnen, Amsterdam, Meulenhoff, 2003
dinsdag 21 december 2010
Wachten
OP SPOORWEGSTATIONS
(Na kolejowych dworcach)
Er zijn oude dwaze vrouwen
die in een bundeltje op de rug
hun hele hebben en houden dragen.
Zwervers die in elkaar gedoken
nachtenlang zitten op spoorwegstations.
Zieken die in het ziekenhuis wachten
op hun laatste operatie.
En ik heb zoveel tijd verdaan
met jou.
© Anna Świrszczyńska
Uit: Heb medelijden, tijd - Poolse poëzie van de twintigste eeuw.
Samengesteld en vertaald door Karol Lesman. Leiden, Plantage, 2003
Zeehemel
DE DUIF HEEFT ZICH VERGIST
(Se equivovo la paloma)
De duif heeft zich vergist.
Wat een vergissing.
Ging ze naar het Noorden, kwam ze in het Zuiden.
Dacht dat het koren water was.
Wat een vergissing.
Dacht dat de zee de hemel was
en de avond de ochtend.
Wat een vergissing.
De sterren dauwdruppels
en de hitte sneeuw.
Wat een vergissing.
Dat jouw rok bloes was
en je hart haar huis.
Wat een vergissing.
(Zij ging slapen op het strand.
Jij boven op een tak.)
© Rafael Alberti
- uit het Spaans vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu -
In: 500 Gedichten die iedereen gelezen moet hebben - de canon van de Europese poëzie,
samenst. Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries. Amsterdam, Meulenhoff, 2008
maandag 20 december 2010
vrijdag 17 december 2010
Zuidenwind
BABY
Je naaktheid is mij als de Lente
broos, uitnodigend tot strelen
als op een schilderij van Sandro Botticelli
door de Zuidenwind
je naaktheid is mij als de roze blos
op Christus’ andere wang…
Jij, kinderlijkste onder alle vrouwen
Jij, onnozele
die denkt… een Engel te hebben gezien
En dat je… zwanger bent van God…!
Baby, het kindje dat je wiegt in je armen
en dat ruikt als een bosje rode rozen
en kleine slaapgeluidjes maakt
is toch heus van Jozef, de klusjesman uit Bartlehiem
Ooit zal het de Elfstedentocht uitrijden, misschien…
Maar de wereld verlossen
van armoede, honger, oorlog, broeikasgassen?
Dat wordt klunen, Baby !
Levenslang!
© Manuel Kneepkens
december 2010, kerstgroet
woensdag 15 december 2010
Plekje
DE ZONDE
Ik zondigde, een zonde vol plezier
Naast een trillend dronken lichaam
O God, hoe weet ik wat ik deed
In dat schemerige, stille en besloten plekje
In dat schemerige, stille en besloten plekje
Keek ik in zijn geheimzinnige ogen
Mijn hart bonsde in mijn borstkas
Opgewonden door de begerige blikken uit zijn smachtende ogen
In dat schemerige, stille en besloten plekje
Zat ik verward naast hem
Toen zijn lippen lust in mijn lippen goten
Vergat ik het verdriet van mijn onrustige hart
Ik fluisterde liefdeswoorden in zijn oor:
Ik wil je, o maat van mijn ziel!
Ik wil je, o leven gevende boezem!
Ik wil je, o krankzinnige minnaar!
De lust vlamde in zijn ogen
De rode wijn danste in de kelk
Mijn lichaam trilde dronken op zijn borst
In de zachtheid van dat donzige bed
Ik zondigde, een zonde vol plezier
In een boezem, warm en vurig
O God, hoe kan ik weten wat ik deed
In dat schemerige, stille en besloten plekje
© Forugh Farrokhzâd
Uit: Forugh Farrokhzâd Mijn minnaar - uit het farsi vertaald door Amir Afrassiabi.
Breda, De Geus, 2007
dinsdag 14 december 2010
Dekbed
VOOR ZIJN VERJAARDAG
Ik weet de kleur waar hij het liefst op loopt
Ik weet de kleur die hij bij voorkeur draagt
Maar lopen is niet hetzelfde als slapen
en dragen niet hetzelfde als wakker worden.
Ik heb hem dus gevraagd: in welke kleur wil jij het liefste
slapen, in welke kleur wil jij het liefste wakker worden
In de kleur van jouw ogen zei hij, in de kleur van jouw huid.
Ik heb er niet naar gezocht. Ik wist ook zonder zoeken wel
dat er geen winkel bestaat die dekbedovertrekken verkoopt
in die kleuren. Er zit niets anders op. Ik moet voor altijd
bij hem slapen.
Raak
MIJN VADER SLOEG PLANKEN MIS
Mijn vader
sloeg planken mis
mijn broers glimlachten,
schreven elke misslag in een schrift,
mijn moeder deed de was
of lakte haar nagels
mijn vader
die zich in leven hield met schaamte, spijt en ongemak,
die zich dagelijks gewonnen gaf,
die hijgde
en onwerkzaam en achterstallig was,
die niemand iets te vertellen had,
die een spin was zonder web en zonder lente,
die piepte en kraakte, als een ijzeren haan
op een dag sloeg hij raak
en gooiden mijn broers hem weg.
© Toon Tellegen
Uit: Toon Tellegen Raafvogels, Amsterdam, Em. Querido, 2006
Onleesbaar
AVERECHTS
Wat is er in mijn hand gevaren
dat mij voor mijzelf onleesbaar maakt,
verwrongen staart het schrift mij aan.
Een ander heeft het woord genomen
schrijft tegen de letters in, een averechts
gedicht stijgt naar het oppervlak.
Zoals jaarringen zwijgen in een boom
totdat zij, door de bijl bevrijd, rond
gaan zingen in ontwortelde tijd.
© J. Bernlef
Uit: J. Bernlef Vreemde wil, gedichten. Amsterdam, Querido, 1994
Vliegers
OPDRACHT
De vensters behangen met langdurige landschappen,
een zak met slanke handen aan een meisje voeren
van achter de tralies die mijn vingers zijn.
Een ooggetuige van het zwart uithoren
op de hoek van twee nachten
en geduldig wachten
tot de schaduw uit de bomen valt.
Mijn ogen wegens verbouwing sluiten
en haarfijn dromen
dat ik een ver verwant werd van mijzelf.
Van mijn verveling grote vliegers vouwen,
van de vissen de schaliedekker zijn
en van de mens de mens.
Een steentje in de diepte van mijn droefheid gooien
en tellen tot ik de tel kwijt ben.
En herbeginnen.
© Dimitri Verhulst
Uit: Dimitri Verhulst Liefde, tenzij anders vermeld. Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2001
In de lucht
DE DORPELEN EN DE GESLOTEN VENSTERS
Want dat ik van je heb gehouden, dat staat vast.
De rest niet - of je bestond
en als, wat dan voor kleur ogen, de ene keer groen,
dan weer grijs, eens schoot er een zwerm
zwaluwen uit omhoog. Wat voor. Van die snelle,
die niet kunnen lopen, vrijen gebeurt in de lucht.
Hoe ging het. Je werd
ziek of zo, meegenomen, er was veel te doen,
ik kreeg geloof ik een nieuw kind en vergat je
tot ik je hoorde vannacht, onmogelijk uur,
kom het is tijd. Laat alles achter, kom buiten,
ik wacht op je bij het hek.
Maar toen ik daar stond, de grendel
was los, het sloeg in de wind
tegen de balk en ik maakte het vast en liep terug,
denkend aan je, dat je daar godweet echt
had gestaan, het hek losgedaan,
dat ik van je gehouden heb en dat
het hout niet goed in de scharnieren zat.
© Eva Gerlach
Uit: Eva Gerlach In een bocht van de zee, Amsterdam, Arbeiderspers, 1990
maandag 13 december 2010
Wandeling
EN DE MAAN EN DE STERREN EN DE WERELD
Lange avondwandelingen -
dat is goed voor de ziel:
naar buren gluren
zien hoe vermoeide huisvrouwen
hun bezopen echtgenoten
van het lijf proberen te houden.
© Charles Bukowski (1920-1994)
- uit het Engels vertaald door Gert Jan de Vries -
In: 500 Gedichten die iedereen gelezen moet hebben - de canon van de Europese poëzie,
samenst. Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries. Amsterdam, Meulenhoff, 2008
Avondeten
ZAL IK NOG EEN EINDJE MET JE MEELOPEN?
Ja hoor. Je mag meelopen tot het stoplicht,
of tot de eerstvolgende tunnel.
Tot de derde straat rechts,
tot de ingang van het park.
Tot bij het ziekenhuis, tot voorbij
het ziekenhuis, tot aan mijn huisdeur.
Je mag meelopen tot in mijn kamer,
tot het glaasje van het een of ander,
tot ik mijn tanden heb gepoetst
of tot het eerste ochtendlicht
over de stoel met kleren valt.
Tot de bouwvakkers aan het werk gaan,
tot de school weer is begonnen,
de ambtenaren pauze houden
de winkels zijn gesloten
of tot de laatste stoptrein gaat.
Tot na het ontwaken maar voor het ontbijt,
tot na het ontbijt maar voor de lunch,
tot na de lunch maar voor het avondeten
mag je meelopen.
© Hagar Peeters
Uit: Hagar Peeters Genoeg gedicht over de liefde vandaag. Amsterdam, Podium, 1999
zaterdag 11 december 2010
Lege wagons
ZONDAG
De marathonlopers hebben de bocht bereikt:
zondag, de dag van trieste liedjes
bij de spoorbrug
en de wolken.
Jouw ogen, in het zenit –
dat te zeggen zonder je lijf te gebruiken is
als hardlopen zonder de aarde te raken.
Dertig jaar geleden
kwam hier een transport langs, open wagons
beladen met silhouetten,
hoofden en schouders geknipt
uit het zwarte papier van horror.
Die mensen hielden van iemand,
maar de trein komt leeg terug,
elke zondag, alleen
wat haarspelden
en sintels
op de bodem.
Wie weet hoe de aarde te raken,
wie weet hoe de aarde niet te raken.
We kunnen alleen nog geloven
in het bestaan van de marathonfinish
binnen twee uur en veertig minuten,
bij oorverdovend gedreun van wolken
en lege open wagons
op de spoorbrug.
© Miroslav Holub
Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch
vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008
vrijdag 10 december 2010
Vorst
Wanneer ik sterf
slijp dan
uit mijn tanden
bijtende vorst
maak fluitjes
van mijn botten
en speel daarop het gehuil van de wind
(...)
© Gerður Kristný
fragm. uit het gedicht "God", in de bundel Launkofi (Reykjavik, 2000) - vertaling: Roald van Elswijk -
woensdag 8 december 2010
Kleiner dan
GELIJKENIS VAN DE ZAAIER
Onder een vroege motregen, moeder,
drie kinderen en vader.
In zijn armen, kleiner dan een pop,
hun dode meisje.
Het gat, snel gegraven, is te ondiep.
Ze planten haar knielend.
© Chris Abani
Uit: Chris Abani Maar mijn hart is onvergankelijk. Sliedrecht, Wagner & Van Santen, 2003
- vert. Jabik Veenbaas
Chris Abani (Nigeria, 1966) zat na publicatie van zijn eerste roman verschillende malen in de gevangenis. Hij kreeg diverse prijzen, waaronder in 2001 de Prins Claus Fund Award.
?
Het verlies van één enkel vraagteken
maakt ons beiden dakloos
HANS FAVEREY
- Rotterdamse vuilniswagengedicht -
Roof
SPIEGELBEELD
Toen we net hadden geleerd
onszelf in de spiegel te zien,
te weten wie we waren en vanwaar we kwamen,
kwamen de miltairen met hun staatsgreep.
Ze plunderden, arresteerden, doodden
en het ergst van alles was
dat ze niet alleen de spiegel roofden
maar die ook kapotsloegen.
Santiago, 1990
© María Eugenia Bravo Calderara
oorspr. in Prayer in the National Stadium (Londen, 1992)
Hier uit: Zo'n gelukkige dag - Dichters voor Amnesty International (samenst. en vert. Daan Bronkhorst), Breda, De Geus, 2007.
María Bravo Calderara werd bij de bloedige Chileense staatsgreep van 1973 gevangengezet en gemarteld in het voetbalstadion van Santiago. Haar eerste gedichten, geschreven in gevangenschap, werden door haar moeder begraven in de tuin en later naar Zwitserland gesmokkeld.
dinsdag 7 december 2010
Opgemetseld
BRIEF AAN DE MUIS IN MIJN HUIS
Sluw getrippel en weer terug,
ademteugjes drijven op de avondwind,
tuimelen bij herhaling binnen.
Wie sluipt hier in het donker rond,
schokkend door de nacht, jakkert
door mijn hoofd? Lenig ben je, mijn stem
houdt jou niet tegen op je kronkelpad.
Je haren onder hoogspanning, plooitjeshuid.
Waarom niet onzichtbaar in de tuin gebleven,
dromend van kleinigheden
waarboven de hemel zich spant?
Bevend van aandrang heb je mijn huis verkozen
- er is geen heen hier, muren heb ik
opgemetseld, geen uitzicht dan mettertijd de dood
achter het witte pleisterwerk, al stel ik die nog uit.
Tot hier dus en niet verder.
Laten we dít weten van elkaar,
nu het weer stil is op de vloer,
jij elders rondspookt,
een tijdspanne opgejaagd door eerzucht
en verlangen: wat zoek je toch
tussen de vlokken onder mijn bed -
je veile tanden in mijn veters, leren zolen,
noem dat maar pret, als je langs de afgrond loopt,
de klem vanzelf sluit. Iets in je hoofd
stelt vast: verman je, het is uit.
Dit ten afscheid - hoezeer het me spijt.
© Frans Budé
Uit: Frans Budé Bestendig verblijf, Amsterdam, Meulenhoff, 2009
En nergens ouderdom
Hij straalde de maan terug
en werd een wandelaar van
de nacht die zijn voeten
vastbond aan het struikgewas
o duisternis, langs boomstammen
ruisend, o weilanden achter
bospaden en nergens
ouderdom
*
o welgevalligheid, rijs
blinkend op tussen
hoornen van runderen, zoals
gij eens oprees boven het
hoofd van de eenhoorn
geen dag is verschenen zonder
dat dromen schitterden, die
gaven de goden, de geduchten
*
ontschitterde ster in wind
overwinterde streng
in het koude licht
spreek mij van het
harde gedicht dat gij
als een steen in
mij legt
geef dat het niet smelt
als ik mijn hand
erop leg
© Leo Herberghs
Uit: Leo Herberghs Hij straalde - Korte beentjes 2 - Huis Clos, Amsterdam/Rimburg, 2010*
*Gedicht 1 t/m 3 uit een cyclus van 31 titelloze verzen, waarvan dertien thans verschenen in druk. Bibliofiele uitgave ter gelegenheid van de uitreiking van de (eerste) onderscheiding 'Limburger van verdienste' aan de dichter, op 15 november 2010 op het provinciehuis in Maastricht.
Meester der oude vlakten - deel 1 uit de reeks Korte Beentjes, een keuze uit de niet gebundelde verzen van dichter-wandelaar Leo Herberghs - werd zestien jaar eerder gepubliceerd (1994, Heerlen).
Stem
ZO HERINNER IK ME
Zo herinner ik me de voddenkoopman
van de overkant. Ik was in deze ontvolkte
buurt zijn laatste klant.
Zittend aan het raam zie ik nog zijn volle kar staan.
Midden op de weg. Hoor zijn roep. Wat vrolijk
en somber stemt, want
als ik er niet meer ben, wie herinnert zich
dan zijn stem?
© Wim Brands
Uit: Wim Brands De schoenen van de buurman Amsterdam, Podium, 1999
maandag 6 december 2010
Tegemoet
ALLEEN DE SNEEUW BLIJFT
Ik denk aan God en niet zozeer
aan sneeuw. Dat is niet waar.
God denkt aan mij en hij vreet mij op.
Niemand denkt aan om het even wie.
Een kleine kar gaat door de straat.
Sneeuw valt als hij valt.
God is een volkomen vreemde, door niets geplant.
Ik zou mijzelf willen planten als een wilg.
Ik zou mijzelf willen planten als het gras.
Om dan daarop neer te vallen als de sneeuw, zacht.
Het zou inslapen en ik zou Gods deken onthullen, mijn
huid, en zou verdwijnen over straat, in de nacht.
Gisteren kwam ik langs een deur.
Een klapdeurtje, van knie tot borst.
Ik wilde weten of er een engel was daarbinnen.
Het was alleen een oude man met een sombrero.
Met donkere huid en nog donkerder ogen.
Ik schonk mijn tequila te vol.
Ik sloeg hem achterover.
Het geluid was anders dan
dat van water uit een kraan.
Ik moet tequila drinken.
Ik moet een boom zijn, geplant in de aarde, en stoot de deur open.
Ik moet de engel tegemoet gaan.
© Tomaž Šalamun
Uit: Zo'n gelukkige dag - Dichters voor Amnesty International (samenst. Daan Bronkhorst),
Breda, De Geus, 2007 - vert. Willem Campschreur.
Oorspr. in: Tomaž Šalamun & Charles Simic Selected poems of Tomaz Salamun [New York, 1988]
Tomaž Šalamun (1941, Slovenië) werkte na zijn studie in Ljubljana o.a. als docent en cultureel attaché in de Verenigde Staten. Veel van zijn werk is vertaald in het Engels. In 2004 was hij eregast van het Maastricht International Poetry Nights festival.
zondag 5 december 2010
Heel klein fort
SIBERIË
Geef me je jas
van bont van teddyberen.
Leg je arm om me heen
en al je winterkleren.
Zoen me
tot ik warm word.
Zoen me
tot ik spin.
Trek je eigen huid dan uit,
stop mij eronder in.
Sus me met je hartslag:
wij ons wij ons wij ons.
Maak van dit veel te grote bed
een heel klein fort van dons.
© Bart Moeyaert
Uit: Bart Moeyaert Verzamel de liefde. Amsterdam, Querido, 2003
Bart Moeyaert (Vlaanderen, 1964) is behalve dichter ook kinderboekenschrijver.
In 2000 kreeg hij de Woutertje Pieterseprijs.
Feestdagen
DAAROM
Regen met sneeuw aan tafel.
Op de plaats van moeder vader grootvaders
bevroren geheugen. Een schaal horloges.
Een bril met een ongeneeslijk gebrek aan zicht.
Zwijgen verloopt niet goed.
Het kerstlied zakt door de benen.
Niemand roept om hulp.
Daarom houd ik niet van de feestdagen.
© Ewa Lipska
Uit: Ewa Lipska Splinter - uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk - Breda, De Geus, 2007
zaterdag 4 december 2010
Winterklaar
NAJAARSCOLLECTIE
Bij Het wachten (1941) van Pyke Koch
De vrouwen die ik liefhad
dragen ijzige rokken van stilte
en kousen zwart rottend staal.
Ik ga gekleed in overjassen
van berouw en zelfbeklag
met afgestikt verleden.
Op de catwalk is het oorlog.
Links en rechts duwt men elkaar
een helse zee van flitslicht in,
stukken harder dan wij waren
en met minder reden.
Zie ons staan, de combinatie
van mijn leven, tijdloos,
winterklaar - wij wachten
op de sneeuw van vorig jaar.
© Ingmar Heytze
Uit: Ingmar Heytze Alle goeds, Amsterdam, Podium, 2001
Nooit
BIECHT IN DE NACHT
Ik zou onverzoenlijk schrijven wat
mijn vrouw mij had aangedaan
met woorden die beklijven bij wie
in eendere schoenen staan.
't Hart verkilt. Wat is ze mij waard?
Waarom klagen? Beneden slaap jíj.
Hiernaast de kinderen, nog onbezwaard.
Vannacht rijpt hun oordeel over mij.
Ooit moet ik hen bekennen dat
ik hun moeder nooit heb liefgehad.
Zij werd gek. Had ik daarom verdriet?
Een laf hart had ik, anders niet.
Mijn god, wat heb ik haar misdaan?
Verschopt, verdwaasd staart zij mij aan.
© Hans Sleutelaar
Uit: Hans Sleutelaar Vermiste stad - Rotterdamse kwatrijnen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2004
vrijdag 3 december 2010
Sneeuw
SCÈNE MET MUZIKANTEN
Sneeuw kwam recht uit het hart. En bleef.
We liepen, de klarinet een ijspegel,
de viool rillend onder de jas. De schemering
viel van oor tot oor. Voorbij de heuvel
een varken, in doodsstrijd. Geen muziek,
alleen stilte, steeds straffer.
Ons hele leven
waadden we door diepe sneeuw
van portaal tot portaal, links en rechts.
Pas helemaal aan het eind,
buiten adem, buiten onszelf en dus
zonder gewicht, kraste iemand
in die stilte.
Kras, sintel van muziek. Kras,
muziek zelf.
Laten we die weg, die sneeuw,
die scène en die stilte
dan maar
aftrekken van de eeuwigheid.
© Miroslav Holub
- vertaling: Jana Beranová -
Uit: Miroslav Holub (1923-1998) De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008.
Eerder opgenomen in: De mooiste van de hele wereld - 300 gedichten van de 20ste eeuw, bloemlezing door Koen Stassijns & Ivo van Strijtem. Tielt (B.), Lannoo, 1996
woensdag 1 december 2010
Wind
ZUIVER
Zuiver komt de avond af, liefste
en ruikt naar wind gelijk uw haar,
uw lippen als ge lacht.
Een wolk schuift tegen de bleke hemel
voorbij, mijn hand
over het zachte vel van uw hand.
© Jotie T'Hooft
Uit: Jotie T'Hooft Verzamelde gedichten, Amsterdam/Brussel, Elsevier-Manteau, 1981
Nu alles is
DAGLICHT
Uit chaos van lakens en
voorgevoel opgestaan, gordijnen
open, de radio aan, was
plotseling Scarlatti
heel helder te verstaan:
Nu alles is zoals het is geworden,
nu alles is zoals het is
komt het, hoewel, misschien
hoewel, tenslotte nog in orde.
© Judith Herzberg
Uit: Judith Herzberg Doen en laten. Een keuze uit de gedichten, Amsterdam,
Maarten Muntinga i.s.m. G.A. van Oorschot en uitg. De Harmonie, 1994