zaterdag 14 augustus 2010
Gezang
TOEN IK IN DE WITTE ZIEKENKAMER VAN HET CHARITÉ
Toen ik in de witte ziekenkamer van het Charité
Tegen de ochtend wakker werd
En de merel hoorde, stond het voor
Mij vast. Al sinds geruime tijd
Had ik geen angst meer voor de dood. Omdat het mij
Immers aan niets kan ontbreken, voorondersteld
Dat ik zelf ontbreek. Nu
Lukte het me mij te verheugen
Over al dat merelgezang, ook na mij.
© Bertolt Brecht
Oorspr. in Buckower Elegien (1953), Brechts laatste dichtbundel geschreven tijdens een periode waarin hij van enkele kwalen probeerde te herstellen aan een meer vijftig kilometer buiten Oost-Berlijn.
Hier als slotgedicht uit:
Bertolt Brecht Over de aardse liefde en meer - samenst. en vert. Martin Mooij -
Rotterdam, Ad. Donker, 1998
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten