V
En met witte wiek graait
een draaiwind naar een zorgende
Rok, voor de open deur van de laatste
Dofogende woning voor schor en Stad Niks; stof
Stuift uit een mat en zij, haar witte tanden afgekeerd,
Ziet de zwarte akkers,
Ziet donkerkantige wolken,
En fluistert: "Theo" (met levenslange
'O'); en niet langer vlaagt de onrust in haar rok,
Nu haar zwarte hak de voordeur, die zich witschrikt, dichtslaat.
Op het geploegde dak
Streelt zeelicht de venusschelpen -
De droge zolder ziet nog de zwarte
Voren van de golven onder windploegende
Ganzen, een vriesnacht, waarin geen ziel een thuis zal vinden.
© Tsjêbbe Hettinga
Uit: Tsjêbbe Hettinga Aan schor en Stad Niks voorbij (Oan leech en Stêd Niks foarby) - in het Nederlands vertaald door Benno Barnard en Tsjêbbe Hettinga - Leeuwarden / Rotterdam,
Friese Pers Boekerij / Poetry International, 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten