zondag 31 mei 2009
Vijfjarenplan
DE TRANENFABRIEK
en opnieuw werden volgens de jaarrapporten
de hoogste productiecijfers gehaald
door de tranenfabriek.
terwijl het ministerie van transport zich afbeulde
terwijl het ministerie van hartsaangelegenheden
een aanval kreeg van hysterie,
werkte de tranenfabriek dag en nacht
en vestigde ze zelfs op feestdagen productierecords.
op het moment dat de centra voor voedselverwerking
de zoveelste catastrofe probeerden te overleven,
schakelde de tranenfabriek over op een economisch
rendabel hergebruik van afval uit het verleden -
hoofdzakelijk persoonlijke herinneringen.
de foto's van de arbeiders van het jaar
werden als voorbeeld aan de tranenmuur gehangen.
ik ben invalide door het werk in de heldhaftige tranenfabriek,
mijn ogen zijn dof van de staar,
mijn kaken zijn gebroken.
ik word betaald met de producten die ik maak.
en ben gelukkig met wat ik heb.
Valzhyna Mort
- vertaling: Roel Schuyt -
Valzhyna Mort (Wit-Rusland) is een van de ruim twintig dichters uit de hele wereld die optreden tijdens het 40ste Poetry International Festival, van 13 - 19 juni as. in de Rotterdamse Schouwburg.
Entree: vrije gave ofwel betaling "naar eigen waardering."
Kijk voor een volledig overzicht van het jubileumprogramma van dit jaar op www.poetry.nl
zaterdag 30 mei 2009
Uitglijder
DE STAD EEN VOGELRESERVAAT
Ik zag een meeuw die uitgleed op het ijs
en hoorde eens bij ondergaande zon twee
hanen kraaien in een boom.
Ook zag ik op een stille zondagmorgen een
sperwer ορ de stoep van een kantoor;
hij had een muisje in zijn klauwen
en keek mij zo woest aan
dat ik maar liever verder liep.
Voorts heb ik waargenomen
dat vogels 's morgens vroeg
graag oρ de rijweg lopen
en later als met tegenzin
de lucht in gaan.
Ik heb het allemaal gezien, gehoord.
Gelukkig maakt wie niets verzinnen kan
veel mee.
© Jan Eijkelboom
Uit: Jan Eijkelboom Hora incerta, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1993.
Ook in: J. Eijkelboom Tot zo ver - De meeste gedichten,
Amsterdam, Arbeiderspers, 2002.
vrijdag 29 mei 2009
Kom er maar in, lezer
Je truitjes en je witte en rode
sjaals en je kousen en je slipjes
(met liefde gemaakt, zei de reclame)
en je brassières (er steekt poëzie in
die dingen, vooral als jij ze draagt) -
ze slingeren rond in dit gedicht
als op je kamer.
Kom er maar in, lezer, maak het je
gemakkelijk, struikel niet over de
zinsbouw en over de uitgeschopte schoenen,
gaat u zitten.
(Intussen zoenen wij even in deze
zin tussen haakjes, zo ziet de lezer
ons niet.) Hoe vindt u het,
dit is een raam om naar de werkelijkheid
te kijken, alles wat u daar ziet
bestaat. Is het niet allemaal
als in een gedicht?
*
Middenin de vlakte van juli
kwam ik je tegen. Ik woon hier, zei je.
Ik keek naar de bloemen. Ja, dat zie ik,
zei ik, en waar leerde je de kunst
om niet lang te duren? Ook hier, zei je.
Je was lenig; en je woorden waren zo
doorschijnend, ik kon je er helemaal
door zien.
En daar lag ik al in het gras
en wat hield ik in mijn hand?
Een oortje, waarin het lange woord
'lieveling' uitgoot, zonder morsen.
© Herman de Coninck
Twee gedichten uit de debuutbundel van Herman de Coninck De lenige liefde,
Brugge, Desclée de Brouwer, 1969 (herdrukt in 1986 met heruitgave door Manteau, Antwerpen).
Ook opgenomen in: De gedichten, samenst. en verantwoord. Hugo Brems, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 6e druk 2000
donderdag 28 mei 2009
Herleid tot zichzelf
De mooiste vogel, die door ijsvogels
kan worden gemaakt, is zelf
een ijsvogel.
Al het water van de zee
wast niet al het water van de zee weg,
en tussen de stekels van de egel in de heg
krioelt het van de vlooien. Zo heeft het
mijn daimoon gericht, hij die
het bestaande erkent
het vernietigt en onophoudelijk
herleidt tot zichzelf.
© Hans Faverey
Slotvers uit de reeks Een Gieter, in:
Hans Faverey Het ontbrokene, Amsterdam, De Bezige Bij, 1990.
Orgelman
ONDERTUSSEN BIJ DE REPARATEUR
zijn uniform eerst dichtgeschroeid dan wegbezuinigd.
toch blijft hij ’s nachts met een mes in de groeven van de tramrails krabben
en collecteren voor kinderen met polio.
– als ik iets kon verkopen zou ik het doen.
maar ze willen niets hebben, zelfs mijn mes niet, zelfs jij niet.
mijn vrouw dijt uit en wil met me op dansles.
eet dan wat minder, zeg ik.
krab dan wat minder, zegt ze.
de tram kwam vlekkeloos als een simulatie aanglijden
en de reparateur stak trots zijn collectebus naar je uit
toen je uitstapte. je liep dwars door hem heen
alsof hij de eerste de beste orgelman was
© Bas Belleman
Uit: Bas Belleman Hout, Amsterdam, Uitgeverij 521, 2006
woensdag 27 mei 2009
Na een bui
DE PLAS
Die angst herinner ik me goed van toen ik klein was.
Ik liep om de plassen heen,
vooral om de nieuwe, na een bui.
Eentje zou weleens geen bodem kunnen hebben,
ook al zag hij eruit als elke andere.
Ik zou een stap doen en opeens helemaal wegzinken,
ik zou de diepte in vliegen,
en nog dieper, steeds dieper,
naar de weerspiegelde wolken toe,
misschien zelfs verder.
Daarna zou de plas opdrogen,
hij zou boven mij dichtgaan,
maar ik zou voor altijd ingesloten zitten - waar? -
met een kreet die de oppervlakte niet had gehaald.
Later pas kwam het inzicht:
dat niet alle slechte avonturen
binnen de regels van de wereld passen
en kunnen gebeuren,
zelfs al zouden ze het willen.
© Wíslawa Szymborska
Uit: Wíslawa Szymborska Het moment (Chwila), Amsterdam, Meulenhoff, 2003.
- uit het Pools vertaald door Gerard Rasch -
Achtervolgd
WAT IS GELUK
Omdat het geluk een herinnering is
bestaat het geluk omdat tevens
het omgekeerde het geval is,
ik bedoel dit: omdat het geluk ons
herinnert aan het geluk achtervolgt het
ons en daarom ontvluchten wij het
en omgekeerd, ik bedoel dit: dat wij
het geluk zoeken omdat het zich
verbergt in onze herinnering en
omgekeerd, ik bedoel dit: het geluk
moet ergens en ooit zijn omdat wij dit
ons herinneren en dit ons herinnert.
Rutger Kopland
Uit: Rutger Kopland Tot het ons loslaat, Amsterdam, Van Oorschot, 1997
dinsdag 26 mei 2009
Kroon
1.4
Elke morgen vind ik je voetsporen
die vanaf het duin de zee inlopen:
het is vloed geweest, je zocht de weg terug.
Ik gooi je een kroon van wier achterna,
trap duizenden witte skeletten kapot,
fragmenten van zeeëgels. 'Vangen!'
Het is niet de westenwind die mij omdraait,
niet het geluid van een brekende
stengel, niet de aanrollende branding,
maar de ganzen. Van wie kwam dat bericht
en werd het doorgegeven? Ik kijk achter mij:
niemand; voor mij; niemand; en spreid de armen.
MARIA VAN DAALEN
Slotgedicht van het vierluik Albumblad,
uit: Maria van Daalen Deze geschiedenis, Landgraaf, Herik, 1994.
Einders
EEN AFSPRAAKJE
(Randka)
Aan de einders van mijn lichaam,
daar waar de huid,
wacht op mij.
Ik kom,
maar wat is het ver.
Anna Świrszczyńska (1909-1984)
Uit: Heb medelijden, tijd - Poolse poëzie van de twintigste eeuw. Samengesteld en vertaald
door Karol Lesman. Leiden, Plantage, 2003
Zojuist vertrokken
HET BEZOEK
Op een dag was het zοver.
Ik besloot haat eindelijk eens οp te zoeken.
Haar gieren deden mij peinzend open.
Haar honden gingen mij voor naar haar vertrekken,
de sporen van hun tanden in mijn been.
Haar slangen schonken mij een kopje thee in,
met een wolkje melk, en roerden het om met hun tongen.
Haar slakken likten mijn mοndhοeken schoon.
Zij was er niet, zij was zοjuist vertrokken,
zei haar hyena, huilend in mijn nek.
En zij komt nοοit meer terug,
zei haar spin, de aanzet tot een web
reeds strak gespannen om mij heen.
© Toon Tellegen
Uit: Toon Tellegen Daar zijn woorden voor - een keuze uit de gedichten. Amsterdam, Muntinga, Rainbow, 2007.
Zomerzon
DE DRIE VLIEGEN
Er zaten eens drie vliegen
Om het hardst te liegen,
Buiten op een balkon,
Luierend in de zomerzon.
De eerste zei: 'Met deze poot
Sloeg ik vijf olifanten dood.'
De tweede zei: 'Ik vlieg zo vlug,
In 'n uurtje naar Afrika en terug.'
De derde zei: 'Ik vlieg zo hoog,
Nog hoger dan de regenboog.'
Toen werd 't wat kil en 't waaide wat
De vliegen riepen: 'Voel je dat!'
En vlogen gauw het huis weer binnen
Om daar nóg meer leugens te verzinnen.
© Hans Andreus
Uit: Hans Andreus Kinderversjes, Haarlem, uitg. mij. Holland, 1975
zondag 24 mei 2009
Betoverend
WAT DOET EEN MEISJE
Wat doet een meisje
terwijl haar geliefde matroos
de zeven zeeën bevaart
geen geld geen eten
ze gaat naar de kade
daar
waar het wuivende water het afscheid van
het schip blijft herhalen
waar de wind door haar haren
zijn laatste aai en over haar rug
waar een man op een bankje de
krant leest en niet meer leest en vraagt juffrouw
komt u hier toch even bij me
zitten u hebt zulke droeve u hebt
zulke betoverende zeeblauwe ogen
© Jo Govaerts
Uit: Jo Govaerts Waar je naar zit te kijken, Leuven (B.), Kritak, 1994
Over de oneindigheid van sporen
TABELLEN IN TREINSTATIONS
Ik hou van die tabellen in kleine treinstations
Wanneer ik οp het natte perron sta en mijmer over de οnein-
digheid van de sporen.
De verre fluittoon van de lοcοmοtief. Wat, wat?
(Niemand verstaat de nevelige taal van stoommachines)
Passagierstreinen. Tankwagens. Goederenwagons
Afgeladen met erts rijden eindelοοs vοοrbij.
Zο gaan de dagen van je leven door het statiοn
Van je bestaan, vol stemmen, lawaai, signalen
En het zware erts van de herinnering.
Ismail Kadare
- vertaling: Koen Stassijns -
Uit: Klaagzang van een vogel, red. Koen Stassijns. Tielt (B.), Lannoo, 2000.
Ismail Kadare (1936) is de bekendste schrijver van Albanië. Van zijn tientallen romans, vaak geschreven onder het communistisch-maoïstisch bewind en indertijd naar het buitenland gesmokkeld, zijn er vele vertaald - ook in het Nederlands.
Kadare woonde enige tijd in ballingschap in Frankrijk. In 2005 kreeg hij de eerste Man Bοοker International Prize. Hij werd ook vaak genοmineerd voor de Nobelprijs voor Literatuur.
Doorgangsweg
MIMICRY
's Nachts woon ik zelden waar mijn bed staat.
Het licht uit reis ik af langs straten vol
van kinderkamers. Mijn moeder wacht nog altijd
aan een doorgangsweg, mijn vader in de boerderij.
Mijn baas krijgt een bureau in het poppenhuis.
Later ontmoet ik minnaars in een hut onder de tafel.
Wij spelen tot het donker wordt, dan sta ik op
uit een slaapzak die naar anderen ruikt.
© Vrouwkje Tuinman
Uit: Vrouwkje Tuinman Receptie Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2007
zaterdag 23 mei 2009
Waar je nu bent
TEGEN HET KRAKENDE HEK
Zo stonden wij tegen het krakende hek,
zo buiten de wereld als paarden.
Het was weer aarde, gier en soir de
paris, een avond van waar en wanneer.
In mij kwamen vergeten regels omhoog,
zachte op nacht rijmende landerijen,
maar jij fluisterde: hier, hier is het
het fijnste, waar je nu bent, waar je nu
bent met je handen. Zo lagen we tegen
de aarde en tegen elkaar, terwijl het hek
kraakte tegen de opdringende paarden.
Uit: Rutger Kopland Wie wat vindt heeft slecht gezocht. Amsterdam, Van Oorschot, 1972
donderdag 21 mei 2009
Wat een rust!
SPRAKELOOS LANDSCHAP
De mensen worden uit het landschap weggenomen:
wat een rust! vooreerst
nog geen puinhopen, het licht
is het licht dat er is
op huizen als dingen naamloze bomen
een klagende waakhond een jagende vos
later
naarmate het donker nadert
steeds meer kraaien -
© Gerrit Kouwenaar
Uit: Gerrit Kouwenaar Vallende stilte - een keuze uit eigen werk, Amsterdam, Querido, 2008
Stappen in het grind
BEZORGD
storm is geen natte luchtpost, onbezorgd ver
waaid in razend riet van een slapende sloot
retour afzender zou stranden in goudgele
landen van schrijven, muffe winden draaien er
met alle uren mee, zand droomt er duinen
een jonge vrouw dooft een vlam, sluit een boek
nee
de dode bode in het kroos, fiets verbogen
onder aan de dijk, ergens wacht iemand
vergeefs op stappen in het grind, de plooi in
zijn stoel, de lege rode tassen in de bijkeuken
© Niels Roode
woensdag 20 mei 2009
Woorden om te stelpen
AANBLIK
Het oog ziet soms te veel: een mond
loopt weg, een hand raakt niet gevuld.
Zo breed de angst die opspringt
in het lijf, dat wat doet en weg-
haalt. Men schiet nabij, draagt
woorden toe als om te stelpen de vloed
die kronkelt in het stille hoofd.
Horen dat er wolken zoemen, een zucht
omhoog klimt, het raam nog open
want zomerdag - weten hoe
de huid weer plots zo glad.
© Frans Budé
Uit: Frans Budé Alles gaande, Amsterdam, Meulenhoff, 2001
Kleurplaat
Wie met een revolver schiet
wordt soms afgebeeld:
een beetje door de knieen zakkend, pang.
Op een kleurplaat in te sturen.
Maar ga intussen jezelf maar na,
bekijk jezelf in een winkelruit -
als je ervoor staat, kun je ook
je duimen achter de broekriem steken
en achterover staan,
vooral als de ruit een beetje wiebelt door de wind.
© Gerrit Krol
Uit: Gerrit Krol Polaroid, Amsterdam, Querido, 1976
donderdag 14 mei 2009
Nooit meer
14 mei 1940
Ze verbrandden steden als grofvuil.
Hun handen hingen schuil achter helse
machines. Rouwnagels zonder rouw.
Geen graven. Alleen raven als roet.
En rook voor de zon.
Pijn verdicht tot een stille schreeuw
blijft voorgoed in ons haken.
Ik ken die schreeuw. Wie zijn
verleden niet kent,
begrijpt de toekomst niet.
Glimlachend ademt de stad.
Bij het slaande hart waar ooit een gat was,
bij deze smekende armen, zweren we nu.
De woorden zijn gloeiende
gloeiende kooltjes in ons oog:
nooit meer haat
Jana Beranová
Jana Beranová is tot 2011 stadsdichter van Rotterdam.
Bovenstaand gedicht werd door haar geschreven voor de herdenking - vandaag, 14 mei 2009 - van het Duitse oorlogsbombardement op de stad, in 1940. Na die verwoesting van de Rotterdamse binnenstad, en bijna duizend doden, capituleerde Nederland waarmee een vijf jaar lange bezetting door nazi-Duitsland begon.
Visioen
O VRIJHEID!
jij vaal
vaal visioen
uit een ver verleden
van vermetele filosofen
er zijn er die roepen dat je maar
een middel bent
tot blijheid
- hoe durven ze!
heeft niet het leven
juist omwille van jou
ontelbare levenden afgestaan?
slapen in jouw schoot niet rechten
en plichten zacht?
o vrijheid!
bén je een maar een vaal visioen
of ben je de grond,
onvervreemdbare grond
voor ons dierbaarste doen
ons meest achteloze laten?
Mustafa Stitou
Gedicht op uitnodiging geschreven en voorgedragen tijdens Nationale Herdenking op de Dam, 4 mei 1999.
Hier uit: De verleden tijd van vrede - dichters over 4 en 5 mei. Amsterdam, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) & Nationaal Comité 4 en 5 mei (2005).
Mustafa Stitou, geboren in Marokko (1974) en getogen in Nederland, publiceerde als eerste dichter van Marokkaanse afkomst een dichtbundel in het Nederlands. Voor dit debuut Mijn Vormen werd hij tijdens het Poetry Internationalfestival genomineerd voor de C. Buddingh' Prijs 1994.
Stitou's jongste bundel, Varkensroze ansichten (2003), werd bekroond met de Jan Campertprijs en de VSB Poëzieprijs.
woensdag 13 mei 2009
De andere kant uit kijken
ALS JE NIET OPLET
Deze muziek mag je niet spelen
dat boek zou ik maar niet lezen
die foto zou ik maar verscheuren
met hem kun je beter niet gezien worden
daar krijg je misschien last mee
ik zou mijn mond maar houden
wat je straks alleen nog mag
is in een donker hol verborgen
verlangen naar het licht van de vrijheid
die je verspeeld hebt
omdat je even de andere kant uitkeek
toen je buren werden weggehaald
© Remco Campert
Met dank aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Voor meer poëzie over de meidagen zie het archief Gedichten voor 4 mei op:
http://www.4en5mei.nl/herdenken/herdenking_organiseren/gedichten_voor_4_mei
Hete hakken
V.
Daar lig ik weer in het donker. Naakt. Μijn liefde uit-
gestrekt over mijn hele lijf.
Ik omarm je. Raak van de aarde lοs. Ik drijf in het
heelal.
Jij blijft οp aarde. Je hakken glοeiend heet. In 't asfalt
vastgezogen. Een vοchtig
Bos loopt schuin door je lichaam heen.
's Nachts maakt me 't gras dat οp je huid grοeit wakker.
Násos Vayenás
Uit: Násos Vayenás Biografie en andere gedichten – vertal. uit het Grieks: Marko Fondse en Hero Hokwerda.
Amsterdam, Het Griekse Eiland, 1990.
V.
Νά'μαι πάλι στό σκοτάδι γυμνός. 'Η άγάπη μον άπλωμένη
σ' δλο τό σώμα.
Σ' άγχαλιάζω. Φεύγω στόν ούρανό. Αίωρούμαι στό σύμπαν.
'Εσύ μένεις στή γή. Μέ τακούνια χαντά. Κολλημένα στήν
άσφαλτο. "Ενα δάσος
`Υγρό διασχίζει τό σώμα σου διαγωνίως.
Τή νύχτα μέ ξυπνάει τό χορτάρι πού φυτρώνει στό δέρμα σου.
Met één oog open
DE LAATSTE WERELDVREDE
Waarom draait een groot geschil?
Kijk vannacht eens lang en dood
doodstil vanuit de sterren
naar deze kleine aarde.
Wat blijft eigenlijk van verre
over van onze eigenwaarde?
Niets in de eeuwigheid
om voor te vechten zo gezien en
waar kan een oorlog anders nog toe dienen?
Ikzelf was eens in een daarvan gevangen
en zag de eeuwigheid al gapen in de dood-saaie eindeloze tijd
van ons hopeloos verslappende verlangen
naar vrijheid of desnoods een kopje chocola
met niets dan eindeloze slaap daarna.
Mensen! Hoe zoet is men geschapen!
Hoe prachtig past men in elkaar!
Ik ben verliefd op jullie, maar
ik ga met één oog open slapen:
ergens is jullie vreselijkste wapen
vast bijna klaar
© Leo Vroman
Gedicht speciaal geschreven in opdracht van Het Nationaal Comité 4 en 5 mei en voorgedragen tijdens de herdenkingsbijeenkomst in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, 4 mei 1998.
Voor meer poëzie over de meidagen zie het Gedichtenarchief Gedichten voor 4 mei en/of de reeks Dichter bij 4 mei op:
http://www.4en5mei.nl/herdenken/herdenking_organiseren/gedichten
Vermiste stad
BOMBARDEMENT
De Junkers hebben zich niet vergist.
Eeuwen moesten worden uitgewist,
opdat, waar arme wijken stonden,
kil geld jaagt op onheilsgronden.
*
NIEUW ROTTERDAM
De stad reikt tot voorbij de wolken.
De Laurens wijst de onbewogen tijd.
Een hond dwaalt tussen de kolossen.
- Hier is geen plaats voor nietigheid.
© Hans Sleutelaar
Twee korte gedichten uit:
Hans Sleutelaar Vermiste stad - Rotterdamse kwatrijnen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2004
Een kuil vol woorden
IN VREDESNAAM
Mijn nacht is breekbaar
als een kolibrievlinder
vreemde stappen naast mijn bed
laarzen groot als wolkenkrabbers
’t bliksemt en knalt en ik sta weer
op straat klein alleen
Ik ren naar het slagveld
om een gedicht te schrijven
graaf geen kuil
voor gevallen woorden
ik laat de bomen
stapelverliefd ruisen
de bergen elkaar
opnieuw ontmoeten
en om geen kind te zijn
dat nooit meer slapen kan
geef ik landen voeten
om het geluk met ons te delen
Voor vrede plant ik
een stokroos een echte
met kaarsrechte rug
© Jana Beranová
Gedicht geschreven in opdracht van Het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Voor meer poëzie over de meidagen zie het Gedichtenarchief Gedichten voor 4 mei en/of de reeks Dichter bij 4 mei op: http://www.4en5mei.nl/herdenken/herdenking_organiseren/gedichten_voor_4_mei
Haar handen
AAN TAFEL
Mam geeft mij een mep omdat mijn
kleine broertje te ver weg zit.
Hij kwam weer te laat voor het eten,
maar bracht wel zelfgeplukt onkruid
mee voor in een vaas. Zo'n joch
van zes, dat al precies weet hoe
een moeder moet. Hij, het mooiste
zoontje, zit tegenover haar; ze wil
hem in haar ogen - de lelijke zoon
moet in de buurt van haar handen.
Mijn zusje heeft daarvan geen last.
Zij pikt een worteltje alvast.
© Ted van Lieshout
Uit: Ted van Lieshout Och, ik elleboog me er wel doorheen Amsterdam, Leopold, 1988
Hoop
Het missen van de levenden
is misschien vreselijker toch
dan van de doden, want onzeker.
De kwelling dat zij afgesneden
van ons bestaan, voedt nog een hoop
die zich niet doden laat zolang zij leven.
© Elly de Waard
Uit: Elly de Waard Afstand, Amsterdam, De Harmonie, 1978
dinsdag 12 mei 2009
Schouders
IMMIGRANT
Waar hij had gelopen met de reigerpas van iemand
dat het gloeien niet werd gezien. Hij keek nauwelijks
op zijn schoenen sleten van het vele de zwaartekracht
trok aan zijn broek zijn schouders droegen zijn jas niet.
*
Laat ruimte voor één steen als je je huis bouwt en
vertel de kinderen het einde van het verhaal niet.
sla bij het handenwassen een vinger over
laat in één kamer een lamp branden draai
het gas niet dicht en kam nooit je rechterslaap.
*
GREATEST HITS
Op een ochtend kraaien boven de eiken
van je jeugd en de mist van vroege weiden
ze ligt naast je. Je bent wakker geworden
En nu ben je thuis.
De ochtend zingt er is zon
alles is ver weg jij bent een lied
© Marcel Möring
Schoorsteen
EEN GEUR VAN VERBRANDE VEREN
Men komt thuis, het is maart, men ontsluit
het verwinterde huis, afzijn gebrek
hebben webben gestrikt, mee-eters verteerd, de uil
door de schoorsteen de dood in gedreven
de vloer vol hulpeloos dons, de boeken kalk
wit bescheten, de glazen aan gruizels
op het eeuwige bed een proper karkas
met machtige vleugels
wat heeft men gedaan vandaag?
takken geraapt, de kwijnende vlier beklaagd
vuur gestookt van afval -
Gerrit Kouwenaar
Uit: Gerrit Kouwenaar Helder maar grijzer, gedichten 1978-1996. Amsterdam, Querido, 1998
Luftwaffe!
DIE KLOTEGESCHIEDENIS VAN DAREK FOKS HANDELAAR IN OUDROEST
(Zasrana historia Darka Foksa handlarza starzyzną)
Nu Beckett er niet is
en een vrolijk muziekje
zonder overtuiging de zoveelste
als gewoonlijk niet bijster geslaagde
wederopstanding van Jezus eert
moet ik juist nu
denken aan DE TRAGISCHE
GESCHIEDENIS VAN HAMLET PRINS
VAN DENEMARKEN verkocht voor een prikje
aan een vriend, mijn beste vriend,
dat noopt tot het stellen
van enkele wezenlijke vragen, ik weet
dat ik voor dit soort zaken
alleen bij jou terecht kan,
Luftwaffe, waar je ook uithangt
je hebt tot morgen de tijd
17 IV 90
© Darek Foks
Uit: Heb medelijden, tijd - Poolse poëzie van de twintigste eeuw.
Samengesteld en vertaald door Karol Lesman. Leiden, Plantage, 2003
Aandenken
VRIJBLIJVEND ADVIES
Soms is een pauze genoeg.
Tel ongezien tot tien
op je vingers
in een gesprek voor je antwoordt;
zo lang duurt de suggestie van luisteren.
Blijf in de ogen van de persoon tegenover je kijken.
Vermijd staren door zo nu en dan te knikken
(volg de beweging van de kin).
Wees vriendelijk als je aankomt.
Voor je weggaat.
Laat een aandenken achter.
© Hagar Peeters
Uit: Hagar Peeters Loper van licht Amsterdam, De Bezige Bij, 2008
maandag 11 mei 2009
De stad in brand
VOGELPERSPECTIEF
Ik droomde dat het oorlog was
Ik doolde door verkoolde straten
in een regen van granaten
Rook verduisterde de dag
In de Maas kookte het water
Ik beklom de Euromast
Rondom stond de stad in brand
Godallemachtig! Vanuit de lucht
gezien was zo’n oorlog prachtig!
© Jules Deelder
Uit: J. A. Deelder Interbellum, gedichten. Amsterdam, Bezige Bij, 1987.
zaterdag 9 mei 2009
Zoete zorg
OGEN
De ogen van mijn oudste zoon zijn als zwarte vijgen
want hij is aan het eind van de zomer geboren.
En de ogen van mijn jongste zoon zijn als partjes
sinaasappel, want in dat seizoen is hij geboren.
En de ogen van mijn dochtertje zijn rond als
de eerste druiven.
En in mijn bezοrgdheid zijn ze allemaal zoet.
En de ogen des Heeren zwerven over de gehele aarde
en mijn ogen zoeken altijd dicht bij huis.
God zit in de fruit- en ogenhandel en
ik doe in zorgen.
© Yehudah Amichai
Uit: Yehudah Amichai Een grote rust - vert. Tamir Herzberg - Amsterdam, Meulenhoff, 1993.
Maaltijd
OORLOGSWINTER
Het is voorjaar '44 en oom schrijft
οf wij het graf van opa wel eens zien,
en οf het niet vergeten wordt misschien.
Want juist wie leeft wil dat de dood beklijft.
Het graf is wild met onkruid overgroeid.
Mijn broer en ik steken de handen uit,
veroveren onverwachts een οοrlοgsbuit,
geen centimeter grond blijft οngemοeid.
Het is winterpοstelein dat opa geeft,
goed eetbaar en de honger maakt het zoet.
Per slot komt alles uit dezelfde schoot.
Het groene maaltje dat het graf ons bood
heeft mij voorgoed met dit besef gevoed:
de dood is niet waarnaar het sterven streeft.
(naar een herinnering van Ru Otto)
© Wiel Kusters
Uit: Wiel Kusters Zielverstand, Amsterdam, Em. Querido, 2007.
Wormen van angst
KOOR DER GEREDDEN
Wij die gered zijn,
Uit wier hol gebeente de dood al zijn fluiten sneed,
Over wier pezen de dood al zijn strijkstok trok -
Onze lijven jammeren nog na
Met hun verminkte muziek.
Wij die gered zijn,
Nog altijd hangen de lussen voor onze halzen gedraaid
Voor ons in de blauwe lucht
Nog altijd worden de klokken der uren met ons druppelend bloed gevuld.
Wij die gered zijn,
Nog altijd eten de wormen van de angst aan ons.
Ons gesternte ligt in het stof begraven.
Wij die gered zijn
Vragen jullie:
Toon ons langzaam jullie zon.
Leid ons schoorvoetend van ster naar ster.
Laat ons het leven weer voorzichtig leren.
Anders zou het lied van een vogel,
Het vullen van de emmer in de put
Onze slecht verzegelde pijn kunnen doen openbreken
En ons wegschuimen -
Wij vragen jullie
Toon ons nog geen bijtende hond -
Mogelijk, mogelijk
Dat we uiteenvallen tot stof -
Voor jullie ogen vervallen tot stof.
Wat houdt toch ons weefsel bijeen?
Wij die ademloos geworden zijn,
Wier ziel naar Hem vluchtte vanuit het midden van de nacht
Lang voordat men ons lijf redde
In de ark van het ogenblik.
Wij die gered zijn,
Wij geven jullie een hand,
Wij herkennen jullie ogen -
Maar alleen het afscheid houdt ons nog bijeen,
Het afscheid in het stof
Houdt ons met jullie samen
Nelly Sachs
- vertaling uit het Duits: Huub Beurskens -
Chor der Geretteten (1947), uit:
Nelly Sachs (1891-1970) Gloeiende raadsels - gedichten, Amsterdam, Meulenhoff, 1979
Mooi
Men zag hier puinhopen
en zong van mooi weer
bij iedere eerste steen
- Rien Vroegindeweij
(dichtregel op Rotterdamse vuilniswagen)
Opmerking van de dichter zelf over deze in grootsteedse omgeving rondrijdende - openbare - kunst:
"Het schijnt jaren geduurd te hebben voordat de gemeentelijke reinigingsdienst Roteb deze tekst ergens op een vervoermiddel geschilderd kreeg. Vorige week komt plots die regel onder mijn eigen raam doorglijden, iets van jezelf pardoes in je eigen straat... zie ik dat ze mijn regel hebben gezet op zo'n nietig, lullig veegwagentje! Zo'n ding met van die schurende borstels en wat bezems achterop!
Heb je toch nog eer van je werk."
vrijdag 8 mei 2009
Alsof ze niet weet
VOOROORLOGS
Rechtvaardig aan tafel, hij,
feillοοs.
Het hondje kijkt in de lens
maar zij, ze doet alsof ze niet weet
geuren naar teraardebestelling. Aan de
Zij zit zo weelderig in haar crapaud,
neer op het hondje
in haar satijnen schoot.
Spoorweg
BROODJE LEED SPECIAAL
Ik zit vaak op verlaten stadsstationnen
met in mijn mond een beet saucijzebrood.
Denk steeds: waarom ben ik de reis begonnen?
En: eig'lijk, eig'lijk wil ik liever dood.
Maar dan begint de trein ineens te rijden
en schiet het zonlicht in mijn zwart gemoed,
dat als een laser-straal 't gezwel begint te snijden:
wat smaakt dan het saucijzebroodje goed!
En op het ritme van de ratelende slagen
grijpt een geluksgevoel mijn oude jichtkast aan.
Een lied welt in de krop: zal ik gaan vragen
of ik heel even op de bank zou mogen staan?
Maar dán zie 'k voor een overweg jouw wagen
en vliegt de rest van 't broodje op de spoorwegbaan.
Lévi Weemoedt
Uit: Lévi Weemoedt Geduldig lijden. Amsterdam, Thomas Rap, 1977.
Later opgenomen in Vanaf de dag dat ik mensen zag - verzamelde gedichten van Lévi Weemoedt, Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2007.
Zij lazen hoe gelukkig zij waren
TWEE MENSEN
Zij hadden elkaar beloofd geen heimwee te hebben,
geen spijt,
niets te missen en elkaar nooit ongelukkig te maken,
nooit
en dus lieten zij zichzelf nooit kennen,
beten zij elke zondag op hun pennen
en schreven zij elkaar hoe gelukkig zij waren,
al was het alleen al door de brieven van elkaar,
schreven zij,
waarin zij lazen hoe gelukkig zij waren.
Zo dwarrelen bladeren
soms hartstochtelijk
naar de grond.
© Toon Tellegen
Uit: Toon Tellegen Daar zijn woorden voor - een keuze uit de gedichten. Amsterdam, Muntinga, Rainbow, 2007.
Metaalmoeheid
MARINIERSBRUG
De Maasbrug
symbool van on-
verzett’lijkheid
leed aan metaal-
moeiheid en was
gedoemd – Geen
marinier die 't
stage knagen van
den tijd een halt
toeriep – integen-
deel! Reeds rees
uit Rotown’s harte-
bloed een nieuw
symbool ons tege-
moet – scharlaken
in de neongloed –
De Mariniersbrug
Poort die naar
Heden voert!
Jules Deelder
Uit: J. A. Deelder Interbellum, gedichten. Amsterdam, De Bezige Bij, 1987.
Meisje uit Holland
POMPEJI
Omdat de angst van iedereen de onze is
Beleven wij opnieuw de jouwe, mager meisje.
Jij hebt je heftig vastgeklemd aan je moeder
Alsof je terug wilde keren in haar lichaam
Toen op het middaguur de hemel zwart werd.
Vergeefs, want de gifgeworden lucht
Kwam jou binnen heimelijk opzoeken door de gesloten ramen
Van je rustige huis met zijn stevige muren,
Eens blij van je zang en je verlegen lach.
De eeuwen zijn verstreken, de as is versteend
Om voor altijd jouw edele leden te kerkeren.
Ζo blijf je in ons midden, verwrongen gipsafgietsel,
Doodsstrijd zonder einde, schrikwekkende getuigenis
Van wat ons trotse zaad de goden schelen kan.
Maar niets blijft bij ons van jouw verre zuster,
Van het tussen vier muren ingemuurde meisje uit Ηοlland
Dat haar jeugd zonder morgen toch ook neerschreef:
Haar verstomde as is door de wind verstrooid,
Haar korte leven weggeborgen in een verkreukeld schrift.
Niets is over van het schoolmeisje uit Ηiroshima,
Schim in de muur gebrand door het licht van duizend zonnen,
Slachtvee geofferd op het altaar van de angst.
Machtigen der aarde, meesters van nieuwe vergiften,
Trieste geheime hoeders van de beslissende bliksem,
Ons zijn meer dan genoeg de rampzalige gaven des hemels.
Alvorens op de knop te drukken, beheerst u en overweegt.
(28 november 1978)
© Primo Levi
Uit: Primo Levi Op een onzeker uur (Ad ora incerta). Gedichten, vertaald door Maarten Asscher en Reinier Speelman. Amsterdam, Meulenhoff, 1984.
Een
Er is eigenlijk maar één herinnering,
en die verandert telkens.
Kreek Daey Ouwens
- Schone regels, Rotterdams vuilniswagengedicht,
een al ruim twintig jaar rondrijdend poëzieproject in de stad -
BIJ DE GEMEENTEKIST VAN MEVROUW P.
Slaapt ze? Ze slaapt. Na drieëntachtig jaar,
driehonderdvijfenzestig keer per jaar.
haar haar gekamd te hebben, op ik weet niet hoeveel
schoenen door de stad te zijn gelopen,
steeds maar weer die veters, vorken, lepels,
mensen, wat voor mensen, waar dan, slaapt ze.
Ze slaapt en ik, morbide als ik ben, denk aan
haar kam, haar nagelschaar en wenkbrauwstift,
hoe alles, nachtcrème, bankpas, tijdsgewricht,
wordt weggeworpen, uitgewist. En dit,
is dit beschaamde slepen een begrafenis?
Alsof je ongemerkt een munt verliest,
op een verveeld station je krant vergeet, zoiets.
Noem het tragiek, noem het ritme, de tijd,
die vuile carnivoor, zorgt steevast voor een eind
dat stinkt. Maar ze slaapt nu, ze slaapt.
Dus dek haar toe en zorg dat haar vermoeide voeten
nooit meer de straat op hoeven.
© Menno Wigman
Uit: Menno Wigman Dit is mijn dag, Amsterdam, Prometheus, 2004
donderdag 7 mei 2009
Een huiverende hamer
IK SLA EEN HOEK OM
Ik sla een hoek om.
Zo bijt een beitel.
Ik tref een hand aan.
Zo verschrompelt een roos.
Ik leer jagen op liefde.
Zo hijgt een zaag
en ik zie de zee.
Zo word ik oud.
Houd ik mijn hart vast?
Denk ik aan wierook?
Zo huivert een hamer,
kantelt een stad.
© Hans Faverey
Uit: Hans Faverey [1933-1990] Verzamelde Gedichten, ed. Marita Mathijsen. Amsterdam, De Bezige Bij, 2000.
Het azuur als gezag
DIT EILAND
Voor de zachtmoedigen, verdrukten,
Tot geregelde arbeid onwilligen,
Voor de met moedwil mislukten
En de grootsch onverschilligen,
De reine roekeloozen,
Door het kalm leven verworpen,
Die boven steden en dorpen
De woestenijen verkozen,
Die zonder een zegekrans
Streden verloren slagen
En 't liefst met hun fiere lans
De wankelste tronen schragen;
Voor allen, omgekomen
Door hun dédain voor profijt,
Slechts beheerscht door hun droomen
De spot der bezitters ten spijt,
Neem ik bezit van dit eiland,
Plant ik de zwarte vlag,
Neem iedere natie tot vijand,
Erken slechts 't azuur als gezag.
Wie nadert met goede bedoeling:
Handel, lust of bekeering,
Wordt geweerd aan 't rif door bezwering
Of in 't atol door onderspoeling.
Oovral op aarde heerscht orde,
Men late mijn eiland met rust;
't Blijft woest, zal niet anders worden
Zoolang ik kampeer op zijn kust.
J. Slauerhoff
Uit: J. Slauerhoff (1898-1936) Verzamelde Gedichten, 's-Gravenhage/Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 6e dr., 1961.
Vangzeil
DE SPIN
Die zilveren deinende schoot,
mijn liefste, dit maagdelijk gave net,
dit gruwelijk schone huwelijksbed,
dit vangzeil van de dood -
ik heb het gesponnen tussen de bomen
en tussen de zon en de aarde
en al waar ik ontwaarde
je zoet-zoemende dolersdromen.
Ik vang je op in mijn wiegelend bed
O wond in mijn maagdelijk net
O liefste verloren in mijn schoot
O worsteling in liefdesnood -
ik wikkel je in mijn zijden geweld
ik houd je met duizend armen omkneld
ik verstik je in een cocon van gloed
ik drink je zachte blanke bloed
dat rinnend gulpt en schreit -
en volgedronken op het kruis
van mijn geschonden dodenhuis
ik lig gebroken en bevrijd.
© Anna Blaman
Uit: Anna Blaman (1905-1960) De Gedichten, Amsterdam, Meulenhoff, 1992.
Onze generatie
LAAT ONS
Vergeet ons
en onze generatie
leef als mensen
vergeet ons
wij waren jaloers
op planten en stenen
jaloers op honden
was ik maar een rat
zei ik toen tegen haar
was ik maar niet
kon ik maar inslapen
en na de oorlog wakker worden
zei ze met haar ogen dicht
vergeet ons
vraag niet naar onze jeugd
laat ons
Tadeusz Różewicz
- vertaling uit het Pools: Karol Lesman -
Uit: Tadeusz Różewicz De rest is zwijgen, een keuze uit de gedichten 1946-2002 - geselecteerd, vertaald en van een nawoord voorzien door Karol Lesman. Breda, De Geus, 2003
Onschuldige landverrader
de nsb’er danst onschuldig met de nsb’se
sierlijk en honds sierlijk en honds
zullen hun kinderen huilen
de beenderen in magere formatie
op het zwart en wit estrik, op de zwartwitte tegels
zullen de kinderen stil zijn
hemel de onschuldige landverrader,
drenthe uniform uitspansel woef
zullen de kinderen voortgaan
de kinderen vooraan voortaan voortgaan
de hondschuldige hemel
stil niet huilen stil doodgaan
© Tonnus Oosterhoff
Tonnus Oosterhoff Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen -
gedichten, Amsterdam, De Bezige Bij, 2002
woensdag 6 mei 2009
Zijn vader
[ONGERIJMDHEDEN 11]
Dat komt gewoon doordat zijn vader eens.
gewoon omdat zijn vader in zijn jeugd.
doordat zijn vader in zijn jeugd gewoon.
gewoon al in zijn jeugd zijn vader toen.
omdat zijn vader ooit eens tegen hem.
ooit gewoon eens in zijn jeugd hem tegen.
dat komt gewoon doordat zijn vader ooit.
gewoon hem in zijn jeugd toen ooit al eens.
ooit eens tegen hem en nooit zijn moeder.
nooit zijn moeder in zijn jeugd zijn vader.
gewoon toen tegen hem zijn moeder ooit.
nooit eens in zijn jeugd gewoon ooit vader.
© Harry Mulisch
Uit: Harry Mulisch De Gedichten 1974-1983, Amsterdam, De Bezige Bij, 1987.
dinsdag 5 mei 2009
Het verschil
VRIJHEID
Voor doodslaan en gelukkig zijn en schromen
en weifelen
en in een afgrond vallen
en ontkennen en schuldig zijn
en koortsachtig zoeken naar waarheid, schoonheid
maakt vrijheid geen verschil,
of hooguit een verschil als tussen een bloeiende appelboom
en geen bloeiende appelboom,
of tussen een kus en geen kus, hoe vluchtig
en verraderlijk ook.
Toon Tellegen
Gedicht uit 1999, uit: De verleden tijd van vrede, dichters over 4 en 5 mei. Amsterdam, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek & Nationaal Comité 4 en 5 mei (2005)
Op vreemde bodem (In Athene)
Als iemand die bekaf bij 't postkantoor komt aan-
zetten met een expresbrief. En het postkantoor is net
gesloten.
Als iemand die voor 't eerst op vreemde bodem voet
zet. En geen woord over de grens kent.
Sta ik verstard op de trappen van het Grοndwetplein.
De klinkers klem in de strot.
Buitenlandse banken. Automaten. Grote zakenpanden.
Reclames flitsen
Over bezwete gezichten en halen iemands zekerheden
οnderuit.
Castraten zingen de Internationale. Een triviaal drie-
stuiverslibrettist
Wordt tot dichter geproclameerd. En zij die eens de
wisselaren uit de tempel ranselden
Hebben nu in de Passage hun eigen stendje...
Met opgestoken kraag loop ik het laatste eeuwkwart in.
Násos Vayenás
Uit: Násos Vayenás Biografie en andere gedichten – vertal. uit het Grieks: Marko Fondse en Hero Hokwerda.
Amsterdam, Het Griekse Eiland, 1990.
Wetenschap zonder geweten & Eten met muziek
VREDE
na de grote slag eten we gehakt
gekscherend de schedel afgezet en in de jonge schoten
gezet gelijk de geest met de broek open
en we stromen vol bier dat schuimt op de lippen
denken er niet aan een brief te schrijven naar moeder
naar heeroom naar de kardinaal generaal geen kettingbrief
op kringlooppapier waarin woorden ons doodsteken
in de rug ons ombrengen met bananen en badkuipen
waaruit kathedralen kruipen en we trappen die uit
de wereldbrand heeft lang genoeg geduurd verzengd
de meterslang dikke wenkbrauwen van de gebedsgenezers
die we om zeep brachten in de stad van de zwarte pest
rivieren moederbruin de rotsen kardinaalpaars
zo alle letters sneeuwen uit het gewonde boek het witboek
van de slachtveldenarchitekt waarin alles aangekruist
wat niet meer bestaat het gehijg het kapotte vlees
het bestraalde oog de pornograaf van de booby-trap
een boek opgeblazen en vervangen door geschut van geroezemoes
deze eeuw vol wetenschap zonder geweten
het kanon van bombarie cancan van castraten
Lucebert
Uit: Lucebert (1924-1994) Verzamelde Gedichten, Amsterdam, De Bezige Bij, 2002.
VREDE IS ETEN MET MUZIEK
Vredig eten is goed eten
Want lekker eten doet men alleen in rust en vrede
Voor een goede spijsvertering is het een vereiste
Dat men elk hapje minstens vijftienmaal kauwt
Daarom eet men met muziek ook beter
Want onder vrolijke tonen bewegen de kaken vanzelf
Harmonieus en met de kaken ook de slokdarm
En later zelfs de overige dertig meter
Lange darmen in de buik
Vrede is goed eten met goede muziek
Met marsmuziek kan men beter lopen dan eten
Als men dan ook maar vredig loopt
En niet meemarcheert met een troep soldaten
Tegen andere soldaten
Dan is marsmuziek net zo bedorven
Als besmet voedsel
Maar bij dansmuziek is het zeker goed eten
Want dansen is geen vechten
Wie danst houdt rekening met andere dansers
Zoals men onder het eten niet alle
Lekkere hapjes alleen verorbert maar die deelt
Met de overigen de disgenoten
Lucebert
- gedicht bij gelijknamig schilderij van Lucebert -
Vrede is eten met muziek is ook de titel van een bloemlezing van Hans Groenewegen met bijna 270 gedichten van 161 dichters die een beeld bieden "van de sporen die voorbije en niet-voorbije, verre en nabije oorlogen in de recente Nederlandse en Vlaamse poëzie hebben nagelaten" (uitg. Van Gennep, Amsterdam, 2005).
Duurzame verBeelding
DE BEELDENROUTE VAN ROTTERDAM
(of de verbeelding aan de macht)
’s Nachts komt kabouter Buttplug
en steekt een spaarlamp
in je reet
Dan dwingt hij je - duurzaam verlicht
je laatste dans
te dansen
samen met Speenhoff, Pincoffs, Piet Hein
& Pim Fortuyn
O, Rotterdam, dark room vol Foute Mannen!
Manuel Kneepkens
maandag 4 mei 2009
Tot het zout op was (fragment)
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in zijn kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die een sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen
© Remco Campert
Uit: Remco Campert Betere tijden, Amsterdam, De Bezige Bij, 1970.
Plaquette, Poëzieroute Gent (B.), Zijkant Geuzenhuis/Kattenberg 500
Bij herdenkingen in de meidagen veel gebruikt fragment uit Camperts vers "Iemand stelt de vraag".
Dit is de tekst van het volledige gedicht:
IEMAND STELT DE VRAAG
1
Het was een geweldig feest
er stierven drie mensen
een van ouderdom
een door alcohol
een omdat hij vocht met de slang
O maar er werd gezongen
gedanst en gedronken!
De pijp ging rond en de pruim
oude verhalen werden nieuw
opa's stonden in hoog aanzien
die zeiden dat het zo altijd was geweest
en altijd zo zou blijven
en de kinderen bleven erbij
tot ze niet meer konden.
O maar er werd gedanst en
gevrijd bij het leven
een dag een nacht en een dag!
Tot het zout op was
de kruiken leeg
en de schelpen door de kroegbaas
weer afgepakt
toen wankelden ze lachend de berghelling op
sliepen hun roes uit in het gras
een nacht en een lange dag
Terwijl ze sliepen
reden
beladen met het werk van hun handen
in kratten en balen verpakt
in bewaakte colonnes
de vrachtwagens naar de stad
de stad van de banken en de congressen
de stad van de krotten en open riolen
de stad van de mooie dames met chauffeur
de stad van de hoeren voor een knaak
de stad waar iedereen verdient het zout in de pap
iedereen die een vinger in de pap heeft
de stad waar ze altijd van droomden
de stad die ze nooit zouden zien.
2
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z´n kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen.
3
iemand weigert de schelp
iemand houdt op met dansen
iemand smijt de kroegbaas de kruik in ´t gezicht
iemand zegt opa de pest met je oude verhalen
iemand wil het alfabet leren
iemand pakt de opzichter z'n zweep af
iemand steelt een geweer
iemand zegt dit is mijn grond
iemand staat zijn dochter niet af aan de landheer
iemand antwoordt niet met twee woorden
iemand houdt zijn graan verborgen
iemand viert geen feest als de vrachtwagens komen
iemand spuugt op de grond als hij de soldaten ziet
iemand snijdt de banden door
iemand verschuilt zich in het woud
iemand droomt niet meer
iemand richt zich op
iemand is voor altijd wakker
iemand stelt de vraag
iemand verzet zich
en dan nog iemand
en nog iemand
en nog.
Remco Campert