donderdag 13 augustus 2009

Stuk brood



DE ZONDE



Je bent nog een kind maar je lendenen
liggen als een ster te stralen.
In het gedimde buigen van je vlees
in zijn toppen en zijn dalen,
als het het niet je heupen zijn dan
zullen je schouders je verraden;
als een glimlach die je niet verbergen kunt
bekijk ik je van top tot teen.

Ik bekijk je en kan er niet meer tegen,
bij de minste of geringste beweging
- alsof er een zandkuil instort -
begint mijn levenskracht te beven.
Je bent nog zwak. Ren voor je leven
voor ik je overrompel. Je hoofd
maakt nu een knik vooruit
als ik de eerste slag uitdeel.

De menigte van mijn verloren jaren
springt hebberig op je lichaam,
een massa uitgehongerde stokken
wil je overmeesteren.
Mijn nachten! Het geroer der nachten
altijd bevroren of bevend
alles haalt nu naar je uit alsof
je maar een stuk brood bent.

Ze breken je jonge broze vuistjes
en halen je ribben neer,
het genot dat ze in mij nooit vonden
zoeken ze nu in jou, geen wonder:
ze zoeken hun verloren kindertijd
de vergeten en stralender jeugd.
Ze kleden je uit en smijten je weg
als een lege, opengescheurde zak.

Is dat wat er nog van je over is voor mij?
Ik bekijk je verbaasd om te zien waar
je schouders zijn, die mooie schouders
al was het maar een vluchtig spoor ervan.
Mijn handen trillen van het verlies
in de leegte van de stille lucht.
Ben jij degene die vermoord is en ik,
ben ik nou echt je moordenaar?



© János Pilinszky (1921-1981)


- uit het Hongaars vertaald door Martijn Benders -

Geen opmerkingen: