dinsdag 27 oktober 2009

Kom




Tijd gaat voorbij.
Luister.
Tijd gaat voorbij.
Kom dichterbij nu.

DYLAN THOMAS


... time is no healer: the patient is no longer here.

T.S.ELIOT

zondag 25 oktober 2009

Slapen op diamant


Ze loopt in de regen



Ze loopt in de modder, de beestenstront,

ze danst in kringen als een hond.

Ze slaapt οp diamant als hoofdkussen.

De ochtend, transparantie in karaat,

belooft de schoonheid en de lusten.
Ze ziet de wereld uitgehοld,

nog erger denkt ze dan boter


in een vloot, veel erger proeft ze.


Ze tilt de wereld uit handen.

Voor jou!

De landen, de zeeën, mooiste der
trofeeën.
Ze valt in stukken


νοοr haar voeten en likt haar vingers,

schraapt zich naar ideeën.


© Gerry van der Linden


Uit: Gerry van der Linden Lila en de Tekens (Het Meisje Lila en de Tekens van de Tijd, een vertelling) - inclus. muziek-cd door Dirk Polak en illustraties van Sandra Derks.
Met dank voor de ondersteuning aan Theo van Gogh. Rotterdam, uitg. Bèta Imaginations, 1999.

Sgreif


HANDICAP



Hij schrijft "grilig"
en als ik wijs op de l en zeg
dat er één bij mag
antwoordt hij blij:
"Geeft niet, ik ben dyslectisch."
"O", zeg ik, "sgreif
dan maar wad je wild"


© Remco Ekkers


Uit: Remco Ekkers Vreemd lezen, Amsterdam, Divers, 2004

woensdag 21 oktober 2009

Reis



DOODSTIL



Ik ging eens niet op reis,
bleef zitten in mijn stoel.
Mijn reis ging razendsnel.
Ik was nog niet vertrokken
of ik was al weer thuis.

Ik ging eens niet graag dood,
bleef zitten tot ik stierf.
Mijn dood was een soort dood.
Ik was nog niet geboren
of ik was nog steeds in leven.


© Wiel Kusters




Uit: Wiel Kusters Velerhande gedichten, Amsterdam, Em. Querido, 1997

Tussen de dennen



ZONDER TITEL


De maan weet... dat hier bloed zal vloeien vannacht.
Langs koperen stroken boven het meer komt het stellige weten:
Tussen de elzen zullen lijken liggen op het prachtige strand.
De maan strooit haar mooiste licht op het mysterieuze strand,
De wind is een klaroen tussen de dennen
Wat is de wereld mooi op dit verlaten uur.


©
Edith Södergran


- uit het Zweeds vertaald door Lisette Keustermans en Ivo van Strijtem -



in: De mooiste van Södergran Tielt (B.) / Amsterdam, Lannoo-Atlas, 2004


Edith Södergran (1892-1923) was een Finse dichteres die in het Zweeds schreef

dinsdag 20 oktober 2009

Machine


DAVID



Beelden werden niet gemaakt, ze moesten 'worden
bevrijd uit het marmer', alsof ze er al waren,
altijd al,

(ergens, in een windstille juni, op een wit,
onbewoond eiland in een blauw-groene zee)

en inderdaad, hij vond een prachtige steen,
onder zijn huid een perfekte machine
van hersenen, spieren en hart,

en niets van moeite, niets van een beweging
die er ooit was of nog zou, alleen
houding, onverschillige kracht

van milliarden kristallen, volmaakte
kopie van een jeugd.



Rutger Kopland


Uit: Rutger Kopland Voor het verdwijnt en daarna, Amsterdam, Van Oorschot, 1985

maandag 19 oktober 2009

Wimpergoud



's AVONDS




Er was muziek, een zoete wijs
Klonk in de tuin, onzegbaar treurig.
Een zilte zeelucht, fris en geurig,
Van oesters op een schotel ijs.

'Ik ben een ware vriend,' zei hij,
Terwijl zijn hand mijn kleren raakte.
Maar het gebaar dat hij zo maakte
Kwam een omhelzing niet nabij.

Zo aait men katten, zo aanschouwt
Men amazones, onbewogen.
Een lach slechts blonk er in zijn ogen
Onder het lichte wimpergoud.

En een viool met droeve klank
Die het gordijn van rook doorkliefde,
Zong zacht: 'De hemelen zij dank,
Voor 't eerst alleen met mijn geliefde.'


Anna Achmatova


- uit het Russisch vertaald door Margriet Berg en Marja Wiebes -

Gedicht van A. Achmatova (pseud. voor Anna Andrejenva Gorenko, 1889-1967) in:
Bloemlezing van de Russische poëzie, Leiden, Plantage, 1997.

Reis



OM DE HOEK VAN DE COOLSINGEL



geen buitenland is opgewassen tegen onze markt

ik kom er nooit maar heb vernomen
dat daar minstens honderd natiοnaliteiten in eigen talen
door elkaar praten, roepen en schreeuwen

als internet de reisbureaus niet οm zeep helpt
dan doet onze markt het wel
wie wil er nog ορ vakantie οm in marοkkο een sοuk te
bezoeken
οf een imam te zien compleet met jurk en baard in caïrο

het is allemaal οm de hoek van de cοοlsingel
op vijf minuten lopen, twee minuten fietsen

wie koopt er nog naast het vliegveld van paramaribο
een stuk door torren aangevreten hοutsnijwerk
dat je ορ de kruising van de hoogstraat en de botersloot
in de regen kan zien liggen

reisbureaus, ja kén je daar soms een reis boeken naar
rοtterdam
en aankomen op dinsdag οf zaterdag οm op de markt
vissen uit veertig landen met levenloze ogen
op het droge te zien zwemmen



Hans Wap



Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008


Hans Wap Avant-après, pastel, Rotterdam 1994

Ook kaart voor Art Unlimited, Amsterdam

Gebrek


DICHTERS IN BREMEN


Niet afgeleid door hun haar
of gebrek eraan, kledij
tics, de wrat op hun kin
door excessief gebaar
of plankstijve angst voor de zaal
hoorde ik in de wagen van Radio Bremen
waar roken zulässig was
de dichters eerst goed

door de techniek steeds bijgesteld
ontdaan van ruis en microfoongezang
bereikt hun stem een puurheid
door henzelf nooit gehoord
en waarnaar ze bleven verlangen
in hun meest ontheven dromen


Remco Campert



Uit: Remco Campert Nieuwe Herinneringen. Amsterdam, De Bezige Bij, 2007

Foto


ALTIJD ALSOF ALSOF ALTIJD DE VOGEL




(altijd alsof alsof altijd de vogel
de hemel doorgrondt, de honger het eten

waar men ook kijkt kijkt het oog
door een keel die keelt bij het leven

waar men ook hoort heeft de mond
het goud van de kever verguld

en altijd het woord dat zijn echo verbetert
altijd de foto van wat is geweest)


Gerrit Kouwenaar



Uit: Gerrit Kouwenaar Helder maar grijzer, gedichten 1978-1996. Amsterdam, Querido, 1998

zondag 18 oktober 2009

Zelfs zonder voeten



WIE NU ALLEEN IS


Doof mijn ogen uit: ik zie je staan
Schroei mijn ogen dicht: ik hoor je spreken
Zelfs zonder voeten kan ik tot je gaan
Zelfs zonder mond nog zal ik om je smeken,
Ja breek mijn armen af en ik omvat
Je met mijn hart als met een hand,
bind mijn hart af en mijn hoofd zal bonzen
en zet je ooit mijn hersenen in brand,
Nog zal mijn hele lichaam van jou gonzen.



Rainer Maria Rilke


Uit: R.M.Rilke Wie nu alleen is - twintig liefdesgedichten,
gekozen en vertaald door Menno Wigman,
Amsterdam, Bert Bakker, 1996

Ogen



LIEFDE EN ELLENDE



Brood van weken oud heb ik geweekt in water
en opgegeten, terwijl de kou aan mijn tenen
knaagde. Met naalden heb ik in mijn bloed
gewoeld en gezocht. En niets gevonden.
Ik heb op straatstenen geslapen met honger
die door niets nog gestild kon worden
leek het wel.
In nachten, nat en donker, was ik alleen
en mijn stem hoorde niemand. Ziektes
hebben mij bezocht in de jaren, ik wou
vluchten in de dood.

Maar niets was erger dan nu, ik wou
dat je bij me kwam en in mijn ogen keek.



© Jotie T'Hooft


Uit: Jotie T'Hooft Poezebeest, Brussel, Manteau, 1978


De neo-romanticus Jotie T'Hooft [1956-1977] was - bij leven - auteur van o.a. de dichtbundels Schreeuwlandschap (1975) en Junkieverdriet (1976).
Na eerdere mislukte pogingen pleegde hij door een overdosis cocaïne zelfmoord,
op een oktobernacht
in 1977 in een kamertje in Brugge.
In zijn woonhuis nabij Brussel, dat binnenin helemaal zwart geschilderd was, lagen twaalf afscheidsgedichten op de schoorsteenmantel.
Voor zijn zelfmoord zette de verslaafde schrijver het nummer "The End" van The Doors op.

zaterdag 17 oktober 2009

Bespijkerde schoen


DODEN



Na de derde operatie, zijn hart
doorzeefd als een oude kermisschijf,
kwam hij bij op zijn bed
en zei: Vanaf nu ben ik zo sterk
als een beer. En heeft u ooit
paarden zien vrijen?

Die nacht stierf hij.

En een ander sukkelde acht laffe jaren
als eendenkroos in een zure kreek,
als schoof hij zijn bleke gezicht
aan een spies over de kerkhofmuur.

Tot het gezicht ten slotte verdween.

Bij beiden trapte de engel des doods
simpel met zijn bespijkerde schoen
op hun verlengde merg.

Ik weet dat het dezelfde dood was.
Maar ik geloof niet dat ze
hetzelfde dood zijn.


©
Miroslav Holub


Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch
vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008

Schuw als antraciet




LIED VAN DE PARALLELWEG


's Nachts fonkelden er aan de Parallelweg
hoog boven de natriumlichten
van de Staatsmijn Wilhelmina
de Galaxieën...

schuw als 't anthraciet
oplichtend
in de kοp‑
lampen van witte zwarten, ondergronds

: "Jongen, wij zijn (sterren)stof
en tot (sterren)stof... /"

Kuchten hun zinnen nooit af... /

Parallelweg in die eindeloze
Jaren Vijftig
parallel
aan wie οf wat?

Aan de sirenes van de Wilhelmina
huilend
in het zwarte gat van de ochtend?

(οm de silicose-longen van de kompels
rochelend οp de Parallelweg?)

Arbeidersparadijzen Bestaan
Niet!
Arbeidersparadijzen
Bestaan Niet!

(οm de dood van kameraad Stalin
Fossiel Sovjet-Unie?)

Ach, vrome koude Jaren
Vijftig
toen aan 't oostblok van 't firmament
't knip‑
οοg
van de Spoetnik nog ontbrak...

En kompel Jοep maar bidden
tot het as‑
grauw
van de ochtend

tot Sint Joseph in de Hemel
links
van God!


© Manuel Kneepkens


Uit: Manuel Kneepkens Zuiderlinks - gedichten & illustraties, Rotterdam, Bèta Imaginations, 1999

donderdag 15 oktober 2009

Kruispunt



LIEFDE DIDACTISCH



Zij spannen traag hun winterkleren voor de ramen
En sluiten elkaar en het straatlawaai in hun armen.
Zij gaan vanmiddag bloot een groot horloge binnen.
De wijzers zijn zijzelf. Zij maken plaats en tijd.

Een simpele duim op haar tepel verandert de wereld
Van deze volksbuurt in een kamer zonder pijn,

Een bed waaronder twee paar tranen samen slapen
Met afgelopen schoenen. Geluk heeft geen contour.

Langzaam vrijen is ook dat ronde kruispunt beneden.
Daar lopen mensen zoals wij van hen te dromen.


© Leonard Nolens

Uit: Leonard Nolens Manieren van leven, Amsterdam, Querido, 2001

dinsdag 13 oktober 2009

Wie mij neemt en eet



LANDSCHAP MET BEROETE AARDBEI



Wie een aardbei neemt

zo'n beroete rode
eet zijn jeugd
terug


z'n Moeder, zingend
onder het wasgoed van de wolken

liederen uit de Duisternis

0, als de merels
verstrikt
in Vaders aardbei-net...


In het vuilst van de Mijnstreek
onder de ligusterheg
moest je ze begraven...


Hoor, hoe ze moeizaam musiceren, sindsdien
een Requiem
onder elke voetstap die je zet op aarde


"Want ik ben de Vredesvorst, de Ware..."

aldus bloost
de aardbei:


"Wie mij neemt & eet
eet
zijn jeugd terug..."


En zie, de kruisbes
& de aalbes
& de klap‑
bes


ruisen
& buigen & wuiven
als in Driekoningen‑
mantels, brokaat van Aanbidding


"Dus, Moeders, zoen in mijn naam
op wangen Nirwanah
't bloot van jullie babies
aardbiedig


Want ik ben de Aardbei
Wie mij neemt & eet eet
zijn jeugd terug..."

Aldus zoent de Aardbei de roetzwarte vorst!


© Manuel Kneepkens


Uit: Manuel Kneepkens Zuiderlinks - gedichten & illustraties, Rotterdam, Bèta Imaginations, 1998

Post, maar nooit een bericht


ZOUTKARAVAAN



Er is een zoutkaravaan verdwenen. Zoals een meisje
van veertien kan verdwijnen. Eeuwig
zijn ze doorgelopen, zijn de kamelen door het oog
gekropen. De berijders van de dieren waren
in hun verlangen naar zuiverheid verkleind
tot onmogelijk weerzien en tussen de zandkorrels
verloren geraakt. Dat althans in het oog
van de kamelen, want die voelden zich uitvergroot,
vergroeid tot schommelende sterrenschepen, tot hemel
vullende proporties; doorzichtig zijn ze opgestegen.
Hun adem van fluitgras bevroor tot melkwegen.
Een karavaan verdween, alleen het zout
stoof naar alle kanten, werd overal gevonden.

Zoals een meisje van veertien. Sokjes
met ronde-oren-beren, maar geboren
om te verdwijnen naar een nachtelijke hemel.
Nog nooit ongesteld, maar wel zwanger
van een wonder: zout, al dat zout.
Een kamer die nooit zal worden afgebouwd;
een weg naar school met afstapmogelijkheid;
een laatste trein, een onbedoeld station, het zout
van een oud shirt dat bij de schoenpoets lag.
Iedere dag komt de post, nooit een bericht;
een plots gezicht tussen de massa in een vreemde stad:
al die wonden, het fluitend ademen in een telefoon,
haar sterrenschip dat tegen de muren hangt.


© Tomas Lieske


Uit: Tomas Lieske Stripping en andere sterke verhalen. Amsterdam, Querido, 2002

zaterdag 10 oktober 2009

Krekel



HET EILANDMEER VAN INNISFREE



Ik zal opstaan en gaan nu, en gaan naar Innisfree,
en daar een hutje bouwen, gemaakt uit klei en twijgen;
negen rijen bonen zal ik daar hebben, een korf voor honingbijen,
en wonen, heel alleen, op bij-doorgonsd gebied.

Ik zal wat vrede hebben, want rust drupt daar heel zacht,
druipt uit de morgensluiers, naar waar de krekels zingen;
’s nachts is het één geglinster, 't gloeit midden op de dag,
en 's avonds is de lucht vol vleugels van de vinken.

Ik zal opstaan en gaan nu, want altijd, vroeg of laat,
hoor ik het water klotsen, aan d'oever van het meer,
als ik sta op de weg of in de grijze straat
hoor ik, diep in mijn hart, hoor ik het weer.



© W.B.Yeats




- uit het Engels vertaald door Jan Eijkelboom -



In: W.B.Yeats Al keert het grote zingen niet terug, in de vertaling van J. Eijkelboom – Sliedrecht, Wagner & Van Santen, 1999.



William Butler Yeats (1865-1939),  Iers dichter en toneelschrijver, ontving in 1923 de Nobelprijs voor Literatuur. 





The Lake Isle of Innisfree



I will arise and go now, and go to Innisfree,
And a small cabin build there, of clay and wattles made:
Nine bean-rows will I have there, a hive for the honeybee,
And live alone in the bee-loud glade.

And I shall have some peace there, for peace comes dropping slow,
Dropping from the veils of the morning to where the cricket sings;
There midnight's all a glimmer, and noon a purple glow,
And evening full of the linnet's wings.

I will arise and go now, for always night and day
I hear lake water lapping with low sounds by the shore;
While I stand on the roadway, or on the pavements grey,
I hear it in the deep heart's core.



- W.B.Yeats

dinsdag 6 oktober 2009

Tegen wat niet de gewoonte was



BEZOEK



Eindelijk,
tegen wat niet de gewoonte was,
glimlachte mijn geliefde
bij het horen van haar naam.
Het heelal vierde feest
met twee nieuwe hemels.
De vlinders kregen vleugels
van onvermengde vrijheid.
Dank...
zeiden de bossen
en ze liet hun haren waaien in de wind.
Dank...

zeiden de meeuwen
en ze schudden hun vleugels uit,
om de eerste trek te aanvaarden.
Dank...
zeiden de golven,
terwijl ze hun dans uitvoerden
op een liefdeslied.
De graanvelden renden
en dromen temden de storm.
Toen nam God weer plaats op Zijn troon.

Eindelijk,
zoals de gewoonte was,
gromde de stem van de politieman
om het bezoek te beëindigen.
De vensters van de gevangenis
sloten hun ogen.
De muren kregen een kleur
van diepe schaamte.

26 januari 1993


© Faraj Bayrakdar


Uit: Faraj Bayrakdar Spiegels van afwezigheid. Rotterdam, 2004, prod. en uitg. Bèta Imaginations i.s.m. Poets of All Nations (PAN) en Novib/Oxfam - [vertaald uit het Arabisch door Richard van Leeuwen]

Later opgenomen in: Zo'n gelukkige dag - Dichters voor Amnesty International (samenst. Daan Bronkhorst), Breda, De Geus, 2007.

De Syrische dichter Faraj Bayrakdar (1951) werd in 1987 gearresteerd, gemarteld en zeven jaar in geïsoleerde gevangenschap gehouden. In 1993 werd hij veroordeeld tot vijftien jaar cel. Bayrakdar
kwam vrij bij een amnestie in 2000. In Rotterdam, in 2004, kreeg hij de Free Word Award van de stichting Poets of All Nations.

Holtes


IK HERHAAL JE
(ek herhaal jou)


Ik herhaal je
zonder begin οf einde

herhaal ik jouw lichaam
De dag kent een smalle schaduw
en de nacht gele kruisen
het landschap is onaanzienlijk en

het mensdom een rij kaarsen
terwijl ik jou herhaal

met mijn borsten
die de holtes van jouw handen imiteren




EK HERHAAL JOU

Ek herhaal jou
sonder begin οf einde
herhaal ek jou liggaam
Die dag het 'n smal skadu

en die nag geel kruise
die landskap is sonder aansien en

die mense 'n ry kerse
terwyl ek jou herhaal
met my bοrste
wat die holtes van jou hande namaak


© Ingrid Jonker


Uit: Ingrid Jonker Ik herhaal je - vert. Gerrit Komrij, met een nawoord door Henk van Woerden - Amsterdam, Podium, 2000.

zondag 4 oktober 2009

Aan het raam (zwarte weg)



HET HUIS VAN DE SCHILDER



Iets verder dan het aardbeienpaadje

dat uitkwam οp de Zwarte Weg,
verder dan de brandnetels
langs datzelfde pad,


vlak bij het jachtgebied,
waar het groen vol rode beestjes zat

met zwarte stippen,

stond het huis van de schilder
hoog en steil
zodat ik zag wat ongenaakbaar was,

langs de weg van Heerlen
naar Kerkrade.


Daar hield hij huis
met tubes, kwasten en penselen

οp doeken zο groot
als een raam.


Of zou hij tekenen,
vroeg ik me af,
heel fijntjes tekenen
οp papier,
spichtige lijnen in een van de kamers

in een huis zο groot als een hoofd
als het denkt,

zich iets verbeeldt?

Met een takje schoof ik de
οnzelieveheersbeestjes
van waar ze licht vingen,
boven οp het blad,
van waar ze sliepen
aan de onderkant,

in een pot.

Rood en zwart en groen.

Thuis had mijn vader
van plankjes een hutje getimmerd

dat precies οp de vensterbank
paste.

Er zat een raampje in,
vijf bij vijf centimeter,
met stopverf vastgezet,
net echt.

Daar liet ik mijn beestjes wonen.

Ik legde wat groen in hun kamer
en zat met hen
aan het raam,


zij binnen,
ik buiten.

Ze hadden geen stoelen,

geen tafel, en waren
hun eigen schilderij
(voor mij),

hun zwarte buikjes naar
het licht gekeerd.


© Wiel Kusters

Uit: Wiel Kusters Zielverstand, Amsterdam, Em. Querido, 2007

Pinda's


DE OLIFANT


Hij stapt behoedzaam en ziet grijs van zorgen
dat hij geen muis of mier of mens vertrapt.
De rafelige oren vaal gelapt,
een slurf hangt uit, het slimme oog verborgen.

Als zak van Sinterklaas zou hij voldoen,
met in het rommelige vel cadeaus
zoals entreekaartjes voor circusshows,
veel pinda’s, boekensteunen, een klaroen.

Ik weet waarom ik hem zo mild benader.
Hij draagt me naar mijn jeugd terug toen vader
bij ’t olifantenperk dit vers begon:

Nu zal ik u iets wondermoois verhalen:
Heer olifant gaat aan het koffiemalen.
Hij deed het nooit, maar 'k wist dat hij het kon.


© Patty Scholten

Uit: Patty Scholten Het dagjesdier, Amsterdam, Atlas, 1995

vrijdag 2 oktober 2009

A.u.b. een krasje


DE LEGE LANDEN





Ik zit in de trein naar Utrecht
als ik mij plotseling afvraag:
waar is het wonder?
Want alles wat ik zie, bestaat zo ontzettend:
struikjes, koetjes, boerderijen,
er is geen speld tussen te krijgen.

Neem nu die haagbeuk:
die staat daar maar
aan de rand van een weiland.
Beetje groen zijn. Beetje groeien.
Het is allemaal zo van deze wereld!

Geef mij a.u.b. een wonder,
een heel klein krasje
in het diamant van de feiten,
een mirakeltje van niets,
er hoeft heus geen engel bij
of donderstem.

Al is het maar die haagbeuk
die op een mistige ochtend
een beetje is verschoven.
Dan weet ik genoeg.




© Alexis de Roode




Uit: Alexis de Roode Geef mij een wonder, Amsterdam,
Podium, 2005

Aan tafel - Kinderboekenweek





- klik op afbeelding voor grotere tekstletter -


Van 7 t/m 17 oktober as. is het Kinderboekenweek. Thema dit jaar: Aan tafel! – eten en snoepen in kinderboeken.
Bovenstaand gedicht van de maand van Poëzieplein. nl heet Boekje open van Ted van Lieshout. Het is afkomstig uit diens verzamelbundel Hou van mij (Amsterdam, uitgeverij Leopold, 2009), eerder gepubliceerd in: Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen (Leopold, 1986).

Van Lieshout ontving eerder dit jaar de Theo Thijssenprijs 2009 voor zijn hele oeuvre.
Deze tekening bij zijn gedicht is gemaakt door Tineke Weber.
Met dank aan www.Poëziepleinschiedam.web-log.nl