"HET UUR IS GEKOMEN"
- St. Matth. XXVI 45.
Langzaam maar zeker schijnt het einde onzer ballingschap in zicht te komen, maar nog niet het einde der ellende. Het getal tyfuszieken en diarree-patiënten is nog steeds zeer groot. Op 12 april, 148 doden; 15 april, 220 doden. Duizenden zijn zwaar ziek of tot het uiterste verzwakt vlak voor de bevrijding en verder ook nog tijdens en na de bevrijding. Men hoort overal het roepen en klagen om thee en koffie. De dorst is een nog grotere kwelling dan de honger.
Daar tussendoor duizenden nieuwelingen uit alle mogelijke kampen, die reeds bevrijd zijn, en waarvan de gevangen getransporteerd worden naar nog niet bevrijde kampen.
Met vijf tot zes mensen in twee bedden, met zeven man in één kastje. Er moet nu zoveel mogelijk geholpen worden in deze ontzettende nood.
Maar beter dit, dan de voortdurende vrees voor evacuatie, die misschien voor haast allen de dood zal betekenen. Reeds sinds zondag 22 april staat het hele kamp klaar, gezakt en gepakt met ons weinige hebben en houden om aan te treden voor de evacuatie. Altijd weer nieuwe geruchten over onze afmars. Al het overbodige is reeds verbrand met grote hopen rommel.
Het is wild in het kamp en de weinige S.S.-ers weten niet meer wat te beginnen. De een beveelt iets, weer een ander herroept dit bevel. Hoeveel S.S.-ers er nog in het kamp zijn weet niemand. Alleen weten wij, dat er iedere nacht honderden vertrekken.
[...]
Op 24 april wordt voor de eerste keer geen appèl meer gehouden. Om acht uur pas deze morgen zijn de Joden vertrokken. Zij hebben er gestaan van de vorige dag 's middags tot nu toe. Waar gaan zij heen? Velen van hen zijn totaal uitgeput. Reeds 60 lijken zijn door de Russen weggebracht naar de lijkenkamer. In de nacht zijn nog 400 Joodse vrouwen aangekomen uit Kaufenring. Zij zijn onmiddellijk verder gestuurd. Om 10 uur komt het bericht dat de Joden in wagons zijn gestopt door de S.S. In het Revier alleen vandaag al 150 doden. Men weet niet meer waar zij vandaan komen. Overal op de blokstraatjes liggen lijken, die niet eens meer worden weggehaald.
[...]
Op 26 april, om 11 uur: de Joden staan nog steeds in de gesloten goederenwagons. Zij kunnen blijkbaar niet meer vervoerd worden wegens gebrek aan lokomotieven. De Russen uit het kamp hebben met gasmaskers op 700 doden tussen de andere halfdoden en stervenden moeten uithalen.
Tegen 4 uur in de namiddag komt al weer een transport nieuwelingen van buiten het kamp, geëvacueerd uit andere kampen. Bij honderden liggen zij op de grond, totaal uitgeput, hongerend en stervend op de appèlplaats. Een van de politiemannen schreeuwt: "Wie nog leeft moet zich melden." Slechts enkele armen gaan nog omhoog, de meesten kunnen zelfs dit niet meer doen!
Een van hen vertelt dat zij met 2400 mensen uit Buchenwald vertrokken waren, al 14 dagen geleden. Zij hadden geen eten of iets anders voor onderweg meegekregen. Hoevelen zijn er nog levend hier aangekomen?
Wij staan bij dit alles machteloos.
[...]
Om 12 uur 's nachts is het stil, geen schieten, geen vliegers. Onheilspellend stil. Zullen de Amerikanen weldra komen of zullen de Duitse bommen weldra vallen om ons allen te doden, zelfs nu nog?
Om 10 uur worden nationale commissies uit gevangenen van alle landen samengesteld. Het kan nu toch niet lang meer duren?
Om 11 uur een lang en aanhoudend signaal der sirenes. Wat betekent het? De pantserwagens zijn dichtbij, menen wij.
Om 2.30 uur vergadert het internationaal comité. Er zijn nog 32.000 mensen in het kamp en levensmiddelen zijn er nog voor één dag. Er zijn geen medicamenten meer, 2/3 is ziek, duizenden zijn stervend. Boven alles moet de rust en de orde bewaard worden.
Om 3.30 uur is de S.S. bezig onze Rode Kruis-pakjes te plunderen.
29 a p r i l i s d e g r o t e d a g d e r b e v r i j d i n g. Het belooft een heerlijke lentedag te worden. Een zacht windje waait door het kamp. Het zware, nachtelijk, nevelig wolkendek trekt langzaam op. De zon boort er zich doorheen en in onbeschrijfelijk schone kleuren en tinten verft zij de hemel rozerood. Het is een betoverend schouwspel, lijkend op een mooie staalkaart met de schoonste kleuren, die zich als een machtige, prachtige koepel welft over de aarde. Het is 6 uur in de morgen. Uit het commandogebouw bij de ingang waait de witte vredesvlag.
God zij geloofd en gedankt.
Het kamp wordt dus niet verdedigd, maar overgegeven.
Joh. Rothkrans*
Ooggetuigeverslag van de laatste aprildagen van 1945 door overlevende van Dachau, het oudste concentratiekamp in nazi-Duitsland, uit:
J. Rothkrans Dachau, hel en hemel - Simpelveld/Roermond IMP (1957).
* Rothkrans was een rooms-katholiek priester en kapelaan te Simpelveld, die in november 1941 na verraad in zijn parochie wegens anti-NSB-opmerkingen werd gearresteerd, langdurig verhoord, vastgezet en via een aantal Duitse gevangenissen voorjaar 1942 definitief werd verbannen naar het concentratiekamp Dachau.
De bevrijding van Dachau - Auschwitz was destijds een nog nauwelijks bekende naam - is morgen precies 65 jaar geleden.
Hekwerk in Dachau
Geen opmerkingen:
Een reactie posten