maandag 28 februari 2011

Verloren



ALLEGORIE
(AΛΛHΓOPIA)



Toen de eik viel
hakten sommigen een tak af, staken die in de grond

en riepen op bij de boom zelf te komen aanbidden,
anderen beweenden in elegieën
het verloren bos hun verloren leven,
anderen legden verzamelingen van gedroogde bladeren aan
toonden die op jaarmarkten en verdienden hun brood,

anderen beaamden de schadelijkheid van bladverliezende bomen
maar twistten over aard of zelfs noodzaak van herbebossing,
anderen, onder wie ikzelf, beweerden: zolang aarde en zaden
bestaan, bestaat er mogelijkheid van eik.
De moeilijkheid van het water blijft open.



©
Titos Patríkios



- uit het Grieks vertaald door Hero Hokwerda -


In memoriam Frans van Hasselt [Amsterdam, 1927 - Athene, 25 februari 2011],
schrijver, journalist en correspondent voor NRC Handelsblad, auteur van o.a. de verzamelbundel
De toekomst komt van achter (2010, Black Olive Press-Het Griekse Eiland)

Gedicht afkomstig uit:
Aanslag op het zwijgen - zes Griekse dichters (op Poetry International, Rotterdam)
Groningen, Chimaira Publishing, 2002

zaterdag 26 februari 2011

God van de vlinders


TUIN VAN EETLUST





op koele zomeravonden als de familie smakkend tot zich nam
groene haring, gevolgd door slierasperges in botersaus
biefstuk, salade, pommes frites, en toe
aardbeien, slagroom, mocca en vanille

dan deinden zij, de tantes, als pioenrozen, als zwaargassige
ballonnen op hun steel, of de golfslag van hun lacherigheid
in alle malse borsten koerde hoorbaar wagner

zo dronken zij wijn na wijn
tot elk hoofd paus pius twaalf leek in het Heilig Jaar
zo bleek!

tenslotte nam dan oom na oom, stomdronken, afscheid
en van elke tante wiegelde het romig achterwerk weg
alleen de nacht bleef over, die hele oude dame
die pauwblauwe waaier voor de eenzame glimlach
van het heelal
god van de vlinders, dan sliep je!
de ramen open, kostbare dromen ten prooi



© Manuel Kneepkens




Uit: Manuel Kneepkens Tuin van Eetlust, Amsterdam, De Bezige Bij, 1976

vrijdag 25 februari 2011

Grofvuil


Als het heeft gesneeuwd schudt de stad haar
ziel uit, zoals een hond zichzelf verlost
van water na een duik in de late lente;

wie het schudden wil zien hoeft niet eens op
te letten.
Je loopt op straat en zie:

op een hoek speelt een man
op een piano die aan het begin van de avond

bij het grofvuil is gezet.


© Wim Brands


Uit: Wim Brands Neem me mee, zei de hond Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2010

donderdag 24 februari 2011

Punt



Een vleugje wind
Schrijft met de punt van zijn doek
een woord buiten de wereld


Yves Bonnefoy



- Schone regels, Rotterdams vuilniswagengedicht -

dinsdag 22 februari 2011

Overkomelijk


GELUK





Het geluk is overkomelijk. Men plaatst het
in een vitrine en gaat aan het werk.
Wie ernaar vraagt krijgt het te zien,
onder weloverwogen commentaar.

Het is gebruikelijk om ’s avonds achterover
te zitten en het geluk, zoals dat beschaafd
verlicht tentoongesteld staat, te beschouwen.
Men stoot de deelgenoot erover aan.
Die knikt of zegt heel zachtjes: ‘Ja.’

In hoeverre het geluk ons bepaalt
is niet eens een vraag: totaal. Wij zijn niets
dan ons geluk, en het geluk is waar wij zijn.

Slechts tijdens het afnemen van de glasplaat
slaan we soms de ogen neer. De vochtige
doek hangt slap in onze handen. Zo mooi.


 © Mark Boog


Uit: Mark Boog De encyclopedie van de grote woorden, Amsterdam, Cossee, 2005

Boog (1970), die eerder voor zijn debuut Alsof Er Iets Gebeurt (2000) de C. Buddingh'-Prijs won, ontving voor deze dichtbundel in 2006 de VSB Poëzieprijs.

zondag 20 februari 2011

Misschien getuige


KLEIN MOGADISHU





Raar maar
waar is alles gebleven waar we van droomden – is alles uiteindelijk toch maar
een hoop vet van een stoel in een afvoergeul glijdend?

Uit de plooi in het normale puilt materie: vrouw
met de armen rond de buik geslagen, buiten zichzelf geschud
op de vloer van een bankkantoor. Erboven een hoofd, geduwd
in een Mickey Mouse-masker. De man heeft de loop afgezaagd
van de dingen: gulpende kern onder de handen van de vrouw,
knipperlichtogen, rode vinger op zoek naar de alarmknop.

Men beweert dat materie bestaat
uit leegte, als hij al bestaat. Of dat de dingen niets meer zijn
dan mogelijke bewegingen van het bewustzijn, neuronenwindingen
waaruit vonken opspatten.
Een tepel trekt samen op de borst
van de vrouw. Een vlek vormt een plas
kloppend als een kinderhart. Een vlies trekt over de leegte
onder de hand van de vrouw, verhardt
tot een ruggengraatje.
Misschien zijn we getuige, misschien medeplichtig,
misschien zijn we ons leven anders aan het dromen, maar we knielen bij de vrouw
als betuigen we eer aan een wonder. Hoofdje, schouders, materie
in onze handen. De glazige navelstreng. We voelen ons menselijk.

Na de feiten trekt betekenis terug in de dingen. Het masker lost op
en de man loopt achterwaarts het bankkantoor uit. De plas kruipt
in de vloertegels. De vrouw komt moeizaam overeind. We rapen

een brandende sigaret van het trottoir en elke keer als we zuigen
wordt de sigaret langer. We stappen in een auto en rijden naar huis.
We worden liefdevol gekust.

Niet langer dan een seconde zijn we ons
van geen kwaad bewust.



© Peter Verhelst




Uit: Peter Verhelst Nieuwe sterrenbeelden, Amsterdam, Prometheus, 2008

Comedie


GESCHIEDENIS




Hier en daar een dorpsgek
vecht nog zijn eigen oorlog,
leunt nog tegen zijn leeggeruimd
toneel van de wereld en wacht nog
op volgende week betere komedianten.


©
Hans Andreus



Uit: Hans Andreus (1926-1977) Verzamelde gedichten, Amsterdam, Bert Bakker, 1984

zaterdag 19 februari 2011

Fantasie


"Het is een misvatting te denken dat wie geen talent heeft voor fantasie dan nog wel talent heeft voor de waarheid."


- Nelleke Noordervliet

Keertij


STROOMVERSNELLING



In deze zeeën die ik mij verkoos,
lig ik verdronken, eindeloos
diep op den bodem, zonder wil.
Het water boven mij staat stil.

Zo ben ik in een transparanten doos
geklonken, ver van storm en hoos
stortzee en vloed – mijn hart doet pijn,
het wil een snelle zeemeeuw zijn,

een zil’vren vis, beweeg’lijk in den stroom.
Maar als een anemoon, die loom
op donker water wiegt en deint
en aan het eigen spel verkwijnt,

sta ik geworteld in vervloekte rust,
van tij noch keertij mij bewust,
diep op den bodem zonder wil.
Het water boven mij staat stil.


© Hella Haasse




Uit: Hella Haasse Stroomversnelling Amsterdam, Em. Querido, 1945.

vrijdag 18 februari 2011

Te doen alsof


EILAND


Woensdag, we hebben het plan. Van dit eiland te vluchten. (Allemaal vanwege de zee.)
We zijn vreselijk dorstig. Kunnen bijna niet schrijven.
Uit de slanke pen groeit een harde, groene schelp, het eerste velletje briefpapier is leeg. Niemand is meer gewend een zinderende brief te schrijven op een tropisch hete dag.
Dinsdag, we hebben het plan om te vluchten. Te vluchten in de zee van het eiland, te doen alsof alles perfect is als in het begin.
Te doen alsof wij het eiland zijn, en onze ogen maanlicht. Zodat we de hitte niet meer voelen.


©
Ye Mimi


- uit het Chinees vertaald door Silvia Marijnissen -


Ye Mimi (1980, Taiwan) publiceerde in 2004 haar tot nu toe enige dichtbundel, Pikdonker. Sinds dit debuut is haar ster snel rijzende.

Voor nadere informatie en meer vertaalde poëzie van Ye Mimi, zie:
http://www.silviamarijnissen.nl/2010/ye-mimi-wat-voor-spook-gedichten/

Gedragen


ZE LIEPEN MET KAARSEN DE BERG OP



Ze liepen met kaarsen de berg op
en zongen daarbij een muziek die klonk
als klagen dat door het licht omhoog

werd gedragen. Hem droegen ze
levend en dood, de moeder droegen ze
ook, maar die wankelde zo alsof de dragers

er de brui aan gaven. Die er waren
sloten zich aan bij de stoet: een schare donker

en licht die zingend of zwijgend
bleef klimmen en dalen.



© Hester Knibbe



Uit: Hester Knibbe De buigzaamheid van steen Amsterdam/Antwerpen, de Arbeiderspers, 2005

donderdag 17 februari 2011

Onhandig


AAN HET EINDE VAN DE DAG





Aan het einde van de dag,
als iemand aan komt hollen met de liefde,
als je moe bent en onhandig en toevallig net verward in
een warnet
van angsten –
wat moet je doen,
wat moet je met de liefde doen, donzig, schrikachtig,
die iemand je nog brengt?




© Toon Tellegen


Uit: Toon Tellegen Alleen liefde, Amsterdam, Querido, 2002

woensdag 16 februari 2011

En de anderen maar dansen


HET THEATER VAN DE SLAAP


Voor Yorgos Michaïlidis


Werkelijk ik was haar vergeten
ik was haar gezicht en haar stem vergeten
en herinnerde mij niet eens
de straat het huis en de trap

zo plotseling in een zwarte jurk
op blote voeten net als toen
trad zij mijn donkere droom binnen
kom zei ze

en we daalden op de tast de trap af
we gingen weer op de treden zitten en ik omhelsde haar
en waar ga je heen vroeg ik
en kan me niet schelen zei zij
en ik wilde haar
en ík wil jou wél zei ik
het is de Oorlog zei ze
stil nu maar mijn lief
misschien zien we elkaar op een dag weer
ze woelde mijn haar in de war
en je bent nog jong zei ze
je vindt wel andere vrouwen je zult me vergeten
je zult niet meer weten dat je me vergeten bent

en de anderen boven maar dansen
en iemand boog met een kaars over de trap
riep van boven
is er iemand op de trap
en we spraken niet
en mijn adem was in haar adem
net als toen

maar nu wisten we dat we wanhopig speelden
we speelden de liefde
ons voorbije leven
in mijn donkere droom
als twee onhandige acteurs
die sidderen voor de regisseur.



© Yorgos Pavlópoulos



- uit het Grieks vertaald door Hero Hokwerda -


Een van de twaalf door Hokwerda vertaalde verzen van Pavlópoulos ter gelegenheid
van het optreden van deze dichter bij Poetry International, Rotterdam juni 2003

dinsdag 15 februari 2011

Wandspiegel


Weer wat kleren heb ik uitgetrokken
en ze mijn knechtje laten verpanden bij het wijnhuis…
Nu kijk ik omhoog naar de heldere hemel
en dit is wat ik de maan vraag -
‘Luister eens: Li Po, die oude zatlap,
wat was hij vergeleken bij mij?’


- Namp'a Kim Ch'nt'aek


Namp'a Kim Ch'ŏnt'aek (ca. 1700) was oorspronkelijk politieman, doch verwierf roem als zanger.




*


Ik wil je vergeten,
maar dat schijnt onmogelijk…
Ik wil mijn liefde als zinloos zien
en in bed keer ik mijn gezicht naar de muur,
maar de wand wordt een spiegel
en die toont slechts jouw gezicht.


- anoniem -

Twee gedichten uit: Liefde rond, liefde vierkant - bloemlezing uit de sijo-poëzie. Zeven eeuwen Koreaanse poëzie, vertaald uit het Koreaans en beschreven door dr. F. Vos.
De Oosterse Bilbiotheek, Leiden/Amsterdam, Meulenhoff, 1978

maandag 14 februari 2011

Ik drink uit jouw ogen




DE SAAMHORIGHEID




Jij zult gaan schrijven
"Zij zocht in haar handtas naar een aansteker"

en als ik uitroep: saamhorigheid verbindt ons
dan zul jij gaan schrijven:
"Zij zei: verberg mij en ontdek mijn plekje"
en na ons verzoekje om onderdak zul je gaan schrijven:
"Zij was droevig als Hagar"
Het is niet onwaarschijnlijk dat het gedicht zo eindigt:
"Jij drinkt uit jouw kopje
en ik drink uit jouw ogen"
Of zo:
"de tastbare dingen zijn verbindingen naar de ideeën"
Of zo:
"Ik ben niet onschuldig en geen marionet"
en daarom: ik zal mijn mond niet opendoen,
maar jij, ook jij zult gaan en schrijven:
"Zij deed haar mond niet open
omdat haar hart open stond"


© Helmi Salim



Helmi Salim (1951, Egypte) in:

Onbereikbare Liefde - tweetalige bloemlezing van Arabische dichtkunst (red. Ibrahim Cohen, Ronald Kon en Abderazak Sbaïti), Amsterdam, El Hizjra, 1995

Dezelfde hemel?


WEG



Is het naar mij
net zo ver als naar jou?
Voel jij als het koud is
dezelfde kou?
Voel jij als het warm is
dezelfde hitte?
Zie je dezelfde
opaatjes zitten?
Staat de zon
aan dezelfde hemel
te schijnen?
Is mijn straat de jouwe
en jouw straat de mijne?

Is de weg
net zo recht dus
en echt dus en vrij?
Waarom kom ik dan hier?
En jij nooit eens
bij mij?


© Edward van de Vendel


Uit: Edward van de Vendel Superguppie krijgt kleintjes Amsterdam, Querido, 2005

zaterdag 12 februari 2011

Tussendoor


IN HET RESTAURANT




Jonge vrouw met gouden hoofddoek
vreemde zwarte zwaan zelden waargenomen
in de bijt van dit restaurant

net als ik zit ze nijver te schrijven
tussen de gerechten door
het lijkt wel een wedstrijd

ik durf haar niet aan te spreken
vroeger van verlegenheid
nu van ouderdom

als ze opkijkt kijk ik neer
en opeens wat een timing! is ze weg
en ben ik alleen met een luchtspiegeling


© Remco Campert


Uit: Remco Campert Een oud geluid Amsterdam/Rotterdam, De Bezige Bij-Poetry International, Gedichtendagbundel 2011

vrijdag 11 februari 2011

In de vroegte


IK NOEM JE ETC.




ik noem je: bloemen
ik noem je: merel in de vroegte
ik noem je: mooi
ik noem je: narcissen in de nacht
waaroverheen de wind strijkt
naar mij toe
ik noem je: bloemen in de nacht


  
© Jan Hanlo



Uit: Jan Hanlo Verzamelde Gedichten, Amsterdam, Van Oorschot, 1970

Ander volk




DE OPLOSSING

(Die Lösung)




Na de opstand van de 17e juni
Liet de secretaris van de schrijversbond
Op de Stalinallee pamfletten uitdelen
Waarin stond dat het volk
Het vertrouwen van de regering verloren had
En het slechts door twee keer zo hard te werken
Terug kon winnen. Was het dan toch
Niet eenvoudiger dat de regering
Het volk ophief en
Een ander koos?


© Bertolt Brecht

Door Brecht, die steeds meer twijfelde over de nieuwe mens in het 'betere' - communistische - Duitsland, geschreven na het bouwvakkersoproer van 1953 in de DDR.

Oorspr. in Buckower Elegien, hier uit:
Bertolt Brecht Over de aardse liefde en meer - samenst. en vert. Martin Mooij - Rotterdam, Ad. Donker, 1998

donderdag 10 februari 2011

Mummies


WEG MET DE FARAO



Men noemt Egypte het volk van de farao’s…

O, ja? Hebben zij de piramiden gebouwd
stapelden zij moeizaam, steen op steen
beulden zij zich af in de brandende zon?
Nee, dat deden zij niet
dat deed het volk

Het volk, dat zij sloegen en niet kreeg te eten

Al eeuwen zijn er geen farao’s meer
Hun graven zijn verlaten, hun schatkamers leeg
Hun mummies grijnzen in museumvitrines

O, ja? Zijn er geen farao’s meer?
En Hosni Mubarak dan?
Zijn knokploegen slaan het volk van Egypte
dat roept om vrijheid
waar het recht op heeft. Zoals alle volkeren
En nog steeds heeft het volk niet te eten

Weet, Nederland, als Egypte niet vrij is,
dan zijn wij ook niet vrij
want wij zijn EEN volk op aarde

En daarom zeg ik: Hosni Moebarak
laatste levende mummie van Egypte, verlaat ons!

Farao, go
home !



© Manuel Kneepkens


Gedicht voorgelezen tijdens een Egypte-demonstratie afgelopen zondag bij het Rotterdamse World Trade Center (WTC)

Blues


DE PIJN IN DE OCHTEND



Op een zomeravond, het stikt van de muggen,
kan je beter op de stoep van je huis gaan zitten
waag een gokje, het is zomer in de stad
er kan van alles gebeuren, de lucht is als een zwarte zee

iedereen wil wel iemand in z’n armen houden
laat je hart toch breken, wat kan jou het schelen,
dan kan je tenminste als je bij de hemelpoort aanklopt
zeggen , god wees lief voor me, ik heb een gebroken hart

nu nog niet, niet je zakken vol stenen
het water is niet koud genoeg
pik iemand op
het is zo’n heerlijk avond, de lucht

licht van de maan en stil als de zee
en god die je gebroken hart lijmt
holy shit, zegt god, die chick heeft de blues

ze moet op de stoep voor haar huis gaan zitten
pech van die muggen
en een gokje wagen.


© Carla Bogaards





Uit: Carla Bogaards Dat zwart gewalste hart Amsterdam, Veen, 2006

woensdag 9 februari 2011

Boordlicht


'S NACHTS



's Nachts varen de landstreken naar huis.
Op volle kracht, elkaar met brandend boordlicht
omzeilend. Het schuurt aan boomwortels,
boegwater klotst in vijvers.

's Nachts wonen we in Midden-Duitsland.
Langs het raam schaduwen de hardnekkigste
creaturen van de gebroeders Grimm, zijzelf wellicht,
treurend om iets van duizend jaar geleden,

ze zijn het vergeten.

's Nachts sluit zich om ons het bos
vol echo's van boerenkrijgen. Kinderen
door wanhopige ouders achtergelaten
bidden om wedergeboorte uit een wolf.

Maar kijk, tussen de stammen een licht!

Dan is het tijd. Ochtend. Opluchting.
Hun lot is toch niet ons lot.
Varen terug. Tongval weer vertrouwd.
Enige twijfel blijft.


© Rouke van der Hoek


Uit: Rouke van der Hoek Het magnetische noorden, gedichten Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 2001

Op ooghoogte



DAG EN NACHT



De blozende dag vertoont zich in een
kleurrijke mantel,
op ooghoogte hangen de lichamen te drogen,
ze worden ongeduldig, ze worden
onbesuisd.

De nacht maakt de houten gaten zwart,
het bos beraamt,
de hoestende voertuigen banen zich een weg,
er brandt al licht boven de struiken.


© Armando


Uit: Armando Gedichten 2009, Amsterdam-Antwerpen, Augustus, 2009.

De bundel werd recent op de Dag van het Gedicht bekroond met de VSB Poëzieprijs 2011

maandag 7 februari 2011

Strik


VOORZICHTIG





voorzichtig
heb ik de gevangen vogel

uit de strik verlost

ik laat hem vliegen
hij geeft mij vleugels




© Willem Hussem


Uit: Willem Hussem (1900-1974) Warmte vergt jaren groei - een
keuze uit de gedichten en tekeningen (samenst. F. Eerhart en H. Steenbruggen). Tevens tentoonstellingscatalogus bij de Hussemexpositie in Enschede, Rijksmuseum Twenthe. Eindhoven, uitg. stichting Plint, 1992.

Méér over de kunstenaar-dichterWillem Hussem staat op:
http://www.rogerarts.com/artists/hussem/hussemdescr.htm

zaterdag 5 februari 2011



ademloos

die daar als knoflook geur heeft geplakt
tussen de plooien van je vingerkoten
waar je je neus in neigt om je te wanen
onder het kirrende van haar sproeisel, onder
het minnelijke van haar buidel, onder het
moederlijke van haar memsel, dat jou
in je strot kroelt en bijstert en

ademloos

houdt vanwege het lood dat langs
de regenboog van haar kijker je long
in loopt, vanwege het cellofaan waarmee
de schaterlach van haar toekomst de
tocht over je tong stopt en je dwingt je te
wentelen in wie jou is, in wie jij zijn zal:
luidloze, hooploze, tijdloze


©
Henk van der Waal


Uit: Henk van der Waal Zelf worden Amsterdam, Querido, 2010

vrijdag 4 februari 2011

Iets onzegbaars


GEVLEUGELD EN BIJTEND DONKER


Een zin met ‘gevlekte schaduw’ erin.
Iets onzegbaars
dat stiekem als een lijster
uit de ochtendstilte gutst.

De andere man, de officier, die uien bracht
en wijn en zakken meel,
de majoor met de opgezwollen knie,
wilde na afloop een intelligent gesprek.
Omdat ze geen keus had, voorzag ze ook daarin.

Potsdamer Platz, mei 1945.

Toen de eerste klaar was wrikte hij haar mond open.
Bash? vertelde Rensetsu sensationele stof te vermijden.
Indien de verschrikking van de wereld de waarheid behelsde,
zei hij, zou er niemand zijn om het te zeggen
en niemand om het tegen te zeggen.
Ik denk dat hij de beschrijving van het lichtelijk opgewonden
zwermen van insecten bij een waterval aanbeval.

Wrikte haar mond open en spuugde erin.
Wij geven deze dingen blijkbaar door
omdat we zijn wat we ons kunnen voorstellen.

Iets onzegbaars in de ochtendstilte.
De geest die hongert naar gelijkenissen. ‘Gevoelige hemel,’ enz.,
buigt het spoor van de zwaluw om in de lucht.




© Robert Hass



- uit het Engels vertaald door H. C. ten Berge -



Uit: Robert Hass Een verhaal over het lichaam, een keuze uit het werk van deze Amerikaanse dichter (1941, San Francisco) met vertaling door H.C. ten Berge.
Amsterdam, Meulenhoff, december 2010




donderdag 3 februari 2011

Daar lag ik



ONDER DE STERREN


Onder de sterren geslapen. Lang in de tijd
liggen kijken, in de ijlende, krijsende ruimte.
De vreemde vreugde die dat ondenkbare schept.

Ik zag een foto die iemand vanuit een kuil had genomen.
Uitzicht vanuit een graf, stond eronder. Je zag
een stuk van de hemel en de dunne kruinen van bomen.

Ik denk aan mijn vader, heel ver van huis, niet meer
bij machte terug te keren.
En aan mijn ex die ik plots bij mijn tandarts aantrof
boven mijn wijdopen mond, mooier en harder dan ooit,
met een slang in haar hand om het gruis en het vocht
weg te zuigen. Daar lag ik.

Ik zou zo graag licht willen reizen, met in mijn rugzak
niet meer dan wat kleren, een veldfles, een pen
en papier



© Juliën Holtrigter


Gedicht waarmee Juliën Holtrigter (1946, pseudoniem van dichter, fotograaf en beeldend kunstenaar Henk van Loenen) eind januari jl. de tweede editie van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd won. In de Stadsschouwburg van Amsterdam ontving Holtrigter de eerste prijs van € 10.000 uit handen van juryvoorzitter Gerrit Komrij.

woensdag 2 februari 2011

College


PORTIER

rook uit de jaren zeventig slaapt in zijn snor als woede op
kinderen in een rijdende ford escort waar vader het woord
zijn onbewezen ongelijk logeert

even kijken wie de lekkerste borsten heeft tijdens het college
even snoepen van de truitjes in de pauze

mijn mond is een klooster vol oeh’s en ah’s
maar ik laat mijn broek niet zakken
ik laat mijn kaak niet zakken
voor de docent

in zijn dorp vechten meerkoeten en eksters
aan zijn tak wipt een doezelende druif op en neer

ik wil een machtige sleutelbos als conciërge
ik wil een niet te beledigen behendigheid
met apparaten

en

tijdens het vele repareren
wil ik vaak niets liever dan hartelijk komen kijken
       bij wie de heerlijkste borsten had

in mijn dorp vechten meerkoeten en kraaien


© Tsead Bruinja



Uit: Tsead Bruinja Batterij, Amsterdam, Contact, 2004

dinsdag 1 februari 2011

Cadeau


IK WIL


een stad voor mijn verjaardag
met mensen huizen en een plein
een vijver met daarin een zwijn van
steen een kleine perenboom vol merels
en kerels wil ik van die potige met
kisten op hun schouders oude laarzen
en meisjes met mutsen van konijnenbont
en harde wimpers en gezoete lippen en
stippen wil ik in de plaats van strepen
nee zebrapaden zijn zo dun dat
je hun ribben door het asfalt ziet
en brievenbussen wil ik niet en regen
vuilnisbakken kan ik heel slecht tegen en
baby's die ruiken naar poeder en verdriet
nee ook baby's kale bleke baby's niet


© Eva Cox *


Uit: Eva Cox Een twee drie ten dans, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009

* Met Armando, Kreek Daey Ouwens, Paul Bogaert en Henk van der Waal genomineerd voor

de VSB Poëzieprijs, januari 2011