donderdag 31 maart 2011

Lusttuin


ROODMAANVOGEL


Hij heeft zijn kooi achter het Nachtdierenpaviljoen
terzijde van de braamstruiken langs de spoorlijn
naar Utrecht
De bulk van dierentuinbezoekers komt daar niet

Bovendien woekert er een enorme rododendron
in z'n volière. En daarachter is het pure donker
van z'n nachthok

waarin Hij zich te allen tijde kan verschuilen
(wat Hij ook doet... )
Hij, Zijne Majesteit Schuwheid
oogverblindender
dan Pauw & Paradijsvogel tezamen!

Het is alsof een rilling over de verliefde lippen
van wijlen de laatste Sjah van Perzië
diep zuchtend
overgaat
in een rilling
over de perzikschoot van Farah Dibah
Sjah's
vruchtbaarste Sheherazade
(ooit, toen Iran nog een seculiere staat was... )


zo intens is het Perzisch miniatuur-
rood
van het pronkkleed van de Roodmaanvogel

O, de boze Sprookjeswereld van alledag
bestaat heel even niet voor eenieder
die een Roodmaanvogel ziet / of hoort...

Diens hals: één vlam van Passie
diens snavel:
louter Liefde…


maar Hij, zo diep achterin in de Tuin der Lusten
als Hij er op zekere nacht vandoor gaat
naar Tibet of Nepal… wie zal 't merken?

En hoe moet dat dan met ons?

Naar Rotterdam keert hij nooit meer terug!



© Manuel Kneepkens


Uit: Manuel Kneepkens Een vrolijk dierenalfabet, gedichten en illustraties. Rotterdam, Douane, 2009

woensdag 30 maart 2011

Juk van vreugde


BIJ GEBOORTE
(I)





Als opgebaard leven ligt daar de boreling.
Wie met hem te doen heeft, benijdt hem.

Nog nauwelijks het niets ontrukt
drukt hem al het juk van de vreugde

De pose naast de teddybeer
die opzichtig voor zijn beste vriend doorgaat.

De bezoekers koeren;
een hogere vorm van ademen.




© Hagar Peeters


Uit: Hagar Peeters Wasdom Amsterdam, De Bezige Bij, 2011

dinsdag 29 maart 2011

Hindernissen



DERTIG SECONDEN VOOR HET BESTORMEN VAN DE TEPEL





We hadden dertig seconden voor het bestormen van de tepel,
het was een heuvel
achter aan de hindernisbaan van de rekrutenbasis.
Daarboven de gestreken hemelkraag, gesteven door de wolken,
en het kaki van het zand zou, in een andere omgeving, uit een
natuurgedicht afkomstig zijn.
Maar wat kon natuur of een gedicht je schelen
met twee veldflessen klotsend op je heup,
een uzi in je hand
en een schep tegen je ruggengraat.
Dus propten we onze dagdromen in de tepels
van de secretaresse die altijd achteroverlag
in de jeep van de commandant
en dachten we aan Gauguin die niet wist of hij zijn kip
moest opeten of schilderen.


Daar, bij de heuvel, hadden we zo'n honger.




© Ronny Someck




Uit: Ronny Someck Blues van de derde zoen (bloemlezing), Maastricht, Azul Press, 2010
- uit het Hebreeuws vertaald door Hilde Pach

maandag 28 maart 2011

Klaagtaal


BEZOEK AAN HET GEBOORTEHUIS VAN C.B.


Hier werd mijn jonge vriend geboren!
Met schroom deed ik de voordeur van het
slot. Het huis stond leeg. Rollend pluisstof.
Zonder woorden was toen mijn gebed.

Om mij heen werden de muren broos.

Buitenlucht scheen er doorheen. Stemmen
fluisterden mij verzen in. Klaagtaal
over tijd die te beginnen stond:

eeuwen waar mijn vriend geen weet van had.



© Chrétien Breukers



Uit: Chrétien Breukers Gysbert Japicx bezoekt het Drielandenpunt, Leeuwarden,
Friese Pers Boekerij, 2009

zaterdag 26 maart 2011

Schuilplaats


ZO AL DEZE WEGEN NAAR EEN CENTRUM LEIDEN



Zo al deze wegen naar een centrum leiden
een mijnenveld van gerechtigheid
vinden wij onze route achteruitwaarts.

Het blikveld mag breed zijn, de geur
zwaar van warm gehouden planten en het
geluid dat ons omringt knerpend en schril,

nog zullen we verlangen naar een schuilplaats
een scheefgezakt monument, een landgoed
waar onze klamme handen drogen kunnen.

Genegenheid, meer dan een mens verdragen kan
ligt aan onze moegelopen voeten
en verschrikt deinzen wij terug.


© Erik Lindner



Uit: Erik Lindner Tramontane, Amsterdam, Perdu, 1996

maandag 21 maart 2011

Lente


vandaag is de wereld in winter gekleed


een vogel vliegt verdrietig door het sneeuwen
en buiten wacht de kou

ik ben vergeten om de herfst te huilen
ik heb niet gejuicht in de lente
mijn plezier om de zomer niet uitgebuit

misschien is de aarde wel omgerold
is de poolgrens verlegd
toen ik sliep

alles wat waar is is anders geworden

wie ben ik nog?



© Mischa de Vreede





Uit: Mischa de Vreede Met huid en hand, Amsterdam, u. m. Holland (Windroosreeks), 1959

Het weke


[...]



In het helmgras lag een bronzen masker,
aan een kant zonbeschenen. De ogen, neus
en mond intact, het weke weggenomen.
Uit de hemel neergestort naar waar het
eens gaaf van voor het drama was.
Daar staan de reünisten in het duinzand
opgesteld. Hun namen zijn verdwenen.
Uit zeegebied afkomstig, en een werd vliegenier,
en altijd wind in haren, sjaals en een enkele
rok waar benen onder waren.


© Emma Crebolder




Uit: Emma Crebolder Vergeten Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2010

Weerloos


DE MORGEN BEN JIJ





De lucht is vol rozen
de rozen zijn weerloos
weerloos je handen je ogen
roos van je mond
de morgen ben jij
weerloze roos van de morgen
wond van de rozen



© Ingrid Jonker



Uit: Ingrid Jonker Ik herhaal je - vert. Gerrit Komrij - Amsterdam, Podium, 2000

zondag 20 maart 2011

Seizoenen


DE BINNENPLAATS





Op de binnenplaats waar het gekoer van duiven
zich al te gemakkelijk voorspellen liet,
hoorde ik een fluiten, dat, zich losmakend
van de zeurende ijsregen om ons heen,
lente vermoeden deed.

Wij keken op. De vogel hield zijn bek.

Evenmin als wij geloofde hij, die gekooid
en eenzaam de seizoenen door elkaar had gehaald,
in de omkeerbaarheid van de tijd, al had
zijn fluiten ons afscheid even vertraagd.



© Eddy van Vliet


Uit: Eddy van Vliet De binnenplaats, Amsterdam, De Bezige Bij, 1987

vrijdag 18 maart 2011

Onbevaren


'S NACHTS
 
Ik ben zo vaak ontwaakt omdat ik dacht
Dat er een schip zeilt door de koele nacht;
Het zoekt de zeeën op, vaart naar een strand
Waarnaar in mij een warm verlangen brandt.
Dat ergens, in een onbevaren oord,
Een helrood noorderlicht onmerkbaar gloort.
Dat nu een vreemde vrouw, op liefde uit,
Het witte warme kussen in haar armen sluit.
Dat iemand die mij dierbaar was als vriend,
Nu ver in zee een donker einde vindt.
Dat moeder, die mij niet meer kent en dwaalt,
Misschien nu in haar slaap mijn naam herhaalt.


© Hermann Hesse




Gedicht van Hermann Hesse (1877-1962, Duitsland/Zwitserland) - hertaald door Koen Stassijns - in:

Half engel half mens - 100 moedergedichten uit de wereldliteratuur, samengebracht door
Koen Stassijns en Ivo van Strijtem (bloemlezing). Tielt (B.), Lannoo, 2010

woensdag 16 maart 2011

Touw


MOEILIJKE DAGEN



'Er zijn van die dagen dat alles
tegenzit,' dacht de zeven maal
verkrachte jonkvrouw
vastgebonden in de woestijn.

Ze had geen kut meer
over en haar bevrijder, de koene
ridder maakte i.p.v. het touw
z'n broek los.


© Riekus Waskowsky



Uit: Riekus Waskowsky Verzamelde gedichten, Amsterdam, Bert Bakker, 1985

LIEFDE VAN EEN KWARTIER



Ze kijkt hem aan terwijl zijn handen haar zieke dochter betasten en
ze ziet dat hij ook hij verliefd op haar zou kunnen worden,
net als zij nu op hem.

Ze zouden in dit vakantieoord blijven wonen en zij zou
de administratie van zijn niet zo drukke praktijk liefdevol
verwaarlozen.

Het is een geruststellende gedachte, ze ziet dat ook hij
het een geruststellende gedachte vindt, nu, dit moment,
met aan de andere kant van de deur zijn vrouw, haar man

en tussen hen in zijn handen, zijn bril, zijn schoenen,
haar ringen, haar opgestoken haar, haar borsten.



© Wim Brands



Nieuw gedicht van Wim Brands op DeContrabas.com

dinsdag 15 maart 2011

Bonnetje


DUMP DEN MANN!




Er is in Duitsland nu een crèche voor mannen
Die niet de stad in willen met hun vrouw
Ze krijgen bier, een maaltijd en knowhow
Of kunnen bij een voetbalmatch ontspannen

Een goed idee, al lijkt het me wat triest
Wanneer je vrouw het bonnetje verliest...


© Quirien van Haelen, 'snelsonnet'



In Duitsland kunnen winkelende vrouwen hun sputterende partners in een crèche achterlaten. Manlief wordt voorzien van een naamplaatje, twee biertjes, een warme maaltijd, spelcomputers en een groot tv-scherm waarop voetbalwedstrijden te zien zijn. Ook kunnen de mannen cursussen doe-het-zelf volgen. De vrouwen krijgen een bonnetje waarmee ze aan het einde van de dag hun echtgenoot kunnen ophalen.

Vlees van hem


NIET, NIET

Die in de zandbak zegt
zo vaak ik aan je denk je naam
en raakt mij aan en legt
schepje en zandvorm neer en doet
alsof zij tegen wind en weer mij roept.

Ik riep terug, niet jou
want in de donkere kast
waar ik je opgesloten houd,
zou je mij toch niet horen
hoe ik ook tegen angst en afstand in
roepen en roepen zou

maar alles wat ik wil
nu dood je haastig ronddraait en verkleint.
Lichaam, doe hem weer pijn.
Vlees van hem, hou zijn botten vast.
Zaad, lig niet in hem stil.
Haar op zijn hoofd dat aan
mij denkt, ga niet verloren.


©
Eva Gerlach


Uit: Eva Gerlach De kracht van verlamming, Amsterdam, de Arbeiderspers, 1988

maandag 14 maart 2011

Brave golven



MAN VLOEKEND TEGEN DE ZEE


Iemand
klom zomaar op de rots
en vloekte tegen de zee.

Stom water, stom bezwangerd water,
slijmerige afdruk van de hemel,
fladderende draaikont tussen zon en maan,
pietluttige schelpenteller,
vloeiende brullende stier
de rotsen bevruchtend met zijn bloed,
zelfmoordend zwaard
versplinterend op iedere kaap,
hydra die de nacht afslacht,
zoutnevels van stilte briesend,
vergeefs en vergeefs
de trillende vleugels spreidend,
Gorgo die haar eigen lijf opvreet,

water, absurde platte schedel van water –

Zo vloekte hij een poos tegen de zee
die zijn sporen in het zand likte
als een geslagen hond.

Daarna klom hij omlaag
en streelde
de kleine immense onstuimige spiegelende zee.
Ziezo, braaf water, zei hij –
en ging zijns weegs.


©
Miroslav Holub


Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch
vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008

zondag 13 maart 2011

De plaats



REIMERSWAAL



Een, die zichzelf niet meer bezit,
is aan de mist geschonken.
Klokken zij mee verdronken
en luiden dit
ononderbroken.
Maar niemand weet of ziet
de plaats, waar alles ligt gezonken.


©
Gerrit Achterberg



Uit: Gerrit Achterberg Verzamelde Gedichten, Amsterdam, Querido, 2000

zaterdag 12 maart 2011

In het land van de rijzende zon (1)


Diep onder water,
zacht zijn vinnen bewegend,
een karper, die droomt.


- Kyoroku (1655-1715)





Des zomers een stroom
doorwaden; in het midden
nog een keer omzien.


- Shiki (1867-1902)



Uit: J. van Tooren Japans Gedicht - de mooiste haiku, senryū en tanka, Amsterdam, Meulenhoff, 1985

In het land van de rijzende zon (2)



Sterker en sterker

verlang ik naar de streken
die ik achterliet;
en ik wilde zijn als gij;
o golven die steeds terugkeert.



*



O vergeet mij niet!
al ging onze weg uiteen
zo ver als wolken,
wacht totdat ik wederkeer
als de maan langs de hemel.


- Ariwara no Narihira (825-880)





Uit: J. van Tooren Japans Gedicht - de mooiste haiku, senryū en tanka, Amsterdam, Meulenhoff, 1985

vrijdag 11 maart 2011

Aanbod





Fragment uit de afdeling "Stad" van Frans Budé in zijn bundel Bestendig Verblijf (Amsterdam, 2009).
In handschrift van de dichter, ten behoeve van www.Schrijfversinfo.nl

dinsdag 8 maart 2011

De ware reiziger


VAARWEL


Al ga ik zeer ver weg, wil mij getroost beminnen,
het is geen ander ik dat op een steven staat
om onder feller licht een leven te beginnen
met dromen die gaan bloeien voor een nieuw gelaat.

Mijn ogen blijven thuis; bij u blijven mijn handen.
Naast u is rust genoeg voor hen, zelfs avontuur;
want beter dan wie ook weet ik dat vreemde landen
niets anders voor ons zijn dan de oude, blinde muur

Dus zeg ik u tot ziens, oprecht, daar zal ik keren.
Bewaar dit huis terwijl ik elders zwerven moet
Waarom, ik weet het niet. Misschien om eens te leren
dat gij die achterblijft de ware reizen doet.


© Karel Jonckheere


Uit: Karel Jonckheere Poëtische inventaris, Amsterdam/Brussel, Paris-Manteau, 1972


- met dank aan M.C.

zondag 6 maart 2011

Broekzoom


VOORWAARDE


Voorwaarde was dat hij iets meenam
als hij terugkwam
een souvenir een symbool een bewijs
een goedmakertje voor zijn weggaan

Tour Eiffel aan een kettinkje
een indianenveer een pelsmuts een potscherf
een ruwe diamant woestijnzand in een broekzoom
of een vreemd lied op zijn lippen

alleen dan liet men hem node
had hij dat goed begrepen?
node gaan

hij beloofde het grif
alles om van hen af te zijn
kon nog net voorkomen een afscheidsfeestje
uitgewuifd door vrienden en familie
hoempaorkest of wat ze verder verzonnen

in het diepst van de nacht ging hij op weg
brood niet mee en zonder kompas
zomaar lopen dag sterren dag aarde
dag adem dag stilte voorgoed


© Remco Campert


Uit: Remco Campert Een oud geluid Amsterdam/Rotterdam, De Bezige Bij-Poetry International,
Gedichtendagbundel, januari 2011

Lankmoedige dagen


EEN MEISJE




Ze wacht.
Nee, denkt ze, ik wacht niet,
ik dans.

Ze danst,
ze danst met lange, ranke passen,
langzaam en aandachtig,
ze houdt haar ogen dicht,

ze danst door deuren en door ramen
en door lange lankmoedige dagen -
hout, glas en uren vallen in splinters rond haar neer -

en telkens als ze niet meer kan
en bijna, bijna valt,
denkt ze: Ik?
ik val niet, ik dans.



© Toon Tellegen



Uit: Toon Tellegen Kruis en munt, Amsterdam-Rotterdam, Em. Querido/Poetry International, 2000
 
- verschenen t.g.v. de eerste Gedichtendag, januari 2000

zaterdag 5 maart 2011

Lijnen



ONTHAND


Buiten is van papier en potlood, de hand
is weg. Er wandelen stripfiguren, maar
het wit drukt overal doorheen. Ik was de hand
achter de kantlijn.

Er breken stripfiguren door de lijnen,
in en uit. Hun verhaal duwt, bonkt,
tegen de slapen. Als een ballon waarin
tekst groeit en zich opblaast.

Binnen is van papier en potlood,
Een hand tekent een gang om in te
verdwijnen. Met stripfiguren ren ik,
langs genummerde deuren het wit in.


©
Erik Spil


Gepublic. in: Meander afl. 410, 6 maart 2011

Volmaakt



GEOGRAFISCH



Tussen oorlog van met zijn tweeën
en ontberingen van alleen zijn
moet de volmaakte omgang liggen.


©
Elly de Waard



Uit: Elly de Waard Afstand, Amsterdam, De Harmonie, 1978

Confetti van glas


CARNAVAL





Ver weg in een ándere wereld vond het plaats
                                                                    dit carnaval
het ezeltje dwaalde door de verlaten straten
waar niemand ademde
gestorven kinderen stegen aldoor ten hemel
kwamen even terug om hun vliegers op te halen
                                                          die ze vergeten waren
er viel sneeuw confetti van glas
verwondde de harten
een wouw geknield
verdraaide haar ogen als een dode
er kwamen alleen colonnes soldaten voorbij links-twee
links-twee met ijskoude tanden

's Avonds kwam de maan op
carnavalesk
vol haat
men bond haar vast en gooide haar in zee
met messen doorstoken

Ver weg in een ándere wereld vond het plaats
                                                                    dit carnaval



© Miltos Sachtouris




Uit: Miltos Sachtouris (1909-2005) Het hoofd van de dichter, tweetalige uitgave - uit het Grieks vertaald door Bernadette Wildenburg en Jan Veenstra - Groningen, Styx Publications, 1993

vrijdag 4 maart 2011

Gemaskerd


CARNAVALSAVOND

(BPAΔY AΠOKPIAΣ)


In de duistere cel
snakte ik naar een boom, naar iets levends.
Op de beschimmelde muren verzonk mijn blik
in wanhopige afscheidsgroeten, in namen van terechtgestelden
die met het pleisterwerk neerstortten
als opnieuw gedood onder het gelach en het harmonicaspel
van de onwetende gemaskerden die buiten op straat langsliepen.
Nog altijd had ik niet begrepen dat de natuur begon bij mij
en dat de bewakers mij niets konden afnemen.


© Titos Patríkios


- uit het Grieks vertaald door Hero Hokwerda -

Uit: Aanslag op het zwijgen - zes Griekse dichters (op Poetry International, Rotterdam), tweetalige verzamelbundel. Groningen, Chimaira Publishing, 2002

Rugnummers


DE SCHILDPADDENRACE


Wordt de plank opgetild, komt het invasieleger in beweging.
Desert Storm avant la lettre in de dierentuin.
Dertig kleine tankjes, rugnummers op het schild gekalkt,
beginnen aan een etappe van vier meter,
naar de streep in het zand waarachter
slablaadjes lokkend liggen uitgestald.
Met de vrienden van straat en school
gokken op het winnend nummer.
Maar vooral kijken hoe ze
adembenemend traag
naar alle kanten uitwaaieren.
Herkennen: het tempo waarin je eigen jonge dagen varen
- maandenlange reis tussen ochtend en avond -
en ook geen idee waar het heen moet.
Toch snel van elkaar verwijderd raken
alsof

(drang tot diversiteit
die de schepping eigen is)
het uiteenvallen van de levenslopen
zich al aankondigt.
Daarna limonade.


©
Rouke van der Hoek



Uit: Rouke van der Hoek Bodemdaling, Amsterdam, Atlas, 2005


illustratie:
Hanne Wetzer, uit:
Eindhoven Dichtstad IV

donderdag 3 maart 2011

Lettergrepen



ONZE VOET VAN OORLOG




Wanneer wij de trap oplopen om middernacht
uit onze kleren te schudden, uit onze taal
en al te verwante bewegingen, dan weten wij
dat het bed waakt en wacht en wij,
moe en stoffig van zoveel dagelijkse revoluties,
er toch zullen in stappen op onze oude voeten
van oorlog en schimmelende wellust.


Soms bedrijven wij dan de almaar luiere liefde
als in een winterslaap, want wij hamsteren
onze driften en lieve woordjes niet meer,
verstoppen ons onder de grond van jaren
die ons een voor een hebben uitgegraven.


Maar meestal doen wij niets en wachten
op het vergeten dat wij naast elkaar liggen
begraven in dit bed, dit kilste, stilste
slagveld van lijfgeur en paringsdans,
van vroeggestorven warmtes, want nu
is het koud en voelen wij de trouwe nacht
als een loopgraaf onder de lakens.



*



Gegroet, meisje dat ik nog moet,
meisje ooit en nooit meer hier,
veel te hijgend verwoord, paars
en ijselijk word jij weer het december
van mijn verbeelding en groeit nu
mijn lettergrepen uit, jij laatste dag

van een jaar zonder ringen.



©  Y.M. Dangre


Twee gedichten uit: Y.M. Dangre Meisje dat ik nog moet, De Bezige Bij Antwerpen/WPG-uitgevers België, januari 2011


De oplage van Y.M. Dangre's  (1987) eerste dichtbundel Meisje dat ik nog moet was eind februari jl. in amper vier weken uitverkocht: een zeldzaamheid in de wereld van de poëzie, zeker voor een debuut.

woensdag 2 maart 2011

Kuifje


TROPICAL BEACH




Oplettendheid bracht de vogel.
Hier ligt het geluste in aftel,
het aas van de vissende bomen.
Voor vogelhoofdboothuis een kano
al omgekeerd op een plankje.
De vogel het nut van de snavel.
De snavel het nut van de vogel.

De zin van kleurige wieken
naar de tak van de vissende bomen.
Droom standen vol notige zaden.
Het kuifje dat even omhoog komt
om de mens in zich te onderdrukken.




© Tonnus Oosterhoff



Uit: Tonnus Oosterhoff  Hersentumor, Amsterdam, De Bezige Bij, 2005