woensdag 15 juni 2011
Landschap
XXIII
Jouw sporen, daar, in het bed, terwijl je naar de wasbak gaat. In de poriën, druppeltjes zweet. Je neemt water in je handpalm en verwijdert ze.
Terug, ga je op het bed zitten: je lichaam boven op je oude vormen. De
golven van het laken omringen je. Je hoort het gekabbel. Ondertussen
heeft je voet de plooien in de deken gladgestreken, zodat het water zich
terugtrekt. Grote bloemen bedekken nu het bed. Eén ervan gaat open: op
de rotsen, piepklein, slaapt een vrouw. Maar het landschap wordt nauwer,
de bloem gaat dicht en verdwijnt tussen de vouwen. De gil van de vrouw
weerklinkt op de muur tegenover en versplintert. Tussen de ijspegels van
cement komen grijze vogeltjes tevoorschijn, met poten van katoendraad.
Je sluit je ogen: platgedrukt door de oogleden, slaan de vogels waanzinnig
met hun vleugels en smelten vervolgens zonder spoor achter te laten. Je
hoort de bel en je voelt hoe de morgen zich om je heen oprolt.
© Doina Ioanid
- uit het Roemeens vertaald door Jan H. Mysjkin -
Oorspr. prozagedicht nr. 23 uit Duduca di marţipan (Boekarest, 2000)
In: Doina Ioanid Het juffertje van marsepein, Rotterdam, Douane, 2011 - met vertaling en nawoord van Jan H. Mysjkin
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten