woensdag 29 februari 2012
Zónder gemor
SCHRIKKELDAG
Hoe vrolijk het journaal ook goedendag zegt
En hoe een krant zijn abonnees ook port
Om mee te doen, toch doe ik mijn beklag: echt
We krijgen zoveel politiek en sport
En aandelen en oorlog op ons bord
Dat krijgt een mens gewoon niet opgesmikkeld
Het doorsneejaar komt steeds meer tijd te kort
Goddank dat er een dagje wordt geschrikkeld
Hoe hard minister Rice voor welk verdrag vecht
Hoe vaak die Wildersfilm is opgeschort
Hoe soepel Donner is met zijn ontslagrecht
Of Nathalie of Nikki Idol wordt
Waarom men in het dorp St. Willebrord
Zo vaak door steekpartijen wordt geprikkeld
It’s far too much and life is far too short
Goddank dat er een dagje wordt geschrikkeld
Hoe meer je iets van aandacht aan de dag legt
Voor hoe er rond belasting wordt gemord
Waarom men aan de Kosovaarse vlag hecht
Hoe vies er wordt gescooterd of gesnord
Of hoe erg ABN is ingestort
Het wordt alleen maar nóg meer ingewikkeld
De info slaat je hersenen aan gort
Goddank dat er een dagje wordt geschrikkeld
Ik wil één dag waarop niet wordt geknord
Of nodeloos door nieuws heen wordt gebikkeld
Ik wil een dag waarop geroepen wordt:
Goddank dat er een dagje wordt geschrikkeld!
© Frank van Pamelen
'Opiniegedicht', oorspr. verschenen in NRC-next van vrijdag 29 februari 2008
dinsdag 28 februari 2012
Zwaaiend
Ik wil niets meer dan dit mooie uitzicht, naar mij
Zwaaiende vissen. De sluier van je haren en heuvels
Die glooien. Een ode aan alles wat langzaam verdwijnt.
© Hans van de Waarsenburg
- uit de nieuwe bundel van dichter Hans van de Waarsenburg, Schaduwgrens. Verschijnt 10 maart as. bij Wereldbibliotheek, Amsterdam.
zondag 26 februari 2012
Een reis
DE VADER
Was er een manier om te verdwijnen, was
er het wachten, het lange wachten,
geduld en tijdverdrijf,
wat doe je, wat ben je aan het doen,
je leeft nog.
Vreemd dat je leeft,
je had beloofd de dagen te tellen,
hoogstens een week te wachten.
Je hebt gezegd.
Nee, toen kwam de vader,
weliswaar geboeid,
hij had een reis gemaakt, van boven naar beneden
en hij zei dat hij geleefd had en
verdwenen was.
© Armando
Uit: Armando Gedichten 2009, Amsterdam-Antwerpen, Augustus, 2009
zaterdag 25 februari 2012
Niet jaloers op kiezelstenen
ZES MANIEREN OM WATERMELOEN TE ETEN
Vijfde manier: de bloedverwantschap van de watermeloen
Niemand zal een watermeloen voor een meteoriet aanzien
meloenen en hemellichamen hebben niets met elkaar van doen
Maar het valt niet te ontkennen dat de aarde een hemellichaam is
Daarom vat het moeilijk te ontkennen dat watermeloenen
met hemellichamen verwant zijn
Want de watermeloen en de aarde zijn niet alleen
met elkaar verbonden als ouders en kinderen, zij koesteren ook
gevoelens voor elkaar als broers en zusters – gevoelens
als
van de maan en de zon de zon en wij wij en de maan
Vierde manier: de geboorteplaats van de watermeloen
Wij wonen aan de buitenkant van de aarde blijkbaar
Blijkbaar wonen zij aan de binnenkant van de watermeloen
Wij rennen van hot naar her, onbeschaamd
Wij willen buiten wonen en licht verteren tot duisternis
om onszelf mee in te pakken, ons ijskoude, naar warmte verlangende zelf
Binnenin zitten zij onbeweeglijk in lotushouding,
geconcentreerd, de duisternis omvormend tot een tastbaar, sereen elan,
voortdurend op zoek naar zelfversterking, zelfontwikkeling
Maar uiteindelijk zullen wij onvermijdelijk de aarde ingedreven worden
en zij zullen vroeg of laat naar de buitenkant van de watermeloen breken
Derde manier: de filosofie van de watermeloen
De geschiedenis van de watermeloenenfilosofie
is korter dan die van de aarde, langer dan die van ons
Zij zien, horen en uiten geen ongepastheden
Watermeloenen regeren volgens de Tao en
leven afgezonderd van andere watermeloenen
Zij zijn niet jaloers op kiezelstenen, kijken niet neer op kippeëieren
Watermeloenen zijn levendbarend noch eierleggend en
begrijpen het principe van overleven in moeilijke tijden
Daarom zijn watermeloenen niet bang voor invasies en nog minder voor
de dood
Tweede manier: het territorium van de watermeloen
Als wij een watermeloen stukslaan
is dat puur uit jaloezie
Het stukslaan van een meloen is hetzelfde als het kapotslaan van een ronde nacht
hetzelfde als het neerslaan van alle hemel lichamen
het rot slaan van een heel universum
Maar het resultaat zal ons altijd nog
jaloerser maken, want zo zal
de band tussen meteoriet en meloenzaad, de vriendschap tussen meloenzaad en universum
nog duidelijker worden, scherper
en opnieuw binnendringen in ons territorium
Eerste manier: Eet eerst maar eens, daarna praten we wel verder
© Luo Qing
- uit het Chinees vertaald door Silva Marijnissen -
oorspr. gepublic. in Luo Qing Manieren om watermeloen te eten (1972, debuutbundel).
Voor meer Chinese literatuur in vertaling, zie de site van de vertaalster:
http://www.silviamarijnissen.nl/
vrijdag 24 februari 2012
Ongeval
Ik ken haar van gezicht:
zij werkt bij Unilever
en verwacht een baby en een gesproken brief
uit Nieuw-Guinea.
Weet zij dat van de week
zijn kloten weggeschoten zijn,
toen hij gehurkt zat
bij een praatmachine van het Algemeen Dagblad?
Zo'n bedrijfsongeval
maakt poëzie ook bruikbaar
voor pacifisten.
© C.B. Vaandrager
Uit de (nooit gebundelde) cyclus Koningin van de Maas -1 in:
Vaandrager Made in Rotterdam - verzamelde gedichten, samenst. Martin Bril & Hans Sleutelaar. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008
dinsdag 21 februari 2012
Gezicht
MET DROEFHEID NEMEN WIJ KENNIS
Ze hadden een deken over hem gelegd,
ook over het hoofdje. Ik deed de deken
weg. Daar had hij altijd al
een hekel aan.
Het was géén afschuwelijk gezicht.
Eén oogje was open, daaraan
zag ik dat hij dood was.
Naar P. Hofstede
© Herman de Coninck
Uit: Herman de Coninck Geef me nu eindelijk wat ik altijd al had - de mooiste gedichten (bloemlezing), gekozen en ingeleid door Kristien Hemmerechts.
Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2009
Ze hadden een deken over hem gelegd,
ook over het hoofdje. Ik deed de deken
weg. Daar had hij altijd al
een hekel aan.
Het was géén afschuwelijk gezicht.
Eén oogje was open, daaraan
zag ik dat hij dood was.
Naar P. Hofstede
© Herman de Coninck
Uit: Herman de Coninck Geef me nu eindelijk wat ik altijd al had - de mooiste gedichten (bloemlezing), gekozen en ingeleid door Kristien Hemmerechts.
Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2009
Labels:
dichterswit,
herman de coninck,
Kristien Hemmerechts
zondag 19 februari 2012
Naar het noorden
Zijn het jouw handen, die zo trillen, of
is het mijn hart? Ik ben bang dat de liefde
is voorbijgegaan, op zoek naar een ander.
Misschien had ik haar moeten vragen te
blijven, zonder de angst dat ze blijven zal.
De weg om terug te gaan ligt daar. Ik ga.
Laten de mensen een beetje achteruitgaan,
laat ze niet tegen mij aan vallen. Mijn God.
Al die ogen! Ik verlang naar een plek waar
ik nog wat lieflijkheid kan vinden. De kleine
vogel, die in mijn borst zit gesloten, en
die ik voel bewegen om daaruit weg te komen.
Naar het noorden. Waar de maan nooit komt.
Waar ik van hem kan houden met een vrijheid,
die hij in het blauw van de hemel nog niet
gezien heeft...
© Kreek Daey Ouwens
Uit: Kreek Daey Ouwens Over allerlei liefde - fragment, Brabant Cultureel september 2008
Ik ben niet graag
HET VERWISSELEN VAN HET WIEL
Ik zit aan de kant van de weg.
De chauffeur verwisselt het wiel.
Ik ben niet graag waar ik vandaan kom.
Ik ben niet graag waar ik naar toe ga.
Waarom kijk ik naar het verwisselen van het wiel
Vol ongeduld?
© Bertolt Brecht
Uit: Bertolt Brecht Over de aardse liefde en meer, uit een leven vol gedichten en verzen
- samenst., inleid. en vert. Martin Mooij - Rotterdam, Ad. Donker, 1998
zaterdag 18 februari 2012
Waarom niet
TEPELBILLEN
waarom geen vrouw met veertien benen?
met zeven neuzen, zeven havenbekkens?
met honderdveertig vingers, tenen?
met veertien nieren, veertien ogen?
waarom niet elke dag een andere vrouw?
waarom geen vrouw met tepelbillen?
© Leonid Labardan & Pavel Cheryonok
Uit: Leonid Labardan & Pavel Cheryonok Profiel, voor alle facebookvrienden - opbeurende rouwgedichten, Rotterdam z.j.
Labels:
dichterswit,
Leonid Labardan,
Pavel Cheryonok
Op hoge benen
SPITSUUR
Een sirene jankt
en de dag
spat open
fabrieken lopen leeg
schoorstenen wuiven
de arbeiders na
auto’s spelen van
wie komt er in mijn hokje
langzaam lopend
in een rijtje
behangen ze de lucht
met hun ratelend hart
op hoge benen
lopen meisjes voorbij
ongemerkt halen ze
tussen zwoele wanden van ogen
de avond binnen
© Ton van Reen
Uit: Ton van Reen Blijvend vers. Verzamelde gedichten (1965-2007) Utrecht, De Contrabas, 2011
donderdag 16 februari 2012
Zo zoet
ENKEL OM TE ZEGGEN
dat ik de pruimen
opgegeten heb
die in de
koelkast lagen
en die
je waarschijnlijk
spaarde
voor het ontbijt
Vergeef me
ze waren heerlijk
zo zoet
en zo koud
© William Carlos Williams
- uit het Engels vertaald door Koen Stassijns -
Uit: De mooiste van de hele wereld - de moderne wereldpoëzie in 333 gedichten, samenst. Koen Stassijns en Ivo van Strijtem.
Tielt (B.) / Amsterdam, Lannoo/Atlas, 2010
Labels:
dichterswit,
Koen Stassijns,
William Carlos Williams
woensdag 15 februari 2012
Overeenkomst
MARINA
Maar als haar sterven nu eens was
Als een woord, iets dat overeengekomen werd,
Raar, onbeschaamd, geen daad eigenlijk maar een
Intense wonde, verpakt in rouw
Naar de wijs van alle mensen, vol verdriet en kussen,
Als een wonder ook, ja toch, voor wie zij achterliet.
© Hugo Claus
Uit: Hugo Claus Gedichten 1948-2004, Vol. I. Amsterdam/Antwerpen, De Bezige Bij, 2004
dinsdag 14 februari 2012
Zilvermond
DE GLOED VAN INSTRUMENTEN
Zet het koffertje op de grond. Het licht van binnenuit op
als bevat het radium.
Het meisje gaat op de zwartgelakte stoel zitten.
Ik zal voor haar knielen, doen wat gedaan wil worden.
Sluit je
Ogen.
Traanvormige viool in haar hals gelegd.
De letters die ik in je lik
komen opzetten als hars uit hout. Schaduw in de vorm van een meisje
dat een koffertje op de grond zet en opkijkt. Zilveren mond.
Roodfluwelen voering.
Leun achterover en zucht. Kom nu, kom.
© Peter Verhelst
Uit: Peter Verhelst Nieuwe sterrenbeelden Amsterdam, Prometheus, 2008
zondag 12 februari 2012
Op de kade
ALLES STROOMT
voor Rotterdam
Kijk daar gaat de oude maas
met haar grijze lantaarn.
Een lange blinde dame loopt naar de zee.
Onbegrijpelijk lange rijen meeuwen
op de kade
spieden hoe.
© Frank Koenegracht
Uit: Frank Koenegracht De verdwijning van Leiden, gedichten 1971-1981. Amsterdam,
De Bezige Bij, 1989
zaterdag 11 februari 2012
Verdwaald
WAK
Drijfijs in mijn ogen
rijp in mijn hart
je handen
ongetemde sledehonden
boven ons
troont de maan
te midden van sterren
schietschijf
omgeven door gaatjes
van verdwaalde pijltjes
© Gerður Kristný
- uit het IJslands vertaald door Roald van Elswijk -
Vök
Ísrek í augum
héla í hjarta
hendur þínar
ótamdir sleðahundar
yfir okkur
trónir tungl
á meðal stjarna
skotskífa
innan um göt
eftir örvar sem geiguðu
- Gerður Kristný
donderdag 9 februari 2012
Nooit
Ik trok een streep:
tot hier,
nooit ga ik verder dan tot hier.
Toen ik verder ging
trok ik een nieuwe streep,
en nog een streep.
De zon scheen
en overal zag ik mensen,
haastig en ernstig,
en iedereen trok een streep,
iedereen ging verder.
© Toon Tellegen
Uit: Toon Tellegen Over liefde en over niets anders, Amsterdam, Querido, 1997
woensdag 8 februari 2012
Begraaf mijn hart in zee
Je stuurde mij die foto
waar de bergen omhoog zieden
waar de rivier door de
wijde vlakte stuift,
schuimbekkend oerpaard
in vloeibare tijd.
Stoof ik daar voort?
Klom ik daar omhoog?
En in welk leven?
SCHOENEN
I.
Ik heb jullie weergevonden
blaartrekkende vrienden
die mij droegen over de schelpenzee
naar Avebury’s stenen strand.
Die mij droegen naar Thorung-La’s
ammonnietenzee
waar stenen golven reiken
tot in de wolkenkuiven.
Vergeef mij dat ik mij
van jullie wilde ontdoen.
In 1979 hield ik van jullie
In 1986 hield ik van jullie
In 1996 hield ik van jullie
Ach wat is tijd voor de god
van het wandelen.
Vier nieuwe vibramzolen
hebben jullie gekregen
nooit hebben jullie versaagd.
Vergeef mij dat ik mij
van jullie wilde ontdoen.
Toen ik het stof van jullie voorhoofd wiste
herinnerden jullie mij aan ons samenzijn
en als Abraham tegenover God stond ik
en het mes viel uit mijn hand.
Vergeef mij dat ik mij
van jullie wilde ontdoen.
II.
“Jetzt fangen wir wieder an
mit dem schönen laufen”,
sprak de grote Duitser.
Hij glimlachte en op blote voeten
in zijn sandalen
bedwong hij de pas van Thorung-La.
“Hoe is dat mogelijk”, vroeg ik hem.
“Da muss man aber wirklich robust sein”,
was zijn enige antwoord.
III.
Mijn twee verroeste sleepboten
zet jullie vibramzolen schrap
trek mij los van mijn ankers
sleep mij weg van de stad
breng mij naar zee, naar zee.
Zing mij het schelpenlied
zing mij het golvenlied
laat mijn hart bollen als een zeil.
Laat heel de wereld weten:
“Hij is uitgevaren.”
IV.
Seizoenen
Ik heb jullie aangetrokken
en wankel de straat op
een net geboren hert.
O wat doet de lente
zeer aan mijn voeten.
Kort is het dichtersleven
van moment tot moment
struikelend in bloesems.
*
De aarde trilt
onder jullie tred.
Het slapende zaad ontwaakt
weldra zal het ontkiemen.
Dan rijpt het koren
en ik sta lachend
in het volle licht van de zomer,
een tijdloze aar.
*
Ik moet voorzichtig lopen
langzamer, langzamer.
Met elke stap
sneeuwen bladeren
om mij heen.
Het is stil in het bos,
geen zuchtje wind
zingt in de bomen.
Een dode tak schreeuwt
brekend onder mijn voet.
Verschrikt kijk ik op…
“Is dat de dood die roept?”
Ga maar voort
vergeet de dreiging
zet stap na stap
op de donkere grond.
*
Vervloekt Frank Jasso
Je liet ze mij zien
die schoenen van Vincent
dat afgetrapte leven.
Niet meer te verzolen
snijdende pracht.
Nu zit ik in de stoel
die mijn vader maakte
in het besneeuwde land
mijn handen voor mijn ogen.
Een blinde mol
die niet meer wegkruipen kan
in de bevroren grond.
Vervloekt Frank Jasso!
V.
Meedogenloze vrienden
draag mij opnieuw naar zee
door de straten van de stad.
Waar de stenen jubelen:
“Kijk, daar gaat de atleet.”
Trams zullen mij omhelzen
met hun vlinderkussen.
Hoor ze roepen:
“Tingeling tingeling,
daar gaat de gezalfde
door de erepoort.”
Jonge meisjes
strooien de bloesem
van hun kristallen lach
voor mijn voeten.
Auto´s toeteren: “Ga voort,
ga voort lieve zwerver
gooi alle remmen los.”
De oude Jowett Javelin
van de stadsfotograaf
stopt ronkend voor mijn voeten.
Hij draait zijn raam open
en in een flits reikt hij mij
zijn speer van creativiteit.
Fantasmagorieën sneeuwen
uit haar schacht.
Een ballade van Tim Buckley
waait door het open raam
de straat in en schalt
tussen de gebouwen:
“If the fiddler played you a song my love
and I gave you a wheel
would you spin for my heart and loneliness
would you spin for my love”
Ja doe mij pijn, doe mij pijn,
pijn om de liefde voor de zee
kastijd mijn oceanische ziel
die huilt om het schuim van de golven.
Al die jaren lagen jullie
onder stoom en wachtten,
in één oogopslag
hebben jullie mij gewekt.
O mijn twee roestige sleepboten
trek mij zingend over de rivier.
En dan, als ik niet meer hoor
hoe de stad huilt,
dan ga ik scheep.
Naar Zanzibar,Yokohama,
Cristóbal, Porto Alegre,
Hangzhou,Whenzhou,
Nagasaki, Kobe.
Verder nog, verder nog,
voorbij Ultima Thule.
Ja Harry…
Plus ultra, plus ultra **
tussen schreeuwende vogels.
Het chagrin d’amour van
gemiste kansen
dure toute la vie
n'est-ce pas mon ami?
O mijn roestige sleepboten
meedogenloze vrienden
vergeef mij dat ik mij
van jullie wilde ontdoen.
VI.
“Ik ben het blonde Albion
schreeuwen de krijtrotsen.
Zee ben ik geweest
miljoenen jaren geleden.
Land werd ik weer.
Triljoenen zeedieren
herbergt mijn lichaam.
Hoor hun krijtwitte klachten,
vol heimwee roepen zij de zee.”
En zij fluistert met haar verre ruis:
“Kom naar mij, kom naar mij
mijn geliefde, ma bien aimée.”
En als het overvloedig regent
smelt het krijt voor haar
van oceanische liefde.
Tegen de vibrambodem
van mijn schoenen
drukt de gestolde zee
haar lenige lichaam.
Ik ben haar minnaar
haar matroos aan de wal.
Glacés van mijn voeten
feest van bruin nappa
buigzaam als marters
onvermoeibare vrienden
van mijn rusteloosheid.
Draag mij opnieuw
door de schelpenzee
van Zuid-Engeland.
Laat mij de donder van
de branding horen
en de schreeuw van de
meeuwen boven haar,
begraaf mijn hart in zee.
VII.
In vijfendertig jaren trouwe dienst
verdroegen jullie zonder klacht geduldig
de volle zwaarte van mijn zoekend wezen.
Van jullie kreeg ik liefdevol advies
en jullie toonden mij de juiste weg
die ik een leven lang niet zelf kon vinden.
En jullie zeiden: “Het is zo simpel trek ons aan
wij zijn een sterk en louterend vehikel
en dragen je waarheen je maar wilt gaan.
Raas jij maar voort, wij zijn je trouwe basis
geschapen zijn wij voor de lange baan
wij weten wat het is om stil te staan.
Jij bent uit wilde wolken uitgesneden
een vluchtig wezen, een neurotisch dier
dat de woestijn doorkruist en dorst naar water.
Wij zijn je vaste grond je aardse baken
wij zorgen dat al je gedachtenwater
weer neerslaat en je ziel doet groeien.
Welaan dan stop je vuisten in je zakken
en ga de weg die naar de hoogte wijst
stijg naar de hemel met de leeuweriken.
En draag je ziel in bei’ je open handen.
Schenk je hart aan ieder die het wil.
En maal niet om de plek waar je zult landen.”
VIII.
Op een ochtend trok ik jullie aan
en jullie namen mij mee
door het doolhof van straten
in het niemandsland van de stad.
Verder steeds verder
tot mijn voeten pijn deden.
Jullie schrijnden in mijn enkels
alsof jullie iets wilden zeggen
alsof jullie mij wilden straffen.
Wat was het vrienden?
Waar brachten jullie mij heen?
Wat wilden jullie mij laten zien?
Opeens hielden jullie halt
in de straat onder elzenkatjes
gloeide een bronzen knop
tussen de stoeptegels.
Ik leunde voorover
de knop ging open
en ik las de gegraveerde woorden:
“Hier woonde
Dolly Reens-Gosler
Geboren in 1903
Gedeporteerd in 1943
Vermoord in Bergen-Belsen
op 22 maart 1945.”
Ik keek op naar het zwijgende huis
in de schuldige straat
en ging weg van die plek.
Op de hoek van de straat
dwongen jullie mij terug.
Weer stond ik voor de
gloeiende knop en boog.
Rood als brandend bloedkoraal
barstte de knop open
en ik las…
“Hier woonde Dolly Reens-Gosler.”
Het leek of de letters
met kokende lava
in het oppervlak
van de knop waren gekerfd.
Opnieuw draaide ik mij om
en liep weg.
Ten derde male dwongen
jullie mij die straat in.
Weer stond ik voor
de gloeiende knop.
Hij brandde en trilde drie keer
als de bloedrode kam
van een kraaiende haan.
Toen zag ik hoe zij openbrak
als de deur van een loeiende oven
waarbinnen helse vlammen zieden.
En de straat werd witgloeiend
van het razende vuur
dat scheen te krijsen met
ontelbare monden.
En één stem maakte zich
los van alle anderen.
Het was de stem van Dolly.
Voor mijn ogen werd zij
uit het vuur geboren
met heel de wilde koorts
van haar ongeschonden jeugd.
Toen wist ik dat ik 6 miljoen keer
heen en weer zou moeten lopen
tot het bloed van schande
over mijn schoenen zou lopen
tot mijn bloed hun bloed zou worden
mijn lichaam hun lichaam
mijn wezen hun wezen.
En toen heb ik jullie uitgetrokken.
januari 2012
© Peter Goedhart
Zanger-dichter-componist-zeevaarder Peter Goedhart vond onlangs zijn oude bergschoenen op zolder terug. Hij wilde ze weggooien, in plaats van dat te doen trok hij ze echter nog één keer aan om te ervaren hoe het vergeten schoeisel ooit voelde. Goedhart maakte vervolgens een aantal stadswandelingen op z'n oude schoenen. Als uitvloeisel daarvan ontstond bovenstaande serie nieuwe gedichten, een kleine epische reeks van verlies.
(noot) ** : Verwijzing naar het gedicht Plus Ultra van de antropoloog-filosoof Harry van den Bouwhuijsen
dinsdag 7 februari 2012
"Rayonhoofden weer bijeen"
Wind en water
ranselende ramen
ga door ga door
mooi
machteloos koor
ik heb de zon
in huis.
© Cesare Filioli
- met dank aan openhaard.nl
- met dank aan openhaard.nl
zondag 5 februari 2012
Wit
HELS
Nu zijn we niets dan licht
tussen lakens en hitte
die wit als een lawine is.
© Reine De Pelseneer
Uit: Gerrit Komrij [red.] De 21ste eeuw in 185 gedichten (bloemlezing met verzen van jong talent, dichters geboren na 1976). Amsterdam, De Bezige Bij, 2010
Labels:
B,
dichterswit,
gerrit komrij,
Reine De Pelseneer
zaterdag 4 februari 2012
Slee
alle vier de avonden klop ik op zijn deur ik
heb mijn jurk niet uitgedaan dan raakt hij mij
waar ik niet wil tenminste niet aan hij maakt
zich naakt kijkt op mij neer als kalk en teer
wanneer hij de hondenslee perfect midden door
de bontingang trekt eens zei hij in de bioscoop
van jouw hoofd ruist hoe dan ook een andere film
maar een pas heb ik je niet beloofd en vluchten
is net als bidden of zingen iets wat je leert met
oefeningen ik kuste mijn haat in zijn hals en
zei laat ook maar mij naait de lucht onderweg
wel aan elkaar
© Herta Müller
Uit: Herta Müller De rokkenjager en diens bijdehante tante - collagegedichten,
uit het Duits vertaald door Ria van Hengel - Breda, De Geus, 2011.
De Roemeens-Duitse dichter en schrijfster Herta Müller in 2009,
omringd door persfotografen, kort nadat bekend werd dat ze de Nobelprijs voor Literatuur had gewonnen.
foto © AFP/Michael Gottschalk
Meikersen
ZOIETS SIMPELS
Het is vaak zoiets simpels, het is
gemis van je stem bijvoorbeeld, geen
verhaal over landschappen meer, geen
gedoe met je was, je kleren
onaangeroerd in de kast. Het is van je handen
op zoek naar houvast de afdruk nog weten
op leuning en deurpost en je voetstappen
op het parket en de trap, dat zo willen
laten, bedenken: poetsen en wrijven is
sinds de tijd verdrijven, jouw tijd
moet hier blijven. Het is
zo simpel en groot als huilen
bij meikersen, appelstroop in de schappen
en geitenkaas op het brood.
© Hester Knibbe
Uit: Hester Knibbe Verstoorde grond, Baarn, De Prom, 2002
vrijdag 3 februari 2012
Incognito wrijven
SPOOK IN DE VORM VAN EEN OVERHEMD
Ik lag de hele dag tussen je vuile kleren
vermomd als ongewassen overhemd
Ik hoorde hoe je de teil met water vulde
en de doos waspoeder opende
Ik zag je geknield bij de teil
een voor een de kledingstukken wassen
En nu voel ik je onthutste handen
en je strakke blik op mij gericht onder water
want ondanks het boenen en borstelen en wrijven
krijg je het bloed niet weg uit mijn flank
© Óscar Hahn
- uit het Spaanse vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu -
Gedicht van Óscar Arturo Hahn Garcés (1938, Chili) in Poetry International festivalbundel 1998. Hahn moest, als zovelen, voor zijn vrijheid vluchten na de bloedige staatsgreep van generaal Pinochet in 1973 en de daaropvolgende militaire dictatuur.
Ook opgenomen in: Gedicht aan de reiziger [red. Janita Monna], verzamelbundel van poëzie in het Rotterdams openbaar vervoer - Rotterdam, uitg. Aristos i.s.m. RET, 1999.
donderdag 2 februari 2012
Grap
HERSENEN
De mogelijkheid even een kijkje te nemen in zijn hersenen.
Maar de vader is nooit in de buurt van kogels geweest
geen man om te bedreigen of af te persen, geen man om op straat
te overvallen in zijn kleren die nooit veel mochten kosten.
Stel dat. Een kogel die door zijn schedel zou schieten
zonder hem van het leven te beroven en die alleen delen
van de prefrontale hersenschors zou beschadigen.
Waarna hij in een dier zou veranderen en de opgezette buizerd
door de kamer zou smijten omdat hij niet meer tegen grappen kon.
Omdat hij vond dat de deksels en doppen godverdomme eens
aangedraaid moesten worden en de deuren gesloten.
Geen boeken meer, of films waarin behoorlijk geacteerd wordt.
Woorden en gedrag uit de bakken met het goedkoopste
en meest primaire gegraaid. Een andere man in het lichaam van dezelfde man.
Misschien zou hij dan tot daden komen waar een biograaf wat aan had.
© Maarten Moll
Uit: Maarten Moll Lichaam, Amsterdam/Antwerpen, Uitgeverij Contact, 2011
Winterschapen
II
Licht en dag versmelten
Hier als blinde geliefden, bloot
Als de zee, wild als de golven strandend
In ogen die ogen het denken benemen.
En van ver, wind in de wol, grasvretend, winterschapen
Onder stormachtige
Sterns, meeuwen boven de vloedlijn -
Het kimstrakke tweespoor van armoe en
Verlatenheid (gezicht dat het weten ontgaat),
Eenzame jacht van de zeevalk tegen windvlagen in.
Tussen de blauwe kust
Van het westen en de grijze
Zeehoek van het grimmige noorden loopt,
Uit het lood hangend door de gesel van de wind,
Een vrouw met zeegroene ogen die vergat om te zien.
Op de zwarte hakken
Van het lot (dat wijst naar een deur
Met een mat van 'en maar wachten' ervoor),
Worstelt ze, nacht voor noch na, in het middelpunt
Van de leegte, naar niets dat haar haar naam zal toezeggen.
© Tsjêbbe Hettinga
Uit: Tsjêbbe Hettinga Aan schor en Stad Niks voorbij (Oan leech en Stêd Niks foarby) - in het Nederlands vertaald door Benno Barnard en Tsjêbbe Hettinga - Leeuwarden / Rotterdam,
Friese Pers Boekerij / Poetry International, 2010
Labels:
Benno Barnard,
dichterswit,
Tsjêbbe Hettinga
woensdag 1 februari 2012
In memoriam Wisława Szymborska (1923-2012)
TOESPRAAK IN HET KANTOOR VOOR GEVONDEN VOORWERPEN
Op weg van zuid naar noord heb ik enige godinnen verloren,
en op weg van oost naar west ook heel wat van mijn goden.
Voor immer zijn een paar sterren gedoofd, hemel, waar ben je.
Een of twee eilanden zijn in zee gestort en gezonken.
Ik weet niet eens precies waar mijn klauwen zijn gebleven,
wie in mijn pels rondloopt of wie nu in mijn schaal woont.
Toen ik aan land kroop, ben ik broers en zussen kwijtgeraakt
en ik heb maar één botje over dat die datum in mij herdenkt.
Ik ben uit mijn vel gesprongen, heb wervels en poten verspild,
ben vele, vele malen buiten mijn zinnen geraakt.
Lang geleden heb ik daarvoor mijn derde oog gesloten,
het met een vin weggewuifd, er mijn takken over opgehaald.
't Is weg, verloren, naar alle windstreken uiteengedreven.
Het verbaast me hoe weinig er van me is overgebleven:
één individu van het momentaan menselijk geslacht,
dat gister in de tram niet aan zijn paraplu heeft gedacht.
© Wisława Szymborska
- uit het Pools vertaald door Gerard Rasch -
Uit: Wisława Szymborska Einde en begin - gedichten 1957-1997, Amsterdam, Meulenhoff, 1999.
Vandaag in haar slaap overleden, in Krakau, aan een slopende ziekte in haar longen: een van de grootste dichters van de twintigste eeuw, Nobelprijswinaar voor de Literatuur in 1996, Wisława Szymborska.
Abonneren op:
Posts (Atom)