donderdag 31 december 2009
Hoe de schaar
DE LAATSTE WOORDEN
Hij is de laatste man
die de taal van zijn ouders spreekt
de laatste die de taal van het overleven kent
en het woord voor het zoemen van de bijen weet
hij is de laatste die weet
hoe de schaar van de schaapscheerder heet
en hoe de naam luidt van de geest
die de wind kan laten zingen
Als hij spreekt
luistert alleen zijn huis nog naar hem
de wanden zijn het laatste klankbord van zijn bestaan
een leven lang hebben ze zijn woorden aanhoord
Soms, als hij roept, roepen de muren terug
met de kalk van het brokkelend dak
vallen de woorden onbegrepen rond hem neer
kapot, bijna geluidloos als stof
ongrijpbaar, niet zwaarder dan zijn adem
maar te zwaar om ze op te rapen
en opnieuw uit te spreken
Ook al leeft zijn taal nog in hem
de woorden raken verloren
ze zijn al dood voordat ze zijn mond verlaten
zonder betekenis verstillen ze achter zijn tanden
er blijft slechts gemurmel van klanken
die verstommen tot korsten van woorden
die stom op zijn lippen blijven liggen
© Ton van Reen
Uit: Ton van Reen De straat is van de mannen - Nijmegen/Utrecht, BnM uitgevers - De Contrabasreeks, 2007
Niemand die het dak afkomt
ONTSNAPPING
Springt de slagboom open, klinkt gedempt gejuich.
Massaal spurt de fabrieksbevolking avond en
aardappels tegemoet. Heilig huis vol vrije tijd.
Golf van zwarte rijwielen klotst door de stad.
Een eindeloze rij Belgische bussen transporteert
de bloem der Kempen over de Aalsterweg,
duttende hoofden achter glas. Zien niet hoe
de stad zijn vleugels uitslaat. Nieuwbouwwijken
schuiven boerenbedoening voor zich uit,
brokkelige stadsrand, cirkel waarbinnen het gist.
Bestorming van Katholiek Leven als Adamo optreedt.
Rokerige cafézalen, opgejut door bas en drums,
opmars van rock & roll. Toch niemand die
het dak afkomt. Integendeel, het gekapte bos
onder de klinkers herrijst twee etages hoger:
woud van antennes, zelf geproduceerde ogen
en oren, reikhalzend naar trillingen in bovenste
luchtlagen, waar de toekomst geschreven wordt
© Rouke van der Hoek
Uit: Rouke van der Hoek Bodemdaling, Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 2005
IJskap
DOOIEN EN DOOIEN
Het is met onze ijsbeer slecht gesteld:
De ondergang schijnt ook hem te bedreigen
Daar hij geen poot meer aan de grond kan krijgen
Wanneer de ijskap van de Noordpool smelt.
Het beste is om er maar voor te kiezen
De allerlaatste ijsbeer in te vriezen.
Driek van Wissen
'Snelsonnet' van Driek van Wissen, Dichter Des Vaderlands, gepubliceerd in o.a. NRC Handelsblad, 2006
De Dagen
HET LAATSTE GESPREK
'Heer, herken ik u? Zijn wij niet dezelfde van weleer?'
'Wie riep mij dan? Zijn uw wapens niet de mijne?'
'Ik wacht op woorden, Heer.'
'Ik was Dader, u het Offer. De medemens is leeg.'
'Sterven Daders niet.'
'Neen. Zij kunnen niet. Zij verwoorden.'
'Heeft u ginds gesproken, Heer?'
'De dagen zijn beschreven.'
'Heeft de Tijd nog kwaad gewild?'
'Ja, het slagveld is begroeid.'
'Geen spoor van oorlog meer?'
'Geen. Maar ik doorzie de stilte. Oog en oor vergaan.'
'Nadert weer de Dood, o heer?'
'Neen. Hij was er al.'
Berk
NIET TE GELOVEN
Niet te geloven
dat ik knaap nog
een vers schreef over de
zilverwitheid van een berkenstam
en om mij heen
grootse dronkenschap
van de bevrijding
het water was whisky geworden
Alles zoop en naaide
heel Europa was één groot matras
en de hemel het plafond
van een derderangshotel.
En ik bedeesde jongeling
moest nodig
de reine berk bezingen
en zijn bescheiden bladerpracht.
Remco Campert
oorspr. in: Remco Campert Dit gebeurde overal (1962).
Hier overgenomen uit Dichter, Amsterdam, De Bezige Bij, 1995
woensdag 30 december 2009
Hetzelfde
DΕ EEUW LOOPT TEN EINDE
Hij zou beter zijn dan de vorige eeuwen, onze twintigste.
Dat kan hij niet meer waarmaken,
zijn jaren zijn geteld,
zijn tred is wankel,
zijn adem kort.
Εr is al te veel gebeurd
wat niet had mogen gebeuren,
en wat had moeten beginnen,
is niet begonnen.
De lente zou naderbij komen,
en het geluk, onder andere.
De vrees zou stad en land verlaten.
Εn eerder dan de leugen zou de waarheid
haar bestemming bereiken.
Bepaalde rampen zouden
nooit meer plaatsvinden,
oorlog bijvoorbeeld,
en honger, enzovoort.
De weerloosheid der weerlozen,
het goede vertrouwen en dergelijke
zouden worden gerespecteerd.
Wie vreugde uit de wereld wilde putten,
staat nu voor een taak
die onuitvoerbaar is.
Domheid is niet komisch.
Wijsheid is niet vrolijk.
De hoop
is niet meer dat jonge meisje
et cetera, helaas.
God zou eindelijk gaan geloven in een mens
die goed en sterk is,
maar goed en sterk
zijn nog altijd twee mensen.
Hoe moet ik leven - las ik in een brief van iemand
aan wie ik van plan was
hetzelfde te vragen.
Opnieuw en als altijd zijn er,
zoals uit bovenstaande blijkt,
geen dringender vragen
dan naïeve vragen.
© Wíslawa Szymborska
- uit het Pools vertaald door Gerard Rasch -
Uit: Wíslawa Szymborska Einde en begin, Amsterdam, Meulenhoff, 1999
Datumloos
ANTI-NIEUWJAAR
Altijd en ergens oudejaarsavond
op een ster in een boek of een brief
ik vier mijn tijd niet in namen
ik hef geen punch op een dief.
Eeuwen zo oud als mijn jaren
mijn jaren zo jong als de wind
die met datumloze gebaren
mij uit de kalenders ontbindt.
Deze avond blijf ik afwezig
betrek een aanwezigheid
op einders die mij genezen
van mijn vergankelijkheid.
© Karel Jonckheere
Uit: Karel Jonckheere In de wandeling lichaam geheten, Brussel, Manteau, 1969
donderdag 24 december 2009
Harnas
SAMEN
Moeder, gij hebt mij moeizaam uitgespuwd
En van elk jaar de harde striem verdragen
Want mijn waaien was niet gauw geluwd
Ik wou eerst in alle kieren klagen.
In uw hagelwit harnas gemetseld
Zijn wij samen door de tijd verwond
Die ons nimmer wilde dragen
En bittere lijnen kerfde rond de mond:
Of er een vrucht is van dat alles
Vraag ik mij niet langer af,
Maar ik probeer u te benaderen,
Nog even, voor het graf.
© Jotie T'Hooft
Uit: Jotie T'Hooft Verzamelde gedichten, Amsterdam/Brussel, Elsevier-Manteau, 1981
Bloemen van het kwaad
DE VERNIETIGING
De Satan zweeft en danst voortdurend om mij heen;
onrustig en ongrijpbaar als de ijle lucht;
Ik drink hem in, hij brandt door bei mijn longen heen
vult mij voor eeuwig met een schuldenzware zucht.
Soms hult hij zich, mijn liefde kennend voor de Kunst
in vormen van verleidelijke dijen blank,
En onder schone schijn van voorgewende gunst
went hij mijn lippen aan infame liefdesdrank.
En zo leidt hij mij weg, ver van de blik van God,
gejaagd, gebroken van vermoeienissen, tot
diep in de verlaten vlakten der Verveling,
Dwingt mij de blik, vertroebeld door mijn zonden,
te richten op bevuilde kleding, open wonden,
en op het bloedig werktuig der Vernietiging!
Charles Baudelaire
- vertaling uit het Frans door Ingeborg Brounts -
Uit: Baudelaire (1821-1867) Les Fleurs du Mal, Parijs, René Rasmussen, 1947 [ed. par René-Louis Doyon]
LA DESTRUCTION
Sans cesse à mes côtés s`agite le Démon;
Il nage autour de moi comme un air impalpable;
Je l`avale et le sens qui brûle mon poumon
Et l`emplit d`un désir éternel et coupable.
Parfois il prend, sachant mon grand amour de l`Art,
La forme de la plus séduisante des femmes,
Et, sous de spécieux prétextes de cafard,
Accoutume ma lèvre à des philtres infâmes.
Il me conduit ainsi, loin du regard de Dieu,
Haletant et brisé de fatigue, au milieu
Des plaines de l`Ennui, profondes et désertes,
Et jettes dans mes yeux pleins de confusion
Des vêtements souillés, des blessures ouvertes,
Et l`appareil sanglant de la Destruction!
maandag 21 december 2009
Vliegende vissen
VISSER VAN MA YUAN
onder wolken vogels varen
onder wolken vliegen vissen
maar daartussen rust de visser
golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser
Lucebert
Uit: Lucebert (1924-1994) Verzamelde gedichten, Amsterdam, Bezige Bij, 2002
Oogen zoo vol van licht
ZIE JE IK HOU VAN JE
Zie je ik hou van je,
ik vin je zoo lief en zoo licht-
je oogen zijn zoo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.
En je neus en je mond en je haar
en je oogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.
Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.
O ja, ik hou van je,
ik hou zoo vrees'lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen -
Maar ik kan het toch niet zeggen.
Herman Gorter
- oorspr. in Verzen, 1890
Hier uit: Herman Gorter (1864-1927) Verzen Amsterdam, Atheneum Polak & Van Gennep. Perpetua-reeks, met een nawoord van Kees 't Hart, dec. 2009
dinsdag 15 december 2009
Liever klare kou
TEGEN DE ZOMER
Niets is vernielender dan de warmte
De kou houdt in stand, is statisch;
de warmte beweegt met de vernieling mee
en wekt een valse schijn
van zon, gezondheid, zinvolle zonde
De warmte vleit, paait, belooft,
maakt stofgoud van stof
liefde van begeerte,
poëzie van leugens
Ik hou niet van de warmte,
broedplaats van muggen en maden
poel van limonade en andere slopende dranken
Schenk mij liever klare
kou en koffie,
destructie bevroren, duidelijk zichtbaar
en aanvaardbaar
Wie in de kou zit schept geen illusies,
Maar schept sneeuw, vrij ongenaakbaar,
in de menselijke
soms bovenmenselijke winter.
© Remco Campert
Uit: Remco Campert Dichter, Amsterdam, Bezige Bij, 1995
De kamers waar jij niet bent
DECEMBERBRIEF
Ik wilde dat je dichter bij me was.
Het jaar is te oud en heeft niets meer te zeggen.
Het weer is somber. Alle dagen staat er
een haveloze regen voor de ramen
lam zwaaiend als een dronkelap. Ik loop
door 't huis, de kamers waarin jij niet bent
en die dus leeg zijn. Of ik zit maar ergens
en kijk naar buiten tot het donker is.
De televisie 's avonds een meest trieste
vertoning in een eenmansbioskoop,
zoek ik maar vroeg mijn bed op, slaap pas laat
en word weer vroeg uit boze dromen wakker
omdat ik jou ook in de slaap niet vinden kan.
Ik wilde dat het jaar nu over was
en jij weer dichter bij me, bij me was.
Hans Andreus
Uit: Hans Andreus Vertel hoeveel ik van je hou - vijfendertig liefdesgedichten, gekozen door Menno Wigman.
Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 1998
maandag 14 december 2009
Schaatsen
DECEMBER
Jij mijn optische muis spreekt hij tot haar.
In de hemel ijzel. Een steeds kortere december.
Een spraakzame stad bevriest.
En in hen een kokende liefde. Alleen de kus
verschilt niet van de rest. Rijp in de mond.
Medeklinker op schaatsen.
Jij mijn optische muis spreekt hij tot haar.
© Ewa Lipska
Uit: Ewa Lipska Splinter - uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk - Breda, De Geus, 2007
zondag 13 december 2009
Kleding
Ik heb het koud en schrijf een gedicht
Als het af is trek ik het aan
- Toon Tellegen
De schemer heeft uw kleren aan
- Gerrit Achterberg
Gezien in dezelfde straat, twee elkaar tegemoet rijdende Rotterdamse vuilniswagens met dichtregels
(Roteb, Rotterdamse gemeentelijke reinigingsdienst)
zaterdag 12 december 2009
Scheefgroei
HET MAGNETISCHE NOORDEN
Niet de ijzige zee waarheen gewezen
waar de naald steeds verder uitslaat
hulpeloos ronddraait
maar de afwijking zelf in het kompas.
Niet de ondergrondse ijzerstromen
Aardes rollend hoofd
maar de herhaalde sprong van de kat
naast de mus.
De verdraaiing van je stem op de bandrecorder.
Ook de onbedoelde faux pas
het drijven op je tweede talent
het hartstochtelijk meewerken
aan zekere scheefgroei in je leven.
Het is de reden waarom je onverwacht
stilstaat op straat
maar vooral: de sprong naast de mus
en denken dat je wat hebt.
© Rouke van der Hoek
Uit: Rouke van der Hoek Het magnetische noorden, gedichten Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 2001
vrijdag 11 december 2009
Huis
Met woorden en potloden
die ik gespaard heb
bestrijd ik de storm
ONDERDAK
Je praat met mij
Daarna droog ik me af
Je gepraat is de zee
Tijdens het praten vind ik
de schelp
het koraalrif
en ook de slak
waar ik, zwerver,
een huis van krijg
© Ali Albazzaz
Verengoed
VROEGE LENTE
In elke lente vliegt wel eens een vogel
tegen het dichtgeslagen raam. Ik zoek de merel
verloren in het gewas, raap het uit de lucht
gevallen verengoed. Vanwaar die schrik?
De bloesems sterven snel dit jaar, een mol graaft
in de verkeerde hoek de ingedutte wormen weg.
Te vroeg dat ik naar buiten ga, de tuin
ligt onder sluimerzaad. Al te ijl
klimt daar een stengel uit, breekt de dorte
van de straat, vangt het licht dat
als een vreemde komt - smalle schaduw
aan het raam dat langzaam opengaat.
© Frans Budé
Uit de afdeling Refugium, in:
Frans Budé Blauwe rijst *, Amsterdam, Meulenhoff, 2009
* Aantekening van de dichter bij het titelvers op pag. 13 in de cyclus Routekaart / Briefing:
'Blauwe rijst' ook wel 'blauwe hap'genoemd. In een persbericht over Nederlandse militairen op missie in Irak werd vermeld dat veel soldaten dit gerecht (Indische maaltijd, traditioneel op woensdag) hoog op hun culinaire verlanglijstje hadden staan.
Wars
NACHTCAFÉ
In het morsig nachtcafé kwam ik hem tegen
- mijn oom, al aan het aards bestaan ontstegen.
Ik was jong. Niks deugde. Niemand vond genade.
Zijn blik heeft mij toen van die mensenhaat genezen.
*
OCHTENDSTAD
Rotterdam voor dag en dauw. De bruggen zijn verlaten.
De geldpaleizen gloren in het Noord-Atlantisch licht.
Winst en verlies staan in de onbehouwen ziel gegrift
van deze warse stad - alleen met wind en water.
© Hans Sleutelaar
Twee gedichten uit:
Hans Sleutelaar Vermiste stad - Rotterdamse kwatrijnen, Amsterdam, De Bezige Bij, 2004
zaterdag 5 december 2009
Cursus
DE KATTENSCHOOL
Als een poes naar school toe gaat,
leert ze enkel kattenkwaad.
Ze leert er mauwen met afgrijselijke klank,
haar nagels te scherpen aan stoel of aan bank.
Ze volgt de cursus, poes is niet stom;
'Hoe gooi ik thuis de vaasjes om.'
Ze leert op school met scherp verstand;
'Hoe verniel ik de papyrusplant.'
Ze leert er ook tot schrik van de baas
biefstukjes stelen en plakken kaas.
Een geleerde kat die blijft in leven;
leert de ijskast kopjes geven.
Hans Dorrestijn
woensdag 25 november 2009
Geluk
BAAI
Het blijft en het blijft maar, het gaat
niet voorbij: een geel strand met lege stoelen,
een groene en blauw-groene zee met schelpjes,
grijzige bergen rondom, en over dit alles
een dun, lila, oudgeworden licht.
Het bewoog destijds, er bewoog iets eindeloos,
het was het ademen van de zee, het zachte schuren
van de scheepjes aan hun ankers, het langzaam
zwarter worden en verdwijnen van de baai:
er moest iets komen en het kwam, het kwam maar,
dit was geluk.
Blijft over iets roerloos, een moment waarin
het strand verlaten is, de zee stilgevallen,
de ankerkettingen zwijgen, het licht dat oude
lila houdt, en niets verdwijnt – waarin
de baai daar ligt zoals hij is, voorgoed,
en een verlangen, dat dit moment voorbijgaat.
Rutger Kopland
Uit: Rutger Kopland Voor het verdwijnt en daarna. Amsterdam, Van Oorschot, 1985
dinsdag 24 november 2009
De wereld weg
IK AT JOUW BROOD, DRONK JOUW WIJN: BEDELAAR
Ik at jouw brood, dronk jouw wijn: bedelaar,
iemand zonder een cent, binnengehaalde.
Iemand die met woorden geen brood betaalde,
want woorden gaan ver; ze blijven niet waar
ze worden geschreven. Maar in de lucht
hing onze zon en die stelde geen vragen.
Hij maakte licht van onze nachten,dagen:
de wereld was weg en het licht terug.
Toch: dit was het niet. Wij kunnen het weten,
die nu gaan zoals de anderen gaan,
al is er meer dat wij niet meer vergeten
en blijft er van ons-eens altijd iets hangen:
het licht willen zien, de zon willen vangen,
iets afweten van het electrisch bestaan.
Hans Andreus
Oorspr. gepublic. als 35ste gedicht in De sonnetten van de kleine waanzin (1957).
Hier uit: Hans Andreus Verzamelde gedichten (ed. Gerrit Borgers, Jan van der Vegt en Pim de Vroomen). Amsterdam, Bert Bakker, 1983
Vergeten
DOOD VAN EEN DICHTER
Gisteren kwam ik ongevraagd te weten
hoe Kees Buddingh' is doodgegaan.
'Door niets of niemand bijgestaan,
de zusters waren hem vergeten.'
Hij rukte 's nachts, door iets bezeten,
de plastic slangen van zijn armen.
'Toen is hij domweg uitgeteerd en
's morgens bleek hij gekrepeerd.'
Ik heb Kees lang geleden goed gekend;
de ouwe rot, bij wie ik mij kwam warmen.
Dan, op een toon die rekent op erbarmen:
'Hans, je had hem nauwelijks herkend.'
© Hans Sleutelaar
Uit: Hans Sleutelaar Vermiste stad. Amsterdam, De Bezige Bij, 2004
Cornelis Buddingh' (1918) - roepnaam Kees - overleed in Dordrecht op 24 november 1985
zaterdag 21 november 2009
Door deuren
VOORZICHTIG
Ze liepen voorzichtig,
en lieten het landschap binnenkomen,
ze merkten dat hun tred bewonderd werd.
Heel voorzichtig gingen ze door de deuren,
langs het lusteloze strand, bezichtigden de bomen,
ze dachten dat de struiken ontvlambaar waren
en de hemel onder handbereik.
Zie, ze houden zich voorzichtig vast.
Armando Gedichten 2009, Amsterdam/Antwerpen, Augustus, 2009
donderdag 19 november 2009
Over links, over rechts
PLATTE KNOOP
Twee touweinden
die elkaar symmetrisch omhelzen.
Basale schoonheid.
Al zó lang in mijn motoriek dat ik hem
in het donker kan leggen:
rechts over links, links over rechts.
Natuurlijke bondgenoot
van vingerdragende soorten
- voorwaarde voor onze veehoudende geschiedenis.
Matrozen van de Armada, onder golven geborgen,
karavaangeleiders op de Zijderoute,
vissers in kleine bootjes op rimpelende meren
kenden de platte knoop. Wij geven wij hem door
aan leergierige kinderen, verknopen
de levens van nieuwgeborenen en doden.
Rouke van der Hoek
Voor méér nieuw werk van Rouke van der Hoek, zie de website van de dichter:
http://www.roukevanderhoek.nl/rh.nieuwwerk.htm
Exil
WERELDREIS
Van de grond gekomen, traag, in de schutterige Kempen,
Maar vlak bij de Maas waar het volk brutaler zingt
Als het spreekt, zijn aard loshartiger naar buiten keert.
Al meer in de trant van de Rijn. Ik kom er vandaan.
Ik werd er verbannen omdat het exil in mijn bloed zit.
Er is geen schuld, er is geen spijt en geen verzoening.
Ik ben zelf de strenge man die me ginder heeft verjaagd.
Ik ben zelf de dode vrouw die rechtop in mij slaapt,
Die ginder krom in mij te dromen staat van hier.
En zelf ben ik het kind dat naar mij vroeg in deze stad.
Honderd kilometer liep die wereldreis van eeuw naar eeuw,
De negentiende van mijn wieg, mijn twintigste zonder getal.
© Leonard Nolens
Uit: Leonard Nolens Hart tegen hart. Gedichten 1975-1990. Amsterdam, Querido, 1994
woensdag 18 november 2009
Landkaart
BLUES
(Iubirea pentru tine)
en ik heb me gebrand
op mijn vrouwenhuid
zijn de brandwonden zo groot als landkaarten
en de wond die lijkt op de kaart van Roemenië
is de grootste
en kan nooit meer genezen.
daarom zal ik sterven, vertelde iedereen,
niet omdat jij niet van me hield, je was te primitief en te hard
voor mij, ik val op linkse intellectuelen, onaangepaste
figuren, mannen die zo viriel zijn dat ze zonder hun
viriliteit kunnen en
zelfs als je gek was, was je minder gek dan ik,
de last die ik droeg
was gekte, ziekte, armoede en ouderdom, jij droeg niets, daarom
bedrukt de hemel boven je hoofd jou en
verplettert je schedel.
ik val op de diepzinnige zwakte
en de metafysica van een romantische puber
niet op starre macht, noch op van bloed verstoken vervoering.
zolang ik nog te leven heb, zal ik aan je denken,
maar jij was,
bent en zult een clown zijn, die achter je masker niets ander is
dan een soldaat van duisternis, kracht en genot.
- uit het Roemeens vertaald door Jan Willem Bos -
Angela Marinescu
(foto: Jan H. Mysjkin)
Angela Marinescu (1941, Arad) geldt in Roemenië als een compromisloze vrouw en dichter. Haar oeuvre kreeg kwalificaties als 'totalitair', 'absolutistisch' en ‘ongeremd’. Vooral haar ongebruikelijke, volgens sommige critici zelfs onvrouwelijke, benadering van het thema seksualiteit baarde lange tijd opzien met regels als:
‘Ik ben het dier dat moeizaam uit de slaap omhoogkomt / en gulzig /… / Ik ben het dier dat zijn geslacht / met genoegen betast. / Ik ben het dier dat soms zijn instinct / als een krachteloze kooi / voor zich uitdraagt.’
Marinescu, die zich in haar dagboek zelf omschreef als "een dame met de ballen van een jonge wolf", ontving voor haar oeuvre in 2006 de nationale Roemeense poëzieprijs Mihai Eminescu.
In Nederland hebben met name de vertalers Jan Willem Bos en Jan H. Mysjkin zich ingespannen om haar werk en dat van collega's in Roemenië toegankelijk te maken voor een breder publiek.
In 2007 wijdde het tijdschrift voor actuele literatuur Deus Ex Machina een speciaal nummer aan de hedendaagse Roemeense letteren, 'Romanian Rhapsody'. Daarin o.a. ook gedichten van Angela Marinescu en interviews met de Roemeens-Nederlandse prozavertaler J. H. Mysjkin over zijn werk
Grenspalen
NIET GEMARTELD NIET VERKRACHT
een gelukzoeker is een buitenlander die οm ecοnοmische
redenen
een verblijfsvergunning aanvraagt en wordt afgewezen
niet gevlucht na met de dood te zijn bedreigd
niet gemarteld niet verkracht
wij nederlanders zijn wij niet elke dag οp zoek naar het geluk
met welk recht zijn wij toegelaten
waren wij soms opgesloten en geslagen
werden onze nagels uitgetrokken
mijn moeder kwam οp haar 23e naar nederland
zij verdiende in het interbellum een koffer vol geld per week
genoeg voor anderhalf brood en twee sigaretten
het duitsland van de inflatie en de herstelbetalingen liet zij
achter zich
ging οp zoek naar het geluk en vond het
met mijn zus en ik als gevolg
de moeder van mijn vrοuw is engelse
als onze moeders door grenspalen
gestopt konden worden
zouden zij onze vaders niet hebben gekend
wij willen ons bestaan verheffen
kijken naar de sterren en de maan
over grenzen heen οp zoek naar het geluk
bestaan er andere mensen dan gelukzoekers
wijs ze mij aan
ik zal ze het land uit jagen
© Hans Wap
Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008
Toevallige waarheid
AMBITIE
Na mijn ontmoeting met de wapenhandelaar
Liep ik, om erover te vertellen, een café in.
Ik zei dat ik de aarde onmiskenbaar vond,
Tot op de dag van vandaag een ruiterlijke waarheid.
Ik zei ook dat de papegaai van de handelaar zweeg.
Met meer waarheid had ik niet kunnen spreken.
En ik zei dat zijn ambitie hem deed zweten,
Een waarheid die herinnerde aan het toevallige.
En ik zei nog iets over de prijzen van de wapens,
Waarheid die alle ontmoetingen met pijn overgiet.
© Arjen Duinker
Uit: Arjen Duinker Buurtkinderen. Amsterdam, Querido, 2009
Zaal van het verleden
GETUIGENIS VAN BERTOLT BRECHT (1967)
VOOR EEN MILITAIRE RECHTBANK
Mijnheer de rechter
Ik ben geen soldaat
Wat willen jullie van mij
Wat de rechtbank zegt, heeft niets met mij te maken
Het verleden ging snel naar het verleden
zonder een woord van mij te horen
De oorlog ging naar het koffiehuis om uit te rusten
Jouw piloten zijn veilig teruggekomen
De hemel brak in mijn taal, mijnheer
de rechter — en dit is persoonlijk —
maar uw ondergeschikten sleepten blij
mijn hemel met zich mee
Ze keken naar mijn hart, gooiden bananenschillen
in de bron en liepen haastig voor mij uit
Ze zeiden soms: goeden avond
en gingen naar mijn erf in alle rust
Ze sliepen veilig op de wolken van mijn slaap
zeiden mijn eigen woorden
in mijn plaats
tegen mijn venster en tegen de zomer met jasmijngeur
Ze herhaalden mijn droom
in mijn plaats
en huilden met mijn ogen de psalmen van verlangen
Ze zongen net als ik voor vijgen en olijven
en eigenlijk voor iedereen
Ze leefden mijn leven zoals het hun beviel
in mijn plaats
Ze liepen voorzichtig over mijn naam
en ik, mijnheer de rechter, ben hier
gevangen in de zaal van het verleden
De oorlog is voorbij
Uw officieren zijn veilig teruggekomen
en de wijngaarden zijn in mijn taal verspreid, mijnheer
de rechter – en dit is persoonlijk – als
de kerker mij benauwt dan wordt mijn wereld groter
maar uw mannen hebben woedend mijn woorden afgetast
en schreeuwden tegen Achab* en Izebel*:
erf de rijke tuin van Naboth*
Ze zeggen: onze God
en het land van God
is niet voor anderen!
Wat vraagt u, mijnheer de rechter
van een passant tussen passanten
in een land waarin de beul verlangt
dat de veroordeelden zijn eretekens prijzen
Het is tijd dat ik schreeuw
en dat ik de sluier van mijn stem laat vallen
Dit is een kerker, mijnheer de rechter, geen rechtbank
Ik ben de getuige en de rechter
u bent de beschuldigde partij
sta op en ga weg: u bent vrij
gevangen rechter
uw piloten zijn veilig teruggekomen
en de hemel is in mijn eerste taal gebroken
– en dit is persoonlijk – opdat
onze doden veilig naar ons terugkomen.
© Mahmoud Darwish
- vert. Kees Nijland en Asad Jaber -
Uit: Mahmoud Darwish Waarom heb je het paard alleen gelaten.
Maassluis, Uitgeverij de Brouwerij, 2009.
* Achab, Izebel en Naboth: zie Oude Testament, I Koningen, 17-22.
Bertolt Brecht (r.)
Aquarium, heimwee
AVOND
Laat op de avond schuifelt ze
door haar kamer, zoekt kranten
bij elkaar, gaat zitten, loopt rond.
Ik sta op de gang voor het raam
en zie hoe ze rusteloos draait
en keert in haar zwart aquarium.
Om mij heen is alles stil. De lift
slaapt, de klok zwijgt, het boeket
staat droog, een tl knippert.
*
TRAP
Ze daalt af, tegen haar zin, twee treden
omlaag, één terug. Beneden wacht geduldig
de gastheer, een schim die weet, zij komt.
Haar voeten zoeken als ze stapt,
of wordt gestapt. De hand op een leuning
die golft en zweeft en misselijk maakt.
Hoogtevrees kent ze niet, heimwee
des te meer. Νiemand die haar vertelt:
wat was ligt niet achter maar voor.
Peter Swanborn
Openingsgedicht en tweede vers uit:
Peter Swanborn Tot ook ik verwaai, Amsterdam, Podium, 2009.
Dementie is het onderwerp van deze poëziebundel van Peter Swanborn. Hij beschrijft de ziekte van zijn moeder in 37 gedichten.
Swanborns vorige bundel Bij het zien van zijn lichaam werd in 2008 genomineerd voor de C. Buddingh'prijs voor Nieuwe Nederlandstalige poëzie.
In Verborgen in rimpels en dekens leest de dichter enkele gedichten uit zijn nieuwste werk voor, zie:
http://www.lezen.tv/content/view/165/1/
Achtergrondmuziek
DIALOOG
Leg hier je sieraad neer
en zeg mij wat het is.
Is dit een overval, een welkomstgroet?
Een dreiging, zwaard van Damocles,
gehangen aan een draad van taal?
Ik dring niet aan.
Hier is mijn woordenboek
met daarin alles wat ik noemen kan,
maar niet noodzakelijk bezit of wens.
Leg daar jouw woorden naast,
naast die van mij,
zodat we kunnen zien of er iets rijmt.
Maar wat als vrede paart met wond of scheur,
geweld zich horen laat als feestgedruis,
verzoening klinkt als angstgeschreeuw,
conflict als achtergrondmuziek?
Dan schorten wij die woorden op
en spreken niet meer zo abstract.
Wij hebben veel gemeen.
Wiel Kusters
Uit: Wiel Kusters Zielverstand, Amsterdam, Querido, 2007
Bedacht domein
ROTTERDAM
Steen voor steen moet ik de stad herzien.
Straten die in mijn hoofd bestonden, worden
na deze ondergang weer opgetrokken.
Gedacht domein. Vrede. De ramen zien
Op andere pleinen uit dan ze voordien
kenden. Parken opnieuw berekend
met vijvers waar het onwennig in regent:
water waarin ons spiegelbeeld misschien.
Wolken zoeken een weg over het plan
dat ons zo lang we samen zijn betekent
en moeiteloos even omvatten kan.
© Willem van Toorn
Uit: Willem van Toorn Gulliver en andere gedichten. Amsterdam, Querido, 1985.
Rotterdam, Museumpark, herfst 2009: Nederlands Architectuur Instituut
(ontw. Jo Coenen)
Gondelier
RIMPEL
Hij pakt zijn oude handen vast. Een rimpel naar de dood.
Nooit meer wordt hij groot. Nooit meer wacht zij om de hoek.
Ieder woord raakt zoek. Alles was, is waar gebleven? Wend
De steven nu voorgoed en paai de gondelier. Drink wijnen.
Slurp het gistend bier. Stil de honger in de maag. Want
Op de kaaien liggen rood, de taaie haken van de dood.
© Hans van de Waarsenburg
Uit: Hans van de Waarsenburg Avond val, Amsterdam, Meulenhoff, 1993
dinsdag 27 oktober 2009
Kom
Tijd gaat voorbij.
DYLAN THOMAS
T.S.ELIOT
zondag 25 oktober 2009
Slapen op diamant
Ze loopt in de regen
Ze loopt in de modder, de beestenstront,
ze danst in kringen als een hond.
Ze slaapt οp diamant als hoofdkussen.
De ochtend, transparantie in karaat,
belooft de schoonheid en de lusten.
Ze ziet de wereld uitgehοld,
nog erger denkt ze dan boter
in een vloot, veel erger proeft ze.
Ze tilt de wereld uit handen.
Voor jou!
De landen, de zeeën, mooiste der
trofeeën.
Ze valt in stukken
νοοr haar voeten en likt haar vingers,
schraapt zich naar ideeën.
© Gerry van der Linden
Uit: Gerry van der Linden Lila en de Tekens (Het Meisje Lila en de Tekens van de Tijd, een vertelling) - inclus. muziek-cd door Dirk Polak en illustraties van Sandra Derks.
Met dank voor de ondersteuning aan Theo van Gogh. Rotterdam, uitg. Bèta Imaginations, 1999.
Sgreif
HANDICAP
Hij schrijft "grilig"
en als ik wijs op de l en zeg
dat er één bij mag
antwoordt hij blij:
"Geeft niet, ik ben dyslectisch."
"O", zeg ik, "sgreif
dan maar wad je wild"
© Remco Ekkers
Uit: Remco Ekkers Vreemd lezen, Amsterdam, Divers, 2004
woensdag 21 oktober 2009
Reis
DOODSTIL
Ik ging eens niet op reis,
bleef zitten in mijn stoel.
Mijn reis ging razendsnel.
Ik was nog niet vertrokken
of ik was al weer thuis.
Ik ging eens niet graag dood,
bleef zitten tot ik stierf.
Mijn dood was een soort dood.
Ik was nog niet geboren
of ik was nog steeds in leven.
© Wiel Kusters
Uit: Wiel Kusters Velerhande gedichten, Amsterdam, Em. Querido, 1997
Tussen de dennen
ZONDER TITEL
De maan weet... dat hier bloed zal vloeien vannacht.
Langs koperen stroken boven het meer komt het stellige weten:
Tussen de elzen zullen lijken liggen op het prachtige strand.
De maan strooit haar mooiste licht op het mysterieuze strand,
De wind is een klaroen tussen de dennen
Wat is de wereld mooi op dit verlaten uur.
© Edith Södergran
- uit het Zweeds vertaald door Lisette Keustermans en Ivo van Strijtem -
in: De mooiste van Södergran Tielt (B.) / Amsterdam, Lannoo-Atlas, 2004
Edith Södergran (1892-1923) was een Finse dichteres die in het Zweeds schreef
dinsdag 20 oktober 2009
Machine
DAVID
Beelden werden niet gemaakt, ze moesten 'worden
bevrijd uit het marmer', alsof ze er al waren,
altijd al,
(ergens, in een windstille juni, op een wit,
onbewoond eiland in een blauw-groene zee)
en inderdaad, hij vond een prachtige steen,
onder zijn huid een perfekte machine
van hersenen, spieren en hart,
en niets van moeite, niets van een beweging
die er ooit was of nog zou, alleen
houding, onverschillige kracht
van milliarden kristallen, volmaakte
kopie van een jeugd.
Rutger Kopland
Uit: Rutger Kopland Voor het verdwijnt en daarna, Amsterdam, Van Oorschot, 1985
maandag 19 oktober 2009
Wimpergoud
's AVONDS
Er was muziek, een zoete wijs
Klonk in de tuin, onzegbaar treurig.
Een zilte zeelucht, fris en geurig,
Van oesters op een schotel ijs.
'Ik ben een ware vriend,' zei hij,
Terwijl zijn hand mijn kleren raakte.
Maar het gebaar dat hij zo maakte
Kwam een omhelzing niet nabij.
Zo aait men katten, zo aanschouwt
Men amazones, onbewogen.
Een lach slechts blonk er in zijn ogen
Onder het lichte wimpergoud.
En een viool met droeve klank
Die het gordijn van rook doorkliefde,
Zong zacht: 'De hemelen zij dank,
Voor 't eerst alleen met mijn geliefde.'
Anna Achmatova
- uit het Russisch vertaald door Margriet Berg en Marja Wiebes -
Gedicht van A. Achmatova (pseud. voor Anna Andrejenva Gorenko, 1889-1967) in:
Bloemlezing van de Russische poëzie, Leiden, Plantage, 1997.
Reis
OM DE HOEK VAN DE COOLSINGEL
geen buitenland is opgewassen tegen onze markt
ik kom er nooit maar heb vernomen
dat daar minstens honderd natiοnaliteiten in eigen talen
door elkaar praten, roepen en schreeuwen
als internet de reisbureaus niet οm zeep helpt
dan doet onze markt het wel
wie wil er nog ορ vakantie οm in marοkkο een sοuk te
bezoeken
οf een imam te zien compleet met jurk en baard in caïrο
het is allemaal οm de hoek van de cοοlsingel
op vijf minuten lopen, twee minuten fietsen
wie koopt er nog naast het vliegveld van paramaribο
een stuk door torren aangevreten hοutsnijwerk
dat je ορ de kruising van de hoogstraat en de botersloot
in de regen kan zien liggen
reisbureaus, ja kén je daar soms een reis boeken naar
rοtterdam
en aankomen op dinsdag οf zaterdag οm op de markt
vissen uit veertig landen met levenloze ogen
op het droge te zien zwemmen
Hans Wap
Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008
Hans Wap Avant-après, pastel, Rotterdam 1994
Ook kaart voor Art Unlimited, Amsterdam
Gebrek
DICHTERS IN BREMEN
Niet afgeleid door hun haar
of gebrek eraan, kledij
tics, de wrat op hun kin
door excessief gebaar
of plankstijve angst voor de zaal
hoorde ik in de wagen van Radio Bremen
waar roken zulässig was
de dichters eerst goed
door de techniek steeds bijgesteld
ontdaan van ruis en microfoongezang
bereikt hun stem een puurheid
door henzelf nooit gehoord
en waarnaar ze bleven verlangen
in hun meest ontheven dromen
Remco Campert
Uit: Remco Campert Nieuwe Herinneringen. Amsterdam, De Bezige Bij, 2007
Foto
ALTIJD ALSOF ALSOF ALTIJD DE VOGEL
(altijd alsof alsof altijd de vogel
de hemel doorgrondt, de honger het eten
waar men ook kijkt kijkt het oog
door een keel die keelt bij het leven
waar men ook hoort heeft de mond
het goud van de kever verguld
en altijd het woord dat zijn echo verbetert
altijd de foto van wat is geweest)
Gerrit Kouwenaar
Uit: Gerrit Kouwenaar Helder maar grijzer, gedichten 1978-1996. Amsterdam, Querido, 1998
zondag 18 oktober 2009
Zelfs zonder voeten
WIE NU ALLEEN IS
Doof mijn ogen uit: ik zie je staan
Schroei mijn ogen dicht: ik hoor je spreken
Zelfs zonder voeten kan ik tot je gaan
Zelfs zonder mond nog zal ik om je smeken,
Ja breek mijn armen af en ik omvat
Je met mijn hart als met een hand,
bind mijn hart af en mijn hoofd zal bonzen
en zet je ooit mijn hersenen in brand,
Nog zal mijn hele lichaam van jou gonzen.
Rainer Maria Rilke
Uit: R.M.Rilke Wie nu alleen is - twintig liefdesgedichten,
gekozen en vertaald door Menno Wigman,
Amsterdam, Bert Bakker, 1996
Ogen
LIEFDE EN ELLENDE
Brood van weken oud heb ik geweekt in water
en opgegeten, terwijl de kou aan mijn tenen
knaagde. Met naalden heb ik in mijn bloed
gewoeld en gezocht. En niets gevonden.
Ik heb op straatstenen geslapen met honger
die door niets nog gestild kon worden
leek het wel.
In nachten, nat en donker, was ik alleen
en mijn stem hoorde niemand. Ziektes
hebben mij bezocht in de jaren, ik wou
vluchten in de dood.
Maar niets was erger dan nu, ik wou
dat je bij me kwam en in mijn ogen keek.
© Jotie T'Hooft
Uit: Jotie T'Hooft Poezebeest, Brussel, Manteau, 1978
De neo-romanticus Jotie T'Hooft [1956-1977] was - bij leven - auteur van o.a. de dichtbundels Schreeuwlandschap (1975) en Junkieverdriet (1976).
Na eerdere mislukte pogingen pleegde hij door een overdosis cocaïne zelfmoord, op een oktobernacht
in 1977 in een kamertje in Brugge.
In zijn woonhuis nabij Brussel, dat binnenin helemaal zwart geschilderd was, lagen twaalf afscheidsgedichten op de schoorsteenmantel.
Voor zijn zelfmoord zette de verslaafde schrijver het nummer "The End" van The Doors op.
zaterdag 17 oktober 2009
Bespijkerde schoen
DODEN
Na de derde operatie, zijn hart
doorzeefd als een oude kermisschijf,
kwam hij bij op zijn bed
en zei: Vanaf nu ben ik zo sterk
als een beer. En heeft u ooit
paarden zien vrijen?
Die nacht stierf hij.
En een ander sukkelde acht laffe jaren
als eendenkroos in een zure kreek,
als schoof hij zijn bleke gezicht
aan een spies over de kerkhofmuur.
Tot het gezicht ten slotte verdween.
Bij beiden trapte de engel des doods
simpel met zijn bespijkerde schoen
op hun verlengde merg.
Ik weet dat het dezelfde dood was.
Maar ik geloof niet dat ze
hetzelfde dood zijn.
© Miroslav Holub
Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch
vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008
Schuw als antraciet
LIED VAN DE PARALLELWEG
's Nachts fonkelden er aan de Parallelweg
hoog boven de natriumlichten
van de Staatsmijn Wilhelmina
de Galaxieën...
schuw als 't anthraciet
oplichtend
in de kοp‑
lampen van witte zwarten, ondergronds
: "Jongen, wij zijn (sterren)stof
en tot (sterren)stof... /"
Kuchten hun zinnen nooit af... /
Parallelweg in die eindeloze
Jaren Vijftig
parallel
aan wie οf wat?
Aan de sirenes van de Wilhelmina
huilend
in het zwarte gat van de ochtend?
(οm de silicose-longen van de kompels
rochelend οp de Parallelweg?)
Arbeidersparadijzen Bestaan
Niet!
Arbeidersparadijzen
Bestaan Niet!
(οm de dood van kameraad Stalin
Fossiel Sovjet-Unie?)
Ach, vrome koude Jaren
Vijftig
toen aan 't oostblok van 't firmament
't knip‑
οοg
van de Spoetnik nog ontbrak...
En kompel Jοep maar bidden
tot het as‑
grauw
van de ochtend
tot Sint Joseph in de Hemel
links
van God!
© Manuel Kneepkens
Uit: Manuel Kneepkens Zuiderlinks - gedichten & illustraties, Rotterdam, Bèta Imaginations, 1999
donderdag 15 oktober 2009
Kruispunt
LIEFDE DIDACTISCH
Zij spannen traag hun winterkleren voor de ramen
En sluiten elkaar en het straatlawaai in hun armen.
Zij gaan vanmiddag bloot een groot horloge binnen.
De wijzers zijn zijzelf. Zij maken plaats en tijd.
Een simpele duim op haar tepel verandert de wereld
Van deze volksbuurt in een kamer zonder pijn,
Een bed waaronder twee paar tranen samen slapen
Met afgelopen schoenen. Geluk heeft geen contour.
Langzaam vrijen is ook dat ronde kruispunt beneden.
Daar lopen mensen zoals wij van hen te dromen.
© Leonard Nolens
Uit: Leonard Nolens Manieren van leven, Amsterdam, Querido, 2001
dinsdag 13 oktober 2009
Wie mij neemt en eet
LANDSCHAP MET BEROETE AARDBEI
Wie een aardbei neemt
zo'n beroete rode
eet zijn jeugd
terug
z'n Moeder, zingend
onder het wasgoed van de wolken
liederen uit de Duisternis
0, als de merels
verstrikt
in Vaders aardbei-net...
In het vuilst van de Mijnstreek
onder de ligusterheg
moest je ze begraven...
Hoor, hoe ze moeizaam musiceren, sindsdien
een Requiem
onder elke voetstap die je zet op aarde
"Want ik ben de Vredesvorst, de Ware..."
aldus bloost
de aardbei:
"Wie mij neemt & eet
eet
zijn jeugd terug..."
En zie, de kruisbes
& de aalbes
& de klap‑
bes
ruisen
& buigen & wuiven
als in Driekoningen‑
mantels, brokaat van Aanbidding
"Dus, Moeders, zoen in mijn naam
op wangen Nirwanah
't bloot van jullie babies
aardbiedig
Want ik ben de Aardbei
Wie mij neemt & eet eet
zijn jeugd terug..."
Aldus zoent de Aardbei de roetzwarte vorst!
© Manuel Kneepkens
Uit: Manuel Kneepkens Zuiderlinks - gedichten & illustraties, Rotterdam, Bèta Imaginations, 1998
Post, maar nooit een bericht
ZOUTKARAVAAN
Er is een zoutkaravaan verdwenen. Zoals een meisje
van veertien kan verdwijnen. Eeuwig
zijn ze doorgelopen, zijn de kamelen door het oog
gekropen. De berijders van de dieren waren
in hun verlangen naar zuiverheid verkleind
tot onmogelijk weerzien en tussen de zandkorrels
verloren geraakt. Dat althans in het oog
van de kamelen, want die voelden zich uitvergroot,
vergroeid tot schommelende sterrenschepen, tot hemel
vullende proporties; doorzichtig zijn ze opgestegen.
Hun adem van fluitgras bevroor tot melkwegen.
Een karavaan verdween, alleen het zout
stoof naar alle kanten, werd overal gevonden.
Zoals een meisje van veertien. Sokjes
met ronde-oren-beren, maar geboren
om te verdwijnen naar een nachtelijke hemel.
Nog nooit ongesteld, maar wel zwanger
van een wonder: zout, al dat zout.
Een kamer die nooit zal worden afgebouwd;
een weg naar school met afstapmogelijkheid;
een laatste trein, een onbedoeld station, het zout
van een oud shirt dat bij de schoenpoets lag.
Iedere dag komt de post, nooit een bericht;
een plots gezicht tussen de massa in een vreemde stad:
al die wonden, het fluitend ademen in een telefoon,
haar sterrenschip dat tegen de muren hangt.
© Tomas Lieske
Uit: Tomas Lieske Stripping en andere sterke verhalen. Amsterdam, Querido, 2002
zaterdag 10 oktober 2009
Krekel
HET EILANDMEER VAN INNISFREE
Ik zal opstaan en gaan nu, en gaan naar Innisfree,
en daar een hutje bouwen, gemaakt uit klei en twijgen;
Ik zal wat vrede hebben, want rust drupt daar heel zacht,
druipt uit de morgensluiers, naar waar de krekels zingen;
’s nachts is het één geglinster, 't gloeit midden op de dag,
en 's avonds is de lucht vol vleugels van de vinken.
Ik zal opstaan en gaan nu, want altijd, vroeg of laat,
hoor ik het water klotsen, aan d'oever van het meer,
als ik sta op de weg of in de grijze straat
hoor ik, diep in mijn hart, hoor ik het weer.
© W.B.Yeats
- uit het Engels vertaald door Jan Eijkelboom -
In: W.B.Yeats Al keert het grote zingen niet terug, in de vertaling van J. Eijkelboom – Sliedrecht, Wagner & Van Santen, 1999.
William Butler Yeats (1865-1939), Iers dichter en toneelschrijver, ontving in 1923 de Nobelprijs voor Literatuur.
The Lake Isle of Innisfree
I will arise and go now, and go to Innisfree,
And a small cabin build there, of clay and wattles made:
Nine bean-rows will I have there, a hive for the honeybee,
And live alone in the bee-loud glade.
And I shall have some peace there, for peace comes dropping slow,
Dropping from the veils of the morning to where the cricket sings;
dinsdag 6 oktober 2009
Tegen wat niet de gewoonte was
BEZOEK
Eindelijk,
tegen wat niet de gewoonte was,
glimlachte mijn geliefde
bij het horen van haar naam.
Het heelal vierde feest
met twee nieuwe hemels.
De vlinders kregen vleugels
van onvermengde vrijheid.
Dank...
zeiden de bossen
en ze liet hun haren waaien in de wind.
Dank...
zeiden de meeuwen
en ze schudden hun vleugels uit,
om de eerste trek te aanvaarden.
Dank...
zeiden de golven,
terwijl ze hun dans uitvoerden
op een liefdeslied.
De graanvelden renden
en dromen temden de storm.
Toen nam God weer plaats op Zijn troon.
Eindelijk,
zoals de gewoonte was,
gromde de stem van de politieman
om het bezoek te beëindigen.
De vensters van de gevangenis
sloten hun ogen.
De muren kregen een kleur
van diepe schaamte.
26 januari 1993
© Faraj Bayrakdar
Uit: Faraj Bayrakdar Spiegels van afwezigheid. Rotterdam, 2004, prod. en uitg. Bèta Imaginations i.s.m. Poets of All Nations (PAN) en Novib/Oxfam - [vertaald uit het Arabisch door Richard van Leeuwen]
Later opgenomen in: Zo'n gelukkige dag - Dichters voor Amnesty International (samenst. Daan Bronkhorst), Breda, De Geus, 2007.
De Syrische dichter Faraj Bayrakdar (1951) werd in 1987 gearresteerd, gemarteld en zeven jaar in geïsoleerde gevangenschap gehouden. In 1993 werd hij veroordeeld tot vijftien jaar cel. Bayrakdar kwam vrij bij een amnestie in 2000. In Rotterdam, in 2004, kreeg hij de Free Word Award van de stichting Poets of All Nations.