maandag 31 augustus 2009

Meedogenloze schoonheid



Zonder begeerte, zonder hoop

op beloning, ook niet uit angst voor straf,
de roekeloze, de meedogenloze schoonheid

te fixeren waarin leegte zich meedeelt,
zich uitspreekt in het bestaande.

Laat de god die zich in mij verborgen houdt
mij willen aanhoren, mij laten uitspreken,
voor hij mij met stomheid slaat en mij
doodt waar ik bij sta, waar jij bij staat.


© HANS FAVEREY

- laatste gedicht uit Het Ontbrokene (1990, Amsterdam, Bezige Bij), door Faverey geschreven kort voor zijn dood -

Zuurstof van eeuwigheid



GEDICHT VOOR HET MENSDOM



Men wordt geboren en krijgt daardoor een naam
Men doet wat in het leven: spelen eerst met liefde
en bespelen later tot men oud wordt, schuw en eenzaam.

Dan met dikke longen vol stenen, men stikt op de peluw
of ergens in een werelddeel ver van de moedertaal
Men verdwijnt achter de kiezen van de kannibalen.

Vrienden, mag ik het vertellen? Luistert,
wij zullen niet meer sneuvelen als helden.
Wij zullen doodgaan bij gebrek aan vrijheid.

Want zie, hoe vette spinnen slapen in het hart
van rechters en profeten. Zij zuigen bloed en
beroven ons van onze goede vingers en vleugels.

Er komt een tijd dat er geen tijd meer komt.
Vrienden, mocht ik het vertellen? Wordt niet boos,
want wie gedichten schrijft is stapelgek.
De dichters leven onder water van de liefde.
Ze gokken op de zuurstof van de eeuwigheid


©
Paul Snoek


Uit: Paul Snoek Welkom in mijn onderwereld, Brussel, Manteau, 1978

zondag 30 augustus 2009

Protocol


HET GELIJK


Hij vertrok, onfeilbaar, zelfs de deur
had een blauwe plek, hij had
in de roos geschoten.
Wij bleven met z’n tweeën achter
en de protocolcijfers
gaapten ons aan als
grote koppen van groene kevers
uit de kieren van de avond.
De boeken strekten
hun rug.
De weegschaal was zomaar aan het wegen
en de glazen kralen van de ketting
van Klaas Vaak zaten te smoezen
in de schaaltjes.

‘Heb je ooit gelijk gehad?’ vroeg een van ons.
‘Ik niet.’

Daarna telden we verder.
Het was al laat.
En buiten steeg de ijskoud paarse
rookstad naar de sterren.


© Miroslav Holub


Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch vertaald
door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008

zaterdag 29 augustus 2009

Eindelijk!



Lezerssnackcontact: Boekenmarkt, Heerlen

- met dank aan Jo Linssen/ Huis Clos

vrijdag 28 augustus 2009

Vol van vallen



HERFST IN MECHELEN



Een

Er is geen ruimte tussen
De bomen of zij is vol
Van vallen. Er ligt
Een oude zon te rusten die
Haar zweet verloren heeft
Aan schuren van zomer

En zwaarden steken uit
De scheden van het gras. Het
Is alles sterfelijk hier met
Doodsnik van heuvels die
Klagen tegen oudere
Heuvels aan

Het is hier garen spinnen
Voor het blad dat holten
Opvult tot aan de rand, dat
Binnendringt in het
Benedenste verblijf
Waar weggewaaide winden
Voor altijd rusten



Twee

Hier is het lopen moe
Voor er een voetstap is
Gezet. Open, wind, nu
Een nieuwe horizon waarachter
Geen licht wegkwijnt. Geef,
Paden, de openheid die
Wij behoeven om een
Mogelijk ander pad te gaan
Dat nergens heenleidt en
Naar niemand toe



Drie


Er is geen hymne, klinkend
Zoals een zwaardvis zingt
Die een zee heeft om
Te doorklieven. Hier is
Alles geboren om een sterfelijk
Licht te laten schijnen over
Boomtoppen. Maar
De boom is een wegkwijnende
God aan wiens voeten alleen
Runderen nog knielen. Laat mij
Verdwalen tussen de laagte
Van struiken, dat ik het
Kleinste licht ontmoet dat
Hier beneden schuilen wil


Vier


Aarzel nu niet langer, licht,
En neem het dal in je bezit en
Laat mijn hoogte ongemoeid.
En draal niet langer meer om
Mij te voeden met een beter
Licht dan dat van sterren.
Breek dit landschap open dat
Ik binnen treden kan in een
Beboomde holte waar ik
Wonen kan in het stille
En ondoorgrondelijke


Vijf

Een schouder geeft mij gindse
Heuvel en dapper gaan wij
Omhoog, tot waar geen
Grint meer knispert, geen
Wind meer waait vanuit de diepte
En vrij als vogels gaan we weg
Uit laagten en komen aan
Waar geen zon ons hinderen kan
De ruimte in te stappen van
Het wolkverblijf en waar wolken
Ons meenemen om te verglijden
In het onnoembare en
Onvergankelijke


Zes

Het pad is zwart waarover
Ik loop, de berm gekneusd, de
Struiken gekwetst door het
Te vele licht. Ik ga de akker
Over naar een ander pad dat
Mij insluit en dat mij zwarter
Maakt dan een zwart paard dat
Volbracht heeft wat het
Ooit te volbrengen vermocht



Zeven

Geen tranen meer maar dieper
De nacht in waar het onzichtbare
Zich vertoont, en daar,
Waar leven slaap is, zwart
Te worden als een zwarte ster
Die op een zwarte akker
Verkoold in eigen as ligt


Acht

Een suite maar niet om
Te dansen en niet om te zingen
Maar om een zorgeloze oude
Herfst te begeleiden en
Met hem peinzend de ogen
Op te slaan en daarna de aarde te
Bekransen met bladeren van
Voorbije jaren en om gestrekt
Op bladeren te vergaan
En te weten: blad ben ik
Geweest en nerven had ik
Gevuld met sterfelijke
Onsterfelijkheid



Negen

Maar ik ben rijk aan
Korenaren en de tijd
Bezong mijn jaren en, levend,
Bleef ik bij stilte tot ik
Mij volgezogen had met
Het onhoorbare dat ik
Te befluisteren probeerde.
Ongehoord waren mijn dagen
Als ik nader kwam bij het
Bijna spreekbare ademhalen
Van stenen


Tien

Tot ik verdween was ik
Een niet-sprekende maar
Mij was het zicht vergund op
Ondoorgrondelijke bomen
Die ik laafde en spijzigde
Met mijn gebeden. En ik
Riep de wolk aan en de wolk
Hoorde mijn stem en daalde
Mijn koninkrijk binnen en
Bleef rusten daar



LEO HERBERGHS

Herfst in Mechelen verschijnt - verfilmd - in oktober 2009 op DVD.



De 85-jarige dichter en zijn echtgenote Cis tijdens een boekenmarkt
bij een stand met affiche van de nieuwe poëzie-uitgave

- foto Jo Linssen - met dank aan Hennie Jetzes en Stichting LTRTR

donderdag 27 augustus 2009

Over elkaar gelegd


DE WANDELAAR



De wandelaar hijgt. Bij het achterlaten
van niets heeft hij ervaren hoe alles blijft.

Langs de jaren voordien ging zijn tocht.
Wat tot bedaren werd gebracht,
als met water besprenkeld stof, wordt herdacht.

In over elkaar gelegde landschappen
vindt hij één voor één iedereen terug.

Alleen: omkeren naar zichzelf kan hij niet.


© Eddy van Vliet



Uit: Eddy van Vliet De binnenplaats, Amsterdam, De Bezige Bij, 1987

De gebiedende wijs


OCHTEND



ochtend van kaarsen
ochtend van sneeuwballen
ochtend die dendert die ontploft met de nederlaag

van de samenzweerder en zijn schoonmoeder

ochtend van spreken
ochtend van aansporende wijs van gebiedende wijs

en oorspronkelijke taal
ochtend van luidsprekers

ochtend van koemelk kippenei en overpeinzing
ochtend van de klassenstrijd
ochtend van ledematen in beweging
ochtend van licht en lucht, ochtend van

longen en buitenkant
ochtend van een auto die start
die de echtgenoot weghaalt


Xiao Kaiyu

Uit de cyclus Ik voel mij een menigte mensen - vertaling Maghiel van Crevel -
in: Het Trage Vuur nr. 24, Tijdschrift voor Chinese literatuur, december 2003.

De achterkant


KLEIN SLAAPLIEDJE VOOR E.



Stil maar slaap maar de tuin ruist
zacht zacht terwijl een klein bizar
dierenverhaal nog juist je oor
bereikt. Al bijna onder het warme,

zware zeil als ik nog spreek
van het moede dier dat zich oprolt
in zijn kleine huis beweegt je hand
alsof ik erin knijp maar niemand

knijpt. Dan bereik je verre wateren,
uitgestrekte meren waar een zwaan
neerstrijkt. Je volgt zijn blik, hij ziet
een vis en zijn kop verdwijnt onder

de donkere spiegel. Daar zie je
de stille achterkant van de wereld:
over alles wat echt was vandaag
hangt nu de stilte van de nacht.


© Victor Schiferli


Uit: Victor Schiferli Verdwenen obers, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2005

Later


NIETSVERMOEDEND




Daarnet passerde je het huis
Waar je later komt te wonen,

Waar je elke steen zult kennen
En elke kleur en elk geluid,

Waar je de bomen zult zien groeien
Door de ramen in de zomer,

Waar je je kinderen zult krijgen
En zult waken aan hun ziekbed;

Dat zal daar allemaal gebeuren,
Je fietste er langs en herkende het niet.


© Rudy Kousbroek


Uit: Rudy Kousbroek Dierentalen en andere gedichten, Amsterdam, Augustus, 2009

Het zichtbare zelfde


AAN HET GRENSLAND
(I)


Je kijkt over het land de ontelbaarste keer
in je leven naar waar het ophoudt

je zegt tegen ons dit is het grensland
het laatste van de aarde hier om ons heen

je zou willen weten wat voorbij daar is
voorbij het steeds maar weer zichtbare zelfde

je zoekt in de schimmige einder iets als
een gezicht maar van wat of van waar

je denkt aan je jeugd aan 1 Korintiërs 13
nu kijken we nog in een wazige Spiegel

maar straks staan we oog in oog


Rutger Kopland



Uit: Rutger Kopland Toen ik dit zag, Amsterdam, Van Oorschot, 2008

Op de bodem



Uit: Sylvie Marie (1984, Tielt-B.) Zonder, Antwerpen-Amsterdam, Vrijdag/Podium, 2009 (debuutbundel).
Illustratie: "Redding", naaiwerk door Kris Knook.
Met dank voor Het gedicht van de maand (september 2009) aan http://www.poeziepleinschiedam.web-log.nl/

Brood van mij



DOCHTER



Je voeten hebben mijn druiven geplet, je handen
mijn deeg gekneed tot ik geen adem meer kon halen.

Je hebt brood van mij gebakken, dat ik in de ochtend rook
maar dat snel verdroogde. Jij hebt mij leeggeschonken.

Je hebt je sigaretten in mijn mond gedoofd, je gesprekken
op mijn huid geschreven, je glimlach mijn oogbol in geperst.

Je hebt mij uitgekleed en je hebt je in mij
neergelegd, je koude voeten hebben mijn ingewand

kapot getrappeld. Je hebt mijn duim in je mond genomen,
je hebt mijn botten afgekloven. Wat rest:

de vrede waarin je sliep, die ik gestolen heb;
de filmrol van je kindertijd, die ik gesloten heb.



© Tomas Lieske



Uit: Tomas Lieske (ps. van Ton van Drunen, 1943) Hoe je geliefde te herkennen - Amsterdam, Querido, 2006

Vrouw die zich opmaakt


IK HEB EEN WOLK IN MIJN HAND


Zij zadelden de paarden
zonder te weten waarom
Zij zadelden de paarden in het dal

Alles was klaar voor zijn geboorte: een berg
voorouderlijk basilicum keek naar het Oosten
en het Westen. Een olijfboom
vlak bij een olijfboom in de Koran, tilde het taaldak op
azuurblauwe rook maakte de dag klaar voor een vraag
die alleen God aanging. Maart is een verwend kind
onder de maanden. Maart weeft katoen op amandelbomen
en geeft een maaltje kaasjeskruid op het kerkplein
Maart is de plaats voor een zwaluwavond
en voor een vrouw die zich opmaakt
οm in de woestijn te schreeuwen... en zich uitstrekt
in een eik

Nu wordt een kind geboren
en zijn kreet
woont in de kieren

Wij namen afscheid op de trap. Ze zeiden
dat mijn kreet te voorzichtig was geweest
voor gedachteloze planten
dat in mijn kreet regen was
Heb ik mijn broers en zusters iets misdaan
toen ik zei dat ik voor het huis
engelen met wolven had zien spelen
Ik herinner mij
hun namen niet en ook niet
hoe zij spraken - hoe moeiteloos zij vlogen

Mijn vrienden spreidden 's avonds hun vleugels en lieten
geen sporen na. Zal ik mijn moeder zeggen
dat ik andere broers en zusters heb
die een maan op mijn balkon leggen
en een mantel van kamille weven met hun naalden

Zij zadelden de paarden
zonder te weten waarom
Zij zadelden de paarden
tegen het einde van de nacht

Zeven aren zijn genoeg voor een zomertafel
Ik heb zeven aren en in elke aar
laat de akker een graanveld groeien
Mijn vader haalt water uit zijn put, zegt
droog niet ορ. Hij pakt mijn hand
om te zien hoe ik groei als postelein
Ik loop oρ de rand: ik heb twee manen
één hoog boven mij
en één zwemt in het water... ik heb twee manen
net als eerdere manen, zeker van hun gelijk

Wetten... ze hebben ijzeren zwaarden
tot ploegen gesmeed
Het zwaard zal niet goedmaken wat
de zomer bedierf, zeiden ze. Ze baden
lang, zongen lofzangen op de natuur
en zadelden de paarden
om een paardendans te dansen
in de zilvernacht

De wolk in mijn hand deed pijn
Van de aarde wil ik niet meer dan
deze aarde: de geur van kardemom en stro
tussen mijn vader en het paard
De wolk in mijn hand deed pijn
maar ik wil van de zon
niet meer dan een sinaasappelpit en
goud dat vloeit uit de oproep tot gebed

Zij zadelden de paarden
zonder te weten waarom
Zij zadelden de paarden
tegen het einde van de nacht en wachtten
tot een schim uit de spleten kwam


© Mahmoud Darwish


- vert. Kees Nijland en Asad Jaber -

Uit: Mahmoud Darwish Waarom heb je het paard alleen gelaten. Maassluis, Uitgeverij de Brouwerij, 2009.

woensdag 26 augustus 2009

Reislust



ZWARTE HOEK



Hier begint het land, in deze zwarte hoek. Het water
bij De Zwarte Haan ligt bijna spiegelglad. Kleine
rimpels in mijn spiegelbeeld. Ootmoed en geluk
gaan kalm in mij tekeer. Sint Jabik legt zijn hand
op deze vlek. Een vonk ontsteekt de zon. Reislust


suddert op het kleinste pitje gaar. Mijn pelerine en
mijn schoenen zijn behaaglijk aan het stramme lijf.
In het water van de zee doop ik de staf –
oh hoed, bescherm mijn ogen tegen almaar meer,
onstuimig licht, als ik de eerste stappen zet.


Chrétien Breukers

Uit: Chrétien Breukers Gysbert Japicx bezoekt het Drielandenpunt, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, augustus 2009.
De poëzie in deze bundel wordt in drie talen aangeboden: het Fries, het Nederlands en het Limburgs (omgeving Weert).


ZJWARTE HOOK

Hie begintj ’t landj, in deze zjwarte hook. ’t Water
bie De Zjwarte Haan ligktj bienao sjpegelglaad. Klein
rumpels in mien sjpegelbeeldj. Nederigheid en gelök
gaon kalm in mich te seil. Sint Jaobik ligktj zien handj
op dit buurtsjap. Ein vónk óntsjtiktj de zón. Zin väör te reize


suddertj op ’t kleinste pitje gaar. Miene pelgrimsmantjel en
mien sjoon zitte mich wie ein koet aan ’t houte lief.
In ’t water van de zieë duip ich de sjtaaf –
aoh hood, besjerm mien uig taege mier en mier,
broestig leecht, as ich de ieërste traej zit.



SWARTE HOEKE


Hjir begjint it lân, yn dizze swarte hoeke. It wetter
by De Swarte Hoanne leit suver as in spegel. Lytse
ronfels yn myn spegelbyld. Dimmenens en lok
gean kalm yn my te kear. Sint Jabik leit syn hân
op dizze flekke. In fûnk ûntstekt de sinne. Reislangst


soarret op it leechste pitsje gear. De pylgermantel en
de skuon sitte my noflik oan ’t kerbintich liif.
Yn it wetter fan de see doopje ik de stêf –
och hoed, beskermje myn eagen tsjin it al mar mear,
brûzich ljocht, as ik de earste stappen set.



Zie ook:
http://rotterdampoetrylakes.blogspot.com/2009/08/de-borst-van-de-grammatica.html

Spinrag


DE WEG NAAR HET BINNENSTE


Op weg naar de bronnen van taal
dwaalde je door een nachtelijk landschap
waar in plaats van stenen open ogen liggen.
Toen verzonk de weg als ijs in een plas
en je viel. Een paar duizend jaar.

Je belandde
in een woest spinragkeldertje zonder
ramen. Bij de muur hurkten twee
drie kreupele woorden
(ik… weg… groen)
en op de vloer lag
gejammer.

Je sloot de deur en holde terug.
Het binnenste, dacht je,
het binnenste zit vast wel buiten.


©
Miroslav Holub


Uit: Miroslav Holub De geboorte van Sisyphus, samengesteld en uit het Tsjechisch
vertaald door Jana Beranová. Amsterdam, De Bezige Bij, 2008

maandag 24 augustus 2009

Kermisattracties


¿LE GUSTA ESTE JARDIN?


Als ik mijn zonnebril afzet
is deze wereld nog angstaanjagender.
Hij is echt. De juiste kleuren
kruipen op de juiste plaatsen.
Een slang glibbert over alles wat hij tegenkomt. Zonet
heeft hij ons aangeraakt.

Sneeuw zal gaan vallen en alles bedekken.
Maar voorlopig is de stad nog zichtbaar - een zwart
bot zo nu en dan verlicht door koplampen
van kleine autootjes, ik zit hoog
en kijk. Het is avond. Ze zijn nu dicht
alle kermisattracties.

Avond. Mannen keren huiswaarts met hun buit.
Gulzige priesters zijn in staat
alleen zichzelf te verlossen. Een hond liep
met ons mee en stonk. Mijn documenten
zijn vergaan. Alles wat ik liefhad
is vergaan. Ik ben gezond en ongedeerd.

Er staat niets over mij in de Grondwet.


Marcin Świetlicki


Uit: Karol Lesman (red. en vert.) Heb medelijden, tijd. Poolse poëzie van de twintigste eeuw. Leiden, Plantage, 2003.

Marcin Świetlicki (1961), rebel onder hedendaagse Poolse dichters, weigerde ooit een prijs te aanvaarden uit handen van zijn grote collega Czeslaw Milosz.

Herfst


REEËN



ik vroeg of je nog van me hield
en je zweeg lange tijd
tot je 'kijk', zei, 'beneden'

daar stonden in langzaam
en laaghangend licht
twee reeën een ogenblik stil,
toen vluchtten zij snel en gewichtloos
het struikgewas in

hier en daar werden bladeren geel
dat was wat je daarna zou zeggen
'september, de herfst komt er aan'


© Miriam Van hee


Uit: Miriam Van hee De bramenpluk, Amsterdam, De Bezige Bij, 2002

zondag 23 augustus 2009

Opalen oorbellen


Aan de waslijn met kleren op het terras.


Aan de vrouwen van de oude schilders (echte en fantastische).

Aan hen die in het algemeen verloren, vergeten, verra­den
zijn. Aan sommige moordenaars. Aan de mooie
studente met de mauve

opalen oorbellen. (Schitterend schreed ik voort
in de nacht. Zonder te zinken. Over het zeevlak).

Aan de open ramen in de zomer. Aan je duistere handen.
Aan de violette

kleur van je ogen wanneer de lucht betrekt. Of wanneer
het hard waait. Of wanneer...

Aan de dood... De lente is de brief die ik je schrijf.

Aan Bertolt Βrecht.


© Násos Vayenás


Uit: Dooltocht van een niet-reiziger
in: Násos Vayenás Biografie en andere gedichten – vertal. uit het Grieks: Marko Fondse en Hero Hokwerda.
Amsterdam, Het Griekse Eiland, 1990.

De bladeren zullen mij voorlezen




FRUITPLUK


Ik werd wakker en samen met de ochtend vond ik deze brief.
Ik weet niet wat erin staat want ik kan niet lezen.
Ik zal de wijze man met de neus in de boeken gerust laten.
Ik zal hem niet storen, want hij kan wel lezen.
Wat er in de brief staat?

Laat mij hem aan mijn voorhoofd houden en aan mijn hart
drukken.
Wanneer de nacht stil groeit en de sterren een voor een ver-
schijnen zal ik hem op mijn schoot openvouwen en stil blij-
ven zitten.

De ritselende bladeren zullen mij luidop voorlezen wat erin
staat, de snelle stroom zal het roepen en de zeven wijze ster-
ren zullen het zingen vanuit de lucht.
Ik kan niet vinden wat ik zoek, ik versta niet wat ik zou leren;
maar deze ongelezen brief heeft mijn last verlicht en maakt
van mijn gedachten liedjes.


Rabindranath Tagore


Uit: De mooiste van Rabindranath Tagore - vert. Ivo van Strijtem. Atlas, Amsterdam, 1997.

Rabindranath Tagore (1861-1941) kreeg in 1913 de Nobelprijs voor Literatuur. Hij werd de bekendste Bengaalse schrijver die grote invloed had op Mahatma Gandhi, de leider van de geweldloze beweging die naderhand in 1948 de onafhankelijkheid van India afdwong.
Tagore werd in het jaar 1913 ook de eretitel 'Sir' toegekend, maar die gaf hij zes jaar later terug uit protest tegen het gewelddadige optreden van de Britse koloniale overheersers.

De eerste trein


In de keuken zetten wij ons neer,
Jij en ik, en verder niemand meer

Het mes is scherp en brood is er volop...
Pomp gerust de primus nog eens op,

Of bind anders voor het morgenlicht,
Met een stukje touw de koffer dicht,

Want dan nemen we de trein
Naar een plek waar we onvindbaar zijn.


OSIP MANDELSTAM (1891-1938)


Uit: De meisjes van Zanzibar - Zesentwintig Russische gedichten vertaald door Leidse slavisten met Karel van het Reve.
Maastricht, Gerards & Schreurs, 1988

zaterdag 22 augustus 2009

De borst van de grammatica







JAPICX PEINST OVER DE TAAL




Mijn moedertaal is niet de taal die u
nu leest. Ik heb haar zelf gemaakt. Uit klei.
Uit leem. Met ganzenveer en zangersstrot.


Ik heb taal gemaakt. U maakt haar kapot.
Maar ergens is het woord en dat is wreed.
Het slaat u in uw zelfvoldane smoel.
Want woord is wet en wet is goed. Ik zeg:


ik vader over uwe taal. Moeder
over de grammatica. Geef de borst
aan alle lust om nú het woord te nemen



© Chrétien Breukers


Uit: Chrétien Breukers Gysbert Japicx bezoekt het Drielandenpunt, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, augustus 2009.
De poëzie in deze bundel wordt in drie talen aangeboden: het Fries, het Nederlands en het Limburgs (zoals gesproken in de omgeving van Weert).

In Gysbert Japicx bezoekt het Drielandenpunt reist de grote 17e-eeuwse Friese dichter Gysbert Japicx van Zwarte Haan in Friesland naar het Drielandenpunt in Limburg. Een kort bezoek aan het dichtbij dit grenspunt gelegen staatje Moresnet wordt hem echter fataal. Japicx sterft er aan de pest. Welbeschouwd is dat heel toepasselijk, aldus de omslagtekst van de bundel, want Moresnet is de vrijstaat waar ooit het ideaal van een universele taal (het Esperanto) werd beleden.
Behalve een reis door de taal is deze bundel ook een reis door de tijd. Japicx maakt kennis met dichters als Pierre Kemp, Cornelis van der Wal, H.H. ter Balkt en Douwe Tamminga. Bovendien spaart hij de roede niet, waar het contemporaine dichters betreft: ‘Veel te fraai zijn de verbuigingen / van Tjêbbes krullentaal.’


Japicx prakkezeertj äöver de taal

Mien modertaal is neet de taal die gae
noe laestj. Ich höb häör zelf gemaaktj. Oet klei.
Oet leim. Mèt gaozevaer en zengerssjträöt.


Ich höb taal gemaaktj. Gae maaktj häör kepot.
Mer örges is ’t waord en det is wrieëd.
’t Flaertj uch in uer verwaandj gevraet.
Want waord is wèt en wèt is good. Ich zègk:


ich vader äöver uer taal. Moder
äöver de grammatica. Gaef de mem
aan alle zin väör noé ’t waord te pakke.



Japicx prakkesearret oer de taal

Myn memmetaal is net de taal dy’t jo
no lêze. Ik ha har sels makke. Ut klaai.
Ut liem. Mei guozzefear en sjongershals.


Ik ha taal makke. Jo meitsje har stikken.
Mar earne is it wurd en dat is wreed.
It slacht jo yn jo selsfoldiene freet.
Want it wurd is wet en wet is goed. Ik sis:


ik stean as heit oer jim taal. As mem
oer de spraakkeunst. Jou it boarst
oan elk ferlet om nó it wurd te nimmen.

Bagage



OP THOMAS ZIJN VIERDE VERJAARDAG


Later, mijn jongetje, word je een man,

later reikhals je als een giraffe naar het hoe en het waarom.
Men zal je stempelen als bagage.
Men zal je kwetsen om je wens en je droom.
En jij zal trachten eens en voorgoed te fotograferen
het hoe en het waarom van de vrouw

die kantelt in je lakens
die zingt naarmate je ontdubbelt in haar vel.

En nog later, jongetje, wordt
je leven een plakboek.
Maar nog lange niet, nog lange niet.

Hugo Claus


Uit: Hugo Claus De Wangebeden, Amsterdam, Bezige Bij, 1978

vrijdag 21 augustus 2009

Zij moest zich bukken



UITDRIJVING



'Jij maakt van mij iets wat ik niet ben.'

Zij moest zich toen bukken

om iets op te rapen; ik zag
enkele wervels,
raakte toen snel

haar ruggegraat aan

Zij rilde; draaide zich om,
richtte zich op;
groet lachend

en is weg

*

Op zijn linkerzij zijn gaan liggen;

op mijn rechterzij moeten liggen.

Het niet te kunnen vergeten
gezicht: met steeds meer moeite

herinnerd, opnieuw

gezien. De ogen daarin;
de jukbeenderen,
de neus; haar mond
die ik nooit heb gekend.

*

Dat je nooit hebt bestaan.

Opeens liet ik mij vallen;
en ik verberg mijn gezicht.

De winter is al lang dood.

De gierzwaluwen zijn terug.

Heb ik altijd van je gehouden;
of heeft zij nooit bestaan.
Herinneringen
zijn geen herinneringen.

Herinnering is perceptie.

*

Waar zij zich nu bevindt, nu,

weet ik niet. Net als zij

aan mij denkt, toevallig, denk
ik misschien niet
aan haar. Zo is er, juist

als er niets is, altijd

wat. Door de beweging
te loochenen
red ik het zelfs

hier niet, nu niet.

*

Zodra het zich aankijkt

is het nooit iets anders.
Het is ondeelbaar,
onaftelbaar.

Kom nog op mijn schoenen staan:
dan zie ik je gezicht.

Het is midden op de dag;
het heeft geregend;
je ogen glinsteren naar iets;

een mier zoekt iets.

*

Helder geworden in mijn hoofd
ik denk dat ik in mijn hoofd zit;

de andere eilanden
kan ik weer zien. Ook de zee
lijkt tot rust gekomen.

Zo herhaal ik mijzelf:

beheerste radeloosheid om niets.

De myrte is opnieuw gaan bloeien.
Met een verse lauriertak
sla ik de meeste vliegen
nog van mij af.

*

Zij bukt zich

om iets op te rapen:
want zij had wat laten vallen.

Om haar zich zo te zien bukken

heb ik haar iets laten vallen.
Voor zij het vertrek verlaat
en mij achter zich dicht trekt,

laat ik het haar nog een keer doen.

En zo is het goed: meer niet.
Eindelijk: wees weg.

Het ga je goed.


© Hans Faverey


Uit: Hans Faverey Lichtval, Amsterdam, De Bezige Bij, 1981.

Bondig



HET SCHRIJVEN VAN EEN C.V.


Wat moet je doen?
Je moet een aanvraag indienen
en bij die aanvraag een c.v. insluiten.

Ongeacht de lengte van het leven
moet het c.v. kort zijn.

Bondigheid en selectie zijn verplicht.
Vervang landschappen door adressen
en wankele herinneringen door vaste data.

Van alle liefdes volstaat de echtelijke,
en van de kinderen alleen die welke geboren zijn.

Wie jou kent is belangrijker dan wie jij kent.
Reizen alleen indien buitenslands.
Lidmaatschappen waarvan, maar niet waarom.
Onderscheidingen zonder waarvoor.

Schrijf zo alsοf je noοit met jezelf hebt gepraat
en altijd ver uit je eigen buurt bent gebleven.

Ga zwijgend voorbij aan honden, katten, vogels,
rommmeltjes van vroeger, vrienden en dromen.

Liever de prijs dan de waarde,
de titel dan de inhοud.
Eerder nog de schoenmaat dan waarheen hij lοοpt,
hij voor wie jij doorgaat.

Daarbij een foto met één oor vrij.
Zijn vorm telt, niet wat het hoort.
Wat hoort het dan?
Het dreunen van papiervernietigers.


© Wíslawa Szymborska


- uit het Pools vertaald door Gerard Rasch -



Uit: Wíslawa Szymborska Einde en begin, Amsterdam, Meulenhoff, 1999

Meerwerk


DE REKENING


sinds de staatssecretaris en het voltallige kabinet hebben

besloten dat kunstenaars hun eigen broek dienen op te
houden, nemen wij naast het penseel ook het heft in
handen...wij fuseren met onszelf ter wille van de synergie,
hanteren de kwast met verve en de kassabel met een druk
op de knop tot vreugde van de aandeelhouders... u koopt
als klant in feite niets dan het lege vel papier er volgt een
toeslag voor de verf... het prise-partout wordt separaat
gefactureerd... indien u wenst dat het product wordt
gesigneerd dan is dit meerwerk... op humoristische
kunstwerken drukt vermakelijkheidsbelasting... kunst
die voor de muur hangt is logischerwijze onderhevig aan
precariorechten... bij wandschilderingen en fresco's is het
een andere zaak... komt u van elders dan is de toeristen-
­belasting van toepassing... u kunt er voor eigen rekening
een lijst om laten zetten... alles franco huis en ex btw...
maar als het object tenslotte bij u thuis hangt en u er elke
dag slechts een half uurtje naar kijkt dan hebt u de kosten
er zonder twijfel binnen zestien jaar uit...


Hans Wap

Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008

Weemoedigheid





HET HUWELIJK



Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.

Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.

Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.

Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.

Maar doodslaan deed hij niet,
want tussen droom en daad
staan wetten in de weg een praktische bezwaren

en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.


Rotterdam 1910



Willem Elsschot


uit: Willem Elsschot (1882-1960) Verzameld Werk, inclus. de gedichten. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2005

Borstwering



De engel buigt zich dieper en dieper

over de borstwering, totdat het
van opwinding begint te tintelen
in zijn vleugels. Zou hij zich

misschien naar beneden storten
en hun zo de kans geven te tonen
wat hij waard is als engel?
Dieper en dieper voorover:

de tinteling, de hunkering
in zijn slagpennen; de spreuken
herhalend, de spreuken vergeten;

waan, of wezen, of alletwee
voorbij. Maar waarom neuriet
hij dan niet, die engel van je,
die al paars wordende schaduw
waar ooit een balustrade was?

© Hans Faverey



Uit: Hans Faverey Tegen het vergeten, Amsterdam, De Bezige Bij, 1988

Dit veel te grote blauw


EEN KRAAI BIJ SIENA



Hoe een kraai vliegt over de heuvels
bij Siena: een verkreukelde zwarte lap
boven het koperen landschap.
Werkt zich rot, denk je van onder af,
met die averechtse vleugels.

Door de kijker zijn slimme snavel,
zijn eigenwijs hoofd: hij lapt
het toch maar. Niet de begaafde
vlechtwerken boven de stad
van de zwaluwen - hij blijft een aardse

zitter, die heeft gedacht
waarom zij wel verdomme? en is opgestegen
om zich verbaasd te begeven
naar dit veel te grote blauw.

Hoe zich deze woorden bewegen
ongeveer van mij naar jou.

© Willem van Toorn



Uit: Willem van Toorn Een kraai bij Siena, Amsterdam, Querido, 1979.

donderdag 20 augustus 2009

Op het balkon



KONIJN



veel liever nog

vanuit de duinpan

naar een stοverij
met wortels, uien, wijn

en lenteknollen
dan in zo'n hokje

οp 't balkon
vaak nog alleen


dat is pas triest
geen aanspraak

en geen partner
voor de dingen

waar een konijn
zο goed in is


Hans Wap


Uit: Hans Wap De laatste lemming, Varik, De Weideblik, 2008

Teer



LIEFDE IS


Ach! Hoeveel kopjes trok ik uit dit zakje thee?
In hoeveel verzen heb ik jouw gezicht bezongen?
Ja, hoeveel maal verdween de zon in zee?
En hoeveel teer bleef achter in mijn longen?

Op hoeveel fietsen reed ik daaglijks naar je toe?

En hoeveel smoesjes zijn er in je opgerezen?

Zó veel, dat thans statistisch is bewezen:

‘De liefde is toch zo een droef gedoe…’


Lévi Weemoedt

Uit: Lévi Weemoedt Geduldig lijden. Amsterdam, Thomas Rap, 1977.

Zwijgend




VANNACHT KWAM IK MIJN OUDERS TEGEN




Vannacht kwam ik mijn ouders tegen,
twee bleke schimmen die naar elkaar
toe negen in het witte licht van een lantaarn.

Aan hun geluk te zien kon ik nog niet
geboren zijn. Ze waren jong en heel verliefd.
Een groot verdriet bedroefde mij
omdat ik wist hoe het zou verdergaan.

Zij schaterde om iets dat hij haar toegefluisterd had.
Hij lachte hard zoals hij nog vaak doet.
We wisselden een beleefde groet
en daarna scheidden zich weer onze wegen.

'Wacht maar', riep ik hen na,
wij komen elkaar nog wel eens tegen.
Gearmd gingen ze zwijgend om een hoek.


© Hagar Peeters


Uit: Hagar Peeters Koffers zeelucht. Amsterdam, De Bezige Bij, 2003

In het gras


DE GELIEVEN



Uitgestrekt in het gras
een meisje en een jongen.
Ze eten sinaasappels, ze ruilen kussen,
zoals de golven hun branding ruilen.

Op hun buik in het gras
een meisje en een jongen
eten citroenen, ruilen kussen,
zoals de wolken hun flarden ruilen.

Uitgestrekt onder de grond
een meisje en een jongen
zeggen niets, kussen elkaar niet, ruilen zwijgen voor zwijgen.

© Octavio Paz



Uit: Lo Mejor de Octavio Paz, Barcelona, Seix Barral, 1989 - vert. Daan Bronkhorst.
In: Zo'n gelukkige dag - Dichters voor Amnesty International, samenst. D. Bronkhorst, Breda, De Geus, 2007.

Octavio Paz (Mexico, 1914-1998) nam op jonge leeftijd deel aan het antifascistisch verzet. Hij was ambassadeur in India, maar trad af uit protest tegen de moord op demonstrerende studenten in Mexico-Stad in 1968. In 1990 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur.

woensdag 19 augustus 2009

Kompellicht




ZONNEBLOEMLIED


Een oor aan de grond...


Onze diepste herinneringen
afgevoerd
met wagonladingen cokes naar de Hoogovens


en nu zitten we alle dagen op een keukenstoel
met wankele
longen


Leeg is het duivenhok
& 't bier van Valkenburg 't

smaakt ons naar stof

Stop ons, afgedankte
zwarte Toeth‑
Ank-Amons


terug
ondergronds, in de melanome

schachten van je zonne­bloemen

Licht
schilderen voor dood-

­gewone kompels

op de nachtelijke piramiden
van de Oostelijke Mijnstreek
dat was toch je verlangen, rode Faraoh


Vincent
van Zwart

Goud?


© Manuel Kneepkens


Uit: Manuel Kneepkens Zuiderlinks, Rotterdam, Bèta Imaginations, 1999
- met illustraties ('doodlings' of telefoonkrabbels) van de auteur zelf

In uw vel


VADER


Zoals jij zat
verloren in de hoeken van de tuin.
Een gevallen blad.
Een weggeworpen woord.
Een bijna-vogel voor de kat.

Zoals jij zat
in de laatste stralen van de zon.
Een schemering.
Een ondergang.
Een leeg gebloeide avond.

Zo zal ik zitten in uw vel.
Een oude rozentuin.
Een lege schommel.
Een oud gerei
verloren in de hoeken.

Maar ik zal vloeken... vloeken!


Pierre Van Laeken


Uit: Pierre Van Laeken Om alles een beetje verdriet, Hasselt (B.), Poëzievriendenkring 't Kandelaartje vzw, 1995.

Met dank aan Iris Van de Casteele

dinsdag 18 augustus 2009

Nergens waar jij was



PIANTA MONUMENTALE DELLA CITTÀ



Plattegrond van een stad:
de namen betekenen
illusie van altijd zekere
toegangen. Daar zijn. Houvast.


Het oog tast van links naar rechts.

Via Emilia Est.
In lichtgroen Stendhals Chartreuse.

Pleinen. Abdij. De grijze
rivier. Het park. Het paleis. De

Via Emilia Ovest.
Exact daaromheen de rest.


Maar nergens de stad waar jij was.
Je haren langs mijn gezicht
als een rivier. Kamer. Licht
door jalοezieën. Er past
geen kaart o
p hoe je daar ligt
anders dan dit gedicht.


© Willem van Toorn


Uit: Willem van Toorn Gulliver en andere gedichten. Amsterdam, Querido, 1985

Ademloos




Dit wordt ons niet ontnomen: lezen,

en ademloos het blad omslaan

IDA GERHARDT

maandag 17 augustus 2009

Hulpgeroep


DE ONTDEKKING






Een man ontdekte de zin van het bestaan,
holde naar buiten,
klampte iedereen aan, zei: "Luister!
Het is heel anders dan u denkt!"
en over zijn woorden struikelend
legde hij het uit
aan iedereen
en iedereen was stomverbaasd -
is dat dus de zin van het bestaan...
ach, hoe is het mogelijk...
schudde zijn hoofd,
sloeg vlammen van zich af,
sprong in sloten, rivieren, riep om hulp
of liep peinzend weg.




© Toon Tellegen



Uit: Toon Tellegen Een dansschool, Amsterdam, Querido, 1992

Wat heb je met onze klei gedaan?



DE ZIGEUNERIN HEEFT EEN GEOEFENDE HEMEL




Je hebt de lucht ziek achtergelaten in de moerbeiboom
maar ik
ik zal naar zee lopen om te ademen
Waarom deed je wat je ons hebt aangedaan, zigeunerin
Waarom had je er genoeg van
om te wonen in een wijk van lelietjes-van-dalen


Wij hebben zoveel goud als je maar wenst en onbezonnen
bloed in het nageslacht. Verpulver met je voeten
de icoon van het heelal en de vogels komen aangevlogen
Er zijn engelen en een afgerichte hemel
Doe wat je wilt! Breek harten als een notenkraker
en paardenbloed gaat stromen


Er is geen land voor jouw haren
geen woning voor de wind
geen dak voor mij in de Plejaden van jouw borst
Om de lachende seringen
rond jouw nacht loop ik het haartjespad
alleen. Alsof jij jezelf
hebt gemaakt, zigeunervrouw
Wat heb jij na dat jaar met onze klei gedaan


Jij kleedt je met de streek alsof je
snel een vuurbroek aanschiet
De aarde heeft geen ander werk voor jou
dan kijken wat bij weggaan hoort: enkelringen
voor het water. Een gitaar voor de lucht

Een fluit opdat India verder gaat
Ζigeunerin, laat ons niet achter zoals
een leger droeve sporen achterlaat

Toen jij in het gebied van de zwaluw neerstreek bij ons

hebben wij, onderdanig
onze deur voor de eeuwigheid geopend

Jouw tent is een gitaar voor zwervers
Wij kwamen en dansten tot de bloedrode

zon op jouw voeten scheen. Jouw tent
is een gitaar voor de paarden van de rovers van weleer

die tot legenden werden

Als zij een snaar bewoog, raakte haar Djinn ons aan

en kwamen wij in een andere tijd
Wij braken in haar ritme onze kruiken

één voor één
Wij waren niet goed of slecht zoals men zegt

Met tien vingers bepaalde zij neuriënd ons lot

De duiven droegen haar als een wolk uit onze dromen
Zal zij morgen terugkomen? Nee. Zij zeggen dat
de zigeunerin niet komt. Ζij trekt niet tweemaal

door een land. Wie zal de paarden
naar haar mensen brengen?
Wie zal na haar het zilver laten blinken?


Mahmoud Darwish

- vert. Kees Nijland en Asad Jaber -

Uit: Mahmoud Darwish Waarom heb je het paard alleen gelaten. Maassluis, Uitgeverij de Brouwerij, 2009.

zondag 16 augustus 2009

Walsje


SCHEPPINGSVERHAAL



misschien was god wel onvoorzichtig
toen hij het zoogdier schiep
de leeuw, akkoord, een meesterwerk
maar wat te zeggen van de mens?

en had de olifant niet moeten briesen
de dashond met zijn trieste blik
niet moeten piepen als een muis?
had die mens niet moeten mekkeren?

er waren dichters nodig, beter in geluid
zangers met perfecte strot
om wat verkeerd ging te herstellen:
constructiefouten in zijn schepping

hij schiep er enkele, mijn god
en met zijn vette schommelende lijf
deed hij, tot iedereens vermaak
een walsje in de balzaal op aarde

en of het goed was, zag hij niet



Luuk Gruwez


Uit: Luuk Gruwez Vuile manieren, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1994

Zoolbeslag - bij de hervatting van de voetbalcompetitie (1)



HET TWEEDE VAN BETHLEHEM


Als Jezus Christus gevoetbald had, al was het

maar in het tweede van Bethlehem geweest of
desnoods bij de sabbatmiddagamateurs
(hij had immers twaalf discipelen, dat zijn er
wel een paar te veel met de Heiland zelf
meegerekend, maar om te beginnen had Hij
Judas Iskariot, die voor dertig zilverlingen
een transfer naar Golgotha voor Hem op het
oog had, nog voor de verraderlijke kus in de
hof van Gethsemane tegen een schorsing voor
het leven kunnen laten oplopen)
dan was het mij in mijn jeugd nooit verboden
geweest om op straat achter een kaalgetrapt
tennisballetje aan het vuur uit mijn sloffen te lopen.
En dat vuur is niet alleen figuurlijk bedoeld,
want in de crisistijd voor de oorlog had je ijzeren
zoolbeslag onder je schoenen, zodat je
verwoede aanvalsdrift vaak door een regen
van vonken om je enkels begeleid werd.
Het was een koorts.
Het schoot door je aderen heen als vuurwater
door het bloed van de Indianen van Karl May.
Ik was net een krolse kat,
die houd je ook niet binnen.


JAN WOLKERS



Aanhef uit "De knieën van Jacquet", herinneringen van Jan Wolkers aan een vooroorlogse doelman,
in volledige vorm gepubliceerd in Hard gras nr. 3 / april 1995.

Fragm. naderhand opgenomen in Zeg eens bal - poëzie voor hart en knie, bloemlezing van 'voetbalgedichten'

[samenst. en red. Ben Herbergs – illustr. Len Munnik], Rotterdam, uitg. Bèta Imaginations, 2000.


Hemelpoort - hervatting (2)



SPARTAANS GEDICHT

(voor Jan)


Vroeger of later
ga je dood
Dat staat als een paal
boven water
Zo oud als Sparta
word je nooit

En als je gaat
is het je tijd geweest
Dat is een ding
dat zeker is

Zo niet
ofter een hemel is
maar àlster een is
dan zal je zien
dat de Hemelpoort – o!
brok in ons keel –
verdacht veel weg heeft
van het Kasteel


JULES DEELDER


oorspr. in Lijf- en andere gedichten (1991), later opgenomen in de verzamelbundel
J.A. Deelder Renaissance -Gedichten '44-'94, Amsterdam, De Bezige Bij, 1994.


Ook in: Zeg eens bal - poëzie voor hart en knie, bloemlezing van 'voetbalgedichten',
Rotterdam, Bèta Imaginations, 2000.

De geur van natte mannen - hervatting (3)



ABE LENSTRA


We stonden bij Achilles, het regende en woei,
in een geur van sigaren, nat gras en natte mannen,

het gromde en stampvoette om ons heen,
voetbal was oorlog, toen al.

Vader, weet je nog hoe het even doodstil werd,
de bal kwam, hij kwam uit de grauwe lucht
en woei voor het doel,

niemand had gezien dat hij daar stond.

Weet je nog hoe hij toen even met zijn hoofd knikte,
bijna ootmoedig, bijna verlegen, bijna
verontschuldigend.

We hadden verloren voor we het wisten. Abe.


Rutger Kopland




Oorspr. gepubliceerd in juni 1994, in WK-voetbalbijlage van NRC Handelsblad.
Later verschenen in Tot het ons loslaat (Amsterdam, Van Oorschot, 1997) en opgenomen in de Rainbow-uitgave Geluk is Gevaarlijk, een keuze uit Koplands gedichten (Amsterdam, Maarten Muntinga/ Van Oorschot, 1999).

Hier uit: Zeg eens bal - poëzie voor hart en knie, bloemlezing van 'voetbalgedichten' [samenst. en red. Ben Herbergs – illustr. Len Munnik],

Rotterdam, uitg. Bèta Imaginations, 2000.

Guur weer - hervatting (4)



DE REGENJAS



Het is niet de trainer, maar de regenjas!
Diens kraag, opgezet, is het
die de spelers nauwlettend gadeslaat
zijn revers zijn het die
Mannuuhh, aanvalluuhh
brulluuhh!

O, vraag mij daarom niet het verschil
tussen de trainer van Excelsior
& de exhibitionist
in het Kralingse Bos bij guur weer...

Vraag het Excelsiors ballen!




Manuel Kneepkens




Uit: Ode aan mijn kleren - over poëzie en beeldende kunst, bundel naar aanleiding van een gedicht van Pablo Neruda; project i.s.m. Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, redactie & samenstelling Cathrien Berghout. Oss, Uitgeverij Reinart Edities, 1997.

Ook in: Zeg eens bal - poëzie voor hart en knie, bloemlezing van 'voetbalgedichten', Rotterdam, uitg. Bèta Imaginations, 2000.

zaterdag 15 augustus 2009

Menschenbeesten - hervatting (5)



VOETBAL-HYMNE


O Spel, dat hoofd en hart der knapen vult,
Die dagelijks 't gedaas der krant verslinden,
In hartstocht, die geen smaak voor 't hoog're duldt,
Dat menschen beesten maakt, en zienden blinden -

Hoort, hoe het plebs uit rauwe kelen brult,
Terwijl het aan 't afzichtlijk schouwspel smult,
Als daar een horde woestaards en ontzinden
In 't schunnig schop-werk vuile vreugde vinden...

Ziet, hoe des lichaams schoonste lijn zich kronkelt,
De pees zich opbolt als een boos gezwel,
Wijl 't oog van een onheil'gen vuurgloed fonkelt...

Ja, duizendwerf vervloekt zij 't voetbalspel,
Waarbij bedrogen wordt, gewed, gekonkeld...
Voort! vuige voetbalbende - vaar ter hel!


Charivarius

Charivarius (= kabaal), pseudoniem van Gerard Nolst Trenité, was een Nederlands letterkundige, anglist en taalcriticus.
Onder eigen naam schreef deze Utrechtse predikantenzoon (1870-1946) ook schoolboeken. Met zijn schuilnaam verwierf hij grote bekendheid als columnist voor de Groene Amsterdammer, totdat deze krant in 1940 door de Duitse bezetter verboden werd. In de Groene had hij een taalrubriek, waarin de strenge taalleraar stijlfouten, vreemde zinswendingen en taalkundige misstanden aan de kaak stelde; allerhande ongerijmdheden die volgens Charivarius het pure Nederlands aantastten. Charivarius ging ook vurig tekeer tegen germanismen en andere buitenlandse invloeden die de Nederlandse taal binnenslopen. Vermoedelijk weinigen zouden zónder Charivarius ooit gehoord hebben van contaminatie, germanisme of pleonasmen als 'witte sneeuw', taalfouten die tegenwoordig meer door de vingers worden gezien dan in zijn tijd.
De oprichting in 1931 van het Genootschap Onze Taal is waarschijnlijk een gevolg van Nolst Trenité's hardnekkig ijveren voor correct taalgebruik.

Een deel van zijn columns is gebundeld in Charivaria (1913-1916).
Charivarius nam wel meer op de hak. Naast zijn taalrubrieken schreef hij veel spotrijmen, zoals het bovenstaande 'voetbalvers', dat voor het eerst werd gepubliceerd in het vijf delen tellende Ruize-rijmen die tussen 1914 en 1917 afwisselend in o.a. Haarlem (uitg. Tjeenk Willink) verschenen.
In 1922 werden de spotverzen definitief gebundeld (Amsterdam, zonder uitgever).



Met dank aan Lizet Kruyff

Zonder pijn - hervatting (6 & slot)



DE LAATSTEN DER MOHIKANEN

Daar staan ze
gebakken uit zeldzame klei.
De punten van hun laarzen
wijzen omhoog
om de aarde
geen pijn te doen.


Jana Beranová



Uit: Ode aan mijn kleren - over poëzie en beeldende kunst, bundel naar aanleiding van een gedicht van Pablo Neruda. Oss, Uitgeverij Reinart Edities, 1997.

Ook opgenomen in: Zeg eens bal - poëzie voor hart en knie, bloemlezing van 'voetbalgedichten', Rotterdam, Bèta Imaginations, 2000.

vrijdag 14 augustus 2009

Pumps



DE KNIEËN VAN ROXANI


ΤΑ ΓΟΝΑΤΑ ΤΗΣ ΡΩXΑΝΗΣ



Het maakt geen deel uit van de eeuwige waarheid dat
je pumps met paarse hakken en een gesp οp de neus
draagt. Noch dat je je fraaiste ledematen aan de tand
des tijds poogt te onttrekken. Groene bladeren vallen
krakend neer en bedekken de grond. Op de grond zijn
ze beter te zien dan je je kunt voorstellen. Ik bedenk,
als de dood bestaat is het vooral zijn verlangen de
natuurlijke orde der dingen omver te werpen. Geef
me je hand. De tijd liegt niet en van al zijn uitspra-
ken is er misschien iets dat achter zal blijven


op je huid als een flintertje onsterflijkheid.


© Násos Vayenás



Uit: Násos Vayenás Biografie en andere gedichten – vertal. uit het Grieks: Marko Fondse en Hero Hokwerda.
Amsterdam, Het Griekse Eiland, 1990.

Hang mijn dromen aan de kast



DE ZEVEN DAGEN VAN DE LIEFDE

- twee fragmenten -


(...)

Woensdag: Namis


Vijf en twintig vrouwen is haar leeftijd. Zij werd geboren
zoals zij wilde. Zij loopt rond haar spiegelbeeld
alsof zij in het water iemand anders is: mij ontbreekt

een avond om in mijzelf te rennen en mij ontbreekt
de liefde om boven de toren uit te springen. Zij stapt weg

van haar schaduw om de bliksem voorbij te laten gaan
zoals een vreemdeling voorbijgaat in zijn gedicht


(...)

Vrijdag: Een nieuwe winter


Als je ver weg bent, hang mijn dromen
aan de kast als herinnering aan jou of mij
Er zal een nieuwe winter komen en ik zal
twee duiven op de stoel zien. Dan zie ik
wat je met de kokosnoot deed: uit mijn taal
is melk over een ander kleed gevloeid

Als je weg bent, neem de winter!



© Mahmoud Darwish



- vert. Kees Nijland en Asad Jaber -


Uit: Mahmoud Darwish Waarom heb je het paard alleen gelaten. Maassluis, Uitgeverij de Brouwerij, 2009.
Oorspr. titel Limâdhâ Tarakta al-Hisân Wahîdan (Beirut, 1995).


Mahmoud Darwish (1942-2008, Palestina) is een van de belangrijkste hedendaagse dichters uit het Arabisch taalgebied. Zijn poëzie is verschenen in meer dan dertig talen. In Nederland is hij vooral bekend door zijn optredens als gastdichter tijdens het Poetry International-festival in 1972 en 1986.
'Waarom heb je het paard alleen gelaten' wordt gezien als een collectieve herinnering van het Palestijnse volk aan wat dat sinds 1917 overkomen is. De dichtbundel wordt door velen beschouwd als hoogtepunt van het werk van Darwish.

De latere Stem van Palestina, geboren in Al Birwa (Galilea), moest in 1948 als zesjarig kind met ouders en familie naar Libanon vluchten toen hun dorp werd vernietigd tijdens de Arabisch-Israelische oorlog. In Haifa, waar hij later lange tijd woonde, sloot hij zich oorspronkelijk aan bij Rakah, de Israelische communistische partij. Darwish werd herhaaldelijk gearresteerd en gevangen genomen omdat hij zijn woonplaats zonder toestemming had verlaten en uiteindelijk werd hem ook zijn Israelische nationaliteit ontnomen.

Uit de dichtbundel Staat van beleg (Hâlat Hisâr ) is dit bekende fragment van hem afkomstig:

Hier, tussen de glooiende heuvels, bij zonsondergang
staan we voor de afgrond van de tijd,
bij boomgaarden die van hun schaduw werden beroofd
en doen we wat gevangenen doen,
doen we wat werklozen doen:
we koesteren hoop.

[Breda, De Geus, 2009 – met vertalingen van Ward Vloeberghs, John Nawas en Tine de Betue]

Mahmoud Darwish ontving diverse internationale onderscheidingen, in Nederland kreeg hij in 2004 voor zijn literaire verdiensten de Prins Claus prijs.
Hij overleed vorig jaar op 66-jarige leeftijd in Houston, Texas.


Na drie dagen van nationale rouw, afgekondigd door de Palestijnse president Mahmoud Abbas, werd Darwish op 13 augustus 2008 door een stoet van duizenden mensen begraven in Ramallah.